Zo moet een kleurenblinde zich dus voelen. Alles om ons heen leek groen vandaag maar volgens het nieuws is een groot gedeelte van ons land rood. Het is of de geest van Fré Meis over het land waart en de kaart inkleurt maar was het maar zo onschuldig. Het nieuwe rood heet Corona. Het is verraderlijk want het is er wel maar je ziet het niet. Een minuscuul schepseltje, onzichtbaar voor het blote oog. Het lijkt niets maar wanneer ze in groepen opereren hoed je dan maar. Na de pest, Spaanse griep, cholera en typhus is dit een nieuwe gesel die de mensheid te pakken probeert te nemen en het moet gezegd worden, het gaat ze aardig af.
Voorzichtigheid is dus geboden want wanneer jij ook rood kleurt door de Corona ben je nog niet jarig. Maar ondanks de verkleuring van onze wereld hebben we toch besloten om dit jaar weer op reis te gaan. Bij ons thuis is het rood en waar we heen gaan, richting zon, is het ook rood. Roder wordt het niet. Voordeel is dat de bevolkingsdichtheid daar lager is dus mijn boerenverstand zegt dat het er veiliger moet zijn. Maar ja, ik kan me vergissen. Ik ben nu eenmaal geen wetenschapper.
Van de week dus de caravan maar gehaald en ingeladen. Gevarendriehoek, veiligheidshesjes, alcoholtesters, verbanddoos in de kofferbak, mondkapjes in de sanitaire ruimte, Corona-app op de telefoon, latex handschoenen op de achterbank, Dettol in de zeeppomp, thuistesten in de koelkast en het bijgewerkte medisch paspoort in het dashboardkastje. Weinig plek meer voor de reguliere bagage maar ja, reizen is afzien, niet waar? Alles compleet zou je zeggen.
Maar ik kwam bedrogen uit. Toen ik onze plannen bij vrienden bekend maakte kwam de vraag: ’Maar heb jij dan al een Franse milieusticker?’ Een Franse milieusticker? Ja, een milieusticker, uitgegeven door het Franse ministerie voor de Leefomgeving. Nee, verdomme, die had ik niet. Effe niet aan gedacht. Waarschijnlijk omdat ik er nog nooit van had gehoord. Zonder zo’n ding mag je verschillende streken en steden niet in met de auto. En een mondkapje voor je uitlaat, daar trappen ze niet in, die gendarmes. Die zijn ook niet helemaal achterlijk. Zien dat we er één krijgen dus.
Dat was gemakkelijk gezegd dan gedaan. Nergens in Nederland zijn ze te krijgen. Ze zijn alleen in Frankrijk te krijgen via de Service de Déliverance des Certificats Qualité de l’Air. Voor het geld hoef je het niet te laten. Vier euro éénenvijftig kost zo’n ding. Daar moet geld bij zou je zeggen. Helaas is de website opgesteld in ambtelijk Frans en dat is wel wat anders dan een croissantje bestellen bij de bakker. Verder worden er achterlijke vragen gesteld zoals het uitstootniveau bij toelating van het voertuig. Hoe moet ik dat nu weten?
Goede raad is duur en goede hulp ook. Gelukkig kan je hulp kopen bij een tussenpersoon in Abcoude. Voor zestien euro helpt die je de weg te vinden in het Franse overheidslabyrint. Binnen 48 uur krijg je dan een papieren exemplaar in de mail die je in kleur moet afdrukken. Mocht je geen kleurenprinter hebben dan willen ze je daar ook nog wel bij helpen. Voor acht euro doen ze dat en voor dat geld sturen ze je hem ook nog naar je toe. Het plaatje mag je dan uitknippen en met de bijbehorende QR code is het ook nog rechtsgeldig. Alleen nog op je voorruit plakken en klaar is Kees. Een kind kan de was doen.
Gelukkig was het in kleur afdrukken niet nodig in mijn geval. Ik kon zelf voor de kleur zorgen. Want de kleur is belangrijk. De kleur is gelinkt aan de vervuilingsfactor van je voertuig. En de vervuilingfactor bepaalt waar je wel en niet mag komen. Het is trouwens wel opletten geblazen want iedere stad en ieder departement kan zelf bepalen welke regels ze hanteren. Nu troffen wij het wij wij hebben CRIT’air 1, de paarsrode sticker. Dat is na de elektrische auto, die de groene sticker heeft, de tweede categorie en dan mag je bijna overal komen. Gelukkig had ik gisteravond om 23.48 uur de mail in de bus, kon ik hem vanmorgen nog even snel in kleur uitprinten en dus staat niets onze tocht meer in de weg.
Vanmorgen de laatste spullen de auto in, even de Deutsche Leute gedag gezegd en rond een uur of elf reden we weg. Op naar onbekende horizonten. Het ging allemaal vrij voorspoedig. Het was rustig op de weg en zelfs Luik bleek geen probleem. Iets voorbij Luik even gekeken welke kant we op willen en na een kleine tijd-snelheidsanalyse in combinatie met mogelijke pleisterplekken kwamen we uiteindelijk uit op Attert waar een keurige doorgangscamping in de gids stond vermeld. Rond vijf uur waren we daar. We waren te laat. De rivier waar de camping aan gelegen was stroomde er nog maar de camping bestond niet meer. Of dit te maken had met de recente wateroverlast of dat onze gids uit 2013 dateerde was niet geheel duidelijk maar we moesten een nieuwe keuze maken.
Camping Officiel Arlon werd het. Elf kilometer verder. Een prima plek voor een nacht. Een paar jaar geleden zijn we hier ook al geweest. Blijven zullen we hier niet. De triestheid van de omgeving zijn we nog niet vergeten. Geen plaats om langer te blijven. Het enige dat sjeu aan de omgeving geeft, het befaamde biefstukkenrestaurant op de camping, was helaas ook gesloten. Corona. Zelf dus maar even gekookt. Tomatensoep. Het kleurde ons bord rood, vuurrood.
