Alle blogs laten zien

Zondag 29 mei 2016: Barre tijden

Het zijn barre tijden…. Code Geel is voor vandaag door het KNMI aangekondigd voor het hele land. Nou ja, bijna het hele land, Zeeland en de beide Hollanden uitgezonderd. Regen, bliksem, hagelstenen als hunebedden, niets ontziende en alles vernietigende windvlagen, ja alles kan je verwachten met code geel. Het is nog net geen code rood want dat betekent bijna een zekere dood, maar toch. Het is niet iets om lichtvaardig mee om te gaan, code geel, Holland, pas op uw zaakje zou ik bijna zeggen. 

Verder is de benzine op de bon in Frankrijk. Overal tekorten. Mensen slaan elkaar de hersens bijna in voor een jerrycannetje Arabisch sap. De Arabieren liggen niet dwars dit keer, de oorzaak zit in het Elyssee. Er is door de Franse president een wet doorgevoerd die regelt dat bedrijven, buiten de vakbond om, hun eigen arbeidsvoorwaarden kunnen afspreken met de werknemers. Dat zint de vakbonden natuurlijk niet niet. En wat doen boze Franse vakbondsleden wanneer hun iets niet zint? Die gooien de boel plat. Niet van die slappe poldermodelacties, nee, echte acties.  Protesteren en blokkeren. Een beproefd middel. Alle benzinedistributiecentra zijn platgelegd met als gevolg dat de benzinepompen in Frankrijk niet meer stromen maar slechts druppelen als ware het mannen met prostaatproblemen.

Waarom ik dit vertel? Vandaag is onze vakantie begonnen. De planning is richting mooi weer, iets wat op dit moment bijna alleen op het Iberisch schiereiland voor schijnt  te komen. Ja, en natuurlijk in Italië maar met Italianen heb ik niet zo veel. Wanneer je dat laatste in ogenschouw neemt blijft er dus weinig keus over, richting Madrid dus. Nu is het vervelende dat Spanje voor ons in zuidelijke richting ligt. Er ligt dus een groot gedeelte van Nederland tussen waar code geel van kracht is en een behoorlijk stuk Frankrijk waar nauwelijks benzine te krijgen is tussen onze woonplaats en ons reisdoel.

Een uitdaging wordt het dit jaar dus en daar houden we van. Uitdagingen leiden tot avontuur en heldendaden en dat levert weer mooie verhalen op. Op naar Spanje dus. Gisteren de auto gepakt, een paar jerrycans benzine volgetankt en in de disselbak gezet en de boel aangekoppeld. Wel even gecontroleerd of de boel vast zat want wanneer dat niet het geval is heb je wel erg veel avontuur en het kan te gek ook natuurlijk. Gisteravond met de kinderen gegeten met toch wel licht in het achterhoofd dat het wel eens het laatste avondmaal zou kunnen zijn. Maar, een Muis laat zich niet kennen en vanmorgen zijn we in de auto gestapt en richting zuiden gereden.

 Nog even een koppie gehaald bij mijn broer en toen richting Breda. Bij Vianen de natuurlijke grens met Zuid Nederland overgestoken en toch wel met een beetje bezorgde blik af en toe naar de hemel gekeken. Maar, alle voorspellingen ten spijt, geen druppel. De windkracht was ongeveer min nul Beaufort dus dat stelde ook weinig voor. Eén hindernis genomen. Na België kwam, zoals we al verwacht hadden, Frankrijk. Enkele kilometers voor de grens de tank nog maar even tot aan de nok volgegooid en onder het prevelen van een schietgebedje de grens overgestoken. Er was weinig te zien, er reden volop auto’s, zij het wat langzaam voor Franse begrippen. Onderweg kwamen we verschillende gesloten benzinestations tegen maar het had er alle schijn van dat de sluiting eerder met de zondagsrust te maken had dan met brandstofgebrek. Via Lille zijn we naar Arras gereden en vervolgens afgebogen naar Amiens en Rouen. 

Onderweg getankt bij de Intermarché. Geen punt. Je mocht alleen niet meer dan voor 28 euro tanken. Voor 28 euro krijg je namelijk precies 20 liter. De prefect van Seine Maritime, het departement waar we op dat moment waren, vond dat namelijk wel een mooi quotum. Hij dacht bij zichzelf: ‘wanneer iedereen nu maar 20 liter tankt raakt de benzine niet op’, maar ik denk dat hij even vergat dat er zeven kilometer verderop weer in Intermarché is. Al met al weinig problemen ondervonden dus. Jammer voor de lezer, prettig voor ons. We zitten nu alleen nog met die twee jerrycans benzine. Geen idee waar we die moeten dumpen. 

Op dit moment zitten we in de buurt van de vallei van de Somme. Blagny sur Bresle is de plaats om precies te zijn. Op camping Aux Cygnes d’Opale, Camping de Opalen Zwanen dus eigenlijk. Klinkt romantischer dan dat het is. Gelegen aan een paar meertjes en het riviertje de Bresle. Het enige romantische aan deze plek is het zachte tikken van de regen op het dak van de caravan wat allengs luider wordt. Waarschijnlijk is dit de Code Geel met vertraging. Wanneer er morgen geen blog verschijnt was het inderdaad zo. Voor het geval dat: ‘Het was fijn jullie gekend te hebben’ en wanneer het niet het geval is; ‘Tot morgen'.

Maandag 30 mei 2016: Van oude mensen en dingen die voorbij gaan

Met reizen doe je ervaringen op. Dingen die je niet gewoon bent te zien vallen je op en die sla je op in de grijze massa en je neemt ze de rest van je leven mee. Zo gaat dat bij mij althans. Ik was pakweg een jaar of twintig toen ik voor het eerst met de motor door Frankrijk reisde. Bijna veertig jaar geleden alweer. In mijn achterhoofd heb ik de indrukken van toen nog. Vandaag was ik onbewust een beetje aan het vergelijken. Het viel me op dat er toch wel veel veranderd is. 

Toen ik voor het eerst reisde, zonder TomTom uiteraard, werd de weg aangewezen door de betegelde wegwijzers van Michelin, de bandenfabrikant. Die sponsorde de palen en borden die de Autoclub de France neerzette. Betonnen borden waren het, de tekst stond op tegels en je zag ze overal. Nauwelijks kom je ze nog tegen. Toen ik er vandaag een paar zag werd ik er me eigenlijk  van bewust. Ze hoorden gewoon bij het reizen in Frankrijk. 

Hetzelfde gold voor de reclames die je overal op gevels zag staan. Saint Raphael, Byrrh en Bonnet waren wel de meest voorkomende. Op leegstaande en vervallen panden zie je nog wel eens een flard van een tekst of een stuk gekleurde gevel. Ook voor de kruizen die aan de weg staan bij verlaten kruispunten en de wegwijzers in gietijzer gaat dit ook op. Bijna verdwenen, waarschijnlijk verhuisd als souvenir naar een tuin in een vinexwijk of als decoratie in de voetbalkantine. De reiziger moet het maar zonder aanwijzingen en Hemelse hulp redden. 

Sommige dingen mis je pas wanneer ze er niet meer zijn en dat is gek. Waar zie je bij ons bijvoorbeeld nog een hooiklamp, een erwtenruiter of een emaille reclamebord van Exota of 3Es? Niet echt dingen die het leven waardevoller maken maar wel zaken die een gebied een eigen karakter kunnen geven. Een vorm van melancholie van mijn kant zal het wel zijn. Om Bordewijk maar eens te citeren; Van oude mensen en dingen die voorbij gaan. En zo is het, een mijmering, tot  ik zelf ook voorbij ben. 

Wat nog niet voorbij is, is onze reis. Sterker nog, nauwelijks begonnen en toch al weer een hoop meegemaakt. De regen die ons zachtjes in slaap hielp gisteravond had gelukkig geen langdurig karakter. Gelukkig kan ik dus iedereen weer verwelkomen op de site en moet ik alle mensen die al bloemen besteld hadden teleur stellen. Nou ja, volgende keer beter. Vanmorgen was het droog maar het dreigde wel behoorlijk. Al op tijd waren we klaar om te vertrekken en gelukkig hadden we alles droog in weten te pakken. Nauwelijks waren we onder weg of het begon te regenen. Buitjes waren het, niet lang maar lang genoeg om nat te worden. Toen we verder zuidelijk kwamen zagen we dat hier wel een code geel gegolden had. Overstroomde wegen en akkers onder water. Heleen (mijn stem in de TomTom) stuurde ons op een gegeven moment een weggetje in. Smal en zonder mogelijkheden om te keren. 

Kwamen we een bord tegen: route inondée, weg overstroomd. En inderdaad, over een lengte van een meter of veertig stond de weg onder water en we konden niet zien hoe diep het was. Nog wel even getwijfeld maar uiteindelijk toch maar gegaan. Broekspijpen omhoog, hengel uit het raam en rijden maar. De wielen stonden tot halverwege in het water maar we haalden het. Prachtig mooi, de caravan maakte helemaal hekgolven die de koeien, die iets verderop stonden, uit elkaar joegen. Voor de sceptici: het is gefilmd. Helaas kan ik het nog niet op de blog plaatsen omdat het Internet hier nog op turf gaat maar zodra het lukt laat ik het jullie weten. 

Een mooie rit gemaakt maar om een uur of vijf hielden we het wel voor gezien. Aan Heleen gevraagd of er nog een camping in de buurt was en warempel, op nog geen 3 kilometer was er één. Het was even zoeken want het lag wat verscholen. Toen we gingen kijken vonden we echter het Tokkiegehalte zo hoog dat we er maar van af gezien hebben. Laaghangende bewolking van de natte barbecues, mensen die met hogedrukspuiten de boel aan het schoonspuiten waren, geen sanitairgebouwen. We snapten er niets van. Waarschijnlijk een camping voor dagrecreatie, niet onze vorm van recreatie.  Gelukkig was er nog een alternatief, de Camping Municipal van Airvault. 

