Vanaf morgen is het weer zover, Muis gaat weer Op Pad. Nu is het wel zover maar om eerlijk te zijn: zo ver zullen we niet komen. Gingen we normaal bijna een maand op pad, nu is dat, wegens omstandigheden, iets ingekort. Het wordt een dag of veertien. En omdat de tijd wat beperkt is en de benzine loeiduur hebben we het idee opgevat om wat dichter bij huis te blijven om de plekken waar we normaal gesproken blind aan voorbij gaan met een bezoek te vereren.
Plekken die ongezien zijn gebleven in onze haast om beter weer te vinden maar ook omdat we vaak vol haast op weg zijn naar het ‘echte Frankrijk’, iets wat in de Nederlandse ogen pas ruim onder Parijs begint. Plaatsen die we alleen kennen van de bordjes bij de wegafslagen of omdat er een kaassoort naar vernoemd is. Het wordt dus een beetje een ontdekkingsreis. Misschien valt het mee, dit nieuwe gebied, maar misschien ook niet. We zullen het zien.
Natuurlijk kunnen jullie ook weer mee. Met wat geluk, en dat lukt altijd vrij aardig, staat er vanaf het einde van de week iedere dag een nieuwe blog op www.muisoppad.nl en klik dan ‘Het vergeten land 2022’ aan. Op het moment dat je dat gedaan hebt stap je bij ons in en ga je mee, op weg naar nieuwe belevenissen en onbekende oorden. Wil je vrienden meenemen, dat kan altijd, nodig ze maar uit. Enne.... commentaar vanaf de achterbank is altijd welkom. Laat maar wat van je horen.
Ponte-Avancé, Phillipinne, Rétranchement…. Zo op het eerste gezicht lijken we omringd door Franse gehuchten maar niets is minder waar. We staan op de Zeeuwse klei, op de Zeeuws-Vlaamse blauwe zeeklei om precies te zijn. Op zoek naar vergeten gronden leek ons dit een mooie start. Verder westelijk in Nederland kan je eigenlijk niet want daar ligt de Noordzee, een paar kilometer meer zuidelijk en je zit in de Westhoek in België, in het noorden ligt de Westerschelde en om het rijtje maar even te vervolmaken en, hoe gek het ook mag klinken, iets oostelijk van ons ligt Zuidzande.
Vanmorgen zijn we deze kant op gekomen. Als vanouds hadden we ook dit keer weer een probleempje, het zal de vaste lezers niet onbekend voorkomen. We hadden wat lekkage. Nu klinkt dat erger dan dat het was, maar toch. De caravan heeft een vaste tank voor water en nu is het altijd handig om voor onderweg een voorraadje vocht in te hebben. Met een liter of twintig kom je de eerste dag wel door. Nadat ik de eerste gieter in de tank had gegooid ging ik terug voor een tweede gieter. Bij mijn terugkeer bleek ineens het hele pad doorweekt te zijn. Geregend had het niet dus er moest wel een andere oorzaak zijn. Ook de tweede gieter geleegd en maar eens door de knieën gezakt. Uit een rood leidinkje, achter het wiel, kwam het water bijna nog sneller naar buiten als dat het naar binnen gegaan was.
Potverdorie, hoe kan dat nu weer in hemelsnaam. De aftapventielen had ik dichtgedraaid maar daar kwam het water ook niet vandaan. Iets verkeerd gegaan met de servicebeurt? Wie zal het zeggen. Snel de caravanboer maar even gebeld maar het was 17.58 uur dus geen gehoor. Nou, het zat de afgelopen weken toch al tegen dus dit kan er ook nog wel bij. Morgen maar even bellen, dan maar wat later weg. Vanmorgen gebeld en daar kwam de verklaring: ‘Ja, die aftapventielen, die zijn natuurlijk alleen voor de boiler, de tank moet je apart leegmaken. Dat hebben we dus gedaan en als je de stop zoekt, die ligt in het keukenlaatje’. En jawel hoor, toen ik het laatje open trok lachte hij me vrolijk toe. Twee minuten later was het probleem uit de wereld.
Het was een uur of elf toen we het pad af reden. Tweehonderdzeventig kilometer verder vonden we camping De Couter, gelegen tussen de Frans klinkende gehuchten. Het lijkt hier overigens wel klein Babylon aan de plaatsnamen te oordelen. Pyramide, Turkeye, Maagd van Gent, Sasput en Ponte. Maar ook onmiskenbaar Nederlandse namen als Boerenhol, Nummer Eén en Waterlandkerkje zijn we al tegengekomen.
Vanmiddag nog even een rondje gereden. Wat een geweldig landschap hier. Mooi slingerende dijken die vastgehouden worden door enorme knotwilgen of statige populieren. Ze beschermen met hun omarming de akkers met graan, boomgaarden en weilanden. Patrijzen scharrelend op de weg, schichtig wegvliegend wanneer je te dichtbij komt. Fazanten die nieuwgierig hun kop, boven de aarden walletjes die de aardappelen beschermen, uitsteken. Ooievaars, hoog boven de huizen, luid klepperend op hun nesten. En rust. Volop rust. Hier hoor je de bladeren nog ruisen in de wind. Het brengt bij mij herinneringen naar boven. Zaken die ooit gewoon waren maar die heel geleidelijk verdwenen zijn. Zo geleidelijk dat het gemis je ontgaat en je er niet meer bewust van bent en je ze vergeet. Totdat je hier komt, hier in het vergeten land. Dit land dat gelukkig vergeten is door de tijd. Het land dat je helpt om alles wat je vergeten bent te herinneren en dat is mooi.
Vergeetachtigheid wordt niet altijd als een zegen beschouwd maar vanmorgen had ik dat toch wel als zodanig gedaan. Niet voor mezelf maar ik zat meer te denken aan de haan die vandaag het krieken van de dag aankondigde. Onze naaste buurman was het, de haan. Gisteren hadden we geen erg in het beest gehad maar we stonden wel naast het kippenhok waarin hij de baas was.
