Na een periode van relatieve inspanning hebben we besloten dat het wel weer even tijd is om de vermoeide lichamen en geesten weer wat op te laden, met andere woorden, tijd om weer eens even een reisje te maken. Een echt doel hebben we nog niet maar we houden het er op dat we deze keer de westkust van ons continent gaan verkennen. Verschillende delen hebben we al eerder bezocht maar er zijn voor ons nog genoeg witte vlekken op de kaart om die kant nog eens op te gaan.
Gisteren, maandag dus, heeft Jantiene in alle rust de caravan ingepakt terwijl ik met Anne de konijnenren voor Loki afgemaakt heb. Daarna nog even naar de ANWB voor wat documentatie, altijd handig. Het was een uur of vier toen we het pad afreden om richting Ransdorp te gaan, net als vele voorgaande jaren onze eerste stop, maar nu zouden we voor een nacht blijven. Na een bak koffie zijn we met mijn broer en de jongens naar een openlucht restaurant gegaan, Hannekes Boom, met een fantastisch zicht op het IJ, Nemo en het Scheepvaartmuseum. Het was een prachtige avond, windstil en lekker warm. Prima gegeten en na een paar borrels en een mooie cappucino weer terug naar huis.
Daar aangekomen nog even aan de borrel. Gespreksstof was er, evenals bier, ruimschoots voor handen. Het was rond een uur of drie toen we tot het besef kwamen dat het drinken van bier de dorst niet weg neemt. We zijn er dus maar mee gestopt en hebben we ons bed opgezocht. Alvorens dat te doen hebben we maar besloten om vandaag maar niet door te reizen en maar er maar een dagje Ransdorp aan vast te plakken. Genoeg te beleven hier.
Als dorstlesser werkte het bier misschien niet zo maar wel als slaapmiddel. Het was half elf alvorens we de ogen weer openden. Eerst maar eens een kop thee en even bijkomen. Prachtig weer, een graad of twintig, kortom echt het vakantiegevoel al. Even naar de Landmarkt geweest om wat brood te halen en lekker gegeten. Vanmiddag hebben we een toeristische fietstocht door de omgeving gemaakt gevolgd door een rondje hoofdstad. Via Schellingwoude en de Nieuwendammerdijk naar de pont richting Centrum gefietst. Onderweg nog even een harinkje gescoord, lekker om de wat weeïge smaak uit de mond te verwijderen.
Je waant je absoluut niet in de hoofdstad wanneer je hier fietst maar eerder in een rustig dorp. Wat een geweldige omgeving toch hier, nog volop plekken die er om vragen om door ons ontdekt te worden. Na onze oversteek gingen we richting Java eiland, een pitstop bij De Zwijger en daarna dwars door de stad richting Camping Amsterdam. Het staat nauwelijks aangegeven maar wanneer je de steeds sterker wordende wietgeur volgt kom je er vanzelf. Het was al een stuk rustiger dan een maand geleden toen we er ook waren tijdens de maandelijkse Tango-avond, maar ja, het loopt natuurlijk al naar het einde van het seizoen.
Het is een bont gezelschap wat de camping bevolkt, leuk om te zien. We hebben ons voorzichtig weer even aan een alcoholische versnapering gewaagd en voorwaar, het smaakte. Nog even iets gegeten en toen weer richting Ransdorp. Na een kop koffie zijn we weer richting caravan gegaan waar de duisternis ons inmiddels omringt. Het wordt ongetwijfeld een wat rustigere en kortere avond dan gisteren. Het voornemen wat we gisteren opperden om vanavond even naar de Pianobar te gaan laten dan ook maar even voor wat het is, dat bewaren we voor een later moment.
Morgen gaan we richting het zuiden. Een duidelijk omlijnd plan is er nog niet en dat is ook niet nodig want daar wijken we toch altijd van af. Wel hebben we wat ideeën en we hebben natuurlijk de witte vlekken die op ons liggen te wachten. We zullen het wel zien en jullie met ons.