Half acht. De eerste campinggasten op doorgangscamping Officiël in Arlon ontwaken en maken zich klaar om te vertrekken. De anderen laten niet lang op zich wachten. Ze zijn gewekt door het geluid op de camping. Opeens verschijnen overal verschrikte gezichten achter de caravanruiten. Och Jezus, is het al zo laat? Snel, sneller, snelst. Het lijkt wel een wedstrijd wie of er het eerst op de snelweg is.
Ongetwijfeld is het een grijsgehaarde die als eerste een ticket bij het tolpoortje uit de automaat trekt. Dat kan bijna niet anders wat het is alles grijs wat hier de klok slaat. Mocht je nog twijfelen aan het bestaan van de grijze golf dan moet je hier eens heen. Hoewel, grijze golf? Grijze tsunami zou een betere omschrijving zijn. Een vloedgolf van plezierpolyester perste zich vanmorgen, bijna tegelijkertijd, door uitgang. Op weg naar de A33 en zonniger oorden.
Een half uur later waren wij ook klaar, na een oude krentenbol en een kop koffie, en konden we op pad. Op weg naar het doel dat nog niet bepaald was maar vagelijk omschreven is als ‘een plek met beter weer’. Villard-les-Dombes had ik als doel ingegeven, snelwegen vermijden en een toeristische route. Geen wonder dat het vandaag geen donder opschoot. Maar mooi was het wel. Een afwisselend landschap onderweg. Onafzienbare akkers met zonnebloemen en mais, geschoren graanvelden en bossen. Slaperige dorpjes waar riviertjes zich doorheen wringen.
Zoals gezegd, we hadden al een stoffige krentenbol naar binnen gewerkt. We lustten nog wel wat maar we maakten ons daarover geen zorgen want in Frankrijk zijn namelijk een paar zekerheden: men spreekt geen Engels, je wordt altijd op de meest ongelukkige momenten ingehaald en in ieder dorp zit een bakker. De eerste twee zijn nog steeds van toepassing maar het lijkt wel of de derde stelling aan kracht aan het inboeten is. We zijn heel wat dorpen gepasseerd maar geen bakker te bekennen. Gelukkig kwamen we op een gegeven moment een Lidl tegen. Een keur aan brood lag daar op ons te wachten. En prijzen, daar kan geen Franse bakker tegenop. En het blijft nog langer vers ook want een baguette van een Boulanger Artisan is na twee uur zo hard als een honkbalknuppel.
Ik kan me trouwens wel indenken dat een bestaan als bakker in een leeglopend gehucht als Painsec niet erg tot de verbeelding spreekt en dat je er op een gegeven moment de brui aan geeft. Zes dagen werken, drie uur ’s nachts je bed uit om de rijskasten te vullen en geen droog brood verdienen. Ja, droog brood, dat hou je over aan het einde van de dag. Een schap vol onverkochte Ceréales en pains de campagne. Wat moet je er mee? En ondertussen pikken de grootgrutters steeds meer van je omzet af. Wel begrijpelijk dus dat de bakkerijen sluiten maar spijtig is het wel. Al was het maar omdat wij trek hadden vanmorgen en er niet overal een Lidl is.
Zoals gezegd, vandaag schoot het niet op. Na overleg besloten om maar een doel te kiezen dat dichterbij in de buurt lag en we hebben richting Dijon aangehouden. We kwamen tot vlak voor Langres toen een bordje Camping à la ferme bij een afslag onze aandacht trok. Het was een uur of drie maar ik had het wel een beetje gehad met het rijden. Het was mooi weer en ik had meer zin in een koud biertje voor de caravan dan nog een paar uur kilometers vreten. Op weg er heen dus. Een paar kilometer verder kwamen we in Rangecourt terecht en het moet gezegd worden, je bent een knappe jongen als je dat weet te vinden zonder kaart. De camping hadden we snel gevonden. Dat kon ook bijna niet anders, het dorp is niet zo groot. Zeventien huizen, een kerk én geen bakker.
Al bijna hoort het tot de standaardverhalen, de morgenstond. Vroeg wakker, nog niet gewend aan het nieuwe ritme. Vanmorgen was het rond een uur of zes. Ik was wakker, klaarwakker. Graag had ik nog wat blijven liggen maar dan het liefst met mijn ogen dicht maar dat was me niet gegeven. Eruit dus maar. Fris was het, kleren aangedaan, banaan in de zak en maar een rondje gaan lopen. We hebben de stappenteller namelijk ook niet voor niets mee.
Op goed geluk een paadje gepakt maar dat liep dood. Letterlijk en figuurlijk want aan het einde lag de plaatselijke dodenakker. Andere kant dus maar op. Met behulp van Google kon ik een aardig rondje uitstippelen. Leuke omgeving en wat is de wereld mooi als de zon opkomt. Na pakweg anderhalf uur kwam ik weer terug bij de camping waar Jantiene driftig doende was om de kachel aan te steken. Voor mij hoefde dat niet, het zweet liep door mijn naad vanwege de toch wel stevige hoogteverschillen onderweg.
Na het eten en de douche waren we klaar om te vertrekken maar dat bleek nog niet zo eenvoudig als het leek. De camping, of eigenlijk de boomgaard, was voorzien van een eenrichting pad. Helaas zaten er in het pad een paar krappe bochten en heggen die eigenlijk in de weg stonden. Het leek mij dus wel een goed idee om in tegengestelde richting de camping te verlaten. Ik kon dan ook makkelijker de weg op komen. Het enige nadeel was dat het pad, dat verhard was met losliggend grind, wat opliep. Achteraf denk ik ook dat het grind er nog niet zo lang lag want het was nog niet echt ingereden.