Nou ja, kippenhok. Het was eigenlijk niet eens echt een hok. Het was zo’n omgebouwd blikken tuinschuurtje dat nu als hok dienstdeed. Zo’n metalen doos waarin het zo heerlijk kan galmen. In de voorkant zat een gat waardoor de kippen naar binnen en buiten konden lopen. Om ervoor te zorgen dat ze niet te vroeg buiten kwamen was er een stuk betongaas voor gezet. Het licht kon er dus wel mooi naar binnen. De haan was dus mooi op tijd op de hoogte dat de dag weer begon. De kippen konden er dus niet uit maar het gekraai lukte dat wel en daar kwamen we achter. Om kwart voor zes al.
Eigenlijk habben we nog wel geluk, de zon komt niet al te vroeg op. Over een maand is het een uur eerder maar kwart voor zes vond ik toch eigenlijk wel vroeg genoeg. ‘Kuthaan’, klonk het bij mij onder de dekens vandaan maar dat kan natuurlijk niet. Kuthanen bestaan nu eenmaal niet. Kuthanen kukelen niet want kuthanen zijn kippen. Een kuthaan is een soort van transgenderhoen. Kuthaan heet met een mooi woord in de Nederlandse taal een oxymoron. Een woord dat een tegenstelling in zich draagt. Althans, bij ons kan het niet, hier misschien wel. We zitten per slot van rekening in Zee-land, wat ook een oxymoron is, net als bijvoorbeeld een zeemeer-min. En zo zijn er nog wel een paar te bedenken: man-wijf, broek-rok, boos-aardig, vol-ledig en onze spitsvondige lezers weten er misschien nog wel een paar… maar voor dat soort overwegingen was het me vanmorgen nog wat te vroeg. ‘Kuthaan’, klonk het dus.
Bij de 23ste kukel vond ik het wel mooi en ben ik er uit gegaan. Tandengepoetst, wandelschoenen aan en met een appel in de zak op pad. Gisteren had de Wallenroute gezien. Wanneer we het over De Wallen hebben krijgen mensen vaak direct associaties met Amsterdam maar dat is hier totaal niet van toepassing. In oorsprong wellicht wel maar die in Amsterdam zijn toch een andere weg ingeslagen. De Wallen hier vormden een verdedigingswerk. In eerste instantie vond ik het vreemd. Midden op de Zeeuwse klei ligt een ‘fort’ maar wat beschermt het nu eigenlijk.
Tijdens mijn wandeling werd het me duidelijk. Vroeger lag hier Het Zwin, een geul die Brugge, ooit een mooie welvarende Hollandse stad, verbond met de zee. Tegenwoordig is Het Zwin bijna verdwenen, hier en daar rest er nog een stukje van, maar aan het begin van de 80-jarige oorlog was dit nog een belangrijke handelsroute. Belangrijk genoeg om het aan de zeekant te verdedigen. Met dit doel werden fort Oranje en fort Nassau gebouwd. Hier verdedigeden de Staatse Troepen hun belangen tegen de vuige Spanjool.
Nadat ze hun doel verloren hadden ontstond binnen de omwalling Retranchement, een klein dorp. Klein genoeg om te worden vergeten en daardoor te blijven zoals het was. Aan de westkant liggen de restanten van het Zwin, verder wordt het omgeven door een prachtige waterpartij. Daar waar de grond voor de wallen vandaan gehaald werd ontstond een sloot, gracht, hoe noem je zoiets. Een prachtige wandeling gemaakt. Een prachtige start van de dag.
Ik schreef het al eerder. Wat een rust hier. De enige man die ik onderweg sprak had geen kippen. Hij had gewoon de wekker gezet. Zo’n soort van mechanische haan. Zo’n ding waartegen je zegt als hij te vroeg begint te rinkelen: ‘Gatverdamme, nou al weer, die Klotewekker!'
Vroeg wakker vanochtend. Dankzij de haan en het Eurovisie Songfestival, het liedjesfestival dat weinig met zingen te maken heeft, had ik het vrij vroeg bekeken gisteravond. Ik lag al op tijd. Nu heb ik een vrij regelmatig slaapritme, nou eigenlijk is het meer een blaasritme. Na een bepaalde tijd is het ding vol en moet hij leeg. Het is het beste om dan het bed maar even te verlaten anders geeft het zo’n bende. Ja, en dan ben ik wakker en heeft het weinig zin om er weer in te kruipen want de slaap vatten lukt dan toch niet meer. Vanmorgen was dat even voor half zes. Het schemerde buiten al en het was een prachtig stille ochtend.
Rugzak volgeladen, wandelschoenen aan en op pad. Op naar het Zwin, hier zo’n drie kilometer vandaan. Eens even kijken wat dat te bieden heeft want ik was wel nieuwsgierig. Het is namelijk alles Zwin wat hier de klok slaat. De Zwinautoroute, fietsroute van de verdwenen havens van het Zwin, Wandeltocht langs de resten van het Zwin, een boek over de vogels van het Zwin tot aan de Zwinburger met zeewier bij MacDonald toe.
Het huidige Zwin is nog slechts een schim van wat het ooit was. Een gat tussen de duinen waar eb en vloed hun werk doen. Een soort van Slufter. Ver landinwaarts komt het water niet, het loopt vast tegen de nieuw aangelegde dijk. Wanneer je daar bovenop staat krijg je wel een idee wat een waterpartij het geweest moet zijn voordat de verzanding toesloeg. Twee kilometer landinwaarts ligt de Oude Zeedijk. Drie kilometer breed was de inham ooit en het ging ruim twintig kilometer landinwaarts. Nu rest nog slechts een natuurgebied dat gedeeld op Belgisch en Nederlands grondgebied ligt.
