Zele heet het hier, om wat meer specifiek te zijn verblijven we momenteel op camping Groenpark. We zitten in de driehoek Aalst – Dendermonde – Lokeren. Groenpark, een nogal pretentieuze naam voor een donker stuk dennenbos met wat paden. Her en der staat een caravan en de plaatsen zijn gemarkeerd door middel van genummerde grafzerken. Maar ach, het is voor één nacht en de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat we het wel eens slechter getroffen hebben.
Zondagmiddag waren we klaar met pakken en rond een uur of drie zijn we de auto ingestapt. Een gekke tijd zou je denken, dan kan je nog wel een dag wachten. En dat is ook zo, ware het niet dat vandaag de laatste dag is dat er schoolvakanties zijn en morgen de economie weer volop begint te draaien met overal files als gevolg. Besloten dus om de files maar voor te zijn en alvast een paar uurtjes te rijden. Met tweehonderdvijftig kilometer achter de wielen vonden we dus camping Groenpark op ons pad.
De bevolking van het park heeft ongeveer dezelfde trieste uitstraling als het dennenbos. Ogenschijnlijk zijn ze allemaal een depressie nabij. Met een nietszeggende uitstraling hangen ze, onderuit gezakt, in hun, van plastic sisal vervaardigd, recreatiemeubilair. De mannen meestal snurkend, de vrouwen verveeld candy crush spelend. God bewaar me, als dit mijn voorland is…. Gelukkig is de aanblik niet van al te lange duur. Het is al september en rond een uur of negen valt de duisternis in.
Vanavond gedineerd bij het plaatselijk frietkot. Hier zag ik dingen op de kaart staan waarbij ik me afvroeg wat het was. Aan de Piknikker heb ik me dus maar niet gewaagd. We hielden het veilig: twee medium fritten en een bereklauw. Het scheelde afwassen maar misschien had ik dat wel liever gedaan. Nou ja, alles moet je een keertje meegemaakt hebben. Morgen trekken we dus verder richting zuidelijke streken. Het is gelukkig goed weer en de verwachtingen zijn wellicht nog beter. We rekenen er een beetje op dat ons daar wat meer avontuur wacht want om eerlijk te zijn… minder spannend dan hier kan het bijna niet.
Het is een bijna naamloze plek waar we nu zitten. Het kaartenboek van Frankrijk dat ik mee heb is toch redelijk uitgebreid maar dit dorp kon ik er niet in vinden: Le bec-Hellouin. Saint Nicolas heet de camping en dat maakt toch wel weer wat goed want Sinterklaas is toch wel mijn favoriete heilige. Eigenlijk de enige waar ik in geloof.
Vanmorgen op ons gemak uit Zele vertrokken. Tot dat we bij de poort waren was er eigenlijk niets aan de hand maar bij het oprijden van de weg raakte ik wat in de war: moeten we nu links of rechts af. Ik wachtte even op instructies maar die kwamen niet: de TomTom deed het niet meer. Verdorie, gister had hij ook al wat kuren en nu kregen we hem helemaal niet meer aan de praat. ‘Doe het zelf maar’ leek hij te denken en dat deden we dus ook maar. Gek, een apparaat waar je vijftien jaar geleden nog nooit van gehoord hebt beschouwen we nu al als onmisbaar.
Met behulp van de telefoon en Google Maps gekeken waar er een Media Markt in de buurt was en we kwamen uit in Kortrijk waar we na het inrijden van twee eenrichting verkeer straten en het volgen van anderhalve kilometer busbaan de winkel vonden. Wonder boven wonder vonden we een parkeerplek met drie lege plekken op rij waar we de auto plus aangekoppeld plastic konden plaatsen.
Na een half uurtje kwamen we, gewapend met een nieuwe navigatie, weer terug bij de auto. Na wat gedonder hadden we het apparaat geïnstalleerd en konden we op pad. Ze heten dan wel Plug and Play te zijn maar wanneer je dat probeert kom je van een koude kermis thuis. De Duvel en zijn oude moer moeten ingevoerd worden en voordat je dát geregeld hebt. Gelukkig konden we de oude SD kaart van de overleden TomTom zo in de nieuwe stoppen anders hadden we bij de Belgische grens moeten stoppen.
Daarna eerst richting Amiens waar we hopeloos vast kwamen te zitten vanwege wegwerkzaamheden en daarna richting Rouen. Daar troffen we het ook, net spits dus lekker druk. Uiteindelijk zijn we dus hier beland. Mooie omgeving en een prima plek. Direct maar besloten om twee nachten te blijven. Weinig zin om te koken dus maar even bij de campingsnack langsgegaan. biertje, wijntje, omeletje met frites en een andouillette met calvadossaus, sla en frites.
Hij zag er heerlijk uit de andouillette, de met de hand vervaardigde Normandische worst van slachtafval. Fijn goudbruin gebakken was hij en hij dreef in een mooie saus. De vreugde was echter van korte duur. Toen ik hem opensneed kwam een geur, die zich waarschijnlijk gedurende de rijping van een week of drie in een té warme koelkast ontwikkeld had, vrij uit het vel. Het was of ik een nest met vuile eendeneieren kapot trapte. Ik was direct klaar met eten en echt, een makkelijker eter dan ik is moeilijk te vinden..
Toen de borden gehaald werden mijn beklag gedaan. ‘Ja, ja, erg vervelend. Wilt u nog koffie toe?’ Nou vooruit dan maar, wellicht is het van het huis, maar dat bleek ijdele hoop. Alles stond op de factuur. Ik kan u melden dat de fooi in overeenstemming was met de geleverde kwaliteit, dat stelde dus weinig voor. Morgen dus maar weer eens zelf koken. De Franse en Belgische cuisine hebben ons tot nu toe weinig vreugde gebracht. Gelukkig hebben we in de caravan nog een zak met Smiths chips uit Langedijk, vervaardigd van de fijnste Noordhollandse aardappelen. wellicht kunnen we daar vannacht onze ergste honger mee stillen.
Vandaag kwamen we er achter dat ik het dorp waar we op dit moment verblijven, Le Bec-Hallouin, toch wel wat tekort gedaan heb. We ontdekten dat het geclassificeerd is als één van de 151 mooiste dorpen van Frankrijk en niet zonder reden. De hoofdstraat is een aaneenschakeling van vakwerkhuizen uit de 17de en 18de eeuw en verder kan je er de Abdij van Notre Dame du Bec vinden.
Dat is een geweldig religieus complex dat door Herluin (Hellouin), een of andere dolende ridder, gesticht is in 1034 en ik heb niet het idee dat het in 1035 al klaar was, dat zal wel een paar eeuwen geduurd hebben. Toentertijd waren de Engelsen nog de baas in dit gedeelte van Frankrijk en viel de abdij onder de jurisdictie van de aartsbisschop van Canterbury. Ik weet niet of jullie de film Canterbury Tales wel eens gezien (of het boek gelezen) hebben maar was echt een vrolijke boel in die dagen. Iedereen liep te poepen, te boeren en te scheten, echt een boerenkermis. Maar ja, na een flinke wind in de kerk of het optillen van de habijt van zuster Sekretia om de poorten van het paradijs even te bewonderen moet je natuurlijk wel weer vergiffenis vragen en dan is zo’n abdij in de buurt toch wel lekker makkelijk.
Het geheel heeft ontegenzeggelijk een Britse uitstraling, met name de toren. Je voelt je als het ware direct een onderdeel van Midsummernight murders. Toen we op het terrein aankwamen waren de klokken van de Nicolaastoren net volop aan het luiden, het teken dat de middagmis op het punt van beginnen stond. We hebben het aan ons voorbij laten gaan. Ik kan me geen recente misstappen herinneren dus weinig om vergiffenis over te vragen. We hebben wel een wandeling door de tuinen gemaakt, indrukwekkend. Er stonden kastanjebomen die er, gezien de omvang, al honderden jaren staan. Hoewel meer dan de helft van het complex, sinds het hoogtepunt in de zestiende eeuw verdwenen, is het nog steeds een indrukwekkend bouwwerk.
Daarna zijn we een rondje in de buurt gaan maken, zo voor de kat zijn kont weg. Een mooie regio en ontzettend rustig. Verstilde dorpen, mooie wegen door de bossen en de al verkleurende bomen doen de rest. Een mooie middag gehad. Gezien de ervaringen van gisteren vanavond zelf maar even gekookt, althans, de tomatensoep. Het brood en de kaas hebben we laten verzorgen. Morgen gaan we weer verder. Hopelijk treffen we dan wat beter weer want vandaag was het niet geweldig. Bewolkt met een hele lichte miezerige regen. Wel fijn voor de Britten die hier in zo grote getale aanwezig zijn. Ze zullen zich ongetwijfeld thuis voelen.
Het is standvastig weer, gisteren miezer, de hele nacht ook en vanmorgen nog. Smerig, koud en mistig weer. Weinig aan. Toen we hier eergisteren aankwamen was het voor onze begrippen helemaal warm maar dat was gisteren al weer afgelopen. Haast hebben we niet echt. Het was dan ook al half elf toen we, met een auto vol natte zooi, de camping afreden, richting Pont l’Eveque, de brug van de bisschop. Er was weinig aan onderweg, mistig, druipende bomen en mensen met een opgeslagen kragen, die wat ineengedoken op pad waren. De troosteloosheid straalde er van af.
Richting Caen en Rennes gereden, langs de grenzen van Bretagne. Daarna richting Nantes gereden en warempel, de lucht werd wat helderder met af en toe zelfs wat blauw en we zagen de thermometer van de auto steeds hogere waarden aangeven. Waren we vanmorgen begonnen met 13 graden, aan het einde van de middag was het 22 graden, en ik kan je zeggen, dat is een stuk aangenamer.
In Nantes naar de stadscamping gereden die in het hart van de stad gelegen is maar helaas, hij was vol. Dat verwacht je niet in september. Op aanraden van de receptioniste zijn we toen richting Sainte Luce sur Loire gereden, ooit een zelfstandig dorp, nu een buitenwijk van Nantes. Een prima camping, La Belle Rivière, we staan aan de boorden van de Loire op een plek, zo groot hebben we het bijna nog nooit gehad. Voor de rest wat rustig aan gedaan. Hoewel de verplaatsing niet mega was is het toch altijd vermoeiend. Morgen hier maar eens even de boel verkennen. We zijn benieuwd.
Tegen over ons staat een stel Zwitsers. Ik denk begin zeventig en echt Zwitsers. Aan het nummerbord te zien uit omgeving Bern. Ze zijn zoals Zwitsers zijn, opgeruimd en schoon, bij het absurde af. ’s Morgens de matjes uitkloppen, even met de kruimeldief de Puccini door, ramen lappen en noem maar op. Afijn, moet je zelf weten. Wanneer dat je invulling is van je vrije tijd, ga je gang. Maar er is iets vreemds met ze. Ze hebben een plant mee. Geen hond of een kat, nee, een plant. Geweldig mooi groen en prachtig in bloei. Een rode trompetplant.
De Campsis grandiflora heeft een geweldig leven bij onze overburen. Iedere ochtend geeft buurman haar wat water en praat wat met haar. Ja, haar. Ik denk namelijk dat de plant de plek in neemt van zijn overleden schoonmoeder. Hij heeft namelijk de uitstraling of zijn schoonmoeder bijna zijn hele huwelijksleven bij hen ingewoond heeft. Ik denk dat het vroeger nog wel een gezellige boekhouder was met af een toe een leuke witz, zo van ‘Goeiesmorgens allemaal, gna, gna, gna’. Natuurlijk niet te uitbundig natuurlijk, het blijft een Zwitser.
Nu gaat hij kromgebogen door het leven. Hij heeft de strijd met moeder en dochter verloren en heeft, om dochter toch maar wat tevreden te stellen en teneinde het huwelijk zo af en toe wat kleur te geven, de zorg voor moeder gedeeltelijk op zich genomen. Na 40 jaar wordt dat een gewoonte, het hoort er bij, en wanneer je schoonmoeder je dan plotseling ontvalt val je in een gat, een leegte die opgevuld moet worden. En hoe kan dat beter dan met een trompetplant. De plant die door de vorm van haar bloemkelken symbool staat voor het eens zo altijd aanwezige getetter van die Swiegermutti.
Normaal, als ze thuis zijn, siert de Campsis grandiflora het graf op de eenzame alp, waar hij haar regelmatig opzoekt. Maar wanneer ze op pad gaan nemen ze ‘oma’ gewoon mee. Dan is de leegte opgevuld, de zorg gegarandeerd en komt ‘ze’ ook nog eens ergens. Vanmorgen, na het bewateren, aaide buur haar even door haar bloemen. Waarschijnlijk om even te kijken of ze roos had, maar dat kan natuurlijk niet. Het kan alleen maar trompet zijn, misschien wat luis maar iedereen weet dat het bij planten zo is, alleen een roos heeft roos. Hij ontdekte niets en gerustgesteld kon hij weer plaats nemen in zijn stoel. Lezend in zijn toeristengids wat Nantes te bieden heeft. Zo te zien raken ze er niet heen. Ik denk dat ‘oma’ er ook weinig voor voelt om onder de arm de stad door gesleept te worden. Dan is ze op de camping beter op haar plaats. Dat voelt hij goed aan, het is een lieve jongen.
Gelukkig hebben wij geen plant mee en ook mijn schoonmoeder is nog thuis. We zijn dus vrij om te gaan en te staan waar we willen. Vanmorgen hebben we even uitgezocht hoe we morgen het beste naar Nantes kunnen gaan want ik laat het liefst de auto ‘thuis’. Het openbaar vervoer is hier gelukkig goed geregeld dus dat moet lukken. Daarna een rondje door de omgeving gemaakt. In de buurt van de stad ligt het Lac de Grand Lieu, een groot meer. Volop vogeltjes, vissen, andere beestjes en plantjes, mooi om daar even heen te gaan. Op naar Saint Philbert dus maar.