Met wat tekort snelheid reed ik richting uitgang en opeens begonnen de wielen te slippen en groef de auto zich in het grind. Bijna tot aan de as aan toe vraten de wielen zich een weg richting Nieuw- Zeeland. Vooruit gingen we dus niet meer. Caravan maar weer losgekoppeld. Mooi, de auto ging weer vooruit en iets later kregen we de caravan er ook af. Lang leve de mover. Weer aankoppelen en richting Dijon. Een kleine honderd kilometer. Goed te doen dus. Het was tegen de middag toen Dijon in zicht kwam en toen kwam opdracht twee.
Zoek een camping, rustig en goedkoop, met lekkere wijn en waar je goed kunt fietsen in de buurt van Dijon. Deze omschrijving was een gevolg van een gezellige avond met Jan en Neli. Daar hadden we de afspraak gemaakt om eindelijk eens samen een droge witte op een camping te gaan drinken. Een idee dat al jaren leeft. Natuurlijk hadden we ook naar de Molengroet in Noord-Scharwoude kunnen gaan maar omdat we rond deze tijd alle twee in Frankrijk zitten zou dat ook weer een heel gedoe zijn. Dit voegde beter.
We hadden een paar campings gevonden en met behulp van Tom gingen we op weg. Helaas werden we daarbij in de weg gezeten door de Franse wegenbouwers. Die hadden de weg afgezet en verzaakt om een omleidingsroute te vermelden. Een soort déviation zonder déviation. Uiteindelijk kwamen we in de Bijlmer van Dijon terecht waar we nog een keer dezelfde grap meemaakten. Weg afgezet, op het laagste punt van een dalende weg en geen zijwegen. Ja, en daar sta je dan. Probeer maar eens 300 meter helling achteruit omhoog met een caravan te rijden. Dat valt niet mee. Gelukkig waren niet alle parkeerplekken aan de zijkant van de weg bezet dus ik redde het net om te keren maar het was kantje boord. Eigenlijk het verhaal van het haartje en het olifantenstaartje.
Andere camping gezocht. Viel mee, 11 kilometer verder. Werden we weer naar de afgezette weg geleid. Toen maar helemaal de andere kant op. Richting Auxois. Westelijk van Dijon. Waren we al eens eerder geweest. En hoewel het helemaal tegen mijn principe is om twee keer op dezelfde camping te staan heb ik er bij gebrek aan ander toch maar voor gekozen. Via de bushbush en achterafweggetjes kwamen we er uiteindelijk in Pouilly aan. Goedkope camping, rustig, je kunt er goed fietsen en dank zij de Super U in de buurt zal er ook nog wel lekkere betaalbare wijn beschikbaar zijn. Aan de voorwaarden was dus voldaan. Ja, iets dichter bij Dijon had gekund maar een kniesoor die daar op let. Ja, en daar staan we nu, aan de boorden van het Canal du Bourgogne, in afwachting wat komen gaat.
Een mail trok mijn aandacht vanmorgen. Anne. Ze had een aanvraagje gehad van Anne-Katrin of we nog plek hadden in het Guesthouse eind september. Natuurlijk. Altijd. De vakantie van mijn vader en moeder moet ook nog betaald worden dus komt u maar. Enne, ik weet niet of hij bij u in de buurt staat, maar wanneer u weet waar de fiets van mijn opa staat, wilt u die dan gelijk even mee deze kant op nemen? Iedereen blij, Duitsers, Anne en wij. Al met al was ik er even mee bezig toen ik in mijn ooghoek wat zag bewegen aan de andere kant van ons veldje.
Verdomd, het was Jan. Om kwart over zeven al bezig met het legen van zijn sanitaire compartiment. Nu weet ik niet of het komt uit valse schaamte of omdat er niets meer bij kon en er nog wat bij moest, ik vond het wel rijkelijk vroeg om dat te doen. Maar even naar buiten om een praatje te maken maar een echt antwoord op mij vraag kreeg ik niet. Zo belangrijk was het nu ook weer niet, het kwam zomaar in me op. Als poepen kan je wel zeggen.
Weer even terug naar de laptop want ja, zaken gaan voor het meisje, en toen dat afgehandeld was even naar de Super U voor zo’n geweldig meergranenbrood van een euro. Waar heb je dat nog, een meergranenbrood, gesneden, verpakt en vers geurend voor een euro. Bijna nergens. Ja, bij de Super U en dat trof, daar was ik net heen. Een kleine drie kwartier later weer terug en de thee stond al dampend op me te wachten. Na het eten even tijd voor sanitaire bezigheden van verschillende aard en daarna even gezamenlijk koffie drinken.
Wat zullen we doen? Fietsen? Prima idee volgens algemene stemmen. Een tochtje langs het kanaal van Bourgondië. Lekker weer en het fietst er leuk. Leuke plekken gezien en bij sluis nr. 8 hebben we bij Vanderesse, een plaatsje met een verdacht Vlaamse naam, even een bakkie gedaan. Even gevraagd om de toetjeskaart want er moest natuurlijk toch wel even wat bij. Op de kaart stond onder meer Tarttatin, de beroemde op zijn kop gebakken appeltaart. Omdat Neli niet helemaal van de appeltaart is koos die voor Profiterols, kleine soesjes, gevuld met slagroom. Smaakte prima.
Een anderhalve kilometer verder ligt Chateau Chateauneuf, vrij vertaald Kasteel het nieuwe kasteel. Wat een achterlijke naam. Net zoiets als het bord dat aan het begin van de bebouwde kom van Bergen staat. Bergen, gemeente Bergen. Dat slaat toch helemaal nergens op. Wanneer er Bergen gemeente Schoorl zou staan zou ik het nog een wel een beetje kunnen begrijpen maar Bergen gemeente Bergen is toch wel een beetje zinloze informatie.