Na een rustige ochtend, ontbijt en koffie, hebben we om een uur of tien Ransdorp verlaten. We hebben er een paar prima dagen gehad en we zijn nu klaar om ons naar het onbekende te begeven. De spits was voorbij en na anderhalf uur bereikten we de Belgische grens. Een onzichtbare streep, een bedenksel van mensen, maar waar achter toch een andere wereld ligt. We zijn op weg naar Ieper, een plaats in de Westhoek van Vlaanderen. Waarom Ieper want het is eigenlijk een kunstmatige stad. Honderd jaar geleden totaal vernietigd. Herbouwd op de puinhopen die overbleven na vier jaar oorlog. De omgeving was het toneel van massadestructie en de proeftuin van nieuwe vernietigingstechnieken. Land, omgeploegd door gloeiend metaal. Het graf voor honderdduizenden. Eén van de plaatsen waar zelfs honderd jaar later de zinloosheid van oorlog nog steeds voelbaar is. Niet bepaald een lustoord voor een onbezorgde vakantie dus.
De Eerste Wereldoorlog: het heeft me altijd geïntrigeerd. Toen ik achttien of negentien was bezocht ik Parijs samen met Kees Tervoort, een vriend van me. We bezochten alle bezienswaardigheden en het toeval wilde dat we bij de Arc de Triomphe waren op het moment dat daar de overwinning op de Duitsers herdacht werd. Kranslegging bij het graf van de onbekende soldaat. Een defilé volgde. Honderden oude mannen, dik besnord, de oude uniformen vol blinkende, nietszeggende medailles, vormden een groot gedeelte van de stoet. De veteranen van de ‘Grande Guerre’, de Grote Oorlog zoals men de Eerste Wereldoorlog in Frankrijk nog steeds noemt.
Sommigen in een karretje, anderen steunend op een stok maar ook nog velen fier rechtop marcherend, de vlam groetend met een eerbied die indruk maakte. De overlevenden van een zinloze machtsstrijd. Mannen die het wellicht zwaarder gehad hebben dan zij die het leven lieten op het slagveld. Mannen wier levens getekend waren door herinneringen die onze fantasie ver te boven gaan. Achtervolgd door nachtmerries en shellshock. Velen met een lege mouw aan de jas die als een trieste vlag in de wind heen en weer bewoog of met een keurig opgerolde broekspijp die met veiligheidsspelden ter hoogte van de knie was vastgemaakt. Ooit gewone jongens die aan hun dorpen werden ontrukt ter meerdere eer en glorie van het Vaderland. Het was inmiddels al zestig jaar na dato, de meesten waren de tachtig al ruim gepasseerd. Getuigen en deelnemers van een strijd die Europa voorgoed zou veranderen.
Zoals gezegd, het maakte indruk op me. Tijdens een latere vakantie hebben we Verdun en omgeving bezocht en wat we daar zagen gaf een beeld van de omvang van de strijd. In Nederland hebben we weinig kennis van dit gebeuren, te weinig naar mijn mening. Wellicht komt dit omdat het nu niet echt een periode was die ons met trots kan vervullen. De regering verklaarde ons land neutraal en we bleven verschoond van geweld. Ons land heeft het nauwelijks geraakt, integendeel, we hebben er goed aan verdiend. Neutraliteit betekent dat je geen zijde kiest, je kunt dus mooi met iedereen handel drijven. Fokkervliegtuigen voor de Duitsers, aardappelen voor de hongerige Belgische burgers. Zolang het maar oplevert. Moraal is iets voor zondag, door de week moet er brood op de plank komen.
De strijd staat nu weer in het middelpunt van de belangstelling omdat het honderd jaar geleden is en het eigenlijk de eerste oorlog die goed gedocumenteerd is. Fotografen bezochten het strijdtoneel en ook de film had haar intrede gedaan. Voor het eerst werd daadwerkelijk vastgelegd wat er gebeurde. Ongetwijfeld gecensureerd door de autoriteiten, maar toch. Twee jaar geleden trok een documentaireserie op de Belgische t.v. mijn aandacht: van Nieuwpoort tot Gallipoli. Hierin werd de toenmalige frontlijn belicht met verhalen die gebaseerd waren op dagboeken van soldaten van de diverse strijdende partijen. Een interessante serie. Mijn interesse werd opnieuw aangewakkerd en dat ligt eigenlijk ten grondslag aan ons bezoek aan deze regio.