Ik was alleen en had de zonsopkomst helemaal voor mezelf. Pas na een kilometer of zes kwam ik iemand tegen op het pad in de duinen. Een man met een hond. Een grijze hond, net als ik. Hij moest dus al oud zijn. Met een groet passeerde ik hen. De hond zei niets terug, de man trouwens ook niet. Op het strand was ik weer alleen. Samen met honderdduizend aangespoelde kwallen, glanzend in het licht van de opkomende zon. Oostenwind, die ons het mooie weer bracht, is ongetwijfeld de oorzaak. In de verte twee vroege vissers. Bij Cadzand-bad heb ik de toeristische bebouwing weer opgezocht en ging ik richting het oude Cadzand. Daar trof ik weer een man met een hond. Die reageerde wel op mijn groet, sterker nog, in het half uur dat volgde was hij bijna onafgebroken aan het woord.
Het was een import-Nederlander, vroeger was hij Belg, nu niet meer. Althans, zijn paspoort had hij ingeruild. Belg zijn is geen status, het is een soort van moedervlek. Dat veeg je niet zomaar uit. Het gesprek begon vrij onschuldig. ‘En, hedde Gij schone foto’s maken kunnen?’ Ik kon het beamen vertelde hem de route die ik gemaakt had. Hij woonder hier al achttien jaar vertelde hij. Door heel Europa had hij gewerkt voordat hij hier neerstreek. Daarna kwam het gesprek op Cadzand-bad. Twintig jaar geleden nog een onaangeroerd stuk duingebied met wat doorgangen richting strand. Totdat Vlaamse projectontwikkelaars hun oog op dit gebied lieten vallen. Knokke-Heist was vol en iets verder, op spuugafstand over de grens, lag er in Cadzand-bad braakliggende grond op wat toekomstvisie te wachten en dat trof, dat hadden de mannen. De CDA-fractie van Sluis zag dat ook wel zitten en met gezwinde spoed, hoe toepasselijk in dit verhaal, ging men aan de slag.
Residenties, hotels, appartementencomplexen, vakantieparken, in tien jaar uit de grond gestampt. Cafés, bakkers en supermarkten bevinden zich op de vakantieparken met bijbehorende prijzen. De oude bakker en de Spar in het oude dorp dat 193 zielen telde, wordt de nek omgedraaid. Mogen niet uitbreiden om het nieuwe winkelcentrum in Oostburg niet in de weg te zitten. Knokke Noord wordt deze nieuwbouwpuist nu spottend genoemd. Patjepeeërs uit Knokke laten zich naar de nieuwe Marina varen om bij Sergio Hermans te komen eten. ‘Drie stukjes brood meneer, met wat zalm en rucola. En dat voor driehonderd euro. En dat alleen maar zodat men kan zeggen dat ze bij Sergio gegeten hebben. En na het dessert met de boot weer terug’.
‘Onbetaalbaar voor de oorspronkelijke bewoners wordt het meneer’. Nu is het zo dat zonder ontwikkeling alles stil staat, dat begreep hij ook wel. Punt is dat de dorpen in de omgeving er ook mee te maken kregen. De lokale Prins Bernhardjes begonnen panden op te kopen in de buurt voor de verhuur. ‘Awel, de dorpen lopen leeg meneer. De eigen bevolking kan de prijzen voor de woningen niet meer opbrengen, de scholen sluiten, de middenstand verdwijnt, kortom, het worden spookdorpen. Het grote geld, daar gaat het om, het eigen volk dat wordt vergeten’. Het ging hem aan het hart, dat kon je zien maar hij schepte er duidelijk vreugde in dat bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen de hele CDA-fractie, die hij voor deze ontwikkeling verantwoordelijk hield, weggevaagd was.
Het zou zijn tijd wel duren zei hij. Hij zat nog wel goed maar hij vond het vervelend dat rondom hem heen de huizen leeg kwamen te staan. Slecht onderhouden werden. Tuinen verwilderden. Zijn tuin had daar geen last van zei hij. ‘U komt er straks langs meneer, Badhuisweg 13’. En inderdaad, het was een lust voor het oog, de man zijn tuin. Het zal straks een hoop opbrengen wanneer er een bord in de tuin komt. Want dat gaat natuurlijk uiteindelijk gebeuren. Met een andere kijk op de omgeving en wat weemoedig vervolgde ik mijn pad. Moet ik me nu schuldig voelen voor mijn komst of niet?
Maandagochtend. Voor de meeste mensen beginnen de gewone bezigheden weer. Ook voor mij, met dat verschil dat het me niets uitmaakt of het nu zaterdag of woensdag is. Het verhaal mag verondersteld bekend te zijn. Wederom een prachtige dag, we treffen het. Bloedrood komt hij op, de koperen ploert. Vanaf de camping schiet ik wat plaatjes. Een veilige keus misschien maar ik vind het mooi, het ochtendrood. Daarna de schoenen aan en op pad. Richting het zuiden dit keer. Een mooie wandeling maar helaas geen boeiende ontmoetingen. De mensen hebben waarschijnlijk te veel haast op de maandag, had ik vroeger ook.
Om half tien weer terug. Tijdens het douchen kom ik erachter dat ik gisteren mijn shampoo en badschuim van Rituals, de frisgeur voor oudere heren, herkenbaar aan de grijze flacon, na het douchen vergeten ben. Zal nu wel in een Duitse caravan staan. Een Fendt of een Hobby. Ik denk dat de vinder er van, met ondersteuning van mijn geurtje, bij zijn ega nog even wat grijs genot met fris geurende genitaliën probeert te scoren. Haar dingen laten doen die zij liever allang vergeten zou zijn. Ze moet iedere dag al koken, afwassen en de caravan schoonmaken en dan dat er ook nog bij. ‘Nein, nein, mein Schatz, aan mijn lijf geen polonaise meer. Das war Einmal’. Maar ja, daar heb ik mijn fles niet mee terug. Even met een alternatief naar de douche dus maar en het moet gezegd worden, Klok afwasmiddel schuimt lekker en doet werkloze plekjes weer lekker ruiken.
