Alle blogs laten zien

Zondag 2 sept 2018: Zele heet het hier...

Zele heet het hier, om wat meer specifiek te zijn verblijven we momenteel op camping Groenpark. We zitten in de driehoek Aalst – Dendermonde – Lokeren. Groenpark, een nogal pretentieuze naam voor een donker stuk dennenbos met wat paden. Her en der staat een caravan en de plaatsen zijn gemarkeerd door middel van genummerde grafzerken. Maar ach, het is voor één nacht en de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat we het wel eens slechter getroffen hebben. 

Zondagmiddag waren we klaar met pakken en rond een uur of drie zijn we de auto ingestapt. Een gekke tijd zou je denken, dan kan je nog wel een dag wachten. En dat is ook zo, ware het niet dat vandaag de laatste dag is dat er schoolvakanties zijn en morgen de economie weer volop begint te draaien met overal files als gevolg. Besloten dus om de files maar voor te zijn en alvast een paar uurtjes te rijden. Met tweehonderdvijftig kilometer achter de wielen vonden we dus camping Groenpark op ons pad. 

De bevolking van het park heeft ongeveer dezelfde trieste uitstraling als het dennenbos. Ogenschijnlijk zijn ze allemaal een depressie nabij. Met een nietszeggende uitstraling hangen ze, onderuit gezakt, in hun, van plastic sisal vervaardigd, recreatiemeubilair. De mannen meestal snurkend, de vrouwen verveeld candy crush spelend. God bewaar me, als dit mijn voorland is…. Gelukkig is de aanblik niet van al te lange duur. Het is al september en rond een uur of negen valt de duisternis in. 

Vanavond gedineerd bij het plaatselijk frietkot. Hier zag ik dingen op de kaart staan waarbij ik me afvroeg wat het was. Aan de Piknikker heb ik me dus maar niet gewaagd. We hielden het veilig: twee medium fritten en een bereklauw. Het scheelde afwassen maar misschien had ik dat wel liever gedaan. Nou ja, alles moet je een keertje meegemaakt hebben. Morgen trekken we dus verder richting zuidelijke streken. Het is gelukkig goed weer en de verwachtingen zijn wellicht nog beter. We rekenen er een beetje op dat ons daar wat meer avontuur wacht want om eerlijk te zijn… minder spannend dan hier kan het bijna niet.

 

Maandag 3 sept 2018: Een maaltijd met een luchtje

Het is een bijna naamloze plek waar we nu zitten. Het kaartenboek van Frankrijk dat ik mee heb is toch redelijk uitgebreid maar dit dorp kon ik er niet in vinden: Le bec-Hellouin. Saint Nicolas heet de camping en dat maakt toch wel weer wat goed want Sinterklaas is toch wel mijn favoriete heilige. Eigenlijk de enige waar ik in geloof.

Vanmorgen op ons gemak uit Zele vertrokken. Tot dat we bij de poort waren was er eigenlijk niets aan de hand maar bij het oprijden van de weg raakte ik wat in de war: moeten we nu links of rechts af. Ik wachtte even op instructies maar die kwamen niet: de TomTom deed het niet meer. Verdorie, gister had hij ook al wat kuren en nu kregen we hem helemaal niet meer aan de praat. ‘Doe het zelf maar’ leek hij te denken en dat deden we dus ook maar. Gek, een apparaat waar je vijftien jaar geleden nog nooit van gehoord hebt beschouwen we nu al als onmisbaar. 

Met behulp van de telefoon en Google Maps gekeken waar er een Media Markt in de buurt was en we kwamen uit in Kortrijk waar we na het inrijden van twee eenrichting verkeer straten en het volgen van anderhalve kilometer busbaan de winkel vonden. Wonder boven wonder vonden we een parkeerplek met drie lege plekken op rij waar we de auto plus aangekoppeld plastic konden plaatsen.

 Na een half uurtje kwamen we, gewapend met een nieuwe navigatie, weer terug bij de auto. Na wat gedonder hadden we het apparaat geïnstalleerd en konden we op pad. Ze heten dan wel Plug and Play te zijn maar wanneer je dat probeert kom je van een koude kermis thuis. De Duvel en zijn oude moer moeten ingevoerd worden en voordat je dát geregeld hebt. Gelukkig konden we de oude SD kaart van de overleden TomTom zo in de nieuwe stoppen anders hadden we bij de Belgische grens moeten stoppen. 

Daarna eerst richting Amiens waar we hopeloos vast kwamen te zitten vanwege wegwerkzaamheden en daarna richting Rouen. Daar troffen we het ook, net spits dus lekker druk. Uiteindelijk zijn we dus hier beland. Mooie omgeving en een prima plek. Direct maar besloten om twee nachten te blijven. Weinig zin om te koken dus maar even bij de campingsnack langsgegaan. biertje, wijntje, omeletje met frites en een andouillette met calvadossaus, sla en frites. 