Het kasteel ligt vrij tactisch, op een berg. Een schuine weg omhoog leidt er heen. Oorspronkelijk was de bijna onmogelijke weg bedoeld om vijandelijke troepen tegen te houden en, hoewel wij absoluut geen kwaad in het zin hadden, hadden ook onze stalen rossen er moeite mee. We bleven al hijgend op ongeveer een derde steken. Onverrichterzake en zelfs wat beschaamd zijn we afgedropen. Het zou ons onderweg nog een keer gebeuren. 15 % hellingshoek is, zelfs met elektrische ondersteuning, net even te veel voor ons.
Aan het eind van de middag nog even naar de markt in het dorp gelopen, een avondmarkt. Stelde niet zoveel voor maar was toch wel aardig. Wat biodynamische geitenkaas weten te bemachtigen wat in combinatie met een vers stokbrood en een paar blikken bier ons avondeten zou vormen. Het was een prima afsluiting van de dag. En zo zie je maar weer, een mens heeft niet zoveel nodig. We zijn eigenlijk als de fuchsia van Tante Klivia: een beetje mest, een beetje zon, hij doet het best op je balkon. We gedijen met weinig en, dit even vooral voor onze jongere lezers, hoe minder je krijgt hoe mooier je bloeit. En zo is het maar net.
Er hing nog een waas van mist over de velden toen ik vanmorgen aan mijn rondje begon. Ik was van plan om een rondje om het bassin te lopen, een kilometer of vier zou dat zijn. Ik zag het gisteren op een bordje staan toen we nog even een frisse neus gingen halen. De start lag bij de haven, hier een kilometertje vandaan. Zoals gezegd, het was vannacht flink mistig geweest, het gras was behoorlijk nat. Het pad waar naar ik verwezen werd liep over een dijkje. In geen maanden was daar gemaaid zo leek het, het gras reikte tot mijn kruis en soms nog hoger.
Al na twintig meter begon mijn broek natte plekken te vertonen. Nu ken ik lezers die dat aan mijn leeftijd zullen wijten maar zo was het niet. Ik ben man genoeg om het toe te geven wanneer het wel zo is. Nee, het kwam echt door de dauw. Na honderd meter was mijn broek doorweekt en na tweehonderd meter stond het sop in mijn schoenen. Gelukkig kruiste iets verder een weg de dijk en kon ik afslaan. Even een kleine aanpassing van de plannen moet je maar denken. Een soort van déviation, mooi over het asfalt terwijl de ochtendzon mijn broek weer droogde.
Net voor ik het dorp weer inkwam passeerde ik een kerk die helemaal in de steigers stond met daarachter een oude begraafplaats. Volgens de aanplakbiljetten moest de plek gerenoveerd worden zo had de gemeente besloten. Nieuwsgierig geworden ben ik even naar binnen geglipt en ik kon me er iets bij voorstellen. Ingezakte graven, scheve zerken, gebroken afdekstenen. Een chaotisch geheel maar in mijn ogen had het wel wat.
Verschillende teksten waren nog wel goed leesbaar. Mensen geboren rond de Franse revolutie en overleden in de eerste helft van de negentiende eeuw. En dan slaat mijn fantasie een beetje op hol. Hoe was het hier toen en hoe zag hun leven er uit. Ik vind zo’n plek altijd fascinerend. Jammer dat het verdwijnt. En wat een verschil met de plek waar de recentere graven liggen. Hier liggen de doden onder zulke dikke afdekstenen liggen of men bang is dat ze er weer uit zullen komen. En lastig ook wanneer je moet herrijzen, wil je overeind komen, ligt die steen boven op je kop.
Iets verder kwam ik weer in het centrum waar het leven weer op gang gekomen was. Dat was ook het geval op de camping. Op het moment dat ik de rits opendeed hoorde ik de waterkoker net afslaan. Een prima moment om weer binnen te komen. Na het ontbijt hebben we de voortent even aan de caravan gemaakt. Het ging nog niet helemaal soepel maar dat is ook niet verwonderlijk na drie keer.
Voor de rest was het een rustige dag. Om een uur of drie kwamen de medekampeerders aan. Koppie, biertje en even uit eten en vooral veel lullen. Was gezellig en het eten was goed. Al met al een weinig spannende dag maar wel weer één waarop we met volle tevredenheid op terug kunnen zien.
Afgelopen dagen had ik hem al een paar keer zien staan. Het bordje dat de richting aangaf naar het Circuit de la Madone. Dertienhonderd meter was het richting circuit. Een mooi loopje zo even voor het ontbijt zou je zeggen. Vanmorgen de stoute wandelschoenen aangetrokken en al snel had ik het bord bereikt. Vandaar zou het nog dertienhonderd meter zijn. Dat klopte ook maar men had even vergeten te vermelden dat het een helling van pakweg 10% was, 130 hoogtemeters moest ik maken.
Gelukkig was het koud en mistig weer vanmorgen want het was een warme klus. Zo’n twintig minuten later had ik de top van de ‘berg’ bereikt en volgde ik het pad naar het circuit. Even voor ik er was kwam ik een omheind grasveld tegen met een bankje waar je normaal gesproken, als het niet mistig was, een geweldig uitzicht zou hebben. Op het bankje een banaan naar binnen gewerkt en toen weer verder. Toen ik op het pad aangekomen zag ik dat er naast het bankje een groot wit bouwwerk stond wat me eerder niet opgevallen was. Jemig de pemig, dat was niet de Madonna van de verkrampte kuiten. Had ik die door de mist toch bijna gemist. Een tweede blik leerde me echter dat ik dan weinig gemist zou hebben want zo bijzonder was het niet.
Het wandelpad iets verder was wel leuk. Overal borden met informatie over de flora en de fauna en naambordjes bij de bomen en planten. Helaas waren de uitzichtplekken vandaag een overbodige bijkomstigheid. Door de mist was er weinig te zien maar ik kan me voorstellen dat je vanaf hier een geweldig uitzicht zou hebben. Het was een kort rondje, dus ik kon vrij snel weer aan de afdaling, via een bospad, beginnen. Dat ging allemaal een stuk eenvoudiger. Terug op de camping eerst even ontbeten en tijdens de evaluatie van de dag van gisteren ontstond het plan om nog maar eens een poging te wagen om het Chateau van Chateauneuf te bestormen. Dit keer niet met het Stalen Ros maar met de 85 Roemeense raspaardjes die onze Dacia onder de motorkap verborgen houdt.