We troffen het, na het parkeren in het centrum bleek dat we recht tegenover het VVV stonden wat in een museum gevestigd was. Nou ja, niet echt een museum, een karolingisch klooster waar het graf van de heilige Philbert in ondergebracht is. Nou ja, ons kennende, snel even een rondje gedaan. Het was al tien over twaalf en om half één zouden de meisjes van de balie gaan lunchen. Ook nog snel wat info over de omgeving bij elkaar gezocht dus wie kon ons wat doen? Even de hotspots opgezocht en die één voor één afgewerkt maar dat viel niet mee. We denken dat de meisjes van het VVV ze gebeld hebben dat het etenstijd was, want alles was gesloten. Daarna een alternatief gezocht, dat werd de wijnroute van de Nantais, de omgeving van Nantes.
Een leuke route, althans, voor wat we er van gezien hebben. De borden volgend kwamen we drie keer op het zelfde punt uit. Aan wie het ligt willen we even in het midden laten maar wonderlijk was het wel. Inmiddels waren we al aardig richting zee gekomen dus we hebben nog maar even de gelegenheid te baat genomen om daar te kijken. Daar even een wandeling gemaakt en daarna weer terug. Wat ons opviel waren de bakken die bij de strandopgang stonden. Men werd gevraagd om ‘marées’, aangespoelde zaken als plastic e.d. van het strand mee te nemen en in de zak te deponeren. Prima initiatief. Wanneer iedereen vijf rommeltjes opruimt is het strand in no-time weer schoon.
We waren net op tijd terug om mee te maken hoe onze overburen, ja, dezelfde, een stokbrood aan het barbecueën waren. Dat hadden we ook nog nooit gezien. Met zijn tweeën stonden ze te kijken hoe het brood warm werd. Toen het zover was werden de wijnglazen gevuld en het hete brood met kaas belegd. Waarschijnlijk de Zwitserse campingversie van racletten. Je moet toch wat om het thuisgevoel een beetje vast te houden en zo de heimwee te onderdrukken. Daarom aten wij vanavond macaroni, lekker, gewone Hollandse pot.
Om 10 uur zaten we in de bus vanmorgen, dat is in jaren niet gebeurd. Onderweg naar Nantes. Met de auto is geen optie, veel te druk, je moet zoeken naar een parkeerplek en als je er één gevonden hebt moet je om de twee uur weer terug om de meter bij te vullen. Nee, dan maar met het openbaar vervoer. Dat is hier prima geregeld. In de jaren ’90 is de hele infrastructuur hier op de schop gegaan en er is voorrang gegeven aan het openbaar vervoer. Er zijn 5 tramlijnen aangelegd die overal vrij kunnen rijden en het net wordt verfijnd door bussen.
Nantes is een vrij nieuw vakantiedoel voor korte uitstapjes. Na Valencia, Tirana, Dubrovnik, Dublin en Edinburg is ook, dank zij de bemoeienis van Lonely Planet, Nantes aan het rijtje toegevoegd. En gelijk hebben ze, alles is er. Cultuur, natuur, een goede winkelstad, musea, parken en noem maar op, en dat alles op een figuurlijke steenworp afstand van Nederland.Wij hebben eerst even de reguliere toeristenattracties bezocht, het kasteel, de kathedraal en de botanische tuinen. Nadat we de winkelstraten ook met een bezoek vereerd hadden gingen we eigenlijk naar datgene waarvoor we gekomen waren.
Ik weet niet of u afgelopen augustus de activiteiten van ‘Leeuwarden, culturele hoofdstad van Europa’ gevolgd heeft maar daar was een geweldig evenement. Het ging over het bezoek van de reuzen. Gigantische poppen, 11 meter hoog was de grootste, liepen in een drie daags evenement door de stad heen. Wij vonden het fantastisch. Nu is het zo dat de reuzen mede in Nantes geconstrueerd zijn, in het centrum van de Compagnie de les Machines de l’Ile. Dat is een soort straattheater werkplaats waar men mechanische beesten maakt. Zo zijn er mieren, een spin van een meter of acht hoog, een kolibrie, reigers waarmee je een rondje kunt vliegen. Ook is er een geweldige olifant, 12 meter hoog, 8 meter breed en 21 meter lang. Die loopt op het terrein rondjes met 50 passagiers op zijn rug en spuit het publiek nat.
Geweldige machines zijn het en ik heb een ontzettend ontzag voor de mensen die zoiets ooit opgezet hebben. Waarschijnlijk begonnen met een klein straattheatertje en nu uitgegroeid tot een geweldig gebeuren. Toen we bij het terrein aankwamen hebben we eerst even een terrasje gepakt, We hadden behoorlijk het zuur in de kuiten van het slenteren door de stad en we wilden fit aan dit laatste evenement beginnen. Terwijl we op het terras zaten kwam de olifant de hoek om lopen. Heel rustig, slurf de lucht in, trompetterend en water spuitend. Een geweldig gezicht.
Daarna naar binnen waar we de andere creaties bewonderd hebben. Wandelende mieren, een spin van een meter of vijf hoog, een kolibri, een megarups, van alles en nog wat. Men werkt nu aan een zwevende wereld waar reigers de boventoon voeren. die gaan rondvliegen met manden in hun poten waar zo’n 10 passagiers in mee kunnen. Ik kan er me nog niet helemaal wat bij voorstellen maar gezien de rest moet het imposant worden.
Moe maar voldaan kwamen we rond een uur of vijf op de camping terug. Helaas werden we op de terugweg ook nog met ons neus op de hedendaagse problematiek gedrukt. Terwijl we in de tram terug zaten reden we langs het park La petite Amazone. Dat stond helemaal afgeladen met kleine blauwe iglootjes. Tentjes van Afrikaanse vluchtelingen. Honderden waren het er. We kunnen ons hoofd er niet meer voor afwenden, hoe graag we dat ook zouden willen. Wat ik me wel afvraag is wat ze hier doen. De meesten schijnen op doorreis naar het Verenigd Koninkrijk te zijn en dan zit je hier in mijn ogen toch wel een beetje uit de richting.Over richting gesproken, wij gaan morgen ook een andere kant op. Zoals het er nu naar uitziet, richting kust, even weg van de stadse drukte….
Half tien was het toen we vanmorgen de luiken open deden. Half tien, en dat op een reisdag. Verdorie, later dan we verwacht hadden. Gelukkig was de hemel strak blauw, alles was droog dus we konden de boel zo inpakken. Binnen een half uur zat alles in de auto. Ontbijten was ook zo gebeurd want brood hadden we niet meer. Zo, dat schiet tenminste op. Nog even de pas van de slagboom inleveren want ja, daar zat toch 20 euro borg op. Het was wel een mooie pas, daar niet van, maar 20 euro is toch 20 euro.
Richting de kust hebben we ons voorgenomen. We zakken wat naar het zuiden af, richting La Rochelle. Het valt tegen, het is toch nog een aardig eindje en het is druk op de weg. Zaterdag. Iedere Fransoos is op weg naar zijn vakantiehuisje en dat is te merken. Na wat discussie besluiten we om richting Fouras te gaan, een doel dat goed aansluit bij onze verdere plannen. Iets ten zuiden van La Rochelle, tegenover Ile d’Oleron. Het is een gemeentecamping waar we naar op weg zijn, een municipal. Daar hebben we goede ervaringen mee, nooit zo groot, altijd de boel goed voor elkaar en niet duur.
Helaas komen we wat bedrogen uit, alleen het laatste is waar. Dat wisten we al want dat stond in ons ‘Grijze Golf Kampeerboek’, het boek waarin alle goedkope campings van buiten het seizoen vermeld staan. Bij de ingang hadden we er nog geen erg in maar toen we naar onze plek begeleid werden schrokken we er van. Wat een megading en ook nog hartstikke vol. We kregen plek nummer 70 aangewezen en vol goede moed begonnen we met het installeren van de boel.
Ik had me al met het idee verzoend dat we hier een paar dagen zouden blijven tot dat…. bij onze Britse buren de speakers open gingen. ‘Wouldn’t it be nice’ schalde de muziek uit de boxen. Het nummer van de Small Faces was meer dan toepasselijk want de tweede zin luidt: ‘to get on with me neighbors’. Zou het niet geweldig zijn wanneer ik goed met mijn buren zou kunnen opschieten? dus eigenlijk. Nou, dat bleek voor hun kant ijdele hoop want ík had er direct al de pest in. Kom je in de verwachting op een kleine, rustige camping te staan is het helemaal het tegenovergestelde en wat tref je als kers op de taart? Een zootje luidruchtige klote Britten.
Bij het vierde nummer ben ik even omgelopen om te vragen of het misschien een beetje minder kon, werd ik bijna opgevreten door de Stafford Bullterriër die daar onaangelijnd rondliep. Het was direct duidelijk hoe de rollen verdeeld waren. Maar weer terug naar de caravan en besloten om het maar door de campingeigenaar op te laten lossen. Gelukkig bleek dat niet nodig, toen we na een wandelingetje terug kwamen was het opeens stil. We denken dat het te maken heeft met de Duitsers die naast ons zijn komen staan. Die zijn natuurlijk ook deze kant opgebracht en het moet raar gegaan zijn wanneer de herrie toen niet opgevallen is. Wat een verademing. Zijn Duitsers toch nog ergens goed voor.
Vanavond even naar het noordpuntje van het schiereiland waarop we zitten gereden. Zo te zien was het een prachtige zonsondergang maar het was verder dan we gedacht hadden. Toen we aankwamen was de zon al onder de horizon verdwenen. Waarschijnlijk had hij even haast gemaakt om ons te pesten. In de verte konden we nog net Fort Boyard onderscheiden, dat ligt hier vlak voor de kust. We waren blij dat we nieuwe TomTom hadden. De duisternis viel zo snel in en het is hier zo’n wirwar van kleine straatjes, we hadden het anders nooit meer gevonden. En hoewel het niet zo’n geweldige plek is, het is wel ónze niet zo geweldige plek.
Frankrijk kent een paar grote eilanden aan de Atlantische kust, Ile de Ré en Ile d’Oleron. Voor de rest zijn er nog wat kleinere eilanden te vinden maar het wonderlijke is dat ze allemaal hier in de buurt verzameld zijn. Ile de Ré hebben we al eens tijdens een eerdere vakantie bezocht, Oleron was onbekend voor ons, tijd om er eens heen te gaan. Na een rustige start vanmorgen de auto in en richting Rochefort. Daar ligt een gigantische brug die, naar ons idee, richting Ile d’Oleron leidt. Eenmaal aan de andere kant aangekomen maar een kant opgegaan op zoek naar de kust. Het duurde even voor we daar terecht kwamen. Pas nadat ik borden gevolgd had naar Port des Barques kregen we de kust weer in het zicht.
We zagen onze weg geblokkeerd door een plaatselijke markt en zijn even gestopt om rond te kijken. We troffen het want er stond ook een VVV en omdat we eigenlijk met weinig informatie vertrokken zijn besloten om daar maar even te kijken. Ik aan de praat met de dame achter de balie en vroeg haar of ze wellicht een kaart van het eiland had. Oh, van het eiland, natuurlijk en ze reikte me de kaart aan van Ile Madame, een inie-mini eilandje wat hier ook ligt en waar je met eb met de auto heen kunt rijden. ‘Nee, sorry, niet van Ile Madame, van Oleron natuurlijk, van dit eiland’. ‘Ja, maar u zit helemaal niet op een eiland’, was het antwoord. Dus ik van: ‘Ja, natuurlijk wel, we zijn de brug toch overgekomen….’. ‘Oh, de brug, ja dat is de brug over de Charente bij Rochefort. Nee, je moet nog even verder rijden, nog zo’n kilometer of 35’. Toen het tot me doordrong lag ik helemaal in een deuk, allemachtig wat stom. Sommigen gaan een brug te ver, wij waren er één te dichtbij.
Hup, maar weer in de auto dus en de kilometers die we vanaf de brug gereden hadden eerst maar weer eens teruggereden. Daarna richting Marennes. Gelukkig wel een mooie rit. We kwamen door een gigantisch moerasgebied, le Bassin de Marennes, Of eigenlijk is het niet echt een moerasgebied, het is meer een getijdengebied met slikken en schorren. (Slikken lopen bij hoogwater onder en schorren alleen bij springtij). Ontzettend rijk aan vogels en gewoon een boeiend landschap. Een paar keer gestopt om even rond te kijken en het was echt de moeite waard.
Uiteindelijk de goede brug over, Le Viaduc zoals men het hier noemt. Het eerste bord dat we zagen meldde Chateau d’Oleron, het kasteel van Oleron. Hup erheen. We troffen het. Een leuk havenstadje en op dat moment waren net de jaarlijkse mossel –en oesterfeesten gaande. Het hele dorpsplein zat afgeladen met mensen die daar uitgebreid mosselen zaten te eten. Voor het geld hoefde je het niet te laten: Vijf euro een portie, brood er bij. Fles wijn was ook vijf euro. 12 Oesters voor 6 euro en je liefdesleven voor de hele week is weer verzekerd. Levende muziek er bij, kortom een gezellige boel.
Helaas deed het rondje foute brug ons de das om want de laatste mosselen werden net voor onze neus verkocht. Toen we een rondje liepen raakte ik aan de praat met een paar mensen die wel een portie hadden weten te bemachtigen. Het was een wonderlijk gezicht, de mosselen lagen op zwart verbrande plankjes en iedereen had zwarte vingers. Dat kwam door de bereiding die ze er hier op na houden. De mosselen worden op de plank gelegd, de plankjes worden opgestapeld en dan worden ze ingebouwd met dennenappels. Die worden in de brand gestoken en de mosselen garen in hun eigen sap. Ik moet zeggen dat ze erg lekker waren want op een gegeven moment zaten we met de Fransen samen aan tafel. We moesten en zouden mee-eten. Er zat zelfs een vrouwtje bij die meer uitdeelde dan ze zelf at. Wat weer een leuke ontmoeting.
Toen de bordjes leeg waren hebben we ze hartelijk bedankt en zijn verder gegaan. Een rondje dorp. Het was echt een gezellig plaatsje. Na ons rondje hebben we de aanvankelijke bodem van mosselen nog maar even opgehoogd met wat sneetjes brood. Even zitten picknicken aan de kant van de weg. Daarna onze rit vervolgd.