Hij zag er heerlijk uit de andouillette, de met de hand vervaardigde Normandische worst van slachtafval. Fijn goudbruin gebakken was hij en hij dreef in een mooie saus. De vreugde was echter van korte duur. Toen ik hem opensneed kwam een geur, die zich waarschijnlijk gedurende de rijping van een week of drie in een té warme koelkast ontwikkeld had, vrij uit het vel. Het was of ik een nest met vuile eendeneieren kapot trapte. Ik was direct klaar met eten en echt, een makkelijker eter dan ik is moeilijk te vinden.. 

Toen de borden gehaald werden mijn beklag gedaan. ‘Ja, ja, erg vervelend. Wilt u nog koffie toe?’ Nou vooruit dan maar, wellicht is het van het huis, maar dat bleek ijdele hoop. Alles stond op de factuur. Ik kan u melden dat de fooi in overeenstemming was met de geleverde kwaliteit, dat stelde dus weinig voor. Morgen dus maar weer eens zelf koken. De Franse en Belgische cuisine hebben ons tot nu toe weinig vreugde gebracht. Gelukkig hebben we in de caravan nog een zak met Smiths chips uit Langedijk, vervaardigd van de fijnste Noordhollandse aardappelen. wellicht kunnen we daar vannacht onze ergste honger mee stillen.

Dinsdag 4 sept 2018: De abdij van Hellouin

Vandaag kwamen we er achter dat ik het dorp waar we op dit moment verblijven, Le Bec-Hallouin, toch wel wat tekort gedaan heb. We ontdekten dat het geclassificeerd is als één van de 151 mooiste dorpen van Frankrijk en niet zonder reden. De hoofdstraat is een aaneenschakeling van vakwerkhuizen uit de 17de en 18de eeuw en verder kan je er de Abdij van Notre Dame du Bec vinden. 

Dat is een geweldig religieus complex dat door Herluin (Hellouin), een of andere dolende ridder, gesticht is in 1034 en ik heb niet het idee dat het in 1035 al klaar was, dat zal wel een paar eeuwen geduurd hebben. Toentertijd waren de Engelsen nog de baas in dit gedeelte van Frankrijk en viel de abdij onder de jurisdictie van de aartsbisschop van Canterbury. Ik weet niet of jullie de film Canterbury Tales wel eens gezien (of het boek gelezen) hebben maar was echt een vrolijke boel in die dagen. Iedereen liep te poepen, te boeren en te scheten, echt een boerenkermis. Maar ja, na een flinke wind in de kerk of het optillen van de habijt van zuster Sekretia om de poorten van het paradijs even te bewonderen moet je natuurlijk wel weer vergiffenis vragen en dan is zo’n abdij in de buurt toch wel lekker makkelijk. 

Het geheel heeft ontegenzeggelijk een Britse uitstraling, met name de toren. Je voelt je als het ware direct een onderdeel van Midsummernight murders.  Toen we op het terrein aankwamen waren de klokken van de Nicolaastoren net volop aan het luiden, het teken dat de middagmis op het punt van beginnen stond. We hebben het aan ons voorbij laten gaan. Ik kan me geen recente misstappen herinneren dus weinig om vergiffenis over te vragen. We hebben wel een wandeling door de tuinen gemaakt, indrukwekkend. Er stonden kastanjebomen die er, gezien de omvang, al honderden jaren staan. Hoewel meer dan de helft van het complex, sinds het hoogtepunt in de zestiende eeuw verdwenen, is het nog steeds een indrukwekkend bouwwerk. 

Daarna zijn we een rondje in de buurt gaan maken, zo voor de kat zijn kont weg. Een mooie regio en ontzettend rustig. Verstilde dorpen, mooie wegen door de bossen en de al verkleurende bomen doen de rest. Een mooie middag gehad. Gezien de ervaringen van gisteren vanavond zelf maar even gekookt, althans, de tomatensoep. Het brood en de kaas hebben we laten verzorgen. Morgen gaan we weer verder. Hopelijk treffen we dan wat beter weer want vandaag was het niet geweldig. Bewolkt met een hele lichte miezerige regen. Wel fijn voor de Britten die hier in zo grote getale aanwezig zijn. Ze zullen zich ongetwijfeld thuis voelen.

 

 

Woensdag 5 sept 2018: Aan de Loire

Het is standvastig weer, gisteren miezer, de hele nacht ook en vanmorgen nog. Smerig, koud en mistig weer. Weinig aan. Toen we hier eergisteren aankwamen was het voor onze begrippen helemaal warm maar dat was gisteren al weer afgelopen. Haast hebben we niet echt. Het was dan ook al half elf toen we, met een auto vol natte zooi, de camping afreden, richting Pont l’Eveque, de brug van de bisschop. Er was weinig aan onderweg, mistig, druipende bomen en mensen met een opgeslagen kragen, die wat ineengedoken op pad waren. De troosteloosheid straalde er van af. 

Richting Caen en Rennes gereden, langs de grenzen van Bretagne. Daarna richting Nantes gereden en warempel, de lucht werd wat helderder met af en toe zelfs wat blauw en we zagen de thermometer van de auto steeds hogere waarden aangeven. Waren we vanmorgen begonnen met 13 graden, aan het einde van de middag was het 22 graden, en ik kan je zeggen, dat is een stuk aangenamer. 