Ieper dus. Camping Jeugdstadion Ieper was ons doel. Eén van de weinige campings hier in de buurt, mooi in het hart van de stad gelegen. Om half drie stonden we voor de poort. Een bordje sierde de slagboom: VOL. Dat hebben we nog nooit meegemaakt in september. Op naar de volgende camping dus maar. Een kleine tien kilometer verderop ligt Kemmel en daar is camping Ypra gesitueerd. Daar was nog wel plek. Gelukkig is de camping beter dan de ontvangst. Een norse dame vertelde ons dat we zondag weer op moesten hoepelen want dan is de jaarlijkse rommelmarkt en zijn alle plaatsen gereserveerd. De grootste rommelmarkt van Vlaanderen naar we begrepen. Gelukkig past het tijdsschema wel een beetje in ons plaatje dus dat was geen punt. Ypra is een mooie camping maar de diverse faciliteiten zijn duidelijk toe aan een opknapbeurtje. Ze zijn net als ik een beetje blijven hangen in het verleden.
Na het opzetten van de boel even naar Kemmel gefietst, even boodschappen doen. Daarna in het zonnetje bij Café Het Labyrint even een mooie blonde Tongerlo gedronken, volgens de lokale kenners het beste bier van de wereld maar daarin verschil ik van mening met hen. Inderdaad een mooi bier maar er zijn betere. Sorry. Vanavond in rust doorgebracht. Een beetje opladen voor morgen. Wanneer het weer zo goed is als vandaag gaan we een poging wagen om de Vlaamse heuvelroute te rijden. Ik ben benieuwd.
Het seniorentijdperk is weer aangebroken in campingland, dat is duidelijk te merken. Het is rustig op de camping, niet in de zin van ‘weinig publiek’ maar in de zin van ‘weinig herrie’. En dat is lekker. Geen gillende pubers die de frustratie dat hun ouders hun ouders zijn op luide toon kenbaar maken, geen kinderen die net het fietsen onder de knie hebben en dit gillend aan de wereld willen laten zien door 83 keer achter elkaar voor jouw plek langs te racen alvorens even te stoppen voor een glas limonade en daarna het ritueel nog een keer herhalen. Nee, het is gewoon rustig. Heerlijk. Het is onze nachtrust ten goede gekomen. We hadden toch nog wel een beetje Amsterdam en de reis hierheen in de kuiten en dan is het fijn wanneer je dat op je gemak kunt laten wegebben.
Het was een uur of negen alvorens ik naar bakkerij Pauwelijn ging. Met een mooi zwart brood onder de arm kwam ik 10 minuten later naar buiten. In de tussentijd had ik, behalve het brood, een uitnodiging gekregen om vanavond varken van het spit te komen eten in de feesttent aan 12 euro per persoon tot 12 uur in de voorverkoop. De dame achter de toonbank prees het gebeuren met verve aan: ‘Ja, ziedege, das plezant, d’ne ganse tent kluift dan vol goesting aan ’t zwienke en ja, ziedege, degij kunde nu ut beste entreebiljettekes bekomen want vanavond zul degij wel een paar eurooskjes meer moeten neertellen wah, maar awel, aan u de beslissing, nie?’ Ik koos er voor om mezelf de vrijheid te gunnen om vanavond te beslissen, dan maar een paar euro meer. Het brood was in ieder geval lekker, daar was niets op af te dingen.
Tussen mijn bezoek aan de bakker en de terugkeer aan de ontbijttafel had ik ook een bezoek gebracht aan het kantoor van Toerisme Heuvelland, een soort van VVV. Daar heb ik de kaart aangeschaft voor de route West Vlaamse Bergen. Om een uur of elf stapten we op de fiets, richting Kemmel waar de start geprojecteerd was. Van daar ging het via de Kriekstraat richting Voormezel e. Het was frisser dan we verwacht hadden maar gelukkig zorgde de inspanning nog voor was verwarming. Regelmatig kwamen we langs de weg begraafplaatsen tegen uit de Eerste Wereldoorlog. Wonderlijk, het zijn eigenlijk alleen Britse, of beter gezegd Gemenebest begraafplaatsen. Wanneer je niet beter zou weten zou je denken dat er geen Duitser, Fransman of Belg gevallen is. Op sommige plaatsen zijn informatieborden met foto’s geplaatst. Alles hier in de omgeving was vernield, geen gebouw stond meer overeind en van de bomen waren alleen de kale stammen nog over. Via Palingbeek gingen we richting Wijtschate, Blauwe Poort en Mesen.