Besloten dat we morgen gaan verkassen, we knopen er gewoon nog een dag aan vast. Vandaag gaan we nog even de buurt verkennen. Gisterenmiddag hebben we dat ook gedaan, toen zijn we in Damme beland maar omdat het verhaal van gister al vrij lang was heb ik daar niet over gerept. Een leuke stad, of eigenlijk stadje. Groot is het niet, de geschiedenis van Damme is dat wel. De kerk is overigens ook groot. Met een toren van 42 meter. 212 treden voor je boven bent maar dan heb je een prachtig uitzicht over de stad waar Tijl Uylenspiegel zijn avonturen beleefde. Aan de markt vind je het museum dat aan hem gewijd is en er tegenover het restaurant: Tijl en Nele. Nele was de vriendin van Tijl, ze was een lichtekooi, een prostituee. Dat maakt niet uit, haar hart was goed en de broodjes die we kregen waren prima.
Vandaag wederom een rondje in de buurt gedaan. Via wat omwegen in Aardenburg beland. Al bewoond rond in de steentijd maar pas het jaar 179 toen het Castellum Rodanum gesticht werd kreeg het belang. Volgens eigen zeggen de oudste stad van Nederland maar ook Dordrecht, Nijmegen en Geertruidenberg hebben claimen deze titel. Net als veel plaatsen hier had Aardenburg verbinding met de zee via het Zwin maar die is hier totaal verdwenen. Gek dus eigenlijk dat wij in restaurant De Kaaipoort aan de Kaai bij de Haven zaten te eten. Het enige dat nog aan water deed denken waren de paling in het groen en de eend met mandarijnsaus op de kaart. Je kan er rustig heen gaan. Heeft niet echt uitstraling maar het eten is er prima.
Daarna zijn we naar Groede gegaan. Bij de Fonteyn hebben we de maaltijd afgesloten. Met warme chocolademelk. ‘Wilt u puur, melk of witte chocolade?’ was de vraag. Nu komen wij uit Chocomelland dus die vraag was me nog nooit gesteld maar na wat uitleg werd het me duidelijk. Men doet chocoladepastilles naar keuze in een glas en giet daar hete melk op. Even roeren en klaar is Kees. Smaakte prima, chocolademelk zoals het eigenlijk hoort te zijn.
Op de terugweg nog even naar de zee kijken. Stonden we er net komt opeens Ger Klomp het fietspad afrijden. Voor wie niet weet wie hij is: Ger was de ontwerper en bouwer van ons huis in 1987. Ik keek ervan op want volgens mij had ik toch alle rekeningen betaald. Dat bleek want hij was hier op vakantie. Fietstocht via West Nederland naar België en daarna naar Luxemburg was de bedoeling. Mooi, veel succes Gerrit, mooi weer toegewenst, dan hebben wij het ook en weinig lekke banden. Vanavond als afsluiting nog even naar zee gereden. Kijken of de ondergang net zo mooi was als de opkomst maar dat viel tegen. Hopelijk valt het morgen niet tegen en vinden we iets naar ons zin. Eerst maar eens even bepalen waar we nu precies heen gaan.
Eigenlijk zouden we gisteren al gaan maar het werd vandaag. Richting Frankrijk. Reims of omgeving. Het werd het laatste. We staan in de Avesnois. Een regionaal park in het noorden grenzend aan België, in Henegouwen iets onder Charleroi. Een vergeten land. Ooit onderdeel van de Verenigde Nederlanden. Stond onder leiding van Jan II van Avesnes, die later Graaf van Holland werd en in 1297 de West-Friezen bij Vrone de pan in hakte, maar dat weet ook al bijna niemand meer.
Net als altijd maken we weinig mee gedurende de reis. Gelukkig maar. Eén keer hebben we anders meegemaakt en daar heb ik weken pijn in mijn buik van gehad. Onderweg trouwens nog wel wat nieuws gezien. De oplossing tegen wanbetalers bij tanken. Je moet om te kunnen tanken eerst over een spijkermat rijden die wel heen ingedrukt kan worden maar terug niet. Bij ons zou dat weinig zin hebben maar hier moet je langs een kassa met een slagboom dus daar kan je ook niet weg. Prima idee.
Na wat campings te hebben bekeken zijn we hier beland. Nou ja, dat wil zeggen, bekeken. Eén bestond er helemaal niet meer, dat kan dus ook. Eén was er nog niet open en een ander zag er niet echt geweldig uit. Toen maar naar Fourmies. Een municipal. Een Gemeentecamping. Ze bestaan dus nog. Als je er nog op één wilt kamperen mag je wel opschieten want ze verdwijnen in rap tempo. Volgens onze gids waren er 50 plekken voor passanten maar ik denk dat ze zich een nulletje vergist hadden. De andere 45 plaatsen waren sinds het drukken van de folder ingenomen door van die vreselijke mobil-homes, Straks heeft iedereen een caravan en zijn er geen campings meer voor, zie je het al voor je?
Wel waren er een paar prachtige, nieuw aangelegde, plekken voor campers en daar mochten we er van de receptionist één van uitzoeken. Bedekt met mooi grijs grint en een nieuw ingezaaid perkje ernaast. Zag er keurig uit. Caravan losgekoppeld, mover aan, en mooi zacht reed de caravan het licht hellende perceeltje af. Aan het einde van het perceel aangekomen hadden we toch het idee dat het misschien wel beter was om de caravan een kwartslag te draaien. Jammer genoeg moest het voorwieltje daarbij over het ingezaaide perkje.
Dat ging wat moeizaam. Het wieltje zakte steeds dieper de grond in en ploegde het stukje groen langzaam maar zeker helemaal om. Er verscheen een prachtig mooi krullende vore in de grond, uitermate geschikt om suikerbieten in te zaaien. Ondertussen groeven ook de wielen zich langzaam maar zeker in het loszittende grint. Met wat geweld kregen we het wieltje weer uit de grond en met de deurmat als ondersteuning hebben we de caravan op zijn plek gekregen. We hebben echter het zekere maar voor het onzekere genomen en hebben de caravan op de scheidingsstenen van het grind -en grasveld gemanoeuvreerd waar hij stevig staat.
En daar staan we nu. Voor zover we hebben kunnen zien zitten we in een prachtige omgeving maar vanmiddag ontbrak ons de moed een beetje om te gaan kijken. 32 graden was het, te warm om je in te spannen. Morgenvroeg dan maar. We nemen contact op.