In Nantes naar de stadscamping gereden die in het hart van de stad gelegen is maar helaas, hij was vol. Dat verwacht je niet in september. Op aanraden van de receptioniste zijn we toen richting Sainte Luce sur Loire gereden, ooit een zelfstandig dorp, nu een buitenwijk van Nantes. Een prima camping, La Belle Rivière, we staan aan de boorden van de Loire op een plek, zo groot hebben we het bijna nog nooit gehad. Voor de rest wat rustig aan gedaan. Hoewel de verplaatsing niet mega was is het toch altijd vermoeiend. Morgen hier maar eens even de boel verkennen. We zijn benieuwd.

Donderdag 6 sept 2018: Zwitserse gebruiken

Tegen over ons staat een stel Zwitsers. Ik denk begin zeventig en echt Zwitsers. Aan het nummerbord te zien uit omgeving Bern. Ze zijn zoals Zwitsers zijn, opgeruimd en schoon, bij het absurde af. ’s Morgens de matjes uitkloppen, even met de kruimeldief de Puccini door, ramen lappen en noem maar op. Afijn, moet je zelf weten. Wanneer dat je invulling is van je vrije tijd, ga je gang. Maar er is iets vreemds met ze. Ze hebben een plant mee. Geen hond of een kat, nee, een plant. Geweldig mooi groen en prachtig in bloei. Een rode trompetplant. 

De Campsis grandiflora heeft een geweldig leven bij onze overburen. Iedere ochtend geeft buurman haar wat water en praat wat met haar. Ja, haar. Ik denk namelijk dat de plant de plek in neemt van zijn overleden schoonmoeder. Hij heeft namelijk de uitstraling of zijn schoonmoeder bijna zijn hele huwelijksleven bij hen ingewoond heeft. Ik denk dat het vroeger nog wel een gezellige boekhouder was met af een toe een leuke witz, zo van ‘Goeiesmorgens allemaal, gna, gna, gna’.  Natuurlijk niet te uitbundig natuurlijk, het blijft een Zwitser. 

Nu gaat hij kromgebogen door het leven. Hij heeft de strijd met moeder en dochter verloren en heeft, om dochter toch maar wat tevreden te stellen en teneinde het huwelijk zo af en toe wat kleur te geven, de zorg voor moeder gedeeltelijk op zich genomen. Na 40 jaar wordt dat een gewoonte, het hoort er bij, en wanneer je schoonmoeder je dan plotseling ontvalt val je in een gat, een leegte die opgevuld moet worden. En hoe kan dat beter dan met een trompetplant. De plant die door de vorm van haar bloemkelken symbool staat voor het eens zo altijd aanwezige getetter van die Swiegermutti. 

Normaal, als ze thuis zijn, siert de Campsis grandiflora het graf op de eenzame alp, waar hij haar regelmatig opzoekt. Maar wanneer ze op pad gaan nemen ze ‘oma’ gewoon mee. Dan is de leegte opgevuld, de zorg gegarandeerd en komt ‘ze’ ook nog eens ergens. Vanmorgen, na het bewateren, aaide buur haar even door haar bloemen. Waarschijnlijk om even te kijken of ze roos had, maar dat kan natuurlijk niet. Het kan alleen maar trompet zijn, misschien wat luis maar iedereen weet dat het bij planten zo is, alleen een roos heeft roos. Hij ontdekte niets en gerustgesteld kon hij weer plaats nemen in zijn stoel. Lezend in zijn toeristengids wat Nantes te bieden heeft. Zo te zien raken ze er niet heen. Ik denk dat ‘oma’ er ook weinig voor voelt om onder de arm de stad door gesleept te worden. Dan is ze op de camping beter op haar plaats. Dat voelt hij goed aan, het is een lieve jongen. 

Gelukkig hebben wij geen plant mee en ook mijn schoonmoeder is nog thuis. We zijn dus vrij om te gaan en te staan waar we willen. Vanmorgen hebben we even uitgezocht hoe we morgen het beste naar Nantes kunnen gaan want ik laat het liefst de auto ‘thuis’. Het openbaar vervoer is hier gelukkig goed geregeld dus dat moet lukken. Daarna een rondje door de omgeving gemaakt. In de buurt van de stad ligt het Lac de Grand Lieu, een groot meer. Volop vogeltjes, vissen, andere beestjes en plantjes, mooi om daar even heen te gaan. Op naar Saint Philbert dus maar. 

We troffen het, na het parkeren in het centrum bleek dat we recht tegenover het VVV stonden wat in een museum gevestigd was. Nou ja, niet echt een museum, een karolingisch klooster waar het graf van de heilige Philbert in ondergebracht is. Nou ja, ons kennende, snel even een rondje gedaan. Het was al tien over twaalf en om half één zouden de meisjes van de balie gaan lunchen. Ook nog snel wat info over de omgeving bij elkaar gezocht dus wie kon ons wat doen? Even de hotspots opgezocht en die één voor één afgewerkt maar dat viel niet mee. We denken dat de meisjes van het VVV ze gebeld hebben dat het etenstijd was, want alles was gesloten. Daarna een alternatief gezocht, dat werd de wijnroute van de Nantais, de omgeving van Nantes.