Mesen is een grensplaats en ligt net ten zuiden van de taalgrens, op zo’n kilometer van de Franse grens. Gek dat Frans hier de voertaal is. Wanneer je je nog iets zuidelijker begeeft, Frankrijk in dus, kom je plaatsen tegen met namen als Ploegsteert, Steenwerk, Le Steent’je en Komen-Waasten tegen. Niet echt plaatsen met een Franse klank. In Mesen, of zoals men het hier ook noemt, Messinen, hebben even gegeten bij Pub Six ‘O. Het zitvlak begon wat te protesteren. We zijn niet van die fanatieke fietsers dus krijg je daar na anderhalf uur toch wel een beetje last van. Even een tosti met een bak koffie naar binnen gewerkt. Daarna zijn we afgeweken van de route en richting Franse grens gegaan. Daar ligt het Ierse monument. Ierland was ten tijde van de WO I nog geen zelfstandige staat en maakte deel uit van het Verenigd Koninkrijk dus het is een beetje mosterd-na-de-maaltijd monument waar een toren bij staat die op een toren in Glendalough geïnspireerd is, gebouwd met stenen van een afgebroken klooster in Ierland. Hoe Iers wil je het hebben, het enige wat ontbrak waren klavertjes en lapricorns. Ik dacht dat je die beklimmen kon maar dat was niet het geval.
Na dit intermezzo hebben we de route even verkort. De bedieningskastjes van de fietsen gaven aan dat er toch al aardig wat stroom gebruikt was en we wilden niet zonder komen te staan. Terug naar Kemmel dus. Op de weg daarheen kwamen we nog langs de Pool of Peace. Een meertje, gelegen op een heuveltop, waarvan de naam wat wonderlijk is wanneer je de geschiedenis kent. Hier waren tot 7 juni 1917 de Duitsers gelegerd. Tot dan heette de plek de Spanbroekmolenberg en vanaf dit punt konden ze de hele omgeving bezien. Geallieerde ingenieurs hebben een tunnel gegraven die tot onder de Duitse versterkingen reikte, op 22 meter diepte. Daarna de hele boel vol met springstof geladen en laten exploderen. Resultaat: halve berg weg. Naar verluidt was de klap tot in Londen te horen. Wat nu nog rest is een meertje van 126 meter doorsnee, 13 meter diep. Het ligt vol met waterlelies en is een paradijs voor vogels. Aan de kant dreef een Britse krans, vol gestoken met plastic klaprozen.
Terug naar de camping met een kleine dertig kilometer op de teller, fietsen in de lader en de auto gepakt voor het resterende gedeelte. Eigenlijk een mooier gedeelte maar toch met een andere beleving. Op de fiets is het landschap intenser en je ziet veel meer. Na voltooiing nog even naar Poperingen gereden om boodschappen te doen voor de komende paar dagen. Voor vanavond hadden we eigenlijk het varken op het programma staan. Helaas, dat is niet doorgegaan. We hadden er werkelijk wel goesting in maar toen we ‘thuis’ kwamen begon het te gieten en het was toch wel de bedoeling dat we op de fiets zouden gaan. Varken van het spit moet natuurlijk gearroseerd worden en dan het liefst met streekbier. Maar om ons nu helemaal kletsnat te laten regenen, nee daar zagen we ook een beetje tegenop. Jammer, maar gelukkig maakte het rustgevende geluid van regen op het caravandak in combinatie met een Moldavische Chardonnay een hoop goed.
Een rustige start hadden we vandaag. Ieper stond op het programma en in een stad hoef je niet voor 11 uur aan te komen. Dat kwam uit, rond kwart over elf reden we Ieper binnen en na wat zoeken konden we de auto op de Generaal Foch Allée neerzetten. Een vriendelijke Vlaming vertelde ons dat het hier vrij parkeren was en dat we toch vooral géén parkeerschijf neer moesten leggen want dan bestond de kans dat we een bekeuring zouden krijgen. Zonder schijf was die kans nihil. Even daarvoor waren we langs een markt gereden en markten, daar zijn we gek op. Nu is het probleem in het buitenland wel dat de markten heel vroeg beginnen en dientengevolge ook vroeg stoppen. Er waren al behoorlijk wat kooplui die aan het inpakken waren. Gelukkig toch nog genoeg te zien en er de nodige tijd zoet gebracht.