Het viel een beetje tegen, de wandeling die ik vanmorgen maakte. Het circuit des Etangs des Moines heette het, volgens de bordjes 4 kilometer lang. Geen idee hoe ze aan dat getal kwamen, toen ik aan het einde was stond er bijna 7 kilometer op de teller. Het begin ging nog wel, langs wat aangelegde meren, voor de niet Frans-sprekenden, het was het rondje rond de monnikenmeertjes. Die hebben in het verre verleden hier wat meren uitgegraven voor het kweken van vis. Ik betwijfel trouwens of de mannen zelf prut aan het habijt gekregen hebben. Dat spitten zullen ze ongetwijfeld uitbesteed hebben aan de horigen onder het mom van een uurtje vagevuur minder.
Daarna het bos in. De route was gemarkeerd met gele streepjes op de bomen maar na mijn ontmoeting met de Onze Lieve vrouw van het Bos in haar eigen knusse kapelletje heb ik geen streep meer gezien. Een tijdlang het pad gevolgd waar ik op liep maar er verschenen allerlei kleuren, twee gele strepen, rood-geel, blauwe stippen, maar de enkele strepen waren opeens verdwenen. Mogelijk werd ik even op de proef gesteld door de Dame in het Groen maar dankzij Google hoefde ik Haar gelukkig niet aan te roepen. Gelukkig maar, had ik morgenvroeg ook nog een kaarsje moeten branden. Ik denk dat ze het grapje wel vaker uithaalt want ondanks het vroege uur stonden er al zeker een stuk of zeven te branden, ik was dus niet de eerste vandaag.
Later op de dag op ontdekkingstocht door de Avesnois. We moesten het een beetje op gevoel doen want een uitgestippelde route was niet voorradig bij de Office de Tourisme. Wat een geweldig mooie streek, althans in mei. Alle weilanden kleuren geel en wit van de boterbloemen en het fluitenkruid. Ik denk dat wanneer we een week later gekomen waren het voor een groot gedeelte verdwenen zou zijn want hier en daar is het maaien begonnen. Door het gebied lopen een paar riviertjes, de Helpe in twee varianten, de mineur en de majeur. De eerste stelt niets voor, de tweede is iets groter.
En dan is er nog de Sambre, een wat grotere rivier die hier niet ver vandaan ontspringt en bij Namen de Maas instroomt. En omdat ze vroeger ook geen Russisch gas, kolen of olie hadden, net als wij straks, moesten de boel op een andere manier draaiende houden. En daar werd de Sambre voor gebruikt. Er staan hier een paar prachtige watermolens. Op het moment nog wat vervallen maar volgens de borden wordt er hard aan gewerkt om ze weer werkend te krijgen. Ik denk dat ze voor een wat kleiner dorp de elektriciteit toch wel op kunnen wekken.
Wat we ook verschillende keren tegenkwamen waren muziektenten op een paal. Het orkest moet er met een ladder in klimmen, laddertje weg, luikje dicht en toeteren maar. Of dit nu bedoeld is om de muziek beter hoorbaar te maken of om het orkest in bescherming te nemen bij onvoldoende prestaties, helemaal duidelijk was het niet. Apart wel. Kiosken worden ze hier genoemd. En dan heb je nog de aparte kapelletjes langs de kant van de weg hier, de Oratoires. Ze zien er een beetje uit als omgekeerde oude kanonnen. Het zijn gemetselde blokken van blauw hardsteen met boven in een uitsparing voor een beeldje of een tak buxus, net wat je wilt. En daar zitten dan weer tralies voor want stel je voor dat ze wegloopt.
Een mooie dag met een nog mooiere afsluiting. Sinds de start van de reis deed de spoelinstallatie van het toilet in de caravan het niet meer. Geen nood, een fles water werkt ook maar toch lastig. Een kapot zekeringetje dacht ik. Ik het ding eruit gehaald maar ik kon niet echt zien of hij stuk was. Even een nieuwe erin zou je zeggen. Dat dacht ik ook maar het was een aparte. Drie ampère. Zie je eigenlijk nooit. Ze waren wel te bestellen bij Thetford, die de wc’s maakt. Voor 12,50 had ik hem dan in de brievenbus. Bij diverse autospeciaalzaken was hij ook te krijgen, online dan, en dan kostte het versturen ongeveer 165 keer zoveel als het dingetje zelf.
Vandaag had ik geluk. We kwamen een achenebbisj (over mooie woorden gesproken) automaterialenzaak tegen en daar voor de grap maar even naar binnen. Een alleraardigste dame toverde een doosje onder de toonbank vandaan en voilà, nog geen twee minuten later stond ik weer buiten met twee turquoise zekeringen van 3 amp. Gelijk maar één extra voor de zekerheid. En dat voor in totaal twintig cent. Na wat gefriemel in de ingewanden van de caravan spoelt het water hier nu weer volop. Misschien kunnen we er, met wat huisvlijt, er straks de elektrische auto wel mee opladen.
Vandaag hebben we de ontdekkingstocht in de Avesnois nog even doorgezet. Na een uitermate rustige ochtend zijn we rond een uur of half elf de auto ingestapt maar niet nadat we afscheid genomen hadden van onze Britse buren. ‘Any plans for today?’ klonk het van over de heg. Ik keek op vanuit mijn boek en zag dat Charles net zijn werkhandschoenen aantrok om de tuinslang in het vulgat te stoppen. Ja, dat is toch wel altijd een smerig klussie. ‘Nothing in particular’ was mijn antwoord die ik direct liet volgen door de wedervraag: ‘And you?’ Want om eerlijk te zijn, hoewel ik best wel aardig uit de voeten kan met Engels kan je hem beter aan het woord laten want hij spreekt het ongetwijfeld veel beter.