Lag iets buiten het dorp aan een smal weggetje maar gelukkig, daar werd aan gewerkt.  Gemeentepersoneel met harken en bezems, walsen en vrachtwagens met grint en asfalt. Iedereen was  volop bezig om de weg aan de Europese normen te laten voldoen. Buitengewoon vriendelijke mannen. De ploegbaas floot even op zijn vingers en iedereen maakte direct ruimte voor het buitenlandse schip met geld dat er aan kwam. Vriendelijk groetend gingen we op weg naar de camping. Dat viel even tegen… een slagboom versperde ons de weg naar een prachtig terrein waar niemand stond. Gelukkig bracht een pamflet bij de entree uitkomst. We hoefden alleen maar even naar de Mairie (het gemeentehuis) te bellen, dan zou de opzichter op zijn fiets springen en de poort voor ons open doen. Wel bellen tussen negen en vijf en van twaalf tot twee wordt er geluncht. Oh ja, op zon en feestdagen gesloten.

Pech, het was tien over vijf en de accuratesse van de Franse ambtenaar kennende is er geen haar op zijn hoofd die er aan denkt om iets buiten het boekje om te doen. Vijf uur is dus vijf uur en niet tien over vijf. Vergeet het maar, deze camping komen we niet op. Nog maar een keer aan Heleen gevraagd en twee kilometer verderop ligt nog een camping. Gelukkig was er voor de ingang nog een parkeerterrein dus ik kon de combinatie vrij eenvoudig keren maar moest toen wel weer de weg terug. De vrachtwagen stond weer midden op de weg, de wals was weer volop aan het werk en de mannen veegden dat het heen lieve lust was. Toen ze me aanzagen komen begrepen ze het al… lachend gingen ze aan de kant. 

Wij naar de camping die Heleen aangewezen had. Camping de Courte Vallée, een soort Britse enclave in het midden van Frankrijk. Zelfs de eigenaren zijn Brits. Het lijkt verdorie Little Britain wel. Gelukkig vallen we niet direct op omdat we ook een gele kentekenplaat hebben. Alle gekheid op een stokje, uiterst beleefd en voorkomend publiek. Niet echt een geweldige camping maar je kunt het ook een stuk slechter treffen. Vanavond klaarde het zowaar nog weer op en hebben we nog even een wandelingetje gemaakt. Morgen richting Saint Jean de Luz of Biarritz. Het schijnt daar overigens wel slecht weer te zijn Als dat inderdaad zo is gaan we direct de grens over, de zon tegemoet.

Dinsdag 31 mei 2016: Cloags

Het lied ‘A rainy night in Georgia’ had wel op zijn plaats geweest, ware het niet dat we vannacht niet inGeorgia waren maar op de camping in Airvault. Het geluid van vallend regenwater op een aluminium caravandak was gedurende de hele nacht te horen geweest en af en toe was het zo luid dat het onze slaap verstoorde. Nou ja, even dieper onder het dekbed en je hoort het niet meer en wat je niet hoort is er niet, toch? Tot het moment dat we ons ontwaken gepland hadden. Zeven uur. Waterkoker aan en voorzichtig de rolluiken omhoog om eens te kijken waar we vandaag mee te maken zouden krijgen. Op het eerste gezicht viel het wel mee maar toen we wat beter keken zagen we toch dat er een klap water naar beneden gekomen was.

Eerst maar eens gegeten. Tijdens het ontbijt kwamen er verschillende typisch Britse medekampeerders langs, onderweg naar de bakker of het sanitair. Lange pyama aan, sokken in de pantoffels en de plu op. Hij had erg veel weg van de kolonel van Fawlty Towers. En de dame die we gister ladderzat, maar nog wel Brits beschaafd en voorkomend, gezien hadden terwijl ze zich op het terras bij de receptie volgoot met een mooie rosé. Toen de fles leeg was probeerde ze haar tent terug te vinden wat niet mee viel. Meerdere malen werd ze genadeloos onderuit gehaald door de scheerlijnen die haar de weg versperden en toen tijdens een val ook haar hond nog ontsnapte was het drama helemaal compleet. Ik denk dat ze vanmorgen haar hond moest legen want die was ook mee. Regenjas aan, pet op en met rode laarsjes aan de voeten. Wat een karikatuur, heerlijk. We waren net te laat om een foto te schieten maar dat hebben we later gedaan. Het was inmiddels droog geworden, de Goden zij geprezen, en ik stond op mijn klompen de boel in te pakken. Ik had haar helemaal niet in de gaten. 

Opeens hoorde ik een stem die verdacht veel op die van Hyacinth Bucket leek van Keeping up appearences. Zij, die zichzelf geen bucket (emmer) noemt maar Bouquet, omdat dat net iets deftiger klinkt. ‘Oh, my goodness, you’re wearing cloags, how very nice indeed’ klonk het achter me. En daar heb ik ze natuurlijk voor mee. Op de camping heb ik ze altijd aan en het heeft al tot een hoop contacten geleid. Nu werkte het dus ook weer. Direct een gesprek. Ik vertelde dat ik ze thuis ook altijd draag en dat het toch een beetje een thuisgevoel geeft. Dat begreep ze, dat had zij met het weer van hier. Homesickness destroying weather noemde ze het. 

Ze kwam uit het zuiden van Schotland en daar werden ook nog wel klompen gedragen vertelde ze. Maar dan hoofdzakelijk in meelmaalderijen omdat het hout op beton geen vonken kon veroorzaken. Geen kans op stofexplosies dus. Klonk wel aannemelijk. Verder had zij ze zelf ook wel eens geprobeerd, tijdens een vakantie in Finkiefean maar ze vond het niks. Vinkeveen zelf vond ze overigens wel leuk. En ja, haar zwager had ook een Dacia, echt ‘value for money’ en ik was het met haar eens want dat vind ik ook. Ze had nog veel meer te vertellen maar gelukkig begon de hond wat aan de lijn te rukken en namen we afscheid. 

Het ging als een trein en voor we er erg in hadden zaten we weer in de auto om richting zon te gaan en zowaar, in het zuiden begon de bewolking al een beetje te breken. We hadden het idee dat Heleen een beetje in de war was vanmorgen want het schoot voor geen meter op naar ons idee. Wel een mooie rit overigens. En een vrouw met een hondenkar die gras loopt te verzamelen in de berm zie je niet langs de snelweg. Richting Niort en daar maar even een stuk snelweg gepakt richting Saintes om er vervolgens weer van af te gaan. Hier beginnen ze weer, de lineaalwegen. Wegen die ontworpen zijn met een lineaal, die absoluut geen rekening houden met geografische omstandigheden. 

Kaarsrechte wegen, aangelegd langs de lijnen die van kerktoren naar kerktoren lopen, beplant met platanen aan weerszijden. Dank zij hun schaduw konden  de marcherende legers van Napoleon meer kilometers maken omdat ze niet gehinderd werden door de zon. Tegenwoordig kom je af en toe  een bocht tegen, een onderdeel van de rocade (ringweg), omdat de bewoners van de dorpen niet echt gecharmeerd zijn van het  vrachtverkeer en de toeristen die 24 uur per dag langs hun huizen razen. Nee, dan was dat vroeger anders, af en toe een Armeetje, dat was het. Daar kwamen de mensen voor naar buiten, reuring in het dorp, juichen langs de kant en de vlag kan uit. Wanneer ze voorbij waren even napraten bij René in de auberge, vlag weer naar binnen, de paardenpoep opruimen en het was weer een jaar rustig. Maar je had wel weer iets om over te praten. Dat waren nog eens tijden. 

De vreugde die de wegen toen brachten brengen ze mij nog steeds. Ik ben er wel blij mee, het zijn goedkope opschieters. Tot vlak boven Bordeaux hebben we ze gevolgd en hebben toen onze weg vervolgd op de snelweg. Rond de grote steden zijn ze namelijk gratis, dat weet iedere zuinige Nederlander. Het was gierend druk, net een uur of drie, de spits begon. Richting Bayonne en een kilometer of twintig verderop de snelweg weer verlaten. We komen in Les Landes de Cascogne. Een gigantische boomkwekerij, honderden vierkante kilometers groot. Ook hier weer kaarsrechte wegen en links en rechts er van niets dan rechte stammen van sparrenbomen. Nou ja, recht.  Ja, de stammen zijn recht maar de bomen staan wel iets uit het lood vanwege de altijd waaiende zuidwesten wind. Af en toe wordt het bos onderbroken door akkers met mais, kilometers groot. De Wieringermeer maar dan in de vierde macht. Akkers waarvan je het einde nauwelijks kunt ontwaren.

Mais is een makkelijke teelt, een soort van Fuchsia. Zuster Clivia had het er ook al over, een beetje mest, een beetje zon en het is feest op je balkon. Zo gaat het ook met mais maar daar moet ook nog een beetje water bij. Daar staan beregeningsinstallaties voor. Een soort rijdende douches die aan elkaar gekoppeld zijn. Eén element is ongeveer 25 meter lang en de grootste die we gezien hebben bestond uit 16 elementen: 400 meter breed dus. Ze zijn automotief, rijden dus zelf over het land. Indrukwekkend. (Overigens voor de kritische lezers, en die worden al talrijker, automotief is een woord wat nog niet voorkomt in de Dikke van Dale. Volgend jaar wordt het waarschijnlijk, als gevolg van het verschijnen in deze blog, opgenomen. Het is een combinatie van automobiel en locomotief, een soort zelfrijdende stoomtrein maar dan anders). 