Dat lukte beter. Vanaf de voet van de berg gingen we in één streep naar boven met een snelheid waarop menig roofridder jaloers geweest zou zijn. Overigens moet ik nog wel wat terugnemen. Gisteren stelde ik dat het toch wel een beetje een achterlijke naam was: het chateau van Chateauneuf maar achteraf gezien is dat niet zo. Boven op de berg ligt een dorpje met de naam Chateauneuf en daar is ook een kasteel. Het kasteel van Chateauneuf. Eigenlijk zoiets dat men in Nieuwerkerk aan de Amstel naar de kerk gaat. Dit betekent overigens niet dat de plaatsnaamborden van Bergen nu van alle blaam gezuiverd zijn.
Het is een leuk stadje, weer één uit het rijtje van de mooiste stadjes van Frankrijk. Wat galerietjes en eettentjes maar allemaal in het betamelijke. Geen schreeuwende reclames. Dat kan je overigens niet van de galeriehoudsters zeggen. We waren bij een expositie van bronswerken aan het kijken en werden vriendelijk ontvangen door de zuster van Eucalypta. Mooi werk had ze staan maar net iets te mooi voor onze portemonee. Ze was vriendelijk tot Jantiene een foto van één van de werkstukken maakte. Hoe haalde ze het in haar hoofd? Ik probeerde haar nog attenderen op het ontbreken van bordjes ‘Verboden te fotograferen’ maar dat had geen zin. We moesten toch gewoon begrijpen dat dit ongepast was. We lieten het maar voor wat het was en schouderophalend gingen we verder.
Leuk gewandeld en even geluncht bij Hostellerie du Chateau. Overigens was het wel fijn dat we nog een paar vakantiedagen in het verschiet hadden want het schoot niet echt op. Bijna twee uur verder verlieten we de tent weer maar eerlijk is eerlijk, goed gegeten. Een prima salade als entree, een soort gesouffleerde visdrol met gegratineerde kaas en garnalen geflankeerd door een huisgemaakte tagliatelle gelardeerd met wortel en zuchinni en een heerlijke mousse au chocolat toe.
Voldaan weer de auto ingestapt en onderweg nog even gekeken hoe men hier het open haardhout zaagt. Dat ging echt met vliegende gang, een cirkelzaag van pakweg een meter doorsnee, aangedreven door een trekker doet het werk en een Jakobsladder gooit de blokken zo in een aanhanger. Het ging als de brandweer. Na een toeristische route weer terug naar huis waar net de vier weer in de klok zat. Dat trof, tijd voor een biertje. Vanavond alle koelkastresten even verwerkt tot een smakelijke Salade Nicoise. Een maaltijd die echt niet onderdeed voor de lunch van vanmiddag. Vanavond nog even lekker met elkaar gezeten als afscheid van de Auxois. Morgen scheiden we wegen van Jan en Neli en ons weer en gaan we ieder weer ons weegs. Waarheen weten we nog niet maar we hopen dat het zo goed zal zijn als hier de afgelopen dagen.
Elkaar ontmoeten was een mooi intermezzo maar de zon was het uiteindelijke doel van de reis. Daarom namen we vandaag afscheid van Jan en Neli. Die hadden de pijlen gericht op Villard-les-Dombes. Wij daarentegen waren toch wel nieuwgierig geworden door hun verhalen van de Drôme en hadden besloten richting Orange te gaan. Goed weer en je kan er lekker fietsen hoorden we. Rond een uur of tien namen we afscheid van elkaar. Jan was iets eerder dan ons weg maar wij hoefden geen boodschappen meer te doen en konden zo weg.
Onderweg hebben we elkaar nog een paar keer gezien. De snelheden ontliepen elkaar niet zo erg en uiteindelijk hebben we elkaar iets voorbij Villard voor de laatste keer gedag gezegd. Het door Jan gekozen doel vond hij toch wat dichtbij dus hij ging maar even verder. Nog wel even besproken dat het misschien wel slim zou zijn om vandaag, zondag, voorbij Lyon te komen in verband met de drukte die hier normaal gesproken heerst.
Dat was maar goed ook want we werden links, rechts door Lyon gestuurd. Van de ene baan naar de andere, afslag links, afslag rechts, fly-over en een tunneltje en let op: blijf links volgen. Ik weet niet of ik er in de spits zo soepel doorheen gekomen was. Het duurde even maar uiteindelijk kwamen we Lyon uit en op dat moment kregen we een app dat Jan en Neli een camping gevonden hadden. Mooi moment voor ons om ook te gaan zoeken. We zaten net boven Vienne dus eerst die stad maar door en ons toen door de navigatie laten helpen.
We troffen het, zes kilometer verder was er een camping. Le Colombe, het duifje. Klonk te lief om te laten vliegen. Na heel veel kleine, smalle weggetjes kwamen we bij de ingang. Die was gebarricadeerd met drie op zijn kant liggende vuilcontainers terwijl de mannen die er bezig waren ons heel verbaasd aankeken. Het zag er weinig aantrekkelijk uit. Nou ja, dan de volgende maar. Een kilometer of vijf verder stond er nog één op het scherm, camping Beauséjour in Chanas.
Lag te midden van de boomgaarden. We zagen het eigenlijk al van verre. Allemaal mobilhomes, een soort stacaravans. Bij de receptie was de deur vast en het licht uit. Op naar de volgende, 12 kilometer de andere kant op: Camping Intercommunal de Beaurepair. COMPLET stond er op de poort. En naarmate de klok verder tikte zakte het humeur maar gelukkig was er 9 kilometer verder ook nog één. Le Temps Libre in Bougé-Chambalud.