‘Well, we’re leaving for the Lorrain-area today and in about two weeks we’ll hope to reach Grenoble’. Ja, en toen moest ik. Ik zei dat we nog een dag bleven alvorens we richting Champagne-Ardennen gaan. En dat we nog wel een dag hier wilden blijven omdat we toch wel onder de indruk waren van de omgeving vooral ‘the the astonishing beautiful blooming meadows’. Zo, die was eruit. Stond ik toch bijna even van mezelf te kijken.
En hij waarschijnlijk ook. Hij dacht natuurlijk oh jee, die lult me eruit, dat is geen familie van Louis van Gaal. Gauw zorgen dat ik weg ben. De aandacht ging dus direct weer naar de watertank die net op dat moment overliep. Ja, vertel mij wat. Als het even moeilijk wordt zoeken ze allerlei uitvluchten om er maar onderuit te komen. Kijk maar naar Johnson en zijn Brexitborrels. Ik wenste hem nog een goede en veilige reis. Een schuchter ‘’thank you, enjoy the rest of your stay’, was het laatste wat ik hoorde van de andere kant van de heg tenminste, totdat hij de auto startte en het gevaarte het grint onder de banden liet knarsen terwijl hij wegreed.
Een route langs niet bezochte plekken was het plan schreef ik al, een voortzetting van de ontdekkingstocht. Let wel, was het plan. Het pakte anders uit. Dankzij de talloze wegomleggingen en afgesloten wegen belandden we toch steeds weer op plaatsen waar we gisteren ook geweest waren. Gelukkig was dat vaak uit een andere richting zodat het er toch wel weer anders uitzag.
Ongetwijfeld hebben jullie het al gemist, onze kerkbezoeken. Dat klopt. In Zeeuws-Vlaanderen waren alle deuren op slot en hier hebben we er ons nog niet aan gewaagd. Tot aan vandaag. Op één van de wegwijzers stond de Eglise fortifiée van Féron. Het is eigenlijk geen kerk maar meer een toren met een stukje kerk eraan vast. De toren kon de hele bevolking van Féron huisvesten wanneer er weer eens rondtrekkende bendes langskwamen en dat gebeurde wel eens. Het dorp lag bijna op de grens van de Nederlanden en Frankrijk in 1614 toen de kerk gebouwd werd was net het Twaalfjarig bestand aan de gang. Meutes huurlingen en werkloze soldaten trokken in het rond om toch nog een centje te verdienen en zaten er helemaal niet mee om een dorp als Féron even met een bezoek te vereren. Dan was het altijd prettig voor de bevolking om je veilig terug te kunnen trekken in de donjon annex kerktoren. Wanneer alle koeien opgevreten waren vertrokken ze vanzelf weer.
Overigens denk ik niet dat ze zoveel last gehad hebben. Wij hadden al moeite om hier te komen met alle déviations. Wanneer je er dan van uit gaat dat er indertijd veel minder wegen waren was het natuurlijk helemaal een crime om het dorp te vinden. Maar zekerheid voor alles, dus toch maar een toren gebouwd.
Daarna hebben we een poging gedaan om in Étrœungt te komen. Geen idee wat daar te doen was maar de naam zag er wel spannend uit. Ik heb er trouwens nog geen idee van hoe je het uitspreekt. Ik heb het even opgezocht en fonetisch klinkt het zo [etʁœ̃] maar om eerlijk te zijn schiet ik daar ook weinig mee op. Dat we het niet konden vinden lag niet zozeer aan de Franse wegbeheerders maar meer aan onszelf. We zagen opeens een mooi weggetje en zijn die toen ingegaan. Het kronkelde nogal en aangezien mijn navigatievermogens niet echt geweldig zijn….
Onderweg nog wel genoten van de windwijzers die de huizen bekronen. Allemaal met een eigen verhaal zo lijkt het. Toen we het eenmaal ontdekt hadden was het bijna gevaarlijk om te rijden. Je zat meer naar boven te kijken dan naar de weg. Het leek die strontvervelende reclame van Plameco spanplafonds wel maar daar zie ik ze zelfs buiten op de fiets naar boven kijken en daar is toch echt geen plafond te bekennen. Net of ik in de caravan naar boven zou kijken of ik misschien door het dak heen een windwijzer kan ontwaren.
Uiteindelijk zijn we beland in Le Quesnoy (Kiezenet toen het nog ‘Nederlands’ was). Een zwaar ommuurde stad met hoge stadswallen en grachten. Vauban heeft er zijn best op gedaan, maar toch niet goed genoeg. Sinds de bouw is het drie keer veroverd geweest. Helaas waren hier ook weer de nodige reconstructies gaande waardoor we onmogelijk de auto konden parkeren. Omdat de dag al aardig begon op te schieten zijn we richting camping gegaan. We waren verder dan gedacht, 45 kilometer was het. We waren eigenlijk met alle winden meegewaaid. Helemaal geen erg in gehad, een mooi teken.
We waren niet de laatsten die vertrokken van Camping Etangs des Moines maar veel mensen stonden er niet meer. Welgeteld 3 tentjes. Ondanks de vermelding dat er wel 50 plekken waren was het voor mij een raadsel waar die dan allemaal waren. De campingcontroleur had waarschijnlijk zijn telraam op de kop gehouden waardoor er wat kralen verschoven waren. Ik kon ze niet vinden. Wel waren er wat camperplekken bij gemaakt. U weet wel, die mooie plekken met dat grijze grint waar je zo heerlijk in weg kunt zakken. Ik schreef het al eerder, straks heeft iedereen een caravan en zijn er geen campings meer. Ja, alles verandert. Ook wij, ja van locatie dan. We zijn verhuisd naar de Marne. Een streek die past in ons rijtje Vergeten landen. Dit land zou het liefst zijn geschiedenis vergeten. Voor wie zich afvraagt waar ik het over heb raad ik aan de film ‘1917’ eens te bekijken. Een indrukwekkend schouwspel.