Om een uur of half vier hadden we het rijden wel bekeken en net op dat moment zagen we een bordje staan: Camping. Wij er op af. Twaalf kilometer verderop dus dat viel wel mee. Camping La Cyprea in Lugos. Het leek al aardig bevolkt maar schijn bedroog. Dat waren de seizoensgasten en de camping opende officieel pas op 15 juni. Wanneer je je bedenkt dat het nu 31 mei is begrijp je het al. De camping was nog dicht. Maar dat was voor de beheerder geen beletsel. Wanneer wij genoegen namen met het feit dat er geen warm water was wilde hij wel met een gereduceerd tarief genoegen nemen. Aldus kwamen we tot zaken. Acht euro was ik kwijt, twee hectare voor ons zelf inclusief stroom .Zo ruim en goedkoop hebben we nog nooit gestaan. Het is trouwens niet de eerste keer dat we alleen op een camping staan, dat hebben we al eerder meegemaakt. In Bosnië stonde we toen met zijn drieën, Anne en wij. Maar dat we met zijn tweeën staan hebben we nog niet eerder meegemaakt. 

Vanavond even naar Biscarosse gereden, dé place to be hier. Inderdaad een leuke plaats, vooral Biscarosse aan zee maar wel uitgestorven. Alles was dicht. Nu was wel iedereen druk bezig om de terrassen en restaurants weer in te richten dus ik denk dat op 1 juni, morgen dus, het seizoen weer begint maar daar hadden we nu niets aan. We wilden even uit eten gaan maar het werd een broodje omelet. Overigens wel een mooie omgeving bij Biscarosse, niets aangelegd, mooie duinen, meren, strand, alles is er. Jammer genoeg waaide het er verschrikkelijk hard dus zijn we half gezandstraald, Het bezoek was dus van korte duur. Maar ja, wij staan in Lugos, dat is andere koek, zo tussen de bomen. Maar wel een goedkope koek.


Woensdag 1 juni 2016: Hop hop

We waren snel vanmorgen. Douchen konden we niet, het brood was oud en de hut was koud. Terwijl ik de droge korsten brood probeerde weg te werken zag ik hem. Of haar. Dat zal wel altijd een raadsel blijven. Gewoon buiten, door het raam. Ik was verwonderd, ze bestaan echt.. Ze sieren menige natuurgids en de Baardmannetjes kunnen er lyrisch over vertellen en vanaf vandaag doe ik dat ook.  Een hop! Mooi bruin met een zwarte, wat naar beneden gebogen snavel en een kuif op de kop. Dertien seconden duurde onze ontmoeting slechts. Ik was niet eens in de gelegenheid om mijn fototoestel te pakken. Daarna vloog hij weg, met een golvende vlucht laag boven de grond. De enige hop die ik tot nu toe ontmoet heb zat in een glas maar ook dat kan mij ontroeren. Dat hebben die twee gemeen al zal ik deze ontmoeting niet licht vergeten. Overigens, de foto is eerlijk gepikt.

Twaalf graden was het vannacht, niet echt een temperatuur die je in Zuid Frankrijk in juni verwacht. Ik schreef het al, snel ging het. En dat was maar goed ook. Alleen de fietsen moesten nog de caravan in toen het zachtjes begon te regenen. Gelukkig hebben we er slag van gekregen dus dat was ook zo gebeurd. Caravan op slot, de auto in en weg. Terug naar de eindeloze wegen van Les Landes Cascongaises. De 10 kilometer die we  gisteren richting camping moesten hadden we nu weer in tegengestelde richting af te leggen voordat we de reis hervatten konden. Het ging voorspoedig. Via de autoroute ging onze reis vandaag. Dat komt omdat het tolsysteem in deze contreien nog niet helemaal doorgevoerd is en dat scheelt een hoop. Richting Bayonne. 

Om zeven voor half elf ontwaarden we een voorzichtig doorbrekende zon die steeds vaker zijn gezicht liet zien. Desondanks bleef het bewolkt en koud. Het plan om St. Jean de Luz / Biarritz te bezoeken hebben we dus maar laten varen. De eerste dag schreef ik al dat we buiten een cultureel-avontuurlijke tocht toch vooral een beetje zon willen hebben dit jaar en dan is het nu niet raadzaam om in Frankrijk te blijven. Dat vonden ook de zes Ferraririjders (waarvan er slechts één rood was)  die vergezeld van een oranje Lamborghini en een Audi  model huppeldepup. Even voor de Spaanse grens haalden ze ons in. Voor pakweg 2 miljoen euro blik wat er voorbij reed. En weet je wat het leuke was. Even voorbij de grens haalde ik ze weer in, met caravan en al. Met een combinatie die ongeveer evenveel gekost heeft als de tankdop van de Lambo. Dat was lachen. Het waren namelijk Engelsen en iedere chauffeur die tol moest betalen moest zijn auto uit omdat hij vanaf de rechterkant zijn Goldcard onmogelijk in de, aan de linkerkant staande, betaalautomaten kon steken. Lange neus. Dat duurde overigens niet lang. Nog geen minuut later waren ze ons weer voorbij.

 Om twaalf uur precies passeerden we dus zoals gezegd de Spaanse grens bij Hondarribia. Direct tol betalen: Twee euro dertig. Iskiri Kasko klonk het van mijn kant toen ik het wisselgeld in ontvangst nam. Dank je wel in het Euskadi, de taal van de Basken. Ze vinden het prachtig wanneer je een paar woorden brabbelt. Iskiri Kasko wordt door de tegenpartij vrijwel altijd beantwoord met ‘Ahoor’, een soort van ‘niks te danken’ maar twee jaar geleden werd het door ons al snel verbasterd tot ‘Auwehor’, afijn een goed lezer heeft al aan de klinkers genoeg, toch? 

Baskenland, we trokken er door. Een prachtige streek, ruig en groen met een prachtige kust. Victoria Gasteiz was onze richting, één van de grotere Baskische steden. Vandaar naar Burgos, het einddoel van onze tocht vandaag en eigenlijk het begin van de reis van dit jaar. Daar waar we twee jaar geleden geëindigd zijn, daar starten we nu weer. We hebben toen genoten van het land, de bevolking en alles wat er bij hoort. Nu op naar Burgos, de oude hoofdstad van Castilië en Léon. Een mooie rit, het is voorjaar. De bergen staan in bloei. Overal gele brem en velden met klaprozen. Talloze kleuren groen kleuren het land en de lucht is gevuld met de zoete geur van bloeiende bloemen. Op de bergen die we in de verte zien ontwaren we nog sneeuw. Niet veel maar toch. We zijn in de goede tijd van het jaar, niet te warm en de natuur op haar mooist. 

Slechts één camping heeft de stad dus het was gemakkelijk kiezen. Volgens de boeken is Burgos een omweg waard en dat gaan we de komende dagen zien. Vandaag hebben we in ieder geval rustig aan besloten, liggend in de luie stoel. Besloten om het er morgen nog even van te nemen, het is per slot van rekening vakantie, en ons overmorgen te buiten gaan aan het opsnuiven van de plaatselijke cultuur en daar horen natuurlijk ook eten en drinken bij.  We hebben er zin in!

Donderdag 2 juni 2016: Langs de oevers van de Arlanzon

Hoewel we vlak bij Burgos zitten hebben we het bezoek aan de stad nog een dag uitgesteld. We hebben een dag ingepland om wat te recupereren. Een bijkomdag zogezegd. Rustig aan, we doen het al vier dagen rustig aan dus daar moeten we eerst maar weer eens een beetje van bijkomen. Nu zijn mijn wekker en mijn biologische wekker twee heel verschillende dingen. Wanneer ik de wekker niet zet gaat hij niet, bij mijn biologische wekker is dat niet het geval. Die moet er duidelijk aan wennen dat er niets hoeft. Iedere dag gaat hij iets later af en tegen het einde van de vakantie kan ik uitslapen. Zo erg dat ik daarna weer ontzettend moet wennen om er uit te gaan voor mijn werk. Zo zie je maar weer, een mens is niet gemaakt om de dagen in ledigheid door te brengen. Je wordt er moe en ontregeld van. Fijn dus dat de pensioenleeftijd met zeven jaar verhoogd is, dat vermindert dit soort problemen. 

Half acht ging mijn wekker dus, een acceptabele tijd. Alles stond al voor me klaar dus met één greep kon ik de waterkoker, mijn glas en het theezakje pakken en hup naar buiten. Water opgezet en zelf even onder het warme water gaan staan. Prima douches hier, kan ik niets van zeggen. Daarna met een kop thee nog even wat Spaanse onregelmatige werkwoorden geoefend want ik merk toch wel die kennis wat aan het vervagen is. Rond kwart voor negen naar de winkel  om brood te halen. Die was nog niet open, ‘a las nuevas se obiertas’ kreeg ik te horen, om negen uur gaat de tent open. Nou ja, een kwartiertje op het terras wachten in de zon is ook geen straf. Zat ik daar met twee man te wachten, zien we toch geregeld mensen met papieren zakken uit de bar komen. Kon je daar je brood al ophalen voor negenen. Dat dus ook maar gedaan, een mooie weet voor morgen. Zoals gezegd, lekker op ons gemak gedaan en rond een uur of half elf de auto ingestapt. We zouden boodschappen gaan doen en dan direct even in de omgeving kijken. 

Het groene weggetjes verhaal hoef ik niet meer uit te leggen, ik zie allemaal vaste lezers en die weten hoe het zit. Bij de Sierra de la Demanda giert het er van.  Daar maar eens heengegaan om te zien of daar wellicht een Supermercado op onze komst zat te wachten. Richting Villasur de Herroros dus maar. Geheel onverwacht kwamen we onderweg een site van het Werelderfgoed van Unesco tegen. Altijd interessant. Een gigantisch gebouw, opgetrokken in gepolijst aluminium met ramen tot aan het dak. Het zag er indrukwekkend uit. De rekening zal ook wel indrukwekkend geweest zijn. Maar de prijs mag geen beletsel zijn wanneer het om kunst gaat. Wanneer iedere burger van de Europese gemeenschap een steentje bijdraagt kost het de man misschien een kwartje, dus waar hebben we het over? 