We werden al opgevangen bij de poort. Dat zag er goed uit want even dacht ik dat ze blij waren met nieuwe gasten. Maar nee, helaas. Volgens zeggen er was een grote groep en kon er niets meer bij en voor de rest was alles Mobilhomes. Eigenlijk lieten ze gewone caravans niet meer toe. Tsjezus, dan had je die bordjes ook wel weg kunnen halen. Die bordjes met die drie sterren erop en dat vrolijke tentje met een leuk waaiend vlaggetje op de punt. Wat een klotezooi.
We begonnen een beetje het vertrouwen in de Tomtom te verliezen en dat mag je lezen als een understatement. Bij iedere camping die hij aanwees konden we niet terecht. Het was om depressief van te worden. Het zou een geweldig verhaal voor Hans Dorresteijn geweest zijn. Maar gelukkig hadden we de App nog, de ACSI app die Martine voor ons gewonnen had. Die stuurde ons nog weer een keer zeven kilometer verder. Ik vertrouwde dit eigenlijk ook niet helemaal want toen hij zei dat we er waren zagen we weer niets.
Gelukkig vonden we vijftig meter verder tussen het groen de ingang. Verstopt tussen bamboebosjes en struikgewas. Naast de 53 stacaravans had hij ook nog 6 staplaatsen en wanneer we wilden konden we ze allemaal wel krijgen. Het was wel een ouwe zooi maar het sanitair was schoon en er was stroom en een buitengewoon aardige eigenaar. Wat een opluchting Toen de caravan op zijn plek stond nam ik een sinasprilletje en een glaasje karnemelk en trok ik weer helemaal bij. Ik schreef het een paar dagen geleden al, je hebt niet zoveel nodig om gelukkig te zijn. Een beetje geluk is voldoende.
Het zal zo’n veertig jaar geleden zijn dat men in Frankrijk een netwerk voor hogesnelheidstreinen aan ging leggen. Een heel nieuw spoorwegnetwerk werd er voor aangelegd. Dit moest wel want met 300 km per uur kan je moeilijk haaks door de bocht. Hoe groter de snelheid, hoe groter de bocht. Daarom kan een fiets bijvoorbeeld ook krapper keren dan een Jumbojet. Het werden dus zo recht mogelijk parcoursen. Miljoenen, zo niet miljarden zijn er in geinvesteerd. Dat lijkt wel veel maar we hebben het hier over de Franse frank die indertijd niet zoveel waard was. Er gingen er drie in een gulden waarvan er weer 2.1 in een euro gingen.
De TGV, Train Grande Vitesse verbond alle grote steden met elkaar en reed met een alle jezussegang, door Frankrijk. Een vooruitgang van jewelste want het ging sneller dan met de auto en zelfs sneller dan met het vliegtuig. Dat kwam omdat de treinen in de centra van de grote steden aankwamen en de vliegtuigen ver erbuiten. Dat landt namelijk wat makkelijker. Een geweldige vooruitgang dus en iedereen blij zou je dus zeggen. Nou ja, bijna iedereen. Ik was er niet zo blij mee. Tot aan gisteren viel het wel mee maar gisteren kwam de omslag. Het bleek namelijk dat Camping Les Avéniers in Manthes praktisch aan de spoorlijn lag. Wanneer de bielzen 10 centimeter breder geweest waren had de lijn over de camping gelopen. En dat is niet zo erg, het feit de TGV redelijk succesvol is maakt dat er iedere 7 minuten een trein met donderend geraas over het traject dendert, is het niet naar het noorden, dan is het wel naar het zuiden.
Nou ja, we mochten evengoed niet klagen. We waren blij dat we een plekje hadden en dat er dubbel glas in onze ramen zit. Ondanks alle geraas toch wel goed geslapen. Vanmorgen weer even een wandelingetje en daarbij werd wel duidelijk dat dit toch niet het gebied was waar we onze vakantie door wilden brengen. Rond een uur of half elf van de camping af en op weg naar het zuiden. We hadden een adres van een camping van Neli gehad. Richting Orange – Avignon. In de Drôme, altijd mooi weer en een goede omgeving om te fietsen.
Nu was het fietsen van de week een beetje op een debacle uitgelopen dus een ritje zonder bergen zou wel fijn zijn. Ik had gisteren al geprobeerd om een plek op de camping te reserveren maar dat lukte niet omdat ik de pin van mijn creditcard even kwijt was maar gelukkig waren er nog volop plaatsen beschikbaar. De keuze was reuze kan je wel zeggen. Wat later kwam ik er achter wat de pin ook alweer was maar toen ik op dat moment probeerde te boeken waren opeens alle plekken vol. Voor de dag daarop kon je weer volop boeken. Verdorie, hoe kan dat nou weer. Ben ik nou gek? Was iemand me voor geweest? Ik kon het me niet voorstellen. Ik snapte er geen jota van.
Achteraf bleek dat ik niet helemaal gek was. De eerste keer dat ik probeerde was het zondagavond tien voor twaalf, de tweede poging deed ik om vijf over twaalf, kalendertechnisch gezien een dag later. Besloten om ’s ochtends maar even te bellen en ja hoor, plek volop. ‘Kom maar hier heen en zoek maar wat uit. Reserveren? Nee hoor, absoluut niet nodig. Tot straks!’ Een hele geruststelling. Dat gesodemieter van gisteren lag me nog vers in het geheugen, daar zat ik niet voor een tweede keer op te wachten.