Het is een mooi eiland Oleron, mooie stranden, leuke dorpjes, en erg afwisselend van landschap. Ik denk dat je er vooral met de fiets goed uit de voeten kan. We hebben eigenlijk alleen de noordkant bezocht, tijd tekort voor een heel rondje. Het is namelijk een flink eiland, 35 bij 12 kilometer. Rond een uur of half zes, we zaten toen bijna op het verste puntje, besloten om maar weer terug te gaan en dat viel tegen. Alle bezoekers hadden op het zelfde moment het zelfde idee, we kwamen dus van de ene file in de andere terecht. We moesten namelijk allemaal weer terug over de zelfde brug. Bijna twee uur over 70 kilometer gereden, je kan bijna beter fietsen. Wel een goed idee gekregen van de plek. Daar kan je met een gerust hart een keertje heen.
Gisteren kwamen we er al door heen, het Bassin van Marennes, een soort kweldergebied. We vonden het interessant genoeg om er nog een keertje heen te gaan en dan iets meer de tijd te nemen dan we gisteren deden. Vanmorgen moesten we echter eerst even naar de receptie om te betalen. Morgen vertrekken we weer en men vindt het prettig wanneer dit van te voren gebeurt. Dat viel niet mee. Voor ons hadden we een groepje van drie Franse families die allemaal met een mega camper aankwamen. Dat was niet zo erg maar ze wilden ook nog bij elkaar staan. Afijn daar begon het probleem. Het volgende was dat alle papieren nog in de campers lagen. Toen de één afgehandeld was, kwam nummer twee er achter dat het bij hem niet anders was en voor nummer drie was het item dito met een sterretje.
Ik dacht net dat ik na een kwartier wachten aan de beurt was bleek dat er nog een nummer vier was. Hoewel, hoorde die er nu wel of niet bij. Ik had het idee van niet en ik zag bij de man van de receptie ook een lichte twijfel op het gezicht verschijnen maar met een stalen gezicht beweerde hij dat dit wel het geval was. Nadat uitgekomen was dat dit niet helemaal waar was, was het al te laat en kon hij een plekje gaan zoeken. Een man of dertig verbaasd achterlatend Ik wilde alleen even betalen. Op mijn vraag of deze dag ook meetelde omdat ik die bijna helemaal verdaan had in de receptie kreeg ik een bevestigend antwoord: ‘Ja, ook deze dag telt mee’. Zo zie je maar weer, soms zit alles tegen.
Daarna op weg naar het bassin. Vanaf de camping is het redelijk dichtbij, een kilometer of twintig, net voorbij Rochefort begint het. In Moëze is een informatiecentrum over het gebied en dat ligt voor ons vrij voor aan. Dat lijkt leuk, en dat is het ook, maar wij treffen het altijd. Wanneer we aankomen zijn dit soort dingen nét dicht of nog niet open. Je kan er donder op zeggen.
Gelukkig stonden er buiten informatieborden over het gebied die ons op wat leuke punten wezen. Zo was er een promenade door ‘les polders, les schorre et les slikke’. Ik wist niet wat ik las. Ik was wel bekend dat men hier ook het woord polder gebruikt, één van de weinige Nederlandse internationaal gebruikte woorden naast Apartheid. Schorre en slikke was nieuw voor me. Het zou me niets verbazen wanneer dat is blijven hangen van de polderwerkers die hier in de buurt aan het werk geweest zijn. Zo is bijvoorbeeld het gebied rond Niort (Marais de Poitevin) mede door Hollandse ingenieurs ‘ontwaterd’ en bewoonbaar gemaakt. Het is een geweldig natuurgebied en dat hebben de jagers ook ontdekt. Overal vonden we bakken op palen. Ik dacht eerst dat het vuilnisbakken waren en eigenlijk waren dat het ook. Gemerkt met ACCA: Association de Chasse Charante Atlantique stel ik me zo voor. Daar kan je de gebruikte patronen in gooien. Ja, eerlijk is eerlijk, opgeruimd staat netjes, of het nu een eend of een lege huls is.
Opvallend is het dat het hier zo ongelooflijk rustig is. We kwamen aan het strand en we konden kilometers ver kijken zonder iemand te zien. Onbegrijpelijk dat iedereen tien kilometer verderop op een hoop kruipt, de eigen kuil verdedigt en een plek probeert te claimen door een badlaken neer te leggen. Vanuit hier zijn we naar Brouage gereden, weer één van de stadjes uit de bekende lijst. Het is een stadje dat in 1555 gesticht is. Dit gebied was namelijk het grootste zoutwingebied in Europa en vanuit hier werd het alle kanten op geëxporteerd. De stad lag toen nog aan de zee maar is later door verzanding meer landinwaarts komen te liggen.
Dat de moerassen een zo grote vorm aangenomen hebben is dus aan de zoutwinning te danken. Men heeft er dus geen land gewonnen maar heeft er percelen gemaakt die onder water gezet konden worden en die bij verdamping van het water zout opleverden. Het hele gebied is 6800 ha (68 vierkante kilometer) groot dus er moet een geweldige productie geweest zijn.
De Vendée waseen protestants gebied in het katholieke Frankrijk. La Rochelle en Rochefort waren belangrijke bolwerken. Reden voor kardinaal Richelieu, de eerste minister onder Lodewijk XIII, die een beetje een eigen agenda had, om het stadje voor zich op te eisen en zo de Roomse rechten te verdedigen. Verder werden er bepaalde rechten die de Hugenoten bij het Edict van Nantes verworven hadden door hem, hup, zo onder tafel geveegd. Dit ging er niet bepaald zachtzinnig aan toe en was de reden dat er tienduizenden hugenoten richting het, voor hen althans, tolerantere noorden verhuisden. Dat ze niet allemaal gingen ontdekten we iets later toen we in Luzac aankwamen. Hier ontdekten we een oude protestantse begraafplaats en jullie weten onderhand wel een beetje van mijn voorliefde voor dit soort plekken.
Met het beperken van de rechten van de hugenoten werd ook het recht op begraven in gewijde (lees katholieke) grond verboden. Ze moesten dus hun eigen plek regelen en dat is hier gebeurd. De mensen werden hier begraven en boven hen kwam een soort van stenen doodskist (een bâtière) te staan. Hierin werden de gegevens van de begravene gebeiteld en natuurlijk een stichtelijke tekst zoals: ‘Zoek de Heer zolang je het kan’. Ja, dat lijkt me inderdaad wel handig. Ik had nog nooit zoiets gezien en zo zie je maar weer….
Wat ook interessant is in deze plaats is de Moulin des Loges. Dit is een getijdemolen. Bij vloed stromen er een paar bekkens vol met water die men als energiebron gebruikt wanneer het weer eb wordt. De molen is nog steeds in (toeristisch) gebruik en wordt beschouwd als de enige nog werkende molen van dit soort in Europa. Maar ook hier troffen we het weer: demonstraties om tien uur in de ochtend. Dan zit iedere rechtgeaarde kampeerder natuurlijk nog aan zijn croissantje met koffie.
Het was voor ons een fantastische dag. Helaas voor de lezer niet veel sappige avonturen maar houdt voor ogen: zonder gewone dagen ook geen uitzonderlijke dagen. Vanavond alvast voorbereidingen getroffen om morgen te verkassen. Er blijft namelijk nog zoveel moois te ontdekken! (Overigens voor alle eerlijkheid: de laatste foto hebben we gepikt, de rest niet)
We hebben Fouras achter ons gelaten en zijn nog wat zuidelijker afgedaald. We zitten in Bordeaux, aan de noordzijde van de stad, op de stadscamping Le village du Lac. Dat was niet de eerste keus, die lag aan de zuidkant van de stad maar het bordje bij de ingang gaf aan: Complet. Vol dus. Maar voor we daar waren hadden we al een heel ritje achter de rug.
We zijn vanmorgen op tijd vertrokken en hebben nog even voor de keus gestaan om de pont vanuit Royan naar het noordpuntje van de Médoc te nemen om vervolgens af te zakken naar Bordeaux maar we hebben besloten om de groene route aan de oostoever van de Gironde te volgen. Eerst naar Talmont dus maar, weer één van die mooie stadjes. Helaas werd het niets om het te bezoeken want we konden het parkeerterrein niet op. De balk die het parkeerterrein moet vrijwaren voor zigeuners hing op 2.30 meter, net 10 centimeter te laag. Wanneer ik niet zo gehecht zou zijn aan de dakluiken van de caravan had ik het gered, maar ja. Toch nog even ondeugend de hut aan de kant van de weg gezet om nog even snel een paar plaatjes te schieten maar toen er wat ongeduldige Fransozen begonnen te claxonneren werd het tijd om door te rijden.
Tot aan St. Fort de groene weg gevolgd. Prachtige oude stadjes tussen de wijngaarden en geen mens te zien. Helaas, opschieten deed het niet en omdat de klok ook gewoon bleef draaien maar even de départemental gepakt die op haar beurt weer overging in de gewone snelweg. Vervolgens kwamen we op de Rocade, de ringweg, van Bordeaux. Jemig, wat een gekkenhuis. Meer vrachtwagens dan gewoon verkeer en volop werkzaamheden. Uiteindelijk onze keuzecamping gevonden maar ja, je las het al: Complet. Daarna Tom het heft in handen laten nemen en ons naar de dichtstbijzijnde camping laten brengen. 25 km verderop. Daar was gelukkig nog volop plek. Bij nader inzien was dat ook wel logisch want de plaatsen waren niet bijster geweldig. Scheef, kuilen, los zand, van alles wat maar weinig goeds. Omdat we toch nog redelijk op tijd waren toch nog een aardig plekje kunnen vinden. Een uur later zou dat niet meer gelukt zijn.
Met 32 graden en het zweet op de kop de boel geïnstalleerd en daarna mooi aan een koud biertje. Je hoorde het sissen. We staan tussen een redelijk internationaal gezelschap. Een Duitser, een Liechtensteiner, een Corsicaan een Italiaan en net kwam een Spanjaard het veld completeren. De stad is van hieruit gemakkelijk te bereiken met het openbaar vervoer, dat is dan wel weer lekker. Maar we laten de stad nog een dag de stad. Morgen een dag rustig aan. Bordeaux ligt overmorgen waarschijnlijk ook nog wel aan de oevers van het Garonne.
Ik ken ze nog van vroeger, de wijngebieden van de Bordeaux. We moesten ze uit ons hoofd leren bij meneer Kiezenbrink, onze leraar Wijnkennis en ik kom nog een heel eind. Ingeramd werd het. Op de rechteroever Cote de Blaye, Cote de Bourg, Lalande de Pomerol, Libourne, Saint Emilion en Ste. Foy. Op de linkeroever lagen de Médoc, de Haute Médoc, de Graves en de Sauternes maar de laatste twee waren gebieden waar wit geproduceerd werd en dat was wat minder interessant. De enige witte die de moeite waard was, was Chateau d’Yquem, een witte wijn uit de Sauternes, de enige witte wijn die zich een Grand Cru superieur mag noemen. Tussen deze twee gebieden ligt de Entre deux Mers, een gebied wat is ingeklemd tussen de Dordogne en de Garonne en eigenlijk ook niet meetelt. Het heeft volgens kenners niet de kwaliteit van de eerstgenoemde gebieden.
Dan had je natuurlijk ook nog de kwalificatie in Crus. Meneer Kiezenbrink stelde het erg op prijs wanneer je tenminste de Grand Crus wist te benoemen, dat was gewoon een must om te weten. En meneer Kiezenbrink kon het weten. Volgens mij was hij al dik in de zeventig toen wij les van hem kregen. Ooit was hij gérant in het Waldorf Astoria in New York. Dat was in de tijd voor dat Hilton er de scepter zwaaide en het in handen kwam van een Chinese verzekeraar. Hij kon er mooi over vertellen. Je zou er bijna zin in krijgen om in de horeca te gaan werken.
Met de kennis van meneer Kiezenbrink in het achterhoofd gingen we vandaag op pad. We volgden de rechteroever waar tussen Bourg en Blaye een mooie route ligt. Het was er rustig, erg rustig. Een mooie rit, een aaneenschakeling van oude dorpen met een toch wat, vergane glorie uitstraling. Het is natuurlijk niet meer als vroeger, zo’n 45 jaar geleden toen ik die kennis opdeed. De mechanisatie deed zijn intrede en ook investeerders die wel brood zagen in de wijn. Verder zijn de Portugese en Poolse plukkers veel goedkoper dan de Franse. Het aantal mensen dat in de directe omgeving profiteert van de opbrengsten zal dan ook steeds kleiner worden. En dat heeft natuurlijk weerslag op de uitstraling van het gebied. Het wordt, zoals ik al schreef, steeds meer vergane glorie.
Ook het begrip chateau, waarvan ooit de vertaling kasteel was, heeft voor mij wel wat aan waarde ingeboet. Je rijdt hier van het ene naar het andere chateau maar kastelen zitten er nauwelijks tussen. Het zal wel iets met de uitdrukking ‘my home is my castle’ te maken hebben. Zolang een gebouw een deur heeft, meer dan drie hele muren en een dak wat voor minder dan 46% is ingestort mag je het hier volgens mij een chateau noemen. We hebben er een hoop gezien, sommigen zelfs met golfplaten daken.
Wat je zonder meer wel een kasteel kunt noemen maar wat dan weer niet zo heet is de Citadel van Blaye. In 1680 is men met de bouw begonnen en negen jaar later was het klaar. Een fortificatie van 38 ha groot. We zijn er in geweest en het is erg de moeite waard. De oorspronkelijke barakken, paardenstallen, officiersonderkomens e.d. zijn omgetoverd tot ateliers, kleine winkeltjes, chambres d’hôtes en restaurantjes. We hebben er zeker een uur of twee rondgewandeld, zonder ons een moment te vervelen. Het meest verbaasden we ons er over toen we ook nog een gemeentecamping in het complex aantroffen. Voor een scheet en drie knikkers kan je hier op een ongelooflijk mooie plek overnachten. Hadden we dat geweten, dan waren we er zeker heen gegaan. Echt een aanrader voor iedereen die deze kant op komt.