Een indrukwekkend gebouw dus, neergezet voor een ongetwijfeld indrukwekkend bedrag en  met een indrukwekkend parkeerterrein voor de deur. Het animo om de tentoonstelling in het gebouw te bezoeken leek wel  wat minder indrukwekkend. Welgeteld twee auto’s stonden er, een Nederlandse blauwe Dacia die verdacht veel op de mijne leek en een Suzuki Alto met Spaans kenteken. Waarschijnlijk het voertuig van de receptioniste. Nou ja, dan waren we in ieder geval niet de enigen die er waren. En inderdaad, mijn voorgevoel had mij niet bedrogen. Achter de balie zat een dame verveeld met haar telefoon te spelen. Ik kon haar geen ongelijk geven, een dag zal lang duren op die manier. Verrast keek ze op toen we binnenkwamen, ‘Ah, buenas dias’ klonk het vol enthousiasme. Of we een tour met of zonder gids wilden hebben. In het tweede geval moesten we even een half uurtje wachten, dan zou ze de gids even bellen. ‘No gracias, visitamos el exposición sin guiar’, wij redden het wel zonder gids, kan je tenminste weg wanneer je het bekeken hebt en hoef je niet uit beleefdheid ellenlange verhalen in steenkolenengels aan te horen die je toch eigenlijk niet interesseren. Vol goede moed het gebouw in. De expositie handelde over opgravingen in het gebied van Alapuerca. Daar ligt een verhoging in het landschap waar resten van de Neanderthaler en de Heidelbergmens gevonden zijn. Op zich een geweldig interessant onderwerp maar de samenstellers van de tentoonstelling hadden hun uiterste best gedaan om ons van het tegengestelde te overtuigen. En het moet gezegd worden, daar waren ze fantastisch in geslaagd.Wat een flut tentoonstelling. 

Het begon met een afbeelding van een Neanderthaler die in een gat was gevallen en nu op zijn kop stond. Volgens ons was hij al dood toen hij het gat in ging. De Rigor Mortis had zijn werk al gedaan want sommige delen van het lichaam toonden een dermate verstijving dat ze de aantrekkingskracht van de Aarde met gemak konden weerstaan. Kijk maar even op de foto’s, dan zie je zo dat het niet echt natuurlijk toont. Voor de rest waren er nog een paar maquettes over de opgravingen en hoe het gebied er vroeger uit gezien moet hebben. Een vitrine met wat stenen en pijlpunten en een fotocollage met als thema: De archeoloog aan het werk. We waren er snel door heen. Het toiletbezoek dat we deden voor we weer de auto instapten duurde bijna langer. De dame achter de balie nog even vriendelijk bedankt en hup weer naar buiten. Daar zagen we dat het toch nog wel een drukke dag kon worden.  Er was weer een auto gestopt met twee potentiele bezoekers. Gelukkig was het bijna middagsluiting, overwerkt zou ze dus niet raken. 

Hup de auto weer in en de airco kon aan. Het werd al lekker warm. Heerlijk, op dit weer hebben we zitten wachten. Snel de warmte verdrijven dus maar met de moderne middelen van techniek en op weg naar het Etang de Uzquiza, een stuwmeer wat tussen de bergen ingeklemd ligt. Een mooie rit. Een prachtige natuur. Via een tweede, iets hoger gelegen stuwmeer kwamen we aan in Pineda de la Sierra, een aardig dorp, gelegen aan de Rio del Arlanzon. Daar even rondgekeken en een bakkie gedaan op het terras van de plaatselijke Taberna, die, hoe kan het ook bijna anders, Taberna de Arlanzon heette. Iets later kwam daar ook een groep verstandelijk gehandicapten zitten en met één van de dames kwam ik aan de praat. ‘De donde estaís‘ (Waar komen jullie vandaan) vroeg ze. Uit Nederland was het antwoord en toen ik vroeg waar zij vandaan kwam moest ze vreselijk lachen. Uit Spanje natuurlijk, hoe kan je het vragen. Het gaf nogal wat hilariteit. Vragen over hoe moeilijk Nederlands wel niet was en dat soort dingen. Een grappige ontmoeting was het. 

Daarna zijn we naar het Monasterio de la Sierra gereden. Wederom een prachtige rit. Het Monasterio is gesloten geloofsgemeenschap, gelegen aan een paar geweldige geitenpaden. We konden dan ook niet verder en moesten terugkeren. Geen monnik gezien. Op de terugweg kwamen we nog verstrikt in een schaapskudde maar uiteindelijk konden we via Bardillo de la Pez en Salas los Infantinos  terug naar de weg die ons weer naar Burgos zou leiden. 54 km te gaan nog, meer dan dat we verwacht hadden en nog geen boodschap in de achterbak. Gelukkig bracht Tom uitkomst. Even op supermarkt gezet en we konden de mondvoorraad weer aanvullen bij de plaatselijke Carrefour. 

Toen we terugkwamen op de camping leek het wel of er een indianenstam tegenover ons kamp had gemaakt. Bij nader inzien bleek het te gaan om een stel bejaarde Caminogangers. Devote Brabanders,  op de fiets op weg naar Santiago de Compostella. De jongste was 58, de oudste 80 en ze waren zes weken geleden vertrokken uit Nuenen en hadden nog 10 dagen om Santiago te bereiken. We raakten aan de praat met één van hen, ze leek erg op Annie de Reuver, de stiefzuster van de ons vandaag helaas ontvallen Corry Brokken. Ik denk dat ze het nieuws nog niet gehoord had want ze was nog behoorlijk monter. Het kan natuurlijk ook zijn dat ze een app van de notaris binnen had en dat dat haar dag vrolijk kleurde. Hoe het ook zij, vandaag hadden ze 90 kilometer gefietst. Morgen hebben ze een rustdag. Ze wist niet of ze Burgos ging bezoeken want ze had een zere kont. Toen we vertelden dat je hier voor een euro met de bus naar Burgos kon leek ze er toch wel zin in te hebben. We zullen het morgen wel horen. Wij gaan in ieder geval wel.

Vrijdag 3 juni 2016: De processie

Wellicht hebben jullie er nog niet helemaal bij stilgestaan maar het is vandaag de eerste vrijdag na Corpus Christi. Met deze dag wordt gevierd dat via de hostie en de miswijn Christus belichaamd wordt. Men is in 1246 in Luik begonnen met het vieren van dit feest wat eigenlijk de basis is van het heilig sacrament.  En dat weten ze hier in Burgos. Tijd voor een feestje dus. Altijd op de eerste vrijdag na Corpus Christi wordt er hier een feestje gevierd, El Corpillos heet het. Het vindt plaats rondom het Monastario de Las Huegas, een klooster dat een beetje in de buitenwijken van Burgos gelegen is. 

De bus was op tijd dus we waren om een uur of tien in Burgos. Een gezellige stad, althans zo leek het, ware het niet dat alles gesloten was. Geen winkel open, slechts het VVV vormde een uitzondering. Eigenlijk waren we er al een beetje op voorbereid want bij de bushalte kwamen we een Engelsman tegen uit Bournesmouth die ons al een beetje op de situatie voorbereidde. Hij vertelde lyrisch over de kathedraal, hij was hier nu een week en het was de derde keer dat hij er een bezoek aan bracht. Via hem kwamen we op de hoogte van het feestje  bij het Monastario. We stapten uit op het Plaza d’Espana en volgden de meute maar. Onze eerste stop bracht ons dus bij El Oficino del Turismo en een kaart van Burgos was de buit. Ook nog even uitleg gekregen van hoe en wat en waar van de processie. Het bleek dat we nog wel tijd hadden om de kathedraal te bezoeken. 

We hebben al heel wat religieuze instellingen bezocht tijdens onze reizen maar dit was toch wel speciaal. Veertien euro werd gevraagd voor de entree. Natuurlijk, het zal niet meevallen om een dergelijk gebouw te onderhouden maar ik vond het nogal wat. De entrée was om de hoek, hop, kaartje laten zien en naar binnen. Zoiets als Burgos hadden we nog nooit gezien. Het was barok in het kwadraat. Het gebouw was geweldig maar de inrichting, wat een poppenkast. In de reisgidsen is men lyrisch over de inrichting maar wij konden dit echt niet delen. Geef mij maar Vézelay wat we vorig jaar bezocht hebben. Het minimalistische van die basiliek was een verademing vergeleken met de theatrale uitbundigheid die hier tentoon gespreid werd. Sorry, aan ons was het niet besteed. 

Met drie kwartier stonden we weer buiten. Even een bakkie doen, waren we wel aan toe. Bij de plaatselijke banketbakker konden we op het terras gaan zitten. Een koffie met melk en een zwarte thee alstublieft. Zwarte thee? Helaas, dat hebben we niet. Wel bruine, rode en groene. Nee, doet u dan maar een blauwe. Isabella, want zo heette ze, moest lachen. Nee, blauw hadden ze niet. Nou dan maar een glas heet water en dan gebruiken we ons eigen pickwick zakje wel. Toen de rekening kwam moest ik voor het water niets betalen, dat is pas service. Twee euro tien was ik kwijt voor twee consumpties. 