Een leuke route, althans, voor wat we er van gezien hebben. De borden volgend kwamen we drie keer op het zelfde punt uit. Aan wie het ligt willen we even in het midden laten maar wonderlijk was het wel. Inmiddels waren we al aardig richting zee gekomen dus we hebben nog maar even de gelegenheid te baat genomen om daar te kijken. Daar even een wandeling gemaakt en daarna weer terug. Wat ons opviel waren de bakken die bij de strandopgang stonden. Men werd gevraagd om ‘marées’, aangespoelde zaken als plastic e.d. van het strand mee te nemen en in de zak te deponeren. Prima initiatief. Wanneer iedereen vijf rommeltjes opruimt is het strand in no-time weer schoon. 

We waren net op tijd terug om mee te maken hoe onze overburen, ja, dezelfde, een stokbrood aan het barbecueën waren. Dat hadden we ook nog nooit gezien. Met zijn tweeën stonden ze te kijken hoe het brood warm werd. Toen het zover was werden de wijnglazen gevuld en het hete brood met kaas belegd. Waarschijnlijk de Zwitserse campingversie van racletten. Je moet toch wat om het thuisgevoel een beetje vast te houden en zo de heimwee te onderdrukken. Daarom aten wij vanavond macaroni, lekker, gewone Hollandse pot.

Vrijdag 7 sept 2018: Les machines

Om 10 uur zaten we in de bus vanmorgen, dat is in jaren niet gebeurd. Onderweg naar Nantes. Met de auto is geen optie, veel te druk, je moet zoeken naar een parkeerplek en als je er één gevonden hebt moet je om de twee uur weer terug om de meter bij te vullen. Nee, dan maar met het openbaar vervoer. Dat is hier prima geregeld. In de jaren ’90 is de hele infrastructuur hier op de schop gegaan en er is voorrang gegeven aan het openbaar vervoer. Er zijn 5 tramlijnen aangelegd die overal vrij kunnen rijden en het net wordt verfijnd door bussen. 

Nantes is een vrij nieuw vakantiedoel voor korte uitstapjes. Na Valencia, Tirana, Dubrovnik, Dublin en Edinburg is ook, dank zij de bemoeienis van Lonely Planet, Nantes aan het rijtje toegevoegd. En gelijk hebben ze, alles is er. Cultuur, natuur, een goede winkelstad, musea, parken en noem maar op, en dat alles op een figuurlijke steenworp afstand van Nederland.Wij hebben eerst even de reguliere toeristenattracties bezocht, het kasteel, de kathedraal en de botanische tuinen. Nadat we de winkelstraten ook met een bezoek vereerd hadden gingen we eigenlijk naar datgene waarvoor we gekomen waren. 

Ik weet niet of u afgelopen augustus de activiteiten van ‘Leeuwarden, culturele hoofdstad van Europa’ gevolgd heeft maar daar was een geweldig evenement. Het ging over het bezoek van de reuzen. Gigantische poppen, 11 meter hoog was de grootste, liepen in een drie daags evenement door de stad heen. Wij vonden het fantastisch. Nu is het zo dat de reuzen mede in Nantes geconstrueerd zijn, in het centrum van de Compagnie de les Machines de l’Ile. Dat is een soort straattheater werkplaats waar men mechanische beesten maakt. Zo zijn er mieren, een spin van een meter of acht hoog, een kolibrie, reigers waarmee je een rondje kunt vliegen. Ook is er een geweldige olifant, 12 meter hoog, 8 meter breed en 21 meter lang. Die loopt op het terrein rondjes met 50 passagiers op zijn rug en spuit het publiek nat. 

Geweldige machines zijn het en ik heb een ontzettend ontzag voor de mensen die zoiets ooit opgezet hebben. Waarschijnlijk begonnen met een klein straattheatertje en nu uitgegroeid tot een geweldig gebeuren. Toen we bij het terrein aankwamen hebben we eerst even een terrasje gepakt, We hadden behoorlijk het zuur in de kuiten van het slenteren door de stad en we wilden fit aan dit laatste evenement beginnen. Terwijl we op het terras zaten kwam de olifant de hoek om lopen. Heel rustig, slurf de lucht in, trompetterend en water spuitend. Een geweldig gezicht. 

Daarna naar binnen waar we de andere creaties bewonderd hebben. Wandelende mieren, een spin van een meter of vijf hoog, een kolibri, een megarups, van alles en nog wat. Men werkt nu aan een zwevende wereld waar reigers de boventoon voeren. die gaan rondvliegen met manden in hun poten waar zo’n 10 passagiers in mee kunnen. Ik kan er me nog niet helemaal wat bij voorstellen maar gezien de rest moet het imposant worden. 