Het ijsje toe wat we namen bracht ook nog een leuk contact tot stand. De oriëntaalse dame die ons hielp ontdekte dat we Nederlanders waren en sprak ons na de bestelling aan in het Nederlands. Ze was oorspronkelijk afkomstig uit Kowloon, en was voor de liefde naar Nederland gekomen. Daar heeft ze zich in Wageningen in het ijsmaken bekwaamd en is uiteindelijk in Blaye terecht gekomen waar ze nu een eigen toko heeft. Leuk mee zitten praten.
Aan het eind van de middag zijn we, via de nodige omwegen, weer richting Bordeaux gegaan. Het was weer een mooie dag. Het oude werd op een mooie manier met het nieuwe verweven en zo hoort het eigenlijk ook altijd te gaan.
Tien voor elf: lijn 73 komt aanrijden en we stappen in om twee haltes verder, bij het Parc de Expositions over te stappen op tram C. Richting Esplanades de Quinconces. Niet echt een halte voor dyslecten maar daar kan ik ook niets aan doen. Volgens zeggen is dit het grootste plein van Europa maar daar heb ik mijn twijfels over. Wat wel het grootste is, is de concentratie bedelaars. Ze komen op je af als vlooien op een schurftige hond. Zeker weten doe ik het niet maar ik heb het idee dat het een hoog Oost-Europees gehalte heeft. En wanneer je niet echt radicaal afwijst blijven ze achter je aan keutelen.
Op een gegeven moment was het zover dat ik zei van: ‘Hé, je bent nummer 351 vandaag, denk je nu echt dat ik nog geld heb?’ Er is trouwens wel een verschil tussen bedelaar en bedelaar. De jongens op het plein benaderen je vrij agressief, anderen zitten in de straten met een bekertje voor hun neus te wachten tot je er een bal gehakt in stopt want volgens de bordjes hebben ze allemaal honger. Dan heb je natuurlijk ook nog de straatmuzikanten en daar heb ik wel een zwak voor. Negen van de tien keer gooien we daar wel wat in de pet.
Vandaar via de kades van de Garonne, die hier ook echt breed is, naar het beursplein gelopen. De beurs ligt eigenlijk aan de voorzijde van de oude stad. Wat wel prettig is, is dat bijna het hele oude centrum voetgangers gebied is, hoewel je wel uit moet kijken voor de fietsers die, al slalommend, een weg zoeken tussen de voetgangers.
In eerste instantie viel het allemaal een beetje tegen. We liepen in Rue Saint Remy, een wat grauwe, vieze straat. We hadden al het idee van, als dit het nu moet zijn. Maar gelukkig kwamen we al snel in de Rue St. Catherina, het winkelparadijs van Bordeaux. En niet de grote ketens, nee, volop kleine winkeltjes, vakwerklieden, tweedehands, allerhande eettentjes, teveel om op te noemen. Een gezellige straat, volop mensen.
Heerlijk gelopen en rondgekeken. Mensen, gebouwen, bijzondere dingen, voor de goede kijker was er weer genoeg te zien. Het tweede gedeelte van de straat, die toch wel ruim een kilometer lang moet zijn, valt buiten het oude centrum. Je eindigt dan bij het Place de la Victoire en moet weer terug. Onderweg even halt gehouden bij een Bretons restaurant waar we gaufrettes gegeten hebben. Een soort pannenkoek van boekweitmeel die op allerlei manieren gevuld kan worden. Was een prima vullertje. Even lekker gezeten terwijl de wereld aan ons voorbij trok.
De rest van de dag een beetje doorgebracht met het slenteren door straatjes en op zoek naar bijzonderheden. Die waren er wel en niet. Er is natuurlijk overal wel wat te zien en eerlijk is eerlijk, het is een stad met behoorlijk wat grandeur. Maar om te zeggen dat er zich in het centrum veel bijzondere zaken bevinden, nee, sorry. De kathedraal was gesloten wegens renovatie, bij de Tour de Pey Berland, de klokkentoren van de kathedraal, stond een ontzettende lange rij om de 223 treden omhoog te lopen. Eerst lang wachten, vervolgens zeven euro betalen om een half uur trap te gaan lopen en uiteindelijk met spierpijn weer richting huis leek ons ook niet alles. Verder zijn we het douaniersmuseum tegen gekomen en om nou te zeggen, hée, daar heb ik zin in…
Eigenlijk was het een soort rondkijk keuteldag, dodelijk vermoeiend. Rond een uur of vijf zijn we daarom weer in de tram gestapt, richting terug. Verdomd als het niet waar is, daar zaten precies dezelfde mensen in die vanmorgen gelijk met ons vertrokken. Een tweede dag Bordeaux zit er voor ons niet in. Vanavond de boel alvast maar een beetje reisklaar gemaakt want het is hier in de ochtend verschrikkelijk vochtig en dan moet je de boel nat inpakken. Dat is ook niet alles. Welke kant we opgaan zullen we vanavond nog even bekijken. Het weer is overal goed dus dat is geen beletsel. Jullie horen het wel.
Boven Bordeaux wordt Frankrijk door de Gironde eigenlijk in tweeën gespleten. Rechts ligt het vasteland van Aquintanië, tegenwoordig Nouvelle Aquintanie geheten sinds de regionen ten noorden van de Pyreneeën er aan toegevoegd zijn. Rechts ligt de Médoc, een schiereiland. Een schiereiland is natuurlijk een betiteling die nergens op slaat. Schier betekent volgens het Genootschap van de Nederlandse taal: bijna, vrijwel of welhaast. Nou dan weet je al hoe laat het is, het een bijna eiland. Nou bijna, dat is dus net niks. Bijna zwanger is geen probleem, wanneer je vrijwel blut bent zit er toch nog geld in je portemonnee en als je welhaast dood ben leef je ook gewoon nog verder. Een schiereiland is dus ook eigenlijk een niet-eiland. Eigenlijk is dus alles wat aan het vasteland vastzit een schiereiland. Ik zou het eigenlijk liever als landtong omschrijven.
Dit stuk grond heeft wel een heel ander karakter als het gedeelte van Frankrijk waar we vandaan komen. Om het maar even makkelijk te omschrijven, het lijkt een beetje op de Schoorlse duinen maar dan 843 keer zo groot. We vonden het prachtig om er doorheen te rijden. We zijn eerst van Bordeaux richting Lacanau gereden. Dit is eigenlijk voor Bordeaux wat Zandvoort is voor Amsterdam. Te veel, te druk en te duur met veel kack-a-la-kack en poeh-ha. Toen een geweldig mooie weg door de duinen gevolgd richting Maubuisson om vervolgens naar Carcans en Hourtin af te buigen.
We zitten nu in Hourtin Port, de haven van Hourtin. Die ligt, in tegenstelling tot wat je zou verwachten, niet aan zee maar aan een meer. Een prima camping die nog voor ongeveer 10% bezet is. Dit zijn meer onze bestemmingen. We waren hier, gezien onze vertrektijd van elf uur, redelijk op tijd. Helaas voor ons zijn veel recepties in het begin van de middag gesloten. Die van ons tot twee uur maar toen we om kwart over twee aankwamen kregen we al te horen dat de receptie om half drie open zou gaan. En ja hoor, om vijf over half drie kwam de dame in kwestie al aanrijden.
Een vrolijke, rijk gevormde, romige dame die straalde van levenslust dus dat zwakte de irritatie al een heel stuk af. We hadden helaas nog een paar mensen voor ons dus voor we aan de beurt waren was het inmiddels tien over drie. Om half vier konden we eindelijk onze vlag planten op ons nieuw veroverd stukje grond. Op de weg hierheen nog bijna de caravan veranderd in een cabrio-model. Een wat ongelukkig gevormde boom was er schier de oorzaak van dat het dak van de caravan er welhaast afgerukt werd. Gelukkig was dit niet het geval. We kwamen er net op tijd achter, eigenlijk een centimeter voor tijd als je het zo kunt omschrijven dus we hadden welhaast geen schade.
We hebben zoiets al eens eerder meegemaakt, gelukkig bij iemand anders, en toen was het wel echt raak. Ik lag toen helemaal in een deuk. Hij reed in één keer de hele bovenkant van zijn gloednieuwe caravan er af. Ja, en spotters krijgen spottersloon zegt het spreekwoord, dus op een gegeven moment ben je zelf aan de beurt. Die moet dus voor ons nog komen want dit keer liep het voor mij gelukkig goed af.
De rest van de dag hebben we doorgebracht met pizza eten en de was doen. Eindelijk weer schone slipjes op de plank, dat werd tijd. We liepen al bijna zonder. Vanavond moeten we het ook maar niet zo laat maken want morgen wacht ons weer een markt, hoewel, we kunnen hier pas om negen uur bij de bakker terecht. Wordt het toch nog verplicht uitslapen.
Zaterdag: markt in Lesparre-Médoc. Op tijd er uit, even snel wat brood naar binnen schuiven en hup de auto in. Geen tijd te verliezen, het is immers al half tien. Even over tienen arriveren we in Lesparre, direct door naar het centrum maar geen markt te zien. Het een flink dorp met meerdere kerken. De kerk markeert meestal het centrum en… jawel in het centrum is meestal de markt. Ook in het andere gedeelte van Lesparre geen markt te vinden. Ten einde raad maar de hulp van Google ingeroepen: Marchés en France, een prachtige site waar, jawel, ook de plek staat waar de markt gehouden wordt. Hadden we eerder moeten doen. Place Gambetta. Ja hoor, ook de nieuwe Tom weet waar dat is dus hup, er heen. En inderdaad, twee minuten later zien we eerste marktkramen om de hoek verschijnen.
Bij de Tour d’Honneur kunnen we de auto kwijt en lopen terug in inderdaad, daar zien we de markt. Verscholen tussen twee steunberen van de kerk staan de zeven kraampjes te wachten op de klandizie. Geen wonder dat het even zoeken was. De man met de honing slaan we maar over. Poulet fermier, gebraden kip van de boerderij, daar is het ook nog even te vroeg voor. Verse vis en oesters bij 25 graden in de auto, nee ook maar niet. Verder een bio-bakker, een bio-tomatenboer, een bio-kaasman en een vrouw met een emmer gladiolen. Ja, goed geteld, dat zijn er zeven. Wat een deceptie. We waren dus al vrij snel terug bij de auto en de Tour d’Honneur.
Er is een tijd geweest dat Frankrijk wat op ons voor liep. Revolutie, de mini-rok, de bikini en de monokini waren hier allemaal wat eerder dan bij ons. Langzaam is het tij gekeerd en ik weet niet wanneer dat was. Feit is wel dat men nu ongeveer een week achter loopt en als ik het goed zie wordt dat nog wel erger. Waar ik het op baseer? De Europese Monumentendagen waren in heel Europ in het weekend van 8 en 9 september maar hier vinden ze op 15 en 16 september plaats. Dat kwam nu goed uit want het was de vijftiende.
Vol ongeduld stonden de dames, allen tussen de 85 en 95, van STOMA (Stichting Tot Onderhoud Middeleeuwse Architectuur) al op ons te wachten. En dat is logisch want op die leeftijd vertel je nog voor een groot gedeelte uit eigen herinnering. Eerst hadden we buiten al een rondje gemaakt en rond gekeken in de Middeleeuwse tuin en heb ik zelfs nog even een 14de eeuwse sarcofaag geprobeerd. Het gerucht gaat dat de mensen toen vrij klein waren. Ik denk dat het meeviel, ik paste precies. Ja, ik kon me niet erg meer bewegen maar dat is de bedoeling toch niet wanneer je in zo’n ding ligt. Daarna de toren in en ik kreeg enthousiast uitleg van mw. Dubois. Die was van de drie aanwezige dames aan mij toegewezen. Ik vroeg me namelijk af waarom men hier zo’n kasteel gebouwd heeft.
Dat heeft de volgende reden: in de 11de eeuw zag het landschap er heel anders uit. Het kasteel stond aan een waterweg vanwaar men zo de Gironde op kon varen, toch zo’n 25 km verderop. Lesparre was in die tijd een belangrijke overslagplek voor landbouwproducten en vooral hout. Nou ja, de naam zegt het al een beetje, Le Sparre, vrij vertaald De Spar. Dit dorp ligt waarschijnlijk aan de oorsprong van deze winkelketen. Er zijn volop landbouwproducten te krijgen en in het logo zit een Spar. De Engelsen, die hier toen de baas waren, winkelden volop, en voerden alles uit naar het aloude Albion waar men het goed gebruiken kon.
Het was een leerzame ochtend en voor 2 euro (ja, we kregen 1,50 reductie in verband met de Monumentendagen) waren we de hele ochtend zoet. Dat was trouwens meer dan dat we op de markt uitgegeven hebben. Daarna een rondje in de omgeving rondgereden waarbij we in de oostelijke Médoc uitkwamen. De kusten aan de Gironde zijn vrij heuvelachtig maar voor je daar bent moet je eerst door een moerasgebied heen. Een prachtig gebied vonden we het, het had wel wat overeenkomst met het gebied bij Ile d’Oléron. Verlaten dorpjes en ruïnes en een geweldige rust. Dit landschap gaat over in de wijngaarden van de Médoc en ik moet zeggen, die zijn er ook volop. En dat moet ook wel want je hebt nogal wat druiven nodig om al die flessen te vullen. Bij Chateau La Tour de By (voor de liefhebbers: een Cru Bourgeois) hebben we heerlijk zitten picknicken. Dat deden we op de met platanen beplante laan die naar de wijngaarden leidt.
Wanneer je er over nadenkt is dat eigenlijk ook een raar woord: wijngaard. Een boomgaard is nog begrijpelijk want daar groeien bomen. Maar in een wijngaard groeit geen wijn. Daar groeien druiven. Het zou dus eigenlijk een druivengaard moeten zijn want anders kan je ook wel over een cidergaard of een olijfoliegaard kunnen spreken. Maar dit terzijde. We hebben dus bij La Tour heerlijk zitten eten. Daarna het rondje vervolgd waarbij we aan het strand van Lepin sec kwamen, het strand van de droge den. Hoge duinen hier en een geweldig breed strand. Dat het eb was hielp hier natuurlijk ook wel aan maar je kon zien dat het strand bij vloed ook nog behoorlijk breed was. Ondanks dat het zaterdag was en heerlijk weer was het heerlijk rustig.