Daarna zijn we, met de kaart in de hand, richting processie gegaan. Een pittig eind lopen, een half uur waren we zeker kwijt. Het was wel een mooie wandeling, langs de overs van de Arlazon, de rivier die we gisteren gevolgd hebben. We gingen over een prachtige laan, omzoomd met platanen, samen met duizenden Burgesias die ook die kant opgingen. Het einddoel was  het Parque de Parral. Hier stond een markt zoals we die nog nooit gezien hebben. Wij moesten echter nog even verder, naar het Monasterio. Honderden mensen langs de kant, het leek wel of de Giro d’Italia hier startte. Wel een gezellige ontspannen drukte. 

Om twaalf uur begonnen de klokken te luiden en begon de Procesión del Gigantes. Mega grote poppen die alle volken van de wereld moesten voorstellen. Daarna volgde wat muziek en een stoet van castagneterende koorknapen die een rondedansje deden. De volgorde ben ik wat kwijt maar er waren jongetjes in uniformpjes en meisjes in trouwjurken, mannen in jurken, gezagdragers met vlaggen en herdersstafjes, het halve Spaanse leger met generaals en al, een toeterkorps, een trommelgroep en natuurlijk de bisschop zelf. Hij verplaatste zich onder een baldakijn, gedragen door nors kijkende heren. Overigens lijkt het wel of het geloof weinig vreugde brengt, in de stoet keek iedereen even star voor zich uit en een zelfde gelaatsuitdrukking ontwaarde ik op de schilderijen en bij de beelden in de kathedraal. Ik heb zomaar het idee dat een avondje Fons Jansen, overigens ook een goed katholiek, een stuk gezelliger is. 

Toen het afgelopen was hadden we het ook écht wel gezien. Hop naar het park en de markt. Dat was beter. Jantien heeft nog even een jas gescoord maar voor de rest hing er weinig van onze gading. Inmiddels was het al bij tweeën en zijn we terug gegaan naar het centrum. Op het Playa Mayor even een biertje met wat tapas genomen en daarna rustig aan verder gegaan om te zien of we het busstation nog terug konden vinden. En warempel, dat lukte. We hadden nog een uur dus nog even een terrasje gepikt voor een vloeibare versnapering en daarna nog één. Toen naar de bus en toen we instapten reed hij vrijwel direct weg. Net aan op tijd dus. 

Vanavond lekker aan de raasdonders met spek. Verder nog een tijdje zitten praten met Gerard en Karin, zij het wel apart. Ze doen een fietstocht van Vessem naar Santiago de Compostella, gisteren schreef ik er al over. Het is niet allemaal pais en vree in de groep zo merkten we wel. De één wil stevig doorfietsen, de ander af en toe stoppen om wat te bekijken. De krachtsverhoudingen, zowel fysiek als mentaal, liggen nogal uiteen en zo zijn er nog wel een paar dingen. Niet echt fijn wanneer je bijna 4500 euro voor de trip betaald hebt en dan zelf nog moet trappen. Nou ja, nog twee weken, dan zijn ze er. 

Misschien zijn wij er wel eerder, dat weten we nog niet. Morgen vertrekken we uit Burgos en waar we naar toe gaan bepalen we straks, we weten het nog niet. Even de kaart op tafel en een speld prikken denk ik. Wanneer ze daar ook Internet hebben laten we het jullie morgen wel weten.

Zaterdag 4 juni 2016: Langs oude wegen

Gisteren schreef ik dat we nog niet wisten waar we heen zouden gaan en nu kan ik schrijven dat ik niet weet waar we zijn. Ergens in het westen van León y Castilia maar daar houdt het ook wel een beetje mee op. Wanneer ik een kaart had zou ik het niet aan kunnen wijzen. Maar laten we met het begin beginnen. 

Het was ongeveer kwart voor acht (ja echt, het wordt steeds later) dat ik wakker werd van wat herrie aan de overkant. Bij het pelgrimskamp zogezegd. Toen ik de deur open deed lag de helft van de tenten al vlak en was iedereen druk in de weer om in te pakken en op te zadelen. Gemotiveerd door hun activiteiten zetten we ons zelf dus ook maar aan het werk. Met gang een kop thee gezet en de stoel uitgeklapt want wie weet wat er gebeuren gaat. Helaas, dat viel tegen, na 6 weken weten ze onderhand wel hoe ze op moeten breken en als waarachtige pelgrims worden er ook geen krachttermen gebezigd. Eigenlijk een saaie boel. Nou dan eerst maar eens iets spannends doen, even naar de bakker. 

Gewapend met twee broden onder de arm kwam ik weer terug en eerst maar eens op ons gemak ontbeten. Daarna op ons gemak de boel inpakken. We waren halverwege toen we nog gedag gezegd werden door Karin. Het gesprek wat we gisteren gevoerd hebben had haar waarschijnlijk goed gedaan. Ze had behoorlijk wat frustratie kunnen lozen en zag er een stuk opgewekter uit dan gisteren. Wat een luisterend oor al niet kan doen. Gerard had geen tijd. Gerard was eigenlijk het alfa mannetje van de groep. Terwijl iedereen zijn laatste korstjes brood probeerde door te slikken zat Gerard zat al op de fiets, ongeduldig om zich heen kijkend waar de rest nu bleef. Je kon zien dat het kuddegedrag al een beetje scheurtjes begon te vertonen want men maakte zich niet zo druk om Gerard maar uiteindelijk was toch iedereen klaar en zette de groep zich in gang. Karin vrolijk zwaaien achteraan, de plaats die ze de hele tocht al in nam. 

Nu er niets meer te zien was schoten wij ook op en een kwartier later stonden we onder de douche. Even schone kleren aan en wij konden ook op weg. Richting León gingen we, zo’n 180 kilometer. Wij volgden de oude weg die bijna parallel loopt met de snelweg en prima van kwaliteit. Zo kom je nog eens ergens en zie je nog eens wat. Wij liepen bijna parallel met de snelweg en het voetpad naar Santiago de Compostella liep bijna parallel met ons. Vanaf Burgos is het nog bijna 550 kilometer, een aardige tippel dus. Er zijn twee routes die oost-west door Noord Spanje lopen. 

De noordelijke route volgt bijna de kust, dwars door Baskenland. Een mooie groene route. Bij Oviedo splitst de route zich, je kunt het noorden blijven volgen of een zuidelijker pad nemen wat via Lugo loopt. Dan heb je ook nog de zuidelijke route die men ook wel de Camino Frances of Franse route noemt. Via de Pyreneeën momt men in Roncevalles of Somport aan en volgt vandaar de weg naar Santiago. Via Burgos, León en Ponferrada ga je westwaarts. Bij Arzúa komen de drie wegen bij elkaar en tijdens die laatste etappe groeperen de péregrinos zich en verplaatsen zich en masse richting Santiago, het uiteindelijke doel. Verplaatsen schrijf ik niet zonder reden, er zijn namelijk meer manieren waarop je je tijdens de Camino kunt verplaatsen. Lopen en fietsen, alles is mogelijk.

 Zoals gezegd, vanaf Burgos volgden wij bijna de route richting León. De lopers en fietsers werden gaandeweg steeds talrijker. Sommigen wonderlijk uitgedost, anderen gekleed of ze de Tour deden. De één of hij met zijn laatste meters van het leven bezig was, een ander vief en monter, borst vooruit en met ferme pas. Onderweg zijn we even gestopt bij een herberg. Op het terras zaten verschillende lopers. Ze hadden de voeten ontdaan van de schoenen en terwijl de sokken uitdampten, de benen uitgestrekt naar de tegenover hen staande terras stoel. Zo te zien waren de meesten een beetje aan het einde. Lopend op gympen en sportschoenen van New Balance, de voeten vol met pleisters om de blaren wat minder te voelen. We hebben ze gezien met dubbele sokken en zonder sokken, wat een variatie. Opvallend was het grote aantal Japanners (of misschien beter: Aziaten) die we zagen lopen. Verder kwamen we ook een groep dames tegen uit Zuid Afrika. Ik vroeg me af of die ook daadwerkelijk in Kaapstad begonnen waren maar ik denk het eigenlijk niet. 

De meesten hadden het voor ons gevoel al een beetje gehad. Het stuk wat zou volgen was een stuk zwaarder. De hoogvlakte tussen Burgos en León is een kaal en leeg landschap. Hier en daar een stadje met meer verlaten huizen dan bewoonde. Geen beschutting op de kilometerslange rechte en stoffige wegen. Omringd door wuivend graan zover als het oog reikt wordt je hier wel terug geworpen op jezelf. Uit de boeken weet ik dat dit voor de meesten het zwaarste stuk is. Het gevoel hebben dat je er bijna bent maar dat bij iedere stap de afstand wel toe lijkt te nemen. Ik zou zelf voor de noordelijke route kiezen maar wanneer je uit Spanje komt is dit de meer logische route. 

Ik heb me al eerder in de Camino verdiept, het fascineert me enorm. Ik heb altijd het idee gehad dat ik met mijn zestigste het werk wel vaarwel zou kunnen zeggen en dan de loop zou gaan doen. Dit staat echt op mijn bucketlist. De mensen die het weten verklaren me voor gek maar ik denk dat het een geweldige levenservaring is. Het religieuze karakter kan je direct ter zijde schuiven want dat telt voor mij helemaal niet. De ontmoetingen, negatief en positief, het op je zelf terug geworpen worden en het overwinnen van de tegenslagen, daarin zit naar mijn idee de winst. Helaas denk ik niet dat het er van komt gezien de maatschappelijke veranderingen die op mijn pad gekomen zijn. Natuurlijk kan je het ook in gedeeltes doen maar ik denk niet dat je dan de ervaring hebt dan wanneer je het in één keer doet. En dan hebben wij het nog gemakkelijk. Vroeger kwam je er aan en dan stond er echt geen vliegtuig van Easy Jet klaar om je terug naar huis te brengen. Nee, dan liet je je schoenen verzolen en moest je het hele end ook weer terug lopen. Over minder gebaande wegen dan tegenwoordig. Dat was dus echt een opgave. Het kostte je gewoon een klein jaar. 