Chalons-en-Champagne is het geworden. Chalons, vernoemd naar het roemruchte geslacht Chalon, graven van het gelijknamige gebied. Drie steden zijn er naar ze vernoemd. Op die manier blijven ze dan ook voortleven. En tijdens hun leven waren ze ook de baas in Orange. Graaf van Chalon en prins van Orange. Totdat in 1554 de laatste Chalon de adem uitblaast. Orange vervalt aan een verre neef van hem, Willem van Nassau. Maar niet alleen Orange erft Willem, ook de wapenspreuk ‘Je maintiendrai Chalon’. Nou, daar kan je natuurlijk weinig mee want de enige Chalons die er nog zijn zijn dooie Chalons. Willem had nog geen wapenspreuk en laat hem dus direct maar aanpassen. Nu weet je dus waarom Hofleverancier Bakker Beerse die spreuk aan zijn voorgevel heeft hangen. Niet dat je door dit soort kennis voortaan je krentenbollen goedkoper krijgt maar ik vind het toch altijd leuk dit soort weetjes. Voor als je een keer met Eén tegen honderd mee mag doen misschien.
Het was nog droog toen we de bakker binnengingen maar toen we weer buitenkwamen glom het asfalt en de regen zorgde voor zo’n broeierige zomerse stank. Het werd trouwens wel tijd dat het ging regenen. De scheuren stonden in de grond. Niet dat die paar uurtjes regen veel verschil zullen uitmaken voor Agrarisch Frankrijk maar ze zullen er toch wel blij mee zijn. Bijna de hele reis regen gehad maar ondanks dat hebben we toch een mooie rit gemaakt. Honderdveertig kilometer achter de wielen voor we hier aankwamen rond drie uur.
Zoals gezegd, we staan op de stadscamping van Chalons. Heerlijk. Een doorgangscamping. Zo’n camping waar de mensen de volgende ochtend al vroeg vertrekken. Zo vroeg dat ze eigenlijk niet in de gaten hebben wat voor vervelend mannetje er nu eigenlijk naast ze staat. Eén die ze observeert, bestudeert en een karikatuur van ze maakt in woorden. Ja, en natuurlijk soms in beeld maar dat is alleen om de woorden kracht bij te zetten. Zo ook die Engelsman die vanmiddag naast ons kwam staan in zijn grijze Volkswagen Transporter.
Ik had er geen erg in dat het een Brit was. Twee man voorin, lette niet op aan welke kant het stuur zat. En verder was de nummerplaat geel, ik was dus direct op het verkeerde been gezet. Ze kwamen in zo’n Volkswagen Transporter, zo’n vieze stikstofuitbrakende ouwe rotbus. Je kent ze wel. Zo’n bus die Groen Linksleden om laten bouwen tot vakantiebus en dan daarmee vrolijk roet, stank en stikstof uitblazend naar Frankrijk rijden om tussen de koeien te kunnen wildkamperen want het mag natuurlijk niets kosten. En wanneer ze dan terugkomen zitten ze vol met goede ideeën. We moeten de veestapel in Nederland maar eens even flink inkrimpen anders wordt onze uitstoot te hoog en mag ik straks niet meer met mijn stinkbus naar Frankrijk.
En ondertussen vergeten ze voor het gemak maar dat ze met hun ritje Frankrijk al twee kubieke kilometer ijs op Groenland hebben laten smelten. Zulke figuren. De NIMBY’s. De Not in my backyard figuren. Iedereen moet alles maar voor lief nemen als ik er maar niet aan mee hoef te doen. Ik bedenk wel wat anderen moeten doen en wat goed voor ze is. Net als Femke Halsema die Amsterdam niet eens meer in mag met haar Mercedes maar gelukkig een Hybride van de gemeente heeft om haar naar de garage te laten rijden waar de oude stinkdiesel staat zodat ze er toch nog even lekker, buiten de stad, lekker tussen de boertjes, mee kan karren. Dat soort hypocrieten.
Maar laat me even gaan, terug naar de Engelsman. Nadat hij was uitgestapt liep hij mijn kant op, zwaaiend met een verlengsnoer in zijn handen. ‘Electricity’, zei hij. Zoals ik al schreef, ik had er geen erg in dat hij Engels en dankzij de leeftijd en veelvuldig discoteekbezoek in mijn jeugd is mijn gehoor ook niet meer wat het was. Ik begon dus een uitgebreid verhaal in het Nederlands tegen hem dat de stroompaal waar ik in gestekkerd was al vol zat maar dat er achter de Ariba die rechts van hem stond vast nog wel een gaatje te vinden was. ‘And how is that in English? ‘, zei hij. Ik keek op. Wat er vervelend, miezerig, rotkereltje ben je, lelijke rotbrit, schoot het door me heen. Dat kostte hem punten. In plaats dat hij nu had gezegd: ‘I’m terribly sorry Sir but I don’t speak Dutch as well als Louis van Gaal speaks English so would you be so kind to explain it in English please.’ Dan ben je een kerel, dan heb je ballen. Maar nee hoor. ‘And how is that in English?’ kreeg ik terug. Nu had hij geluk dat Galant mijn tweede voornaam is dus ik vertelde het hele verhaal nog een keer in de man zijn taal. ‘Thank yo so much’, zei hij en dat viel dan toch nog wel weer mee.
Ondertussen stonden onze stoelen ook en met een mooie 1667 in het glas keken we toe hoe de Britten zich installeerden. Charles stekkerde de auto en deed de achterklep open. Afgeladen vol was de kar, hoe ze er nog bij konden was me een raadsel. Hij pakte de stoelen die bovenop lagen en zette het tafeltje neer. Iets later ging de linkerdeur open en kwam Camilla de auto uit, een flink uit de kluiten gewassen dame die vergezeld werd door twee schapen. Mijn ogen rolden bijna uit mijn kassen. Twee schapen. Wie neemt er nu twee schapen mee op vakantie. Het moesten wel schapen zijn want ze begonnen direct gras te vreten.
Totdat er één begon te blaffen. ‘Blatende schapen blaffen niet’, luidt het spreekwoord dus er moest wel iets mis zijn en toen een van die Texelaars ook zijn achterpoot nog optilde en tegen de boom aan piste wisten we genoeg. Dit was wel een heel rare kloon van Dolly. Gelukkig hadden de buurvrouw er weinig erg in dat de buren zaten te gluren. Maar daar komt ze morgen wel achter wanneer ze onderweg bij TikTok de foto’s bekijkt die die nacht Viral gegaan zijn en dan zichzelf herkent, liggend op de zonnestoel vergezeld van twee schapen. Helaas is het dan te laat om verhaal te gaan halen want ze rijden dan in die vieze stinkbus al halverwege Orange…...