Rond een uur of vijf weer terug richting camping. We hebben in het kader van de Monumentendagen namelijk een oude gewoonte weer in ere hersteld. De einde middag borrel. Deden we dit vroeger met Chardonnay, nu is dat Sauvignon Blanc geworden. Chardonnay is zó jaren ’10, dat kan echt niet meer.
We dachten dat we vroeger wakker werden dan we daadwerkelijk werden vanmorgen, het was al half tien. Lekker zou je zeggen, ja, maar niet als het zondag is. Want op zondag is het markt in Montalivet-les-Bains. Hopelijk stelt het iets meer voor dan de markt van gisteren want we lieten het ontbijt er helemaal voor schieten. Snel even de douche in, broek aan en op pad. Onderweg richting uitgang even het bestelde stokbrood opgehaald en richting Vendays. Daar vonden we een bakker waar we snel even wat Viennoiserises, wat lekkere broodjes gekocht hebben. Althans, dat dachten we. We hebben een regionale specialiteit gekocht, een soort puddingcake met drank er in. Eén hap en je liep al te hikken. Stond stijf van de drank en wij even later dus ook. De pain aux amandes, de amandelbroodjes, waren ook geen succes. Daar zat chocolade in verwerkt, vonden we ook niet echt een lekkere combinatie. Het stokbrood van de camping was dus eigenlijk wel het beste dat we mee hadden.
Na ruim een half uur kwamen we in Montalivet aan en we troffen het. De markt zagen we direct en we hadden ook direct een auto in het vizier die weg wilde rijden. Mooi, gelijk een parkeerplek gevonden, bijna naast de kippenboer, wat wil je nog meer. Vergeleken met gisteren was dit een geweldige markt. 100+ kramen en dan nog wat vaste verkopers, hoofdzakelijk eet –en drankgelegenheden. Het was eigenlijk jammer dat we zo laat waren, zo tegen elven, want de meeste markten stoppen rond een uur of één.
Wat wel mooi was, was het feit dat het seizoen eindigde. Het toeristenseizoen wordt in dit soort plaatsjes half september afgesloten, nu dus de 16de want dat valt op een zondag. Direct dus de laatste markt hier. Het was wel duidelijk dat veel van de kooplieden afhankelijk waren van het toerisme, gezien hun waar, en daarom hielden ze nu uitverkoop. Dat gold natuurlijk niet voor de oestertenten. Oesters met een droge witte, gretig aftrek vonden ze. Het was er afgeladen druk, vooral met Britse en Duitse toeristen.
Die laatste zijn hier volop. Montalivet is namelijk de bakermat van het Franse naturisme en aangezien er nogal veel Duitsers aanhangers zijn van de FKK (de Frei Körper Kultur) en het hier lekker weer is met goede stranden spreekt de combinatie voor zich. Er lopen dus een hoop blote Duitsers op de stranden hier. Niet dat het stoort want je komt ze namelijk niet tegen. De naturistengebieden zijn hier behoorlijk afgeschermd. Dat zal wel met de bescherming van tere Roomse Franse zieltjes te maken hebben. Ik ben in ieder geval nog niet één blote Duitser tegen het lijf gelopen. De laatste die ik me herinner is Herr Brose, een vaste huurder van mijn moeder. Nou, en om eerlijk te zijn had dat ook weinig om het lijf.
Om terug op de markt te komen, we hebben een ontzettend leuke ochtend gehad. Jamaicaans gegeten, meloen gekocht, Jantien had onenigheid met een Baskische broodverkoper en we hadden ogen tekort. Daarna nog even het dorp in. Er waren al veel zaken gesloten maar wat nog open was zag er leuk uit. Ook hier weer een geweldig strand. Veel surfers met, helaas voor hen, weinig golven. Even buiten het dorp zijn we het campingbrood op gaan eten. Mooi met sardines, wie doet je wat? Daarna nog even een paar tassen dennenappels bij elkaar gezocht voor de Kerstmarkt op Anne haar werk. De dennenappels zijn hier gewoon drie keer zo groot dan bij ons. Binnen een kwartier hadden we drie tassen vol. Alleen nog even zien hoe we die mee krijgen.
Later in de middag hebben we nog verschillende dingen bezocht waaronder de laatste werkende meelmolen in de Gironde. In vergelijking met de molens die bij ons draaien zijn het eenvoudige en kleine installaties. Het ziet er allemaal een beetje kneuterig uit, ontroerend eenvoudig allemaal. Een beetje houtje-touwtje. Maar het werkt. De molen waar wij waren dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw, zo rond 1850. Toen was bij ons de overgang naar stoommaalderijen al gaande. Voor waterbemalingen duurde dat wat langer omdat de kleine waterschappen zelf hun bemaling moesten bekostigen. De landeigenaren van de polders moesten de boel zelf ophoesten en als het voordelig kon deden ze dat. Gelijk hadden ze. Daarna nog even geen bezoek gebracht aan de vuurtoren die we niet konden vinden.
Ook hebben we Soulac sur Mer nog even bezocht. Een leuke badplaats, een beetje Art Nouveau. Dat hebben een hoop Franse badplaatsen, ook in Normandie. Deauville, Ouistreham, Honfleur, allemaal plaatsen die in die periode opgang vonden en de stijl van de tijd aannamen. Ik heb het al eerder geschreven. Ik hou er van, ik kan er ontzettend van genieten. Een mooie wandeling gemaakt en daarna weer terug richting camping. Het was bijna half acht voor we terug waren. Dus maar even een snelle hap, pizza besteld en gecombineerd met de middagborrel. Ik moet zeggen, het ging prima.
We hebben, of liever gezegd, hadden Britse buren. Twee dagen geleden kwamen ze aan. Nu moet je je even voorstellen dat de camping voor 90 procent leeg is. Zetten ze eerst hun camper aan de zuidkant van ons maar dat was het blijkbaar toch niet helemaal. Zonnescherm weer ingedraaid, stoeltjes in de kar en daar gingen ze. Vijf minuten later stonden ze aan onze noordkant. Was blijkbaar een betere plek. Nu heb ik in principe weinig tegen Britten. Dat is ook wel weer eens iets anders nietwaar? Dat wil zeggen, de gemiddelde Brit. Maar dit stel kon op een steeds meer afnemende sympathie rekenen. Zo werd er iedere middag langdurig met het thuisfront gebeld. Dat waren gesprekken op zo’n volume gevoerd werden dat de telefoonverbinding tussen hier en Engeland bijna niet nodig was.
En een zinloos gekakel. Het ging nergens over. Hoe het was met de kleinkinderen. Of ze hun bordje met porridge wel leegaten. En hoe dat dan kwam wanneer het niet gebeurde. En hoe het ging met fietsen. En of de hond nog last van zijn winderigheid had. Vreselijk gewoon maar dat was nog te harden. Tot vanmorgen. Om zeven uur werden we wakker van een gebonk en een gedoe naast ons. En een gekakel. We lagen nog lekker maar om eerlijk te zijn: het had nog lekkerder gekund. Uiteindelijk ben ik om een uur of half negen naar buiten gegaan met een kop thee in mijn handen. Chagrijnig als de pest. Een vrolijk ‘Goodmorning’ kwam mijn kant op.
‘Oh, hello’, antwoordde ik ‘I hardly can call this morning a Goodmorning. I must say that you’ve been rather busy this morning. I think it was around seven I first heard you’. ‘Yes, we’re going home and now we’ve got a ferry to catch.’ Nou, mooi was dat, hadden ze niet even gisteren de zooi op kunnen ruimen, hadden ze zelf ook nog even langer kunnen liggen. ‘Well, whatever, I can’t really say we were the happiest of people being confronted with your activities’. ‘Oh, I’m terribly sorry’ was het nauwelijks gemeende maar wel vriendelijke antwoord en daar moesten we het maar mee doen. Een half uurtje later reden ze weg en verdween het vehikel uit het zicht, een spoor van vuile dieseldampen achterlatend. Mooi, opgeruimd staat netjes. Gelijk maar even bij de receptie vertellen dat we toch maar een dag langer blijven.
Daarna leek het wel vakantie, wat een rust, tot een uur of twaalf hebben we niets gedaan. Later zijn we naar de Lagune van Contaut geweest. Dit is een meer waar om heen een soort moerasachtig gebied ligt. Erg nat met veel vogels en andere beesten. Er loopt een wandelweg doorheen die op palen gebouwd is, zo’n anderhalve meter boven de grond. Overal staan borden wat er te zien is, een erg goed verzorgd geheel. Je waande je echt een beetje in de jungle, varens van een meter of twee hoog, overal van die slierten korstmos aan de takken. Er moest van alles zitten; roerdompen, kwakken, wielewalen, spechten, uilen, schildpadden, slangen, marters, otters en noem maar op maar het enige wat wij gezien hebben waren wat boomklevertjes en een aalscholver. Desalniettemin was het een prachtige wandeling. We deden bijna een uur over de kilometer.
Daarna nog even naar het strand van Hourtin. Daar even gepicknickt. Het is er trouwens wel veranderd met een paar dagen geleden. We zagen nog drie open zaken, een restaurant en twee met badspullen en surfverhuur. En dat terwijl van de week bijna alles nog open was. Ja, ik schreef het gisteren al, Fin de la saison, het einde van het toeristenseizoen. Het dorp had direct de uitstraling van Bergen aan Zee in de winter. Wanneer je zelf je chocomel niet meeneemt krijg je daar ook niets.
Rustig aan door het bos weer terug naar Hourtin Port, de plek waar de camping is. Onderweg nog even gestopt bij een boomgaard waar je zelf je appelen kon plukken. Dat hebben we maar aan anderen overgelaten en 20 cent per kilo meer betaald. Het blijft per slot van rekening een tijd van ontspanning. Morgen vertrekken we weer naar andere oorden. De Médoc is een prachtig gebied maar toch ook wat beperkt. We hadden de fietsen mee moeten hebben dan zouden we hier nog wel een tijdje kunnen blijven. Het is hier echt een fietserswalhalla. Vanmiddag nog even de luifel van de caravan afgetrokken. Niet omdat we anders morgen de buren storen, die zijn vanmorgen toch vertrokken. We kunnen dan zelf lekker een half uurtje langer blijven liggen.
Domme, Dordogne. Daar zitten we op dit moment. We hebben een aardig eindje gereden maar qua tijd viel het mee. Vanmorgen rond kwart over negen in de auto, nog even langs de bakkeres in Hourtin, de vrouw met de lekkerste bruine bollen van Frankrijk. Tsjonge, wat heeft die een goed brood. Daar kan menige bakker in Nederland nog een puntje aan zuigen. Toen de auto in en karren maar, richting Bordeaux en daarna Bergerac. Honderdtachtig kilometer maar omdat het voor het grootste gedeelte over de snelweg ging schoot het lekker op. Bergerac laten liggen. Hebben we al eens eerder bezocht en hup naar het hart van de Dordogne. In de buurt van Sarlat ligt Domme en daar hadden we een paar campings gespot.
De navigatie stuurde ons langs de meest onmogelijke wegen toen we eenmaal voorbij Bergerac waren. Dat was dus prachtig. Om een uur of drie kwamen we hier aan. Vijfendertig graden wees de thermometer inmiddels aan. Camping gevonden. Hij is tot aanstaande zaterdag 12 uur open. Dan sluit het seizoen. Sta je dan nog op de camping moet je tot april wachten voor je er weer af kan.
Dat kon voor ons wel eens het geval zijn. We hadden de caravan namelijk geparkeerd en ik dacht dat we alles los hadden maar dat bleek achteraf niet het geval te zijn. De stekker zat nog in de auto aansluiting. Ik vooruit, de caravan bewoog even totdat het schijnbaar onverbrekelijk echtpaar, snoer en stekker, door geweld uit elkaar gehaald werden. Een snoer met losse, vrolijk gekleurde draadjes hing aan de caravan, een stekker zat redelijk doelloos in de auto. Nou ja, wat nu?
Gelukkig ben ik op dit soort akkefietjes voorbereid. In mijn EHBS-handboek (Eerste Hulp bij Stommiteiten) heb ik van alles zitten. Dus ook een aansluitschema voor aanhangwagens, voor en na 1996, het jaar dat de achteruitrijverlichting voor professionele aanhangers verplicht werd. Even de gereedschapskoffer uit de auto, glaasje limo er bij en aan de slag. De stekker gedemonteerd en op de handleiding gekeken hoe de draadjes moesten worden gemonteerd.
Nu is het zo dat het draadje in een gaatje moet. Wanneer je hem niet vastzet floept hij er zo weer uit dus dat heeft ook weinig zin. Ze worden dus vastgezet met een schroefje. Ze zaten al vast, dus aangedraaid. Ik moest ze dus alleen nog even losdraaien alvorens ik het draadje in het gaatje kon doen en het schroefje weer aan kon draaien. En daar zat hem vandaag nou net de kneep. Bij de eerste vijf schroefjes ging dat redelijk probleemloos maar bij de laatste drie waren de schroeven, als gevolg van roestvorming, niet los te krijgen. Even naar de campingwinkel om een blikje cola te halen en daar de hele boel maar in gesodemieterd. Kijken of dat werk en of het morgen lukt. Zo niet, ja dan moet ik toch even bij een hier geparkeerde caravan winkelen en dat doe ik eigenlijk liever niet. Jullie horen wel wat het wordt.
Vroeger mochten we altijd bij mijn Opa Muis op Oudjaar stoeltje zetten. Hetzelfde als schoentje zetten maar dan met een stoel, liedje zingen, klaar is Kees. Sinterklaas kwam dan ’s-nachts langs en op Nieuwjaarsdag lagen er dan cadeautjes op de stoel. Voor degenen die niet bekend zijn met Koedijker gebruiken, het oord waar ik vandaan kom: daar wordt Sinterklaas op 31 december gevierd en heet dan Gouden Engel. Een wonderlijk gebruik en niemand lijkt wel te weten waar het vandaan komt. Maar het was gewoon een feit: bij ons was Sinterklaas op 31 december, niemand die daar spastisch over deed. Nieuwjaarsochtend waren we bijna niet te houden om naar Opa toe te gaan terwijl we voor 75% al wisten wat er op je stoel lag: een taaipop van bakker De Wit, een sinaasappel en waarschijnlijk iets nuttigs zoals eigen gebreide sokken of wanten. Je wist het al, maar zenuwachtig was je toch.