Een leeg landschap dus tussen Burgos en León, leeg maar wel boeiend. De leegte heeft zijn eigen charme. Opeens is een boom een hele andere verschijning dan wanneer hij in het bos staat. Daar moet hij wel heel bijzonder zijn wil hij opvallen. De omgeving is dus bepalend voor het individu. Je gaat echt anders tegen de dingen aankijken. Veel plaatsen worden gekenmerkt door leegloop en verval. Waarschijnlijk mede een gevolg van de teruglopende Spaanse economie. Ze hebben tijden gekend van + 20% werkeloosheid. Niet echt bevorderlijk voor het in leven houden van kleine gemeenschappen. De trek naar de steden, waar de kans op werk toch wat groter is, neemt toe en men laat de geboortegrond achter. Het aantal borden ‘se vende’ wat aan de gevels van huizen en gebouwen gespijkerd is, is voor het gevoel talloos. Eén ontmoeting wil ik jullie trouwens niet onthouden. We reden bij Valverde el Camino (De groene vallei bij de wandelroute, toch wel een romantische naam voor een praktisch verlaten dorp) en zagen daar een kerk. De kerken hebben hier vaak een trapgevel-achtige voorzijden in plaats van een toren. Op de ‘treden’ waren vier ooievaarsnesten gebouwd. Zie je ze bij ons sporadisch, hier vier bij elkaar. Zo heeft toch iedere streek zijn eigen rijkdom. 

Rond twaalf uur bereikten we León, gelegen in een verdieping in de hoogvlakte. Het was nog vroeg en de stad had niet echt een uitstraling die tot een verblijf uitnodigde. Besloten om maar iets verder te gaan. Ponteferrado werd het nieuwe doel. Gelegen in de bergen, zo’n 80 kilometer westelijker. Hier loopt ook een route die vermeldt staat in mijn gids ‘de 25 mooiste routes van Spanje’. Het enige vervelende is dat men even vergeten is dat wij een caravan meehebben. De routes zijn ingericht voor mensen in hotels overnachten. Nu zijn wij gehecht aan ons eigen bed en aangezien het wat moeilijk is om de caravan in Hotel El Arbol Argente naar boven te slepen houden wij het maar op campings. En die zijn hier niet dik gezaaid. Tien kilometer voor Ponteferrado hebben we maar eens in de gids gekeken en zagen dat er potverdrie niet één camping was. Gelukkig bood Tom uitkomst. Twintig kilometer terug was er één. Nou ja, je neemt je verlies en rijdt terug. Helaas, we zijn niet echt kritisch maar dat was helemaal niets. Er stond geen mens en het gras stond navelhoog. Doorgereden naar de volgende. Camping Los Perdigones in Fabero. We twijfelden eerst nog of hij wel bestond maar uiteindelijk hebben we deze Municipal toch gevonden. We troffen het, er was een beheerder aanwezig. Niet voor de kampeerders maar omdat er hier vanavond een verjaardag gevierd gaat worden van zijn nichtje. Kon mooi in de campingkantine van de gemeente. Maar het was de beroerdste niet. Ondanks het feit dat de camping maandag aanstaande (overmorgen dus) pas open gaat konden we er toch staan. 

Een behoorlijk gelazer gehad om de stoom aan de praat te krijgen. De palen die op het terrein staan geven nog geen Kilowatt minuut, laat staan Kilowatt uur. Uiteindelijk alle verlengsnoeren aan elkaar geknoopt, wat zo’n vijftig meter kabel oplevert en de stekker maar in de kantine van de camping in de muur geplugd. Er moet nog wel wat gebeuren hier. Het gras is al gemaaid maar het is ondertussen veranderd in hooi. In mooie wiersen ligt het op het terrein, het moet alleen nog even gebaald worden. Nou ja, daar heeft hij nog de hele zondag voor. Verder moet hij nog even de stroom repareren en de waterleidingen door spoelen want er kwamen af en toe nog brokken alg uit de kraan. 

Voor de rest een prima camping, weer twee hectare voor ons zelf maar we hebben toch besloten om ons verblijf hier maar te beperken tot één dag. De beheerder vroeg overigens nog wel of we de poort achter ons wilden sluiten wanneer we morgen vertrekken. Dat zullen we dan maar doen, hij was per slot van rekening ook aardig voor ons.

Zondag 5 juni 2016: Een kleurig palet

In het zuiden van de Spaanse hoogvlakte net voor de woeste hoogtes van de Sierra de Gredos en de Sierra de la Peña de Francia ligt Salamanca, doorsneden door de traag westwaarts stromende Tormes die uiteindelijk overgaat in de Duero en uiteindelijk in Portugal als de Douro de zee bereikt. Deze oude universiteitsstad dateert al uit de tijd van de Iberische stammen, was een belangrijke Romeinse nederzetting tot Hannibal het in 217 voor Christus veroverde. De stad heeft het lang vol gehouden want het bestaat nog steeds. Even buiten de stadsgrenzen bevinden wij ons nu, op camping Don Quijote, een figuur die ontsproten is uit het brein van Miguel de Cervantes die overigens weinig met Salamanca van doen heeft. 

Lezers met wat topografische kennis zullen zich nu wel op de bol krabben want hoe komen wij in Salamanca terecht. Dat zal ik uitleggen. Het grootste gedeelte hebben we over de snelweg afgelegd… maar zonder gekheid, ik begrijp de vraag. Het gedeelte van Spanje waar we zaten, de westkant van Castilla y León, tegen de grens van Galicië aan, is een slecht toegankelijk en een erg dun bevolkt gebied. De plek waar we waren had ons weinig te bieden, ik had me hierop verkeken. Nu is goede raad duur maar een wijs besluit niet. Besloten dus om de bakens maar even te verzetten. De boeken doorgekeken en Salamanca, hoewel het bijna 280 kilometer ver was, leek ons een goede bestemming waar van uit we Spanje verder kunnen bezoeken. Dit was even een missertje, kan gebeuren. Het was de eerste keer niet en het zal ongetwijfeld ook de laatste keer niet zijn. 

Zoals gezegd, de camping was, op ons na, totaal verlaten. De beheerder had ons gevraagd om het slot weer even op de toegangspoort te doen, het hangslot werd open aan het hek gehangen. Hij had wel voor ons de nachtverlichting aangestoken zodat we in het pikkedonker niet zouden verdwalen wanneer we gebruik zouden willen maken van het sanitair porselein. Het weer was goed toen we opstonden en qua inpakken hadden we een makkie. Redelijk snel op weg dus. Richting Salamanca. 

Richting Ponferrada hadden we de besneeuwde bergtoppen van de Cordillera Cantabrica nog in het gezicht maar al snel veranderde het landschap. Over de wegen hangt de zware geur van bloeiende brem. Het doet aan velden met hyacinten denken. De bergen werden heuvels en die gingen over in een golvend landschap, de Spaanse hoogvlakte. Een gigantisch, dunbevolkt landbouwareaal. Eindeloze graanvelden volgen elkaar op, bebouwing is er nauwelijks, althans niet zichtbaar vanaf waar wij ons bevonden. In het grote niets staan grote graansilo’s als schepen op de oceaan. Af en toe een stoffig dorpje dat de monotonie van het landschap wat onderbreekt. Onbewerkte percelen maar ook vooral de wegbermen vertonen echter een ons onbekende uitbundigheid. Een spetterend palet van kleuren gevormd door wilde bloemen. Ik denk dat we in het goede jaargetijde zijn. Nog een paar weken en dan heeft deze kleurenschakering waarschijnlijk plaats gemaakt voor bruin, de kleur van verdorring. 

Na anderhalf uur rijden begint het landschap iets te veranderen, graanvelden maken plaats voor bos. Hier en daar verschijnt een verhoging in het landschap. We naderen het einde van de hoogvlakte. Even voorbij Salamanca maakt de vlakte plaats voor de bergen van de Midden Spaanse sierras, de bergen waarachter Madrid zich verstopt. 

Salamanca bereiken we vandaag niet. Iets voor de stad buigen we naar het oosten af. Daar ligt de camping waar we de komende dagen zullen verblijven. Het is nog maar twee uur wanneer we arriveren. We besluiten een dag rust te nemen, het is per slot van rekening zondag.

Maandag 6 juni 2016: Avenida Del Mandje

Vanmorgen waas één van mijn eerste bezoeken aan het caravancentrum wat tegenover de camping gelegen is. Ik zie sommige lezers nu al zeggen: ‘Nee, toch niet weer! Wat heeft die Muis toch met die wieltjes?’ Ja, helaas wel weer. Ik ben het gisteren helemaal vergeten te vermelden maar op het moment dat de caravan afgekoppeld was en we hem om probeerden te trekken brak het wieltje van de neuswielconstructie (ja, hoe heet zo’n ding eigenlijk?) dwars door de midden. Niks meer mee te beginnen. Gelukkig kregen we even hulp van een aardige Brit die ons hielp de caravan op zijn plaats te krijgen. Ook het horizontaal zetten lukte nog wel want het opkriksysteem heeft natuurlijk niets met het wieltje te maken, dat hoef ik jullie niet te vertellen. 