Moe maar voldaan kwamen we rond een uur of vijf op de camping terug. Helaas werden we op de terugweg ook nog met ons neus op de hedendaagse problematiek gedrukt. Terwijl we in de tram terug zaten reden we langs het park La petite Amazone. Dat stond helemaal afgeladen met kleine blauwe iglootjes. Tentjes van Afrikaanse vluchtelingen. Honderden waren het er. We kunnen ons hoofd er niet meer voor afwenden, hoe graag we dat ook zouden willen. Wat ik me wel afvraag is wat ze hier doen. De meesten schijnen op doorreis naar het Verenigd Koninkrijk te zijn en dan zit je hier in mijn ogen toch wel een beetje uit de richting.Over richting gesproken, wij gaan morgen ook een andere kant op. Zoals het er nu naar uitziet, richting kust, even weg van de stadse drukte….

Zaterdag 8 sept 2018: Onze plek

Half tien was het toen we vanmorgen de luiken open deden. Half tien, en dat op een reisdag. Verdorie, later dan we verwacht hadden. Gelukkig was de hemel strak blauw, alles was droog dus we konden de boel zo inpakken. Binnen een half uur zat alles in de auto. Ontbijten was ook zo gebeurd want brood hadden we niet meer. Zo, dat schiet tenminste op. Nog even de pas van de slagboom inleveren want ja, daar zat toch 20 euro borg op. Het was wel een mooie pas, daar niet van, maar 20 euro is toch 20 euro. 

Richting de kust hebben we ons voorgenomen. We zakken wat naar het zuiden af, richting La Rochelle. Het valt tegen, het is toch nog een aardig eindje en het is druk op de weg. Zaterdag. Iedere Fransoos is op weg naar zijn vakantiehuisje en dat is te merken. Na wat discussie besluiten we om richting Fouras te gaan, een doel dat goed aansluit bij onze verdere plannen. Iets ten zuiden van La Rochelle, tegenover Ile d’Oleron. Het is een gemeentecamping waar we naar op weg zijn, een municipal. Daar hebben we goede ervaringen mee, nooit zo groot, altijd de boel goed voor elkaar en niet duur. 

Helaas komen we wat bedrogen uit, alleen het laatste is waar. Dat wisten we al want dat stond in ons ‘Grijze Golf Kampeerboek’, het boek waarin alle goedkope campings van buiten het seizoen vermeld staan. Bij de ingang hadden we er nog geen erg in maar toen we naar onze plek begeleid werden schrokken we er van. Wat een megading en ook nog hartstikke vol. We kregen plek nummer 70 aangewezen en vol goede moed begonnen we met het installeren van de boel. 

Ik had me al met het idee verzoend dat we hier een paar dagen zouden blijven tot dat…. bij onze Britse buren de speakers open gingen. ‘Wouldn’t it be nice’ schalde de muziek uit de boxen. Het nummer van de Small Faces was meer dan toepasselijk want de tweede zin luidt: ‘to get on with me neighbors’. Zou het niet geweldig zijn wanneer ik goed met mijn buren zou kunnen opschieten? dus eigenlijk. Nou, dat bleek voor hun kant ijdele hoop want ík had er direct al de pest in. Kom je in de verwachting op een kleine, rustige camping te staan is het helemaal het tegenovergestelde en wat tref je als kers op de taart? Een zootje luidruchtige klote Britten. 

Bij het vierde nummer ben ik even omgelopen om te vragen of het misschien een beetje minder kon, werd ik bijna opgevreten door de Stafford Bullterriër die daar onaangelijnd rondliep. Het was direct duidelijk hoe de rollen verdeeld waren. Maar weer terug naar de caravan en besloten om het maar door de campingeigenaar op te laten lossen. Gelukkig bleek dat niet nodig, toen we na een wandelingetje terug kwamen was het opeens stil. We denken dat het te maken heeft met de Duitsers die naast ons zijn komen staan. Die zijn natuurlijk ook deze kant opgebracht en het moet raar gegaan zijn wanneer de herrie toen niet opgevallen is. Wat een verademing. Zijn Duitsers toch nog ergens goed voor. 

Vanavond even naar het noordpuntje van het schiereiland waarop we zitten gereden. Zo te zien was het een prachtige zonsondergang maar het was verder dan we gedacht hadden. Toen we aankwamen was de zon al onder de horizon verdwenen. Waarschijnlijk had hij even haast gemaakt om ons te pesten. In de verte konden we nog net Fort Boyard onderscheiden, dat ligt hier vlak voor de kust. We waren blij dat we nieuwe TomTom hadden. De duisternis viel zo snel in en het is hier zo’n wirwar van kleine straatjes, we hadden het anders nooit meer gevonden. En hoewel het niet zo’n geweldige plek is, het is wel ónze niet zo geweldige plek.