Zo voelde het vanmorgen ook! Zo nerveus als een klein kind. Is het gelukt of niet, heeft de cola zijn werk gedaan? Ik was er al op tijd uit. De stekker uit de cola gehaald en afgespoeld onder de kraan. Daarna uit laten lekken op een stukje keukenpapier. Ondertussen brood gehaald en terwijl ik mijn dagelijkse croissant naar binnen werkte de gereedschapskoffer uit de auto gehaald. Stoeltje klaargezet en geprobeerd de schroefjes los te krijgen. Bij de meeste ging dat wel aardig, alleen de nummers 5 en 9 gaven problemen. Nou ja, nummer 5 is het rechterachterlicht en de kentekenverlichting in één. Heb je niet nodig wanneer je overdag rijdt en 9 is permanent stroom. Dat is even vervelender want dat betekent dat de koelkast onderweg niet meer draait. Maar de belangrijkste doen het dus we kunnen eventueel rijden, thanks to the coke.
Met een gerust hart konden we vandaag dus naar Sarlat le Canedien waar het markt was. Sarlat is één van de meest toeristische plaatsen hier. Eigenlijk het Volendam van de Dordogne. En je raadt het al, het was markt vandaag. Ik vraag me daadwerkelijk af hoe druk het hier in het hoogseizoen is. Het is nu de periode van de grijze golf maar het was afgeladen vol. Hoofdzakelijk Britten, Nederlanders, Belgen en we kwamen zomaar ook vrij veel Fransen tegen, maar die stonden hoofdzakelijk achter de kraampjes. Het viel ons trouwens op hoe weinig mensen er echt schenen te genieten van hetgeen hen geboden werd. De één kijkt nog chagrijniger dan de ander. Het lijkt wel een verplicht nummertje en dan thuis vertellen hoe gewéldig je het hebt gehad. Maar ondertussen.
Wij vonden het in ieder geval een geweldige markt maar ook hier werd weer geschermd met het ‘Fin de la Saison’. Ik heb vandaag ook nog iets gekocht dat ik nog nooit gekocht heb. Een truffel. Nee, niet zo’n boterbal met hagelslag maar een echte. Zo’n paddenstoel die onder de eikenbomen groeit en met varkens opgespoord wordt. Het summum van culinair genot. Tenminste, dat heb ik altijd geleerd. Maar bij ons, niet te betalen. Nu stond er hier op de markt een truffelspeurder die zijn eigen vangst, vondst of oogst, hoe noem je dat, hier op de markt verkocht. Hij had een hele partij op zijn kraampje liggen.
Na een gesprek met hem en wat geruik in een glazen potje viel mijn oog op een schattig exemplaar. Een truffeltje van een gram of 30 voor zes euro. Kan je toch niet laten liggen dus die mee in een papieren zakje. We waren benieuwd. Tegen een uur of één werd het wat rustiger en hebben we een rondje door de stad gelopen. Daarna even gegeten en voor we er erg in hadden was het drie uur: de meter liep af. Geen tijd meer voor koffie dus en hup naar de auto.
Nu zijn we op de heenweg over een soort industrieterrein gereden waar we ook een winkel in automaterialen tegenkwamen. Daar op de terugweg even gekeken of die me wellicht aan een stekker konden helpen en jawel hoor. Met behulp van een foto op mijn telefoon wisten ze daar precies wat ik nodig had. Maar helaas, net uitverkocht. We hebben er maar één besteld, morgenmiddag is hij er als het goed is. Daarna naar Domme gereden, de plek waar wij op de camping zitten. Leuke stad, ook weer één van de mooiste stadjes van Frankrijk, 1 van de 151 (waren het er geloof ik…).
Daar even rondgewandeld en zoveel mogelijk geprobeerd de schaduw te houden want het was 32 graden. Geen weer voor september eigenlijk. Even wat winkels in gedoken en het geld wat we vanmorgen niet uitgegeven hebben ging nu op. Rond een uur of zes weer terug. Toen we de kofferbak opendeden kwam de truffelgeur ons al tegemoet. Kánonne, wat een overheersende kelderlucht. Niet echt iets waarvan je zegt, hé, nu loopt het water me in de mond. Even later wat plakjes van het ding afgesneden en geproefd.
Het was niet lekker, het was niet vies, ik weet eigenlijk niet wat het was. Ik kreeg een beetje het umami-gevoel. Niemand kan je vertellen wat het is maar het schijnt wel te bestaan. Ik denk dat je truffel alleen in combinatie kunt gebruiken want zo was het niks. Wat een weeïge lucht kwam er van af. Ik was er niet kapot van. Maar dat was ik ook niet toen ik de eerste keer asperges at. Ik wist toen niet dat ze ook vers te krijgen waren. Op het moment dat ik dat ontdekte was ik direct verkocht. Ik weet het nog goed, het was in 1985 in restaurant De Zeven Zaligheden in Eersel. Ik kan me de geur nog herinneren toen ik daarna naar het toilet ging, heel speciaal. Zoiets blijft je altijd bij, als een soort van huwelijksnacht.
Het was vandaag niet zo spannend als een huwelijksnacht maar we hebben een hoop gezien, zij het minder dan in een huwelijksnacht. Het bestond vandaag vooral uit wonderlijke, nauwelijks tevreden ogende toeristen met hondjes die niet kunnen lopen. Ik zal proberen om er bij de foto’s een compilatie van te maken. Wij hebben in ieder geval weer genoten vandaag en zijn weer een paar ervaringen rijker.
De herfst doet zich ook hier gelden. Menige boom laat de bladeren al vallen en anderen verkleuren naar goud, rood of bruin, al naar gelang de soort. In de herfst worden ook de nachten wat langer dus de wereld om ons heen heeft de tijd om af te koelen. Het is helder weer dus ’s nachts is het koud. De Dordogne daarentegen is warm en het verschil vertaalt zich in damp. Vanmorgen was het een heel kleine wereld, wanneer je twintig meter kon kijken was het ver. Boven ons was het helder dus we wisten dat het een kwestie van tijd zou zijn eer de zon de mist zou verjagen. Rond een uur of tien won de zon het en het verschil was direct merkbaar. De thermometer vloog omhoog en zou vandaag pas bij 33 graden stoppen.
Wij hadden vandaag een Dordogne-ontdekkingsdag ingepland. Of eigenlijk een Perigord-Noir ontdekkingsdag. Dat is namelijk de streek waar we nu zitten. En zeg het niet anders want de mensen zijn behoorlijk fier op hun streek. We hebben vandaag gezien dat dit niet zonder reden is. Met een rivier kan je twee kanten op, stroomopwaarts of stroomafwaarts. Wij hebben er vandaag voor gekozen om het wat hoger op te zoeken en stroomopwaarts te gaan. We zitten zo’n tweehonderd meter bij de rivier vandaan en wanneer we de brug oversteken komen we in Virac, een klein plaatsje wat boven op de rotsen ligt. De weg er heen is rustig, om niet te zeggen stil. Ook het dorp oogt verlaten. Het is een plaatje. Een verkeersbord valt ons op: verboden voor caravans en iets later begrijpen we waarom. Het dorp ligt op een berg en het centrum is het kerkplein, een plek zonder straten, omzoomd met platanen. Je kunt geen kant op en het is onmogelijk om hier je caravan te keren. Er zullen hier al wat lachwekkende taferelen afgespeeld hebben. Jammer dat het verboden is.
Daarna naar Montfort. Het kasteel zien we al van verre liggen. Het is privé eigendom en we kunnen het helaas niet bezoeken. Het dorpje en het uitzichtpunt echter wel en die zijn ook de moeite waard. Daarna naar Aillac waar de groene weg ophield. Daarna via Sarlat, waar we gisteren waren, naar Les Eyzies. Een prachtige weg, blij dat we weinig tegenliggers tegenkomen want daar is het eigenlijk te smal voor. Het kasteel van Puymartin hebben we maar even links laten liggen en ook het kasteel van Commarque trof dat lot.
Waar we wel heen geweest zijn waren de Cabanes de Breuil, de hutten van Breuil. Op een boerenerf staan wel een 15-tal bories. Ronde stenen huizen met een stenen dak die bestaan uit los op elkaar gestapelde stenen. Geen cement, geen hechtmiddelen, alleen een paar boomstammen die de constructie hier en daar ondersteunen. Tot midden jaren ’80 waren sommige van deze hutten nog in gebruik en bewoond door de grootouders van de huidige eigenaren. Gebruikt worden ze nu ook nog wel maar dan als veestalling of kippenhok. Het was een interessant bezoek dat ondersteund werd door een goede uitleg in het Nederlands.
De rest van de middag hebben we in de eikenbossen van de Perigord doorgebracht. Tegen een uur of vier waren we in Les Eyzies aangekomen. De hele middag gedaan over een kilometer of twintig. Ik durfde het eigenlijk niet aan om zomaar weer een groene weg in te duiken, je weet namelijk nooit hoelang het duurt. Sarlat lag een kilometer of twintig verderop en als het goed was lag daar nog een caravanstekker op ons te wachten.
Op naar Sarlat dus. De verkoper zag ons het parkeerterrein op rijden en kwam ons al met de stekker tegemoet. Kijk, dat zijn pas verkopers! En de stekker? Het kon de tweelingbroer van die van ons wel zijn. Als twee druppels water, alleen geen roest. Terug op de camping direct maar aan het fröbelen en na twintig minuten zat het ding weer in elkaar en wonder boven wonder, alle aansluitingen klopten. Joehoe! Met een gerust hart kunnen we dus straks de laatste week in en voor iedereen die er stiekem toch wel een beetje op hoopte…Dikke pech, we komen gewoon weer terug.
Gisteren was de tocht stroomopwaarts langs de Dordogne niet zo lang, tot Aillac. Tot daar was de rivier bevaarbaar en daarna hield het op. Stroomafwaarts werd dus het geld verdiend en dat hebben we vandaag wel gezien. Het ene mooie dorp na het andere en wanneer je vijf minuten geen kasteel zag maakte je je helemaal een beetje ongerust. Vrij onverwacht kwamen we in La Roque Gagnac, een prachtig plaatsje dat bijna tot in de berg gebouwd is.
Hup de auto uit dus. Het was wel trappetje op, trappetje af maar wat een mooi plekje. Er stonden wel veel huizen te koop, iets wat ik me wel kan voorstellen. Wanneer je je de hele zomer een weg moet banen tussen de hordes toeristen door zal je het wel zat worden. En de hele dag bekeken worden of je een bewoner van de dierentuin bent zal ook wel snel vervelen. Mensen die ongevraagd je tuin inkomen, je auto niet kwijt kunnen en altijd herrie… ik zou er niet aan moeten denken. Reden voor ons om nooit in Madurodam te gaan wonen.
De rivier kent een aaneenschakeling van dit soort stadjes, Castelnaud, Beynac, Cazénac, Limeuil. Saint Cyprien was anders. Wat daar aan de hand was weten we niet maar alle straten waren versierd. Ze waren als het waren overkapt met papieren bloemen. Honderdduizenden moeten er hebben gehangen. Aan de kerktoren hingen pompoenen van een meter doorsnee. Het leek een beetje op de paraplustraat in Portugal vorig jaar maar dit was veel en veel uitgebreider. Een wonderlijk fenomeen.
Overal even gestopt, gekeken en de kuiten getest totdat we in Limeuil geconfronteerd werden met de eerste regendruppels van deze vakantie. Het begon voorzichtig met af en toe een druppel maar binnen een half uur goot het. We waren onderweg naar Trémolat om daar de middag af te sluiten met een bezoek aan het uitzichtspunt daar toen het echt los ging. We zijn er nog even geweest, op dat moment de enige twee bezoekers. In de folders ziet het er allemaal geweldig uit maar helaas, het was of we door een beslagen raam keken. We zagen wel wat maar wisten niet helemaal wat we zagen.
Terug naar huis dus maar. Wat ziet de wereld er opeens toch een stuk minder aantrekkelijk uit wanneer het met bakken de lucht uit valt. Gelukkig werd, naarmate we de camping naderden, de regen minder en ging tegen de tijd dat we hier waren over in een zachte miezer. Wel waren alle handdoeken die aan de lijn hingen doorweekt. Maar even wat muntjes gehaald voor de wasmachine. Komt eigenlijk wel goed uit, het aantal onderbroeken werd ook al een beetje kritisch.
Morgen verkassen. We zijn er nog niet goed uit waarheen. Het weer lijkt overal wel wat minder. In ieder geval richting het noorden om de afstand wat in te korten. We zullen het wel zien. Vooralsnog maak ik me er nog niet druk over, we hebben nog nooit aan de kant van de weg geslapen.
Het was niet bepaald een spannende dag vandaag. De spanning naar aanloop van deze dag hebben we van de week al meegemaakt. Het enige wat spanning zou kunnen geven was het feit dat we niet voor 12 uur klaar zouden zijn en dus niet van de camping af konden. Dat zou trouwens voor het eerst zijn. Nee, om 10 uur zat de natte zooi in de auto, konden we nog even ontbijten en tegen half elf reden we, vrolijk zwaaiend, de camping af. We waren niet helemaal de laatste, er stonden nog vier man. We waren blij dat we in de auto zaten. Het was koud buiten, een graad of 13. Wat een verschil met een paar dagen geleden toen we de 33 graden nog haalden.
We zijn richting Limoges gereden. De eerste 30 kilometer ging binnendoor, de rest allemaal over onbetaalde snelweg. En kijk, dat staat me aan. Het schoot mooi op, dat is ook wel weer eens lekker. Rond één uur bij Limoges en even geparkeerd bij de Cora, één van de mega-winkels die ze hier hebben. Daar direct maar even voor twee dagen boodschappen gehaald en getankt want in Saint Pardoux, de plek waar we heengaan, zal wel niet veel zijn.