Vanmorgen dus met de smartphone een foto gemaakt van het wieltje. Dit ingeval mijn Spaanse lessen tekort zouden schieten. Dan had ik altijd nog een foto om mijn verhaal te ondersteunen. Dat was gelukkig niet nodig. De verkoper was een man die zijn uiterste best deed om mij het zoveel mogelijk naar mijn zin te maken en dus werden mijn Spaanstalige vragen consequent in het Engels beantwoord en samen kwamen we er uit. Wel kreeg ik halverwege ons gesprek het idee van: ‘Ben jij nu zo dom of ben ik nu zo slim?’ Ik kwam tot de conclusie dat het laatste toch wel het geval moest zijn want ik kwam toch maar mooi thuis met datgene wat ik nodig had. Misschien aardig om te vermelden is dat ik op de terugweg, gewapend met de neuswielconstructie onder mijn arm een dame tegenkwam. ‘Hée’ zei ze, ‘waar heeft u dat vandaan? Ja, ziet u, onze caravan is namelijk door zijn neuswieltje gezakt en nu zijn we op zoek naar een nieuwe.’ Ik ben dus klaarblijkelijk niet de enige met dit probleem. 

De boel gemonteerd wat een fluitje van een cent was en toen de fietsen maar even bedrijfsklaar gemaakt. Vandaag gaan we namelijk naar Salamanca en dat doen we op de fiets. Langs de rivier schijnt namelijk een prachtig fietspad te lopen die je tot in het centrum van de stad brengt. Nou ja, brengt, je moet natuurlijk wel zelf trappen. Nu valt het trappen wel mee. Onze wederzijdse moeders hebben, nou ja, eigenlijk hadden, elektrische fietsen. Nu worden ze alle twee wat ouder en hebben het besluit genomen dat het fietsen er eigenlijk voor hen wel op zit. Nu werkt de ondersteuning van een elektrische fiets door middel van een batterij en er is voor die batterij niets slechters dan niet gebruikt te worden. Af en toe opladen en weer leegfietsen is het beste voor zo’n batterij wat er bestaat. Dus, om de wederzijdse moeders te ontzien hebben we maar besloten om ons op te offeren. En wanneer kan je zo’n klus het beste doen? Jawel, in de vakantie. De fietsen hebben we voorzien van opklapbare trappers zodat ze makkelijker in de caravan te laden zijn en zelfs in onze spaarzame vrije tijd zijn we bezig met het in stand houden van de respectievelijke familiekapitalen. Geen moeite is ons te veel. Hulde zou ik zeggen. 

Het was een mooie tocht, zo langs de rivier. Een traag westwaarts stromende rivier is het. Het fietspad is eigenlijk geen fietspad maar een grindpad wat door wandelaars en fietsers gezamenlijk gebruikt wordt. Het pad was bedekt met zaden van populieren. Die zitten verpakt in een soort pluis welke je het idee geven of het sneeuwvlokken zijn. Hele pakketten liggen er aan de kant van de weg en wanneer de wind even toeneemt is het of Vrouw Holle haar dekens uitklopt. Na pakweg een kilometer ging het over in een smal pad wat vlak langs de oever liep. Het leek wel of je op de Daalmeerkaai fietste, op weg naar de akker van Pa, wanneer hij zijn thermosfles vergeten was. Hobbeltje, kuiltje maar wel met een mooi uitzicht. Na anderhalve kilometer raakten we echter het spoor bijster en waren we het pad kwijt. 

Een alternatief pad gezocht dus maar, dwars door de Spaanse Vinexwijk en over de autoweg. Nu kijken ze hier nergens van op en de mensen zij vrij relaxed dus dat was geen probleem. Na een minuut of twintig bereikten we de stad maar omdat wij via een andere weg kwamen dan verwacht was het nog even zoeken naar het centrum. Gelukkig boden wat oudere heren in het park uitkomst. Ze vertelden alle twee een ander verhaal maar ik had wel een beetje een idee welke kant we op moesten gaan en toen we uiteindelijk de spitsen van de plaatselijke kathedraal ontwaarden wisten we het helemaal zeker. 

Bij de kathedraal de fietsen geparkeerd en direct maar een bezoek gebracht aan het Dominicaner klooster van St. Stephan. Een geweldig mooi gebouw met een prachtige binnenplaats en een toren met broedende ooievaars. Toen we er in ronddwaalden kwamen we opeens een oude bekende tegen, de naamgever van de dukdalf. Jawel , daar was hij, Don Alvares de Toledo, de hertog van Alva dus. De man die mijn geboortedorp in 1573 bijna met de grond gelijk maakte bij het beleg van Alkmaar. Zoals ik al zei, de naamgever van de dukdalf (duc d’alve). De schippers gooiden een touw om zijn nek en trokken het lekker aan. Een soort van passief verzet neem ik aan. De meerpaal kwam hiermee aan zijn einde, de dukdalf was geboren.  Een mooi graf heeft hij gekregen, de hertog. Zijn heldendaden waren in marmer in gebeiteld maar het vernietigen van Koedijk was men even vergeten te vermelden. 

Bezochten we vroeger elk religieus gebouw, hier laat je dat wel. Er worden forse toegangsprijzen voor berekend en het spijt me te zeggen dat het merendeel van de kerken me die prijs hier eigenlijk niet waard is. Voor het geld wat je aan een kerkbezoek uitgeeft zit je hier zo twee uur op een terras met tapas en dat is toch eigenlijk een stuk leuker. Vooral in een studentenstad als Salamanca is dat een verrijking voor de geest, de hele wereld trekt aan je voorbij en vooral met zonnig weer zie je pas hoeveel de wereld je te bieden heeft. Zo gezegd, zo gedaan. Even een terrasje gepikt dus maar. Lekker wat drinken met een bordje patatas bravas. De knoflook spetterde er vanaf, jemig de pemig wat was dat lekker. Daarna zijn we via de Rua Mayor naar het noorden gelopen, richting Plaza Mayor. 

Een leuke straat met heel veel leuke winkels. Winkels die ik zelfs weet te waarderen zoals Ale Hop, sinds Bilbao onze Spaanse favoriet. Uiteindelijk kwamen we uit op het Plaza Mayor. Naar men zegt één van de mooiste pleinen van Europa. Arcades met daarboven woningen omsluiten het plein aan drie kanten, aan de vierde zijde staat een gebouw wat gebruikt wordt voor culturele doeleinden. In de arcades zijn allemaal winkeltjes gevestigd en veel horeca welke zijn terrassen op het plein heeft staan. Helaas vond ik het er nogal saai uitzien. De grote markt in Brussel of het plein in Brugge hebben naar mijn idee meer karakter. 

Daarna hebben we onze tocht voortgezet door het centrum, alle hoogtepunten wel even bekeken met als uitschieter het Case de las Conchas, het huis met de schelpen. Een prachtig gebouw. De opdracht van de bouw is gegeven door Don Rodrigo Arias Maldonado, ridder in de orde van de Katholieke koningen en heer van de orde van Santiago. Vandaar waarschijnlijk de schelpen. Tegenwoordig is het in gebruik al openbare bibliotheek.Salamanca is een geweldig mooie stad waar we zonder moeite een dag hebben doorgebracht. Geslenter door een stad is echter altijd vermoeiend en vooral bij + 30 graden wat het vandaag was. Na nog een terras of twee en een ijsje hebben we besloten om de terugweg weer te aanvaarden. Het viel ons wel op dat veel straten in onze ogen vreemde namen hebben: Jesus (Jezus) Pan y carbon, (brood en steenkool), Toros (de stieren) Latina (Latijn) en Plata (Zilver) zijn er maar een paar van.

De fietsen weer opgezocht en met behulp van de plattegrond het fietspad gevonden. Via de Puento Romana, de Romeinse brug, die hier al bijna twintig eeuwen ligt, zijn we aan de stad ontsnapt en vonden we onze weg terug. Nu wel de goede weg. Een prachtig fietspad wat na een kilometer of vier helaas weer overging in een pad wat verdacht veel overeenkomst met de Daalmeerkaai vertoonde. Het pad waar ik wel eens over heen fietste wanneer mijn vader zijn thermosfles vergeten was. 

Rond een uur of zeven waren we weer terug op de plek van vertrek. Nog even zitten praten met onze buren, twee dames uit Brunssum, we denken moeder en dochter. Ze zijn nu vijf weken met elkaar op pad en wisten een hoop te vertellen. Overigens staan er nog meer dames hier in het laantje maar dat zijn meer dames van de wederzijdse damesliefde. Van die types met pannensponzen onder de armen, met geitewollen sokken in de sandalen, een mooie tatoo op de rug en de uitstraling van Oezbeekse worstelaars. Kortom vrouwen die iedere vorm van vrouwelijkheid proberen te ontkennen en te camoufleren. Gezien de toevloed van deze dames is de camping mogelijk ooit vermeld geweest in de Opzij, het vakblad van de damesliefde. Overigens heb ik onbewust van de week al een aanvaring gehad met ëën van deze dames. Die zei dat ze een hekel had aan het doen van de was. Ik in mijn onschuld had niet in de gaten dat deze dame ook tot dit volksdeel behoorde en reageerde met de opmerking dat ze het dan maar door haar man moest laten doen. Dom, wanneer ik even opgelet had, had ik gezien dat zij de man van het koppel was. 

Zoals gezegd, onze camping heet Don Quijote, Don Quichote in het Nederlands. Alle laantjes hebben namen gekregen die relateren aan dit boek van Cervantes zoals De Molens, Sancho Panchez, Dulchinea, de onbereikbare liefde van de Don en zo voort. Alleen ons straatje heeft geen naam, waarschijnlijk is ons bordje gejat en siert het nu, zoals ik al eerder schreef, een tuin in een vinexwijk of een voetbalkantine. Mijn voorstel is dan ook om dit straatje dan maar naar café Het Mandje te vernoemen, het café van Bet van Beeren. Sancho Panches had namelijk ook altijd een mandje bij zich. Hier zat de lunch in voor zijn meester, Don Quijote. Café Het Mandje was sinds 1927 een toevluchtsoord voor dames en heren van de wederzijdse liefde en travestieten. Bet was er zelf ook een liefhebster van. Mijn broer heeft me ooit in dit café geïntroduceerd en ik heb er menige gezellige avond beleefd, net als dat ik hier doe. Het lijkt me een goed plan om dit te doen. Ik zal het morgen aan de directie voorleggen om dit grindpad om te dopen in Avenida del Mandje.