Als gevolg van onze zoektocht van gisteren waren we wel wat afgeweken van onze route en werden we eerst door de bergen geleid alvorens we weer op de oude vertrouwde weg terecht kwamen. De eerste veertig kilometer duurde zeker een uur. Voor de rest ging het allemaal wel voorspoedig. We zouden volgens de navigatie zo rond een uur of vier aankomen. Zo rond een uur of drie kreeg Jantiene een Appie. Neli. ‘Je raadt nooit waar we staan, in Tulette.’ Dus Jantiene appte terug ‘En je raadt nooit waar wij naar toe op weg zijn, naar Tulette.’ Een beetje zon leek hun ook wel wat en ze waren wat minder van de route afgeweken. Dat was wel lekker, Jan kon lekker vroeg de camper aan de stoom hangen zodat het bier koud was toen wij aan kwamen. De plek die we gekozen hadden was ook prima ware het niet dat de takken van de eikenboom op het emplacement net iets lager hingen dan het dak van de caravan. We moesten dus nog even tuinieren met de geleende snoeischaar op onze vrije dag.
Het was overigens een geweldig mooie route hierheen. Tussen de wijngaarden en akkers met zonnebloemen heen, langs lavendelvelden en, nieuw voor ons, velden met quinoa, het Zuidamerikaanse superfood. Wordt verkocht als powerfood uit de Andes maar komt gewoon uit de Franse prut omhoog. Je komt er bijna even bedrogen mee uit als dat wanneer je een rustige camping op het Franse platteland hebt weten te vinden.
Het was weer een korte nacht, vroeg wakker. Nou ja, echt de eerste was ik niet. Toen ik de deur opendeed zag ik een man langs lopen met een toiletrol onder zijn arm. Aan zijn vrolijke zwaaien zou je af kunnen leiden dat hij succesvol een bezoek aan de loosplek gebracht had maar dan liep hij de toch de verkeerde kant op. Ach, Onze Lieve Heer heeft rare kostgangers moet je maar denken.
Ik had gelezen dat de bakker om half acht openging. Een aardig stukje lopen was het dus ik zou niet aan de vaste deur staan wanneer ik om een uur of zeven de deur uit zou gaan. Er stond een koude harde wind. Mistral. Een wind uit het binnenland die meestal een dag of vier, vijf duurt. Gisteren waaide het ook al zo. Ongeveer een kilometer onderweg was ik toen de zon op kwam. Ineens klom hij boven de bergen uit en liet het licht in alle hevigheid schijnen. Het is hier niet zo dat de zon gewoon opkomt, hij is al een tijdje aan het schijnen voor hij zichtbaar wordt. Het moment van zachte schemer ontbreekt hier.
Een mooie wandeling, een hoop te zien. Ook de bakker was een openbaring. Een geweldig mooie zaak met een groot assortiment. Het brood van de Aldi mag dan goedkoop zijn, de zaak mist toch wel de ambiance van een echte bakker. Voor de rest een rustige ochtend. ’s Middags wezen fietsen naar Tulette. Voor het dorp hoef je deze kant niet op, dat viel wat tegen. Ongetwijfeld zijn er in de omgeving wat interessanter plekken te vinden. Om de paar kilometer ligt er weer een andere plaats. Dat gaan we deze week ongetwijfeld ontdekken.
Vanavond mosselen gegeten. Dat kan hier één keer per week op de camping maar je moet er even voor inschrijven. Omdat we bij de late inschrijvers behoorden moesten we al vroeg aan tafel, er was weinig keus meer wat tijden betrof. Half zeven werd het. Vriendelijk werden we naar ons tafeltje begeleid. Aan het tafeltje naast ons zat een stel waarvan ik onmogelijk de leeftijd kon schatten. Volgens hun eigen zeggen waren ze al pensionados.
Het was een wonderlijk gesprek dat ze met elkaar voerden. Een soort opmerking en bevestiging over en weer. Eigenlijk was het geen gesprek. ‘Ja, en op die markt hadden ze heel mooi aardewerk’. ‘Ja, ik vond ook wel dat er mooi aardewerk was.’ ‘Ik vind wel dat het hier hard waait.’ ‘Ja, het waait hier wel erg hard.’ ‘Ik denk dat het de mistral is, die duurt een paar dagen.’ ‘Ja, de mistral gaat meestal na een paar dagen liggen.’ ‘Ja, en dan stopt het met waaien.’ ‘Ja, dan gaat de wind weer liggen.’…. en zo ging het maar door.
Uiteindelijk hadden ze ons te pakken en ging het gesprek onze kant op. Waar we vandaan kwamen. Ja, de kop van Noord-Holland. Ja, en daar kwamen ze ook vaak. Dit jaar waren ze al twee keer in Schoorl geweest. En in Bakkum, daar hadden ze ook al twee keer gestaan. ‘Ja, en onze zoon die woont aan de rand van Sint Pancras en daar gaan we ook vaak heen. En er blijft geen camping meer over in die omgeving want alles wordt overgenomen door die grote parken. En we zijn hier dit jaar al voor de derde keer’. Dus mijn vraag of ze nog iets anders deden als vakantie vieren en dat bleek niet het geval te zijn. ‘Je moet het pakken zolang het kan’, zei hij en dat was eigenlijk de eerste zin met inhoud die uit zijn mond kwam
Toen kwam het gesprek nog even op de Corona. ‘Ja,’ zei hij, ‘en in een gewoon jaar gaan er wel 9000 mensen dood aan de griep en afgelopen jaar waren dat er wel 18.000.’ Ik antwoordde dat ik dat toch wel mee vond vallen, nog geen 1 op 1000. Oversteken op het zebrapad is bijna gevaarlijker. Nou, hij had het ook gehad hoor, en hij was blij dat hij het had overleefd. Daar waren de meningen even over verdeeld maar ik heb mijn idee daarover maar niet wereldkundig gemaakt. Eigenlijk wel jammer want dat zou direct een einde aan het geneuzel gesprek hebben gemaakt. Ik was blij toen het ijs bij hen op tafel gezet werd. Eindelijk was het weer even stil en konden we de mistral weer door de bomen horen waaien.