Het was hier vandaag, net als in Nederland overigens, de eerste zaterdag in september. Een feestelijke week want de scholen zijn weer begonnen. Zijn de kinderen niet blij dan zijn het de moeders wel. Hier schijnt dat overigens anders te gaan dan bij ons. In Nederland zijn er festiviteiten wanneer het schooljaar afgelopen is, hier is het aan het begin van het jaar. Dat wordt gecombineerd met een soort uitverkoop en allerlei activiteiten in de stad. Leuk dus, de stad bruiste. Overal stonden foodtrucks, opblaaskastelen en er werden demonstraties van van alles en nog wat gegeven. Paaldansen, modeshows, salsadansen, openbare lezingen en noem maar op. Daar bovenop kwam nog dat het Internationale smeden festival dit jaar in Ieper plaats vindt, midden op de Grote Markt.
En de markt is groot… centraal staat de Lakenhal, een gebouw van ruim 120 meter lang, een sieraad. In de Eerste Wereldoorlog voor 95% vernield maar weer in alle glorie opgebouwd, net als de rest van de stad. We hebben foto’s gezien die genomen waren na de bombardementen in 1915 en wanneer je de stad nu bekijkt geloof je je ogen niet. Het heeft de uitstraling van een 16de eeuwse stad, maar wanneer je naar de bordjes kijkt die de bouwjaren aangeven kom je bedrogen uit. Het overgrote deel van de stad is gebouwd tussen 1920 en 1925. Slechts een enkel gebouw dateert van eerder. Een fantastisch resultaat. Een leuke, levendige stad dus.
Via wat winkelstraten waren we op de Grote Markt aangekomen waar we eerst wat tijd bij het Smederij evenement doorgebracht hebben. De opdracht was een monumentaal stuk te smeden wat betrekking had op de Eerste Wereldoorlog. Met groepen was men bezig en de ontwerpen hingen boven de werkplekken dus je kon zien waar men mee bezig was. Een mooi gezicht. Een ambacht wat op wat paardenbeslag en tuinhekken maken bijna verdwenen is. Honderd jaar geleden werd alle gereedschap nog gesmeed. Bij mijn vader in de schuur liggen nog aardappelgraafjes die met KB gemerkt zijn, Klaas Bos, de toenmalige smid. Onverslijtbaar. Het was een mooi gezicht om die mannen, de koppen bezweet, met de hamer in de gespierde knuisten gekneld, het gloeiende ijzer in de gewenste vorm te zien slaan. Dit in combinatie met de stinkende lucht van de gloeiende cokes bracht weer herinneringen bij me boven.
Toen ik jong was, was de firma Bos, de smid in Koedijk, ook de fietsenreparateur. De zelfde firma die ook gereedschap smeedde en de kachel schoonmaakte. Wanneer je een lekke band had mocht je die bij Freek en Jan, twee oude kinderloze bazen die het beste met de jeugd voor hadden, zelf proberen te plakken en wanneer het niet lukte deden zij het voor je, maar daar moest je dan wel voor betalen. Soms gloeide het vuur en werd het aambeeld nog gebruikt. De vettige cokes gaf een heel aparte geur, een geur die ergens in mijn achterhoofd is opgeslagen. Geuren en smaken kunnen soms herinneringen opwekken en dat was nu ook het geval. De rook opsnuivend zag ik mezelf weer staan in de werkplaats met mijn blauwe doortrappertje, de fiets die Ome Cor voor me gemaakt had voor mijn achtste verjaardag. Het lijkt al lang geleden en eigenlijk is dat ook zo. Een halve eeuw maar ik kan het nog voor me halen of het gisteren was.
Geboeid hebben we een tijd bij dit evenement doorgebracht. Daarna de stad in, de maag begon te rommelen. Bij het foodtruckfestival even gegeten. Pulled Porc en een broodje met vlees, uien, champignons en gesmolten Cheddar waar ik nu de naam weer van kwijt ben. Prima gegeten. Daarna was het tijd voor de stadswandeling. Iets wat we vaker doen. Met een boekje in de hand kijk je toch anders naar je omgeving dan wanneer je zomaar doelloos rondloopt. Meestal wordt je blik dan door de etalages getrokken, het minst interessante deel van de stad. Voor het mooiste gedeelte moet je je hoofd in de nek leggen en kijken naar de gevels. Ongeveer hetzelfde wat je doet wanneer je een rondvaart maakt. Dan kijk je ook onbewust naar boven en zie je dingen die je nog nooit opgevallen zijn. Het was een hele tippel, bijna zes kilometer en halverwege zijn we even bij de kazematten gestopt. Daar was een kekke bistro in gevestigd en hebben we even koffie gedronken. Nou ja, koffie, het leek wel een high tea met koffie. Gebak, ijs, bonbons en noem maar op. Helaas had Jantien thee besteld en kreeg dus niks.