Dinsdag 7 juni 2016: In de Sierras

Salamanca is kleiner dan je denkt, althans het gedeelte wat voor de toerist aantrekkelijk is. We hebben voor een paar dagen geboekt hier, geen ramp overigens want het is hier goed, dus vandaag hebben we besloten om maar even een rondje in de omgeving te gaan kijken. Ik vermeldde al dat we hier op de rand van de Spaanse Hoogvlakte zitten, tegen de Sierras (bergen) aan. Vanuit Salamanca zie je de met sneeuw bedekte bergen liggen. Even in het grote kaartenboek gekeken of er topografisch gezien interessante gebieden in de buurt waren en warempel, een kluwen van groene weggetjes iets ten zuidwesten van Salamanca, de Sierra de Peña de Francia, trok onze aandacht. 

Natuurlijk moesten we er eerst heen. Een lange rechte weg richting Vecinos en vervolgens richting Linares de Riofrio, Linares van de koude rivier. Wonderlijke plaatsnamen kom je hier tegen, waarschijnlijk omdat de plaatsnaam elders in Spanje ook al voorkomt. Dan doen ze er een toevoeging bij van het gebied of één of andere mistige heilige en dan is het toch weer iets unieks. In de tijd voor de postcode was het namelijk wel handig om jezelf te onderscheiden. Zo zijn wij in Slovenië eens naar Skočjan gereden om een grot te bezoeken. Moesten we uiteindelijk 40 kilometer terug rijden omdat we bij de verkeerde Skočjan zaten. Bij nader onderzoek bleek dat er in Slovenië wel vijf plaatsen met de naam Skočjan zijn. In Nederland heb ik hetzelfde al eens gehad bij Hengelo. Wij zoeken en toen bleek de motorrace in Overijssel te zijn en niet in Gelderland. En zo is het hier ook ongetwijfeld. Ik ben al verschillende ‘Santiagos’ tegen gekomen. In de atlas staan er wel twintig vermeld dus het is niet uniek. 

Het was een mooie rit hoewel men dit niet aangaf op de kaart. Allengs werden de glooiingen in het landschap heuvels en die waren beplant met olijfbomen. Duizenden. In de boomgaarden graasden koeien en op de graslanden tussen de boomgaarden liepen kuddes met schapen. Een verschil dus met het landschap ten noorden van Salamanca waar alleen aan landbouw gedaan werd. Overal zag je ooievaars vliegen en op de landerijen lopen. Bij ons is het uniek wanneer je er één tegenkomt, hier struikel je er bijna over. Maar daarentegen, hier zie je weer weinig zeehonden, zo heeft ieder gebied dus wel weer zijn unieke dingen. Een mooi landschap vond ik het, vreedzaam en rustgevend. 

Bij San Miguel begon het direct al bergachtig te worden, de vlaktes hielden hier op en de Sierras waren begonnen. Op weg naar Estéban de la Sierra, een aardig plaatsje. Daar hebben we bij de plaatselijke waterbron gepicknickt. Toen we zaten te eten zagen we hem in de verte al aankomen, krom gebeend, leunend op een stok. Alejandro heette hij. Dat kwamen we iets later aan de weet. Leunend op zijn stok richtte hij het woord tot mij. ‘¿De donde esta el coche?¿ De Francia?’ Ik antwoordde hem dat de auto niet uit Frankrijk maar uit Nederland kwam, met ons er in. Daar keek hij van op. We kregen een heel verhaal te horen in een soort Spaans-Achterhoeks accent waar ik geen touw aan vast kon knopen. 

Ondertussen stopte er een auto achter hem, hij had het niet in de gaten. De chauffeur draaide het raam open en riep de oude baas toe: ‘¿Alejandro, quiere montar? (Hé, Alexander, wil je meerijden?) Maar hij had het niet in de gaten. De chauffeur herhaalde zijn vraag maar nu iets krachtiger. Nog geen reactie.  Lachend zat hij aan zijn oor te trekken ten teken aan ons dat Alexander toch wel eens voor een gehoortest naar Beter Horen kon gaan . Iets later kreeg Alejandro de auto in de gaten en gaf te kennen dat hij liever lopend de berg op ging. De auto reed weg, als groet verscheen er nog een arm uit het raam en Alexander vervolgde in een rustig tempo zijn pad omhoog. Een leuk intermezzo. 

Vervolgens kwamen we bij Miranda del Castañar. Daar voegden twee rivieren zich samen en had men een watermolen gebouwd. De molen was buiten gebruik maar er was nu een restaurant met terras. Prachtig gelegen. Daar even koffie gedronken, gegeten hadden we immers al. Het zat daar heerlijk. Een zachte bries verdreef de ergste warmte en ook de schaduw van de grote populieren die daar stonden hielp er aan mee. Twee euro dertig was ik kwijt voor deze onderbreking. Bijna Albanese prijzen. Die maken het verblijf hier echt aangenaam. De extra kosten voor de reis haal je er dubbel en dwars uit. Ook de benzine is hier bijna veertig cent goedkoper dan bij ons. Ik heb al geschreven over de jerrycans met benzine die ik meehad uit Nederland vanwege de situatie in Frankrijk. We hadden het niet nodig dus ik heb ze hier leeg gegooid in het riool en weer volgetankt met Spaanse benzine. Veel goedkoper, allemaal winst. 

Iets later op onze route kwamen we Morgarraz tegen. Al eerderhebben we ‘Les plus belles villages de France’, de mooiste stadjes van Frankrijk al eens vermeld. Dat zijn plaatsjes met een sfeer, uitstraling, bouwstijl of ligging die uniek is. Iets dergelijks blijkt er ook in Spanje te bestaan, maar daar heet het vanzelfsprekend anders: ‘Los Pueblos mas bonitos de España. In bijna alle landen van Europa heb je gedeeltes waar vakwerkhuizen voorkomen. In Spanje is dat maar in een heel klein gedeelte van het land, in het zuiden van Castilla y León, de plek waar wij nu zijn. Iets unieks voor het land dus. In Morgarraz komen ze wel voor en in ruime mate. Het is al een oud dorp. Men heeft hier de gewoonte om de zegen van Maria te vragen middels een Ave Maria inscriptie in de latei die boven deur ligt gevolgd door het jaartal van de bouw. In het hart van het dorp waren er veel huizen die dateerden van de 18de en 19de eeuw. De waterbron en kerktoren waren nog van veel eerdere datum. 

Wat ook leuk is, is dat zo’n twintig jaar geleden alle dorpsbewoners geportretteerd zijn en dat de portretten op de huizen hangen waar ze eens woonden of nog wonen. We zagen een oude baas zitten op een bankje en ik vroeg aan hem of het inderdaad allemaal bewoners van het dorp waren die afgebeeld waren. Dat beaamde hij. Ik vroeg toen waar zijn portret hing en hij wees ons het huis, op nummer zes, die knappe kerel. En inderdaad, op nummer zes hing een portret van een vrij jonge man die wel gelijkenis vertoonde met de man die we zojuist gesproken hadden. Toen we in zijn richting keken stak hij lachend zijn duim in de lucht. We waren bij het goede pand. Geweldig, dit soort ontmoetingen. Die onthoud je  en kleuren je reis. Alleen moet je wel zelf het initiatief nemen voor dit soort contacten. Wanneer je het doet word je echter bijna nooit teleurgesteld. Mensen waarderen het wanneer je belangstelling hebt voor hun leefomgeving, cultuur en gewoontes. Daarna nog even wat gedronken in het dorp en daarna weer verder. 

Ook hier kent de natuur een uitbundigheid die we bij ons niet kennen. Vandaag in de bergen kwamen we velden met Spaanse lavendel tegen, die plantjes met een paarse, vlinderachtige bloem die bij ons voor € 5,95 te koop staan bij de tuincentra. Ook Aubrieta, een paars kruipertje wat bij ons de tuin siert, staat hier als onkruid langs de weg en waarschijnlijk beschouwd men het ook als zodanig. Een wegomlegging bracht ons bij uitzichtspunt wat het hoogste punt van de route vandaag  markeerde. Daar had men een arboretum aangelegd, een soort tuin met de lokaal voorkomende bomen. Een geweldig panorama had je er over het gebied met als kers op de appelmoes een uitzicht op de Sierra de Gredos, het hoogste gedeelte van dit gebied, wat ondanks de temperaturen nog met sneeuw was bedekt. Er moet daar dus een vracht hebben gelegen.  

Ondertussen schoot de dag alweer aardig op, het was inmiddels ruim vijf uur. Omdat we toch wel een aardig stukje van Salamanca afzaten tijd om de terugreis te aanvaarden. De naamgever van het gebied, het hooggelegen Peña de Francia, hebben we moeten laten voor wat het is. Via El Cabaco en Tamarnes weer terug. Weer langs de talloze olijfgaarden. Hier troffen we akkers vol met varkens. Die worden waarschijnlijk gehouden voor de Jamónes Ibericos, de Spaanse hammen die je hier overal ziet hangen. Zo te zien hadden de beesten een goed leven, tevreden knorrend liepen ze te grazen, glimmend zwart van de blubber. 

Op de terugweg nog even langs de supermarkt gegaan om levensmiddelen in te slaan. We hadden namelijk het idee om morgen te vertrekken. Dat idee hebben we maar laten varen want we konden er vanavond niet helemaal uitkomen waar we heen wilden. Gaan we morgen maar eens even op ons gemak bekijken, we hoeven ons per slot van rekening nog niet te haasten.