Even daarna nog even gepicknickt langs de straat in het bos. We zagen een wat afgelegen afslag waar ik de caravan achteruit in kon manoeuvreren. We waren niet de eersten die van de plek gebruik maakten. Stille getuigen langs de weg wezen daar wel op en je hoefde geen Sherlock Holmes te zijn om te kunnen raden wat daar gebeurd was. Een tiental lege bierblikken en een roodkanten damesslip vertelden al een groot gedeelte van het verhaal. Ik vraag me overigens af hoe de dame in kwestie naar huis gegaan is, hoewel, misschien was het wel een heer. Je hoort wel vreemdere dingen tegenwoordig.
Niet te lang bij stilstaan. Op weg naar St. Pardoux. Rond een uur of drie hadden we een plek gevonden en stonden we. Ondertussen was de bewolking ook wat opgetrokken en werd het wat aangenamer. We staan vlak bij een stuwmeer op een camping die voor 15 procent bezet is. Het is dus gewoon een kwestie van de beste plek zoeken en zo weinig mogelijk betalen.
Vanavond even naar St. Pardoux gereden. Achtentwintig huizen en een kerk, meer is het niet. Oh ja, ook nog een kerkhof. We zijn er even wezen kijken want het leek wel een volkstuinen complex. Over de helft van de graven stond een halve kas. Dat was weer iets totaal nieuws voor me. In Mexico heb ik eens gezien dat er iemand een douchecabine op zijn graf had staan maar misschien was dat wel bij gebrek aan een groentekas, ik weet het niet. Ik ben benieuwd wat de omgeving te bieden heeft. De gidsen lopen nu niet bepaald over met lofuitingen over dit gedeelte van Frankrijk maar dat hoeft ook niet altijd. Verrassingen zitten vaak in kleine dingen.
Het was druilerig weer toen we er uit kwamen. Mistig met van die hele gemene fijne regen. Die regen waar je natter van wordt dan van dikke druppels. Gewoon smerig herfstweer. Maar ja, dat kan ook niet anders, eergisteren was het de 21e september, begin van de herfst. Thuis hadden we de kachel aangestoken, dikke sokken aangetrokken en met een hete kop thee naar Vroege Vogels of Vrije Geluiden gaan kijken. We zouden dat hier ook kunnen doen. Met de techniek van vandaag kan ik zelfs Herhaling Gemist opzetten wanneer ik een herhaling gemist zou hebben. Maar we hebben afspraken. Geen televisie op vakantie. En dat doen we dan ook niet.
Tussen de buien door even snel naar de receptie om mijn brood op te halen, ontbeten en om een uur of tien zaten we in de auto. Want waar kan je het beste zijn wanneer het dit soort weer is? Ja, daar achter in de hoek hoor ik het goede antwoord! U gaat door voor de koel-vriescombinatie…. juist… op de markt! Want daar heb je dan alle ruimte. Ja, beste mensen, want in Frankrijk zijn ook zelfs op zondagochtend markten. Het is een raar land maar ik moet zeggen, sommige dingen staan me wel aan. De bakker op zondag en markt op zondag. We hadden gisteren het lijstje al even bekeken toen we de auto instapten hoefden we alleen de navigatie nog maar aan te zetten.
Allereerst naar Razés. Daar is iedere maand, op de 23ste, een grote brocante en vide grenier. Dus een soort rommelmarkt dus. Het ligt niet ver van hier, een kleine negen kilometer dus hup er heen voordat de koopjes op zijn. Per slot van rekening wil ik ook wel een keer in ‘Tussen kunst en kitsch’ zitten. Razés hadden we snel gevonden maar nadat we drie keer het dorp doorkruist hadden en nog de markt niet hadden gevonden hebben we de pijlen maar op plaats nummer twee gezet: Bessines-sur-Gartampe. Het feit dat dit de tweede op het lijstje was ligt in het feit dat het nogal een klussie was om dit in de navigatie te zetten.
En ja hoor, bingo. Op het centrale marktplein waren ze verzameld, de bijenboer met honing, de kippenboer, de kaasboer en de plaatselijke afdeling van het vrouwengilde in verband met wereld-Alzheimerdag. Dat viel niet mee om een keus te maken. Na lang twijfelen hebben we dat dan ook niet gedaan en hebben de markt maar gelaten voor wat het was. Wel even naar de bakker geweest. Daar waren ze zo ondersteboven van onze komst dat zelfs de prijskaartjes op zijn kop stonden.
In Blond is ook een markt schijnt het. Wij dus naar Blond. Niet bepaald naast de deur maar het was nog vroeg. Maar ook daar stond de kooplieden het weer waarschijnlijk wat tegen want ook hier vingen we bot. Maar niet alles zat tegen. Blond ligt op de route van Haute Vienne, een soort ANWB route. Bij gebrek aan beter zijn we die maar gaan volgen.
De weg voerde ons naar Montemar. Ja, je raadt het al, weer één van die 151. Volgens mij hebben we er deze vakantie al 43 van gehad dus we schieten al aardig op. Het moet gezegd worden, ook dit was weer een buitengewoon leuk plekje maar het weer deed het geen eer aan. Daarna via de bossen richting naar Gieux. Een prachtige ritje door de bossen. Het zag er allemaal wat spooky uit met de mist. Op een gegeven moment kwamen we een wat verlaten huis tegen en Jantien wilde een raam fotograferen. Dat deed ze dus ook maar toen ze ook de bloembak aan de voorkant van het huis op de kiek wilde zetten vloog opeens de deur open. Een oude vrouw in zwart mouwvest kwam de deur uit en begon me toch een scheldkanonnade.
Nu heb ik wel eens gehoord dat het geloof bij sommige volkeren leeft dat wanneer je een foto maakt je de ziel opsluit in je toestel. Dat dit soort ideeën hier ook nog opgang vinden had ik eigenlijk niet verwacht. Ik dus snel weg in de verwachting dat ze me wel snel in zou halen op haar bezem, maar dat gebeurde niet.
Vervolgens kwamen we bij Oradour sur Glane. Ik kende de plaats wel. Ik weet nog dat in 1970 een documentaire serie op de tv was: Bericht van de Tweede Wereldoorlog, met commentaar van dr. Lou de Jong. Het werd toen uitgezonden omdat de oorlog 25 jaar geleden beëindigd was. Ik was toen 12 en ik weet nog dat het grote indruk op me maakte. Oradour kwam toen ook ter sprake en ik ben het verhaal nooit vergeten hoewel ik nu merk dat ik de finesses wel wat kwijt was. Het is een niet zo prettig verhaal en dan druk ik me nog voorzichtig uit.
Op 6 juni 1944 vond de invasie in Normandië plaats en waarschijnlijk als gevolg hiervan of ondersteuning hiervoor werd in St. Junien op de 8e juni door het Franse Verzet een spoorbrug opgeblazen. Een gebrek aan infrastructuur is namelijk funest bij oorlogsvoering. Hierbij kwamen twee Duitse soldaten om het leven. Hiervan was er één een persoonlijke vriend van de commandant van de SS regiment Das Reich, kolonel Diekman. Die heeft toen, op weg naar het strijdtoneel in Normandië, als represaille op 10 juni 1944 het hele dorp uitgemoord en bijna met de grond gelijk gemaakt. Slechts zes inwoners overleefden het, 642 niet. Voor wie er meer over wil weten, er is genoeg over te vinden.
Het dorp is door Generaal de Gaulle vrijwel direct tot monument verklaard. De ravage werd opgeruimd maar de ruïnes bleven staan maar ook bijvoorbeeld de auto’s, fietsen en boerengereedschappen. In de verbrande kerk zijn nog de resten te vinden van de gesmolten klok, de ijzeren klepel had waarschijnlijk een hoger smeltpunt en ligt er vast gesmolten boven op. Het is een indrukwekkend geheel. Op de resten van de gebouwen valt te lezen welke functie ze hadden, bij sommige huizen wie er woonde. De tramlijn is nog intact, de elektriciteitskabels hangen nog aan de huizen, kortom, even iets om stil van te worden. Wat op mij nog het meeste indruk maakte waren de portretten bij de ingang die de slachtoffers een gezicht gaven.
Toch wel onder de indruk hebben we de rit vervolgd. We zaten al in het laatste gedeelte en dat stelde eigenlijk weinig meer voor. Langzaam dus maar weer terug naar de camping. Allengs begon het steeds harder te regenen, als was het of de natuur op onze emoties reageerde.
Tsjezus, wat was het koud vannacht. Even meende ik bloemen op de ramen te zien maar mijn bril bleek beslagen te zijn. Zo erg was het dus toch ook weer niet. De beelden die voor mijn geestesoog verschenen, van de Berezina, waren dus misschien wel wat overtrokken. Veertien graden. Weliswaar boven nul, maar toch. Geen diepterecord maar wanneer je nagaat dat we vorige week nog opstonden met 20 tot 22 graden is het toch wel even een verschilletje. Snel even de A-C-Tsion kachel aangezet en paar minuten later was het alweer een stuk aangenamer. We gaan verkassen vandaag. De Haute-Vienne heeft ons niet zoveel te bieden en zeker niet wat weer betreft. Nu is dat Frankrijk breed deze dagen het geval maar overmorgen wordt het in de omgeving van Bourges weer lekker. Althans, dat beweert onze Nokia. We laten ons mooi leiden door onze digitale weersvoorspellingen.
Gelukkig is het in de loop van de nacht droog geworden. De tent was redelijk droog dus dat was een stuk prettiger inpakken. Brood hoefden we vandaag niet te halen, de bakker had namelijk een vrije dag dus dat scheelde ook weer. Het meisje achter de balie leek blij verrast dat er eindelijk iemand kwam. Ik kan het me een beetje voorstellen met vier man op het terrein. Tien uur reden we, na betaald te hebben, van de camping af. Het was een wat saaie rit, over de A20, de Occitane. Wel een mooie weg want je hoeft er tot Bourges namelijk niet voor te betalen. Bij Bourges was het nog een 40 kilometer binnen door voor we bij Aubigny sur Nère kwamen.
De streek is ons niet helemaal onbekend hier. Het was hier een 30 kilometer vandaan, in Salbris, waar we op 11 september 2014 onze caravan in de prak reden. Hopen dat het dit keer wat beter gaat. We staan weer op een bijna lege camping, wanneer er 5 man staan zijn het er veel, maar dat is niet in alle opzichten vervelend. Het water bij de douches is namelijk stukken warmer. Een leuk stadje waar we zitten met een wat wonderlijke geschiedenis. Eén waar ik geen weet van had. Dit gedeelte van Frankrijk blijkt namelijk een tijd tot Schotland behoord te hebben. De Stuarts waren hier de baas en er staat zelfs nog een kasteel van ze. Ongetwijfeld hoor ik er morgen meer over. Vandaag hoefden we er niet te zijn. Maandag…. alles was gesloten.
We zitten redelijk dicht bij de Loire en bij Sancerre in het bijzonder. Sancerre. Mooie witte wijnen komen er vandaan. We zijn er vandaag heengegaan. De pluk is als het goed is in volle gang dus een mooi moment om even te gaan kijken. Het was een mooie rit er heen. We kwamen ook nog een opmerkelijke schuur tegen. La Grange Pyramidale. De pyramideschuur. Ja, ja, ik weet wat u denkt. Dat idee had ik ook. Dat is gewoon een stolp. Nou ja, gewoon. Hier in Frankrijk is dat zo gewoon nog niet. Ik heb er hier namelijk nog nooit één gezien.
Mijn leraar Engels op de Havo, de heer J.J. Schilstra, was een autoriteit op het gebied van de Noord Hollandse geschiedenis. Hij heeft er ook verschillende boeken over geschreven: In de ban van de dijk, Die water deert, Stolp te kijk en Dit land boven het IJ zijn slechts enige titels er van. In de laatste beweert hij dat de stolp een typisch Noord Hollands bouwwerk is en dat de meest zuidelijke in het Gooi te vinden zijn. Ik ben daar dus altijd van uit gegaan. Het was dus wel een beetje een schok om ze hier ook tegen te komen. Alweer een stuk blind vertrouwen dat zo, hup, in de prullenbak verdwijnt. Wie kan je heden ten dage nog vertrouwen vraag ik u? Maar ja, ook over deze teleurstelling zet ik me wel weer heen. Sancerre wacht namelijk op ons.
Het is een vreemde overgang. Tot op een paar kilometer voor Sancerre bestaat het landschap nog slechts uit bossen en landbouwgrond. Geen druif te bekennen. Totdat je de top van de heuvels bereikt heb en opeens de stad op een heuvel ziet liggen, alleen maar door wijngaarden omringd. Een mooie gezicht. Zoals ik net al schreef, de pluk is aan de gang en omdat de hellingen hier vrij steil zijn gebeurt dit voor een groot gedeelte nog met de hand. Tientallen plukkers klimmen, met een mand op de rug, de heuvels op. Mand vol, weer naar beneden, de boel legen in een wagen en weer om hoog. Dodelijk vermoeiend lijkt het me.
De witte druiven produceren klassewijn. Geen fles onder een tientje te krijgen hier en de wat oudere jaargangen moeten snel dertig, veertig euro opbrengen. We hebben ze laten staan. Vanavond wordt het waarschijnlijk weer een Licette, een mooie cépage uit de schappen van de Carrefour. Voor 1,69 heb je een fles, en ik vind het toch lekker. Niets anders dus meer proeven of proberen. Dat is allemaal duurder en stel je voor dat je het lekkerder vindt.
De stad zelf was wat suf maar dat kan ook komen door het tijdstip van de dag. Veel gesloten winkels en er waaide vandaag een koude, gure wind. We zijn dus niet lang gebleven. Verder gereden langs de Loire, een mooie rivier. De rust was er oorverdovend. Geen mens te zien. Ook hier weer de dorpen ogenschijnlijk verlaten en op de landerijen heerst rust. Via omwegen de weg terug weer gezocht. Hierbij kwamen we nog een monumentale eik tegen. Het bordje dat ons er op wees stond wat verscholen in de kant van de weg maar toch hebben we de moeite genomen om even te gaan kijken. Wat een ding. Indrukwekkend. De omtrek van de plant was ruim tien meter. Ik vroeg me af hoe lang hij hier al zou staan. Dit is met recht een levend monument.