Markt in Valréas. Niet aan twijfelen, daar moet je heen. Gelukkig was ik op tijd en kon ik nog een rondje maken om het naamloze meer dat hier een kleine kilometer vandaan ligt. In een ander departement weliswaar maar toch. Het schijnt een soort vissersmeertje te zijn. Ik denk dat de vissen nog sliepen want de vissers hadden niet de moeite genomen om er uit te komen. Had ik misschien beter ook niet kunnen doen. Rond een uur of half negen Jantiene wakker gemaakt want ja, Valréas zat al op ons te wachten. Koppie thee, bakkie yoghurt, nat washandje en op pad. We waren er mooi op tijd. Even zoeken naar de markt maar we vonden het en wonder boven wonder, ook een parkeerplek. Gratis zelfs, wie had dat durven dromen.
Vanaf de plek waar we stonden liep je eigenlijk direct de markt op. Of eigenlijk de souk want de markt had een hoog Noord-Afrikaans karakter, tenminste het gedeelte waar we startten. Op zich niet erg want dat is altijd lekker goedkoop en je kunt er ook altijd nog afdingen. Het was al aardig warm en dat was in het voordeel van de eerste Somaliër die we tegenkwamen. Hij had niet alleen leren tassen en riemen maar ook hoeden en petten. Drie hoeden voor 20 euro, ik was wel tevreden over de deal. Ik denk van hij ook want hij bedankte ons uitbundig. Verder bestond dit gedeelte van de markt voor een groot gedeelte uit kledingstallen en kruidenhandelaren. Ras el hanout, kaftans, komijn en djebella’s waren rijkelijk vertegenwoordigd.
Iets verderop was het eetgedeelte. Met jawel, de gebraden kippen en de aardappelen die in het vet gegaard waren, leuke groentestallen, de lokale kaasboer, de visboer die je al van verre rook en natuurlijk de worstenkraam. Ik vind het altijd heerlijk, de geuren, geluiden, opgewonden bewegingen en alle onzin die er bij hoort. En natuurlijk trappen we er ieder keer weer in. We nemen meer mee dan nodig is en achteraf denk je: ‘Wat moet ik met die troep.’ Maar dat is niet erg. Er is altijd wel iemand blij met de verkoop: de koper, de verkoper en in een zeldzaam geval alle twee.
We hadden een mooie ochtend maar na zo’n anderhalf uur hadden we het wel een beetje bekeken en zijn we naar Orange gegaan. Orange, eigenlijk moet iedere rechtgeaarde lezer van het blad ‘Vorsten’ daar wel een keer geweest zijn. Nu krijgen wij af en toe het blad van Oma tussen het oude papier dus ja, we moesten wel. Orange, naamgever van het huis van Oranje, tussen 1533 en 1713 onderdeel van de Republiek der Verenigde Nederlanden en de reden dat we ons tijdens het WK nog steeds in die achterlijke oranje kleding hullen. Er is echter geen Hollander die zich erover verbaast. Deze feiten zijn in Orange echter wel bekend en daarom vertaalt men alle info in het Nederlands. De verbazing voor de gemiddelde Vorstenlezer komt pas wanneer men in de rest van Frankrijk geen Nederlandse vertalingen bij de VVV meer vindt.
Verder zaten we even te denken: misschien had Willem hier beter een vakantiehuisje kunnen kopen in plaats van in Griekenland. Historisch gezien toch beter op zijn plaats, met de Grieken hebben we weinig gehad behalve dat we er miljarden heen gesluisd hebben. Ik zag hier bij de makelaar al heel leuke pandjes voor rond de tweeëneenhalve ton. Dan had hij toch snel een ton of vijftien meer aan zijn bootje uit kunnen geven en had je niemand horen klagen dat hij met het regeringsvliegtuig op pad ging. Dan ga je gewoon met de Koninklijke trein, die kan hier bijna voor de deur stoppen.
De auto raakten we gemakkelijk kwijt. Tussen 12 en 2 was het gratis parkeren. Waarschijnlijk omdat de parkeercontroleurs dan toch liggen te pitten maar na twee uur was het weer betalen geblazen. Het was inmiddels al tegen half één dus eerst maar even lunchen en daarna zouden we de parkeermeter wel weer even vullen. Tentje gezocht. Lekker een Caesar salad en een bordje inktvis met warme groenten. Prima gegeten. Gelukkig liep de bediening niet zo snel zodat het al bijna twee uur was toen we weer bij de meter aankwamen. Even twee uur bijgeboekt en toen de stad in.
Orange is bekender dan dat het groot is. 39.000 inwoners is niet echt veel. Ik denk dat er in Langedijk meer mensen wonen. De oude kern is dan ook klein. Ik ben er vroeger al een keer geweest. Ik denk dat ik een jaar of 20 was. Met de motor naar Spanje. Natuurlijk over de routes Nationales want we hadden natuurlijk geen cent te makken Ik kan me de triomfboog nog herinneren maar voor mijn idee zag de arena er heel anders uit. Het was wel zo dat in de tussentijd de hele boel gerenoveerd is dus misschien heb ik wel gelijk. Maar misschien verwar ik het wel met de arena van Fréjus waar ik indertijd stierengevechten bezocht heb en er direct klaar mee was.
Twee uur, blafheet en de meeste winkels nog dicht. Je kon het natuurlijk verwachten. De binnenstad leefde nog niet echt. Het was voor ons een beetje een teleurstelling. Daarbij kwam nog dat het kleiner was als dat ik dacht. Na twee uur hadden we alles wel een beetje gezien. Terug naar huis dus. En daar was het ook heet. Met iedereen de we kenden, en dat zijn er inmiddels nogal wat, geklaagd over de warmte en waaide de mistral nog maar en daarna een biertje en naar het zwembad. Gelukkig werd het aan het einde van de middag een stuk aangenamer en hebben we een lekkere avond gehad. Weinig spannende dingen beleefd vandaag maar het was toch wel een leuke dag. Wanneer de rest van de komende tijd ook zo is hoor je mij niet klagen.