Zondag 9 sept 2018: Een brug te dichtbij

Frankrijk kent een paar grote eilanden aan de Atlantische kust, Ile de Ré en Ile d’Oleron. Voor de rest zijn er nog wat kleinere eilanden te vinden maar het wonderlijke is dat ze allemaal hier in de buurt verzameld zijn. Ile de Ré hebben we al eens tijdens een eerdere vakantie bezocht, Oleron was onbekend voor ons, tijd om er eens heen te gaan. Na een rustige start vanmorgen de auto in en richting Rochefort. Daar ligt een gigantische brug die, naar ons idee, richting Ile d’Oleron leidt. Eenmaal aan de andere kant aangekomen maar een kant opgegaan op zoek naar de kust. Het duurde even voor we daar terecht kwamen. Pas nadat ik borden gevolgd had naar Port des Barques kregen we de kust weer in het zicht. 

We zagen onze weg geblokkeerd door een plaatselijke markt en zijn even gestopt om rond te kijken. We troffen het want er stond ook een VVV en omdat we eigenlijk met weinig informatie vertrokken zijn besloten om daar maar even te kijken. Ik aan de praat met de dame achter de balie en vroeg haar of ze wellicht een kaart van het eiland had. Oh, van het eiland, natuurlijk en ze reikte me de kaart aan van Ile Madame, een inie-mini eilandje wat hier ook ligt en waar je met eb met de auto heen kunt rijden. ‘Nee, sorry, niet van Ile Madame, van Oleron natuurlijk, van dit eiland’. ‘Ja, maar u zit helemaal niet op een eiland’, was het antwoord. Dus ik van: ‘Ja, natuurlijk wel, we zijn de brug toch overgekomen….’. ‘Oh, de brug, ja dat is de brug over de Charente bij Rochefort. Nee, je moet nog even verder rijden, nog zo’n kilometer of 35’. Toen het tot me doordrong lag ik helemaal in een deuk, allemachtig wat stom. Sommigen gaan een brug te ver, wij waren er één te dichtbij. 

Hup, maar weer in de auto dus en de kilometers die we vanaf de brug gereden hadden eerst maar weer eens teruggereden. Daarna richting Marennes. Gelukkig wel een mooie rit. We kwamen door een gigantisch moerasgebied, le Bassin de Marennes, Of eigenlijk is het niet echt een moerasgebied, het is meer een getijdengebied met slikken en schorren. (Slikken lopen bij hoogwater onder en schorren alleen bij springtij). Ontzettend rijk aan vogels en gewoon een boeiend landschap. Een paar keer gestopt om even rond te kijken en het was echt de moeite waard. 

Uiteindelijk de goede brug over, Le Viaduc zoals men het hier noemt. Het eerste bord dat we zagen meldde Chateau d’Oleron, het kasteel van Oleron. Hup erheen. We troffen het. Een leuk havenstadje en op dat moment waren net de jaarlijkse mossel –en oesterfeesten gaande. Het hele dorpsplein zat afgeladen met mensen die daar uitgebreid mosselen zaten te eten. Voor het geld hoefde je het niet te laten: Vijf euro een portie, brood er bij. Fles wijn was ook vijf euro. 12 Oesters voor 6 euro en je liefdesleven voor de hele week is weer verzekerd. Levende muziek er bij, kortom een gezellige boel. 

Helaas deed het rondje foute brug ons de das om want de laatste mosselen werden net voor onze neus verkocht. Toen we een rondje liepen raakte ik aan de praat met een paar mensen die wel een portie hadden weten te bemachtigen. Het was een wonderlijk gezicht, de mosselen lagen op zwart verbrande plankjes en iedereen had zwarte vingers. Dat kwam door de bereiding die ze er hier op na houden. De mosselen worden op de plank gelegd, de plankjes worden opgestapeld en dan worden ze ingebouwd met dennenappels. Die worden in de brand gestoken en de mosselen garen in hun eigen sap. Ik moet zeggen dat ze erg lekker waren want op een gegeven moment zaten we met de Fransen samen aan tafel. We moesten en zouden mee-eten. Er zat zelfs een vrouwtje bij die meer uitdeelde dan ze zelf at. Wat weer een leuke ontmoeting. 

Toen de bordjes leeg waren hebben we ze hartelijk bedankt en zijn verder gegaan. Een rondje dorp. Het was echt een gezellig plaatsje. Na ons rondje hebben we de aanvankelijke bodem van mosselen nog maar even opgehoogd met wat sneetjes brood. Even zitten picknicken aan de kant van de weg. Daarna onze rit vervolgd. 

Het is een mooi eiland Oleron, mooie stranden, leuke dorpjes, en erg afwisselend van landschap. Ik denk dat je er vooral met de fiets goed uit de voeten kan. We hebben eigenlijk alleen de noordkant bezocht, tijd tekort voor een heel rondje. Het is namelijk een flink eiland, 35 bij 12 kilometer. Rond een uur of half zes, we zaten toen bijna op het verste puntje, besloten om maar weer terug te gaan en dat viel tegen. Alle bezoekers hadden op het zelfde moment het zelfde idee, we kwamen dus van de ene file in de andere terecht. We moesten namelijk allemaal weer terug over de zelfde brug. Bijna twee uur over 70 kilometer gereden, je kan bijna beter fietsen. Wel een goed idee gekregen van de plek. Daar kan je met een gerust hart een keertje heen.