Bourges was het doel vandaag. Omdat we nogal vroeg op pad gingen gekozen voor een toeristische route want om nu te vroeg in een stad aan te komen is meestentijds ook niet echt gezellig. Hierbij kruisten wij de weg met Henrichemont. De stad is vernoemd naar koning Hendrik IV en niet ontstaan maar gesticht. Een soort Almere avant la lettre dus. Een interessant gegeven. Het zou ‘de ideale stad’ moeten worden. Althans dat beweerden de ontwerpers. Ik had het ook niet geweten als ik niet aan de praat geraakt was met een nogal trotse inwoner van de stad die mij aansprak. We waren eigenlijk gestopt om de markt te bekijken en sommige dingen vielen ons eigenlijk direct op.
Zo was het marktplein op een kruispunt van wegen aangelegd. Op de hoeken van het plein liepen straten diagonaal van het kruispunt af de stad in. Je kon het zo zien, dit was niet natuurlijk. Eigenlijk was het marktplein een soort Place d’Etoile, de wegen gingen alle kanten op. Precies naar het noorden, oosten, zuiden en westen. Zo waren de straatnamen ook: Rue du Nord etc. Bij de aanleg wordt gekozen voor een vierkant van 256 toise, een oude lengtemaat. Die komt ongeveer overeen met 1.85 meter. Het wordt dus een vierkant van bijna 475 meter. Op 13 april 1609 wordt de eerste steen gelegd maar het plan is nooit volledig ten uitvoer gebracht vanwege onenigheid tussen de bouwers en de investeerders over de vergoedingen. Jarenlange processen waren uiteindelijk het gevolg. Het lijkt het verhaal van de Noord-Zuidlijn wel. Er is toch eigenlijk weinig veranderd.
Gelukkig voor mij werd de enthousiaste spreker onderbroken. Er kwamen een paar kennissen van hem langs lopen. Daarna geheel volgens Franse gewoonte omhelzing, kusje en een uitwisseling van vriendelijkheden. Ik nam de kans te baat. Ik wenste hem een prettige dag en wist aan zijn morele omarming te ontsnappen. Snel de auto in met onze net gekochte pain aux raisins en op weg naar Bourges. Het is gek maar ik lijk dit soort mensen wel aan te trekken.
Een half uurtje later bereikten we Bourges waarvan je de naam niet uitspreekt met een harde g als in Bourg, iets wat ik verwachte maar met een zachte, bijna Limburgse schj: Boerschje. De laatste s vervalt natuurlijk gewoon. Geen idee waarom ze die schrijven. Het was nog even een zoekpartij om de auto kwijt te raken maar op een gegeven moment zagen we het parkeerterrein bij Restaurant De drie biggetjes en konden we voor 1.60 euro de auto tot de volgende dag 10 uur parkeren. Het kostte nog even moeite om het centrum te vinden want alles was beroerd aangegeven maar Google maps kon ons gelukkig helpen.
Het is een mooie stad, zeker de moeite waard. Een groot gedeelte van de oude binnenstad dateert nog uit de 15de eeuw. Allemaal vakwerkhuizen met geweldig beeldhouwwerk. Bourges was ook een rijke stad en dat kwam mede door de inzet van Jacques Coeur die geboren is in Bourges. Sjaak was een handelaar in de 15de eeuw die het aardig voor de wind ging. Ter illustratie: 20 procent van de Franse staatsinkomsten waren afkomstig van Coeur. Hij was zo succesvol dat hij de vorst en de adel rijkelijk van leningen kon voorzien en dat werd direct zijn ondergang. Omdat iedereen hem geld schuldig was had hij weinig vrienden. Toen Agnes Sorel, de maîtresse van de koning, in 1450 plotseling kwam te overlijden werd de schuld hiervan in Coeur zijn schoenen geschoven. Hij werd schuldig bevonden en zijn bezittingen vervielen aan de staat. Dat was mooi, koning van zijn schulden af en direct een stuk rijker. Coeur wordt in Bourges echter nog wel gewaardeerd vanwege zijn bijdrage om de stad groot te maken.
Na een wandelingetje kwamen we terecht bij de kathedraal van Bourges. Unesco. En terecht. Prachtig gebouw, hoog en licht. Bijna alle originele glas in loodramen zitten er nog in en die zijn de moeite waard. Ze zijn namelijk geschonken door de gildes. De leerlooiers, de slagers, de wevers en de waterdragers om er maar een paar te noemen. Voor iedereen was het een prestigezaak om een raam te schenken. Dat is ook nog terug te vinden in de ramen waar afbeeldingen te vinden zijn van de beroepen. Ook is het voorportaal een lust voor het oog. Vooral de afbeeldingen van het laatste oordeel zijn geweldig. Aan de linkerkant van de engel met de weegschaal is de hel en nou, daar gaat het tekeer hoor. Iedereen verdwijnt in een kookpot. Zo zie je maar weer, van links moet je het ook niet hebben.
De hele middag hebben we verder in het centrum doorgebracht en zonder moeite. Op iedere straathoek is weer wat moois te zien. Het is een prachtige stad maar dat geldt alleen voor het oude centrum. Maar dat is groot genoeg om er een dag rond te dwalen. Zonder moeite en zonder verveling. Eigenlijk een ideale stad.
Een paar dagen geleden heb ik beloofd dat ik nog even uit zou zoeken hoe het nu zat met die Schotse roots hier. De Schotten, onder leiding van John Stuart, hebben Karel VII van Frankrijk geholpen met hun strijd tegen de Engelsen. Dat gebeurde allemaal in de Honderdjarige oorlog tussen Engeland en Frankrijk. De Schotten hadden net zo’n bloedhekel aan de Engelsen als de Fransen en omdat ze thuis nog geen problemen genoeg hadden besloten ze om in Frankrijk maar eens een robbertje te gaan vechten met ze.Karel was zo blij met de geboden hulp dat hij John in 1423 een dorp schonk en dat was Albigny. De Schotten waren populair hier en zijn dat nog. Ieder jaar zijn er nog uitwisselingen tussen Albigny en de Schotse stad Heddington en het dorp ademt iets Schots.
Vandaag hebben we het een beetje dicht bij huis gezocht. Een klein rondje in de buurt waarbij we ook in Gien terecht kwamen. Gien, een plek waar we twintig jaar geleden gekampeerd hebben. We herkenden de plaats zo maar voor de rest wisten we weinig terug te halen. Omdat het zo bloedheet (34 graden) was vandaag waren we al op tijd weer terug en hebben ons niet te veel ingespannen. Nou ja, aan het eind van de middag hebben we de boel even ingepakt. Morgen gaan we richting het noorden en dan is het wel lekker wanneer je niet te veel meer hoeft te doen.
Vanavond even uit eten geweest in Le Bien Aller, een restaurant hier in het dorp. Helaas, wanneer wij uit eten gaan lijkt het altijd wel wat tegen te vallen. Karbonade wat droog, kip item dito met een sterretje, pasta wel érg al dente, de zwarte thee was groen en het bier kwam bij Jupiler vandaan. Oh ja, en de tafel wiebelde en dat was misschien nog wel de grootste ergernis. Eigenlijk weten we vooruit het resultaat al en toch trappen we er iedere keer weer in. Nou ja, dit jaar zal het niet meer gebeuren. Morgen en overmorgen zitten we voor het grootste gedeelte van de dag in de auto. Het zal wel een zak patat worden. Daar kan weinig aan mis gaan, of je moet hem in Zele kopen.
Zonsopgang, tien over half acht. Het is al een tijd geleden dat ik de zon op heb zien komen, dat zal ruim een maand geleden zijn denk ik. Maar vanmorgen was het weer het geval, tien over half acht. Ik was net wakker, een mooie tijd. Vandaag gaan we namelijk weer richting het koude noorden. Het verschil zal er wel zijn denk ik, het is hier overdag rond de dertig graden, thuis is het volgens de berichten een graadje of 15 met af en toe een buitje. Brood hadden we niet meer dus we moesten het met een cracker doen vanmorgen. Nog even lekker douchen, de laatste dingetjes doen en rond een uur of negen richting Montargis.
Over de dag is eigenlijk weinig te vertellen. Het was warm tot Reims. Parijs laten we dit keer letterlijk links liggen. In de spits op de Peripherique met een caravan achter je kont aan is namelijk geen pretje. Al die kleine Franse mannetjes die hun mannelijkheid in hun Clio’tje proberen te bewijzen na een dag vol frustratie op kantoor, het onbehagen wanneer de plasser na achtenzestig inhaalacties nog niet gegroeid is wat weer leidt tot nog meer hachelijke situaties, oh nee, mij niet gezien. Via Reims is misschien wel wat verder maar wel een stuk rustiger.
Warm tot Reims dus. De blauwe hemel maakte langzaam plaats voor een wolkendek dat per afgelegde kilometer steeds meer van wit naar grijs verkleurde. Ook hielden de wijngaarden op en begonnen de onafzienbare graanvelden. Landbouw tot aan de horizon zonder een dorp te bekennen. Het oogt vreemd. We gaan richting Charleville-Mezières. Iets ten noorden daarvan heeft het Franse grondgebied een wat wonderlijk uitsteeksel die als het ware België penetreert. Givet is de meest noordelijke plaats hiervan maar zover komen wij vandaag niet. Wij komen tot aan Revin, een plaatsje aan de Maas.
Revin, niet echt een plaats om vrolijk van te worden. Allereerst al het weer maar daar kunnen ze hier natuurlijk niets aan doen. Het stadje straalt een troosteloosheid uit die ik ook regelmatig in België meen te zien. Alles ziet grauw en de mensen stralen ook geen levensvreugde uit. Ik vind het een naargeestige streek en natuurlijk doet het trieste weer er ook geen goed aan. Ik heb wel eens geschreven dat er één ding triester is dan een Ardens dennenbos en dat is een Ardens dennenbos met regen. En zo te zien ervaart de bevolking dat hier ook zo. Het lijkt me een goed gebied om te verblijven als aanloop voor je euthanasie. Het maakt de overgang ongetwijfeld een stuk draaglijker.
Een kleine wereld was het vanmorgen. De mist die de Maas verspreidde maakte dat het zicht erg beperkt was. Koud was het ook. Zo erg hebben we het nog niet gehad deze vakantie maar ja, wat wil je, over twee dagen is het oktober. Raar. Je weet dat het afgelopen is maar toch probeer je het wat te rekken. Daarom maar binnendoor naar huis. Eerst richting Givet, hier het noordelijkste stukje Frankrijk. De rit ging langs de rivier die stoomde of het een ketel theewater was. Of dit iets te maken heeft met de kernreactor die in Chooz staat weet ik niet maar opvallend was het wel. Givet was ook gehuld in mist. Een paar kilometer verder reden we België in en klaarde het weer opeens op. Toen we Dinant bereikten was het prachtig weer.
Hierna nog een stukje door het binnenland, onder meer langs Spontin, voor we de snelweg bereikten. Het was druk maar het schoot op. Tot aan de Nederlandse grens geen problemen gehad. De navigatie gaf aan dat het misschien wel een goede keus zou zijn om via Rotterdam te rijden en dat advies hebben we opgevolgd. Tot onze spijt moet ik zeggen. Bij Woensdrecht werden we van de snelweg afgeleid waarbij er twee wegomleidingen aangegeven werden. Eén met de letter V en één met de letter R. Dat leek makkelijk, de één ging richting Vlissingen, de ander leidde het verkeer naar Rotterdam. Althans, zo leek het.
Na een half uur in de file wisten we nog niet waar we uitkwamen en het schoot geen donder op. Jantiene kon na wat acrobatische toeren een greep in de koelbox doen en al rijdend ‘genoten’ we van de lunch. Na drie kwartier kwamen we eindelijk bij een rotonde uit waar het verkeer alle kanten op reed maar er was geen aanwijzing meer te zien. Gelukkig stond hier ook een verkeersregelaar. ‘Welke kant moet ik op voor Rotterdam?’ vroeg ik hem. ‘Naar Rotterdam? Nou dan kan je gewoon de A58 volgen. Dan moet je hier weer terug en kom je over een kilometer of tien bij een rotonde en dan volg je gewoon de borden’. ‘Nee hoor’, antwoordde ik, ‘dat is niet zo. We komen er net vandaan. Daar staat een wegomleiding met een V en met een R. Vlissingen en Rotterdam’. ‘Nee hoor, de R staat voor Rilland’. Ik begon een beetje pissig te worden. ‘Rilland, waar the f*ck ligt Rilland dan?’ Nou, wanneer u hier 100 meter rechtdoor rijdt komt u in Rilland’. In de richting waar hij wees waren inderdaad drie huizen, een kerktoren en een witte kerk. Zou dat het zijn?
Ik probeerde hem uit te leggen dat het me toch wat sterk leek dat al die honderden auto’s die in de file stonden naar Rilland gingen en dat het misschien wel een goed idee zou zijn om in plaats van een R, Rilland op de borden te zetten. Het zou dan waarschijnlijk een stuk rustiger worden. ‘Nee hoor meneer, ik ben het niet met u eens, alles staat prima aangegeven. Ik ben hier vanmorgen toch ook aangekomen?’ Typisch een gevalletje bedrijfsblindheid vond ik het. Een uur kwijt en drie liter benzine lichter zijn we maar weer terug gereden. Inderdaad, de A58 was gewoon nog open en inderdaad, het stond waardeloos aangegeven. Rilland, daar wil je toch nog niet eens dood gevonden worden. Tot vandaag wist ik niet eens waar het lag maar vergeten doe ik het nooit meer.
Zonder al te veel problemen bereikten we daarna Rotterdam en het stroomde ook lekker door richting Amsterdam. Bij de fly-over nog even een bamibal gescoord bij de FEBO. Normaal doen we dat bij Breda maar dank zij onze nieuwe TomTom kwamen we daar niet langs. Koedijk lag gelukkig ook nog waar het lag en om half zes waren we weer thuis. We laten de troep de troep en zetten onze camping gewoontes nog even voort. Met een Lichette in de hand en de benen op tafel prijzen we ons gelukkig dat we deze reis hebben kunnen maken maar ook dat we zonder al te veel problemen weer thuis zijn. Verder konden we ons gelukkig prijzen dat jullie met ons mee wilden rijden. We hopen dat dit in een volgend geval ook weer zo zal zijn. Tot dan!