Een prachtige markthal staat er in Chalon, groot en hoog. Uitgevoerd in staal en hout. Iedere week wordt hij drie keer gebruikt. Drie keer is het markt in Chalon en vandaag is één van de drie dagen. Het was vrij eenvoudig te vinden en een parkeerplek hadden we ook zo maar toen…. Toen begon het gesodemieter met de parkeermeter. Ze hebben hier van die moderne meters. Kenteken invoeren, tijd vastleggen en dan kan je betalen op de manier die je wilt. Cash, kaart of telefoon. En dat laatste lukte niet. Helaas had ik niet in de gaten dat er op zaterdag een gratis limiet gold van twee uur en dat je daarna weer op moest hoepelen. Ik iedere keer proberen te betalen voor iets dat gratis was en dat lukte slecht. Gelukkig bracht wat ongevraagd advies uitkomst, nog bedankt.
Ook buiten de hal is het markt op zaterdag. Buiten de groente en het fruit heeft het een groot oubollig karakter. Telefoonhoesjes, mouwschorten, wat roestig gereedschap, ouderwetse jurken en alles wat dies meer zij om Willem Duijs maar even te citeren. Wat een verschil met binnen. Prachtige winkeltjes, hoewel je het eigenlijk zo niet kan noemen. Een ontzettend gevarieerd aanbod, prachtig gewoon. Van kwartels tot kalebasplantjes en van pastinaak tot biologische pijnboompitten. Slagers, thuiskazers, vishandelaren, patissiers, bloemenverkopers, traiteurs, van alles en nog wat. Kwaliteit, dat kon je zien, trots op hun handel. Mooi om weer eens mee te maken.
Eenmaal weer buiten kwamen we nog een stuk markt tegen maar de vergelijking met in de hal was zodanig dat we ons er snel doorheen geworsteld hebben. Met nog twintig minuten op de klok konden we precies nog even de Eglise de Vaux bezoeken. Hadden we ook nog niet gedaan, bij deze dus. Daarna terug naar de auto, gelukkig was alles in een straal van 250 meter dus dat was mooi te doen. Omdat we op moesten hoepelen van de parkeerplek hebben we dat maar gedaan en een nieuwe plek gezocht. Gevonden aan de oever van de Nau. Hoewel Chalons aan de Marne ligt is het oude centrum gebouwd op een eiland tussen de Nau en de Mau die iets verder weer de Marne instromen. Snel nog even een wandelroute gehaald bij het VVV, net op tijd want de sleutel zat al bijna in de deur.
Leuke stadswandeling gemaakt met natuurlijk een bezoekje aan de St. Etienne, de kathedraal en toen de geestelijke honger gestild was werd het tijd voor de echte honger. Bij De Diplomate prima zitten eten en voor een vooroorlogse prijs. Een mooie terrine van rog, bestrooid met kappertjes, vergezeld door een remoulade met dragon, een salade van parelgort en tomaten, groene salade, gestoofde prei en frites voor 12 euro. Dat zijn nog eens prijzen. Het was gezellig op het plein waar we zaten, het jaarlijkse bierfestival was aan de gang en hoewel het er nog niet druk was gaf het toch ambiance.
Groot is het centrum niet dus na de lunch besloten om het platteland maar even met een bezoek te vereren. Indrukwekkend, groots en ruim zijn de trefwoorden maar ook leeg, kaal en eentonig. Het is maar welke bril je opzet. Kilometers graan en bieten. Wanneer je er een uurtje rondrijdt heb je alle schakeringen groen die er zijn wel gezien. Zo af en toe kom je een dorpje tegen dat een verlaten indruk maakt. Waar we nog wel even voor omgereden zijn was het kampement van Atilla de Hun. Het is een rondlopende dijk, midden in het landschap van ongeveer 4 meter hoog met een diameter van 350 meter. Best klussie, zo zonder kruiwagens of shovels. Hier verbleven de Hunnen voordat ze door een troepenmacht van samenwerkende Gallische stammen en Romeinen op 20 juni 451 de pan in gehakt werden. Het verhaal maakt het boeiend maar het was of je in Sint Maarten naar de Omringdijk zat te kijken. Daar is ook het verhaal boeiender dan de dijk hoewel je er wel altijd bij stilstaat hoeveel werk het geweest moet zijn om de boel aan te leggen.
Driemaal is scheepsrecht en dat geldt ook voor de kerkenbezoeken van vandaag. In L’Épine kwamen we de derde tegen, nou ja, derde…. Eerst hadden we een kerk, toen een kathedraal en nu een basiliek. Ja, ja, er is nogal wat variatie in Godshuizen. Dan hebben we het nog niet eens gehad over kapellen, schuilkerken, DOM’s en plekken met bijzondere verschijningen zoals de grot in Lourdes en het putje in Heiloo. In de omschrijving stond ‘een bouwwerk van flamboyante late gotiek’ . Nou, dat was het zeker en nog volop in gebruik. De nonnen fladderden lekker in het rond en ook de mannen in zwarte jurken waren rijkelijk vertegenwoordigd.
Ondertussen vond ik het wel tijd worden voor wat echt avontuur en zijn we teruggereden naar de camping. Zaterdag: dus vandaag komen de grote hordes vakantiegangers aan. Nieuwe tenten, gehuurde campers, geleende caravans, kortom, waarschijnlijk weer een mooie basis voor een goed verhaal. Ons weer voor de tent geposteerd met een 1664, de laatste fles ’67 was er helaas gisteren doorheen gegaan, en wachten maar. Maar helaas. Aan onze kant kwam niet veel, althans weinig boeiends. Dan maar weer Geert Mak ter hand genomen. Die boeit namelijk altijd.