Maandag 10 sept 2018: Schorre en slikke

Gisteren kwamen we er al door heen, het Bassin van Marennes, een soort kweldergebied. We vonden het interessant genoeg om er nog een keertje heen te gaan en dan iets meer de tijd te nemen dan we gisteren deden. Vanmorgen moesten we echter eerst even naar de receptie om te betalen. Morgen vertrekken we weer en men vindt het prettig wanneer dit van te voren gebeurt. Dat viel niet mee. Voor ons hadden we een groepje van drie Franse families die allemaal met een mega camper aankwamen. Dat was niet zo erg maar ze wilden ook nog bij elkaar staan. Afijn daar begon het probleem. Het volgende was dat alle papieren nog in de campers lagen. Toen de één afgehandeld was, kwam nummer twee er achter dat het bij hem niet anders was en voor nummer drie was het item dito met een sterretje. 

Ik dacht net dat ik na een kwartier wachten aan de beurt was bleek dat er nog een nummer vier was. Hoewel, hoorde die er nu wel of niet bij. Ik had het idee van niet en ik zag bij de man van de receptie ook een lichte twijfel op het gezicht verschijnen maar met een stalen gezicht beweerde hij dat dit wel het geval was. Nadat uitgekomen was dat dit niet helemaal waar was, was het al te laat en kon hij een plekje gaan zoeken. Een man of dertig verbaasd achterlatend Ik wilde alleen even betalen. Op mijn vraag of deze dag ook meetelde omdat ik die bijna helemaal verdaan had in de receptie kreeg ik een bevestigend antwoord: ‘Ja, ook deze dag telt mee’. Zo zie je maar weer, soms zit alles tegen. 

Daarna op weg naar het bassin. Vanaf de camping is het redelijk dichtbij, een kilometer of twintig, net voorbij Rochefort begint het. In Moëze is een informatiecentrum over het gebied en dat ligt voor ons vrij voor aan. Dat lijkt leuk, en dat is het ook, maar wij treffen het altijd. Wanneer we aankomen zijn dit soort dingen nét dicht of nog niet open. Je kan er donder op zeggen. 

Gelukkig stonden er buiten informatieborden over het gebied die ons op wat leuke punten wezen. Zo was er een promenade door ‘les polders, les schorre et les slikke’. Ik wist niet wat ik las. Ik was wel bekend dat men hier ook het woord polder gebruikt, één van de weinige Nederlandse internationaal gebruikte woorden naast Apartheid. Schorre en slikke was nieuw voor me. Het zou me niets verbazen wanneer dat is blijven hangen van de polderwerkers die hier in de buurt aan het werk geweest zijn. Zo is bijvoorbeeld het gebied rond Niort (Marais de Poitevin) mede door Hollandse ingenieurs ‘ontwaterd’ en bewoonbaar gemaakt. Het is een geweldig natuurgebied en dat hebben de jagers ook ontdekt. Overal vonden we bakken op palen. Ik dacht eerst dat het vuilnisbakken waren en eigenlijk waren dat het ook. Gemerkt met ACCA: Association de Chasse Charante Atlantique stel ik me zo voor. Daar kan je de gebruikte patronen in gooien. Ja, eerlijk is eerlijk, opgeruimd staat netjes, of het nu een eend of een lege huls is.

Opvallend is het dat het hier zo ongelooflijk rustig is. We kwamen aan het strand en we konden kilometers ver kijken zonder iemand te zien. Onbegrijpelijk dat iedereen tien kilometer verderop op een hoop kruipt, de eigen kuil verdedigt en een plek probeert te claimen door een badlaken neer te leggen. Vanuit hier zijn we naar Brouage gereden, weer één van de stadjes uit de bekende lijst. Het is een stadje dat in 1555 gesticht is. Dit gebied was namelijk het grootste zoutwingebied in Europa en vanuit hier werd het alle kanten op geëxporteerd. De stad lag toen nog aan de zee maar is later door verzanding meer landinwaarts komen te liggen. 

Dat de moerassen een zo grote vorm aangenomen hebben is dus aan de zoutwinning te danken. Men heeft er dus geen land gewonnen maar heeft er percelen gemaakt die onder water gezet konden worden en die bij verdamping van het water zout opleverden. Het hele gebied is 6800 ha (68 vierkante kilometer) groot dus er moet een geweldige productie geweest zijn. 

De Vendée waseen protestants gebied in het katholieke Frankrijk. La Rochelle en Rochefort waren belangrijke bolwerken. Reden voor kardinaal Richelieu, de eerste minister onder Lodewijk XIII, die een beetje een eigen agenda had, om het stadje voor zich op te eisen en zo de Roomse rechten te verdedigen. Verder werden er bepaalde rechten die de Hugenoten bij het Edict van Nantes verworven hadden door hem, hup, zo onder tafel geveegd. Dit ging er niet bepaald zachtzinnig aan toe en was de reden dat er tienduizenden hugenoten richting het, voor hen althans, tolerantere noorden verhuisden. Dat ze niet allemaal gingen ontdekten we iets later toen we in Luzac aankwamen. Hier ontdekten we een oude protestantse begraafplaats en jullie weten onderhand wel een beetje van mijn voorliefde voor dit soort plekken. 

Met het beperken van de rechten van de hugenoten werd ook het recht op begraven in gewijde (lees katholieke) grond verboden. Ze moesten dus hun eigen plek regelen en dat is hier gebeurd. De mensen werden hier begraven en boven hen kwam een soort van stenen doodskist (een bâtière) te staan. Hierin werden de gegevens van de begravene gebeiteld en natuurlijk een stichtelijke tekst zoals: ‘Zoek de Heer zolang je het kan’. Ja, dat lijkt me inderdaad wel handig. Ik had nog nooit zoiets gezien en zo zie je maar weer…. 

Wat ook interessant is in deze plaats is de Moulin des Loges. Dit is een getijdemolen. Bij vloed stromen er een paar bekkens vol met water die men als energiebron gebruikt wanneer het weer eb wordt. De molen is nog steeds in (toeristisch) gebruik en wordt beschouwd als de enige nog werkende molen van dit soort in Europa. Maar ook hier troffen we het weer: demonstraties om tien uur in de ochtend. Dan zit iedere rechtgeaarde kampeerder natuurlijk nog aan zijn croissantje met koffie. 

Het was voor ons een fantastische dag. Helaas voor de lezer niet veel sappige avonturen maar houdt voor ogen: zonder gewone dagen ook geen uitzonderlijke dagen. Vanavond alvast voorbereidingen getroffen om morgen te verkassen. Er blijft namelijk nog zoveel moois te ontdekken! (Overigens voor alle eerlijkheid: de laatste foto hebben we gepikt, de rest niet)

Dinsdag 11 sept 2018: Langs de Gironde

We hebben Fouras achter ons gelaten en zijn nog wat zuidelijker afgedaald. We zitten in Bordeaux, aan de noordzijde van de stad, op de stadscamping Le village du Lac. Dat was niet de eerste keus, die lag aan de zuidkant van de stad maar het bordje bij de ingang gaf aan: Complet. Vol dus. Maar voor we daar waren hadden we al een heel ritje achter de rug. 

We zijn vanmorgen op tijd vertrokken en hebben nog even voor de keus gestaan om de pont vanuit Royan naar het noordpuntje van de Médoc te nemen om vervolgens af te zakken naar Bordeaux maar we hebben besloten om de groene route aan de oostoever van de Gironde te volgen. Eerst naar Talmont dus maar, weer één van die mooie stadjes. Helaas werd het niets om het te bezoeken want we konden het parkeerterrein niet op. De balk die het parkeerterrein moet vrijwaren voor zigeuners hing op 2.30 meter, net 10 centimeter te laag. Wanneer ik niet zo gehecht zou zijn aan de dakluiken van de caravan had ik het gered, maar ja. Toch nog even ondeugend de hut aan de kant van de weg gezet om nog even snel een paar plaatjes te schieten maar toen er wat ongeduldige Fransozen begonnen te claxonneren werd het tijd om door te rijden. 

Tot aan St. Fort de groene weg gevolgd. Prachtige oude stadjes tussen de wijngaarden en geen mens te zien. Helaas, opschieten deed het niet en omdat de klok ook gewoon bleef draaien maar even de départemental gepakt die op haar beurt weer overging  in de gewone snelweg. Vervolgens kwamen we op de Rocade, de ringweg, van Bordeaux. Jemig, wat een gekkenhuis. Meer vrachtwagens dan gewoon verkeer en volop werkzaamheden. Uiteindelijk onze keuzecamping gevonden maar ja, je las het al: Complet. Daarna Tom het heft in handen laten nemen en ons naar de dichtstbijzijnde camping laten brengen. 25 km verderop. Daar was gelukkig nog volop plek. Bij nader inzien was dat ook wel logisch want de plaatsen waren niet bijster geweldig. Scheef, kuilen, los zand, van alles wat maar weinig goeds. Omdat we toch nog redelijk op tijd waren toch nog een aardig plekje kunnen vinden. Een uur later zou dat niet meer gelukt zijn. 

Met 32 graden en het zweet op de kop de boel geïnstalleerd en daarna mooi aan een koud biertje. Je hoorde het sissen. We staan tussen een redelijk internationaal gezelschap. Een Duitser, een Liechtensteiner, een Corsicaan een Italiaan en net kwam een Spanjaard het veld completeren. De stad is van hieruit gemakkelijk te bereiken met het openbaar vervoer, dat is dan wel weer lekker. Maar we laten de stad nog een dag de stad. Morgen een dag rustig aan. Bordeaux ligt overmorgen waarschijnlijk ook nog wel aan de oevers van het Garonne.