Daarna nog even naar het centrum. Kledingwinkeltje, tassenwinkeltje, boekhandeltje, van alles wat gezien. De smeden waren ook nog steeds bezig en het leek wel of het drukker was dan eerder die middag. Grote ploegen werkten samen en het was nu ook meer duidelijk wat ze maakten. Waren ze eerder die middag nog in de voorbereidende fase, nu kwam de afwerking dichterbij. Morgen assemblage en prijsuitreiking dus hup, de gang er in. We hebben zeker een uur zitten kijken bij de Zuid Afrikaanse ploeg. Die maakten het ‘regimentslogo’ van de Zuid Afrikaanse strijdkrachten die hier ook in de Vlaamse modder hun moed mochten tonen.
Werken maakt hongerig en neemt u van mij aan, het kijken er naar ook. Een terrasje gezocht dus en onder het genot van een mooie bruine Tongerlo een Vlaams heuvelkonijntje naar binnen gewerkt. Jantiene deed het zelfde met een boerenomelet in combinatie met een droge witte. De klok tikte door en het was inmiddels zeven uur. Om acht uur vindt de dagelijkse ceremonie plaats bij de Menenpoort, een eerbetoon aan allen die het leven lieten tijdens de Eerst Wereldoorlog en dan vooral aan de naamlozen. Degenen die wel gevallen zijn maar nooit als zodanig herkend, de mannen en vrouwen die de naamloze graven vullen. We hadden het plan om iets verderop nog even een kop koffie te gaan drinken maar omdat de Menenpoort redelijk dichtbij was merkten we de drukte op die er al was. Erheen dus maar. We konden nog net een knappe plek bemachtigen en raakten in contact met Tracey, de vriendin van Greg, een Australiër die zijn oudoom kwam herdenken en een krans kwam leggen.
Het wachten duurde behoorlijk lang en we hadden dus alle tijd om met Tracey te praten. Eindelijk, om acht uur begon de ceremonie. De last post, een praatje van een Britse geestelijke, wat vlagvertoon van wat Engelse oud-strijders en een Old Lang Sayn van een Schotse doedelzakspeler gingen vooraf aan de kranslegging wat begeleid werd door muziek wat gespeeld werd door de Goorse Heidebloem, de fanfare uit Goor. Het klinkt nu wat luchtig maar het was een behoorlijk indrukwekkend gebeuren met honderden bezoekers. Dagelijks vindt dit plaats, vandaag was de 30.422ste keer. In 1928 is het begonnen en sindsdien heeft men geen dag meer overgeslagen.
Zoals gezegd, Greg legde ook een krans. Zijn vriendin zou het ook filmen maar was dermate geëmotioneerd dat dat er niet van kwam. Na afloop zag ik ze staan en bood ze aan om mijn foto’s even naar ze te e-mailen. Greg, een kerel van 2 meter 5 lang met een baard als Sinterklaas maar dan alleen zwart, mijnwerker in een Bauxietmijn uit de omgeving van Perth, was duidelijk ontroerd. Hij omhelsde me bijna, bracht me naar een terras en haalde daarna een blad met bier. Vriend noemde hij me, het begin van een leuke avond. We hebben het over veel dingen gehad en het was al laat voor we het terras verlieten. Na drie zoenen en een hug scheidden onze wegen. Een mooie ontmoeting was het, net als de dag. Morgen verlaten we deze streek, we hadden wel langer willen blijven maar de rommelmarkt dwingt ons tot vertrek. Helaas. West-Vlaanderen heeft ons hart toch wel een beetje veroverd, het zal me niet verbazen wanneer we hier binnenkort nog eens neerstrijken.
Het water viel vanmorgen met bakken uit de lucht. We waren ons er van bewust, we moesten vandaag vertrekken. Dat was ons woensdag al meegedeeld, maar het weer moedigde ons niet bijster aan om het warme bed te verlaten om de boel in te pakken. Gelukkig wist Buienradar ons te vertellen dat het rond een uur of negen droog zou worden en inderdaad, het stopte met regenen en er brak zelfs een waterig zonnetje door. In de tussentijd hadden we al gegeten en konden dus direct aan de slag. Gelukkig was het, na een nacht vol buien, geen blubberzooi. De grond is hier zanderig dus het water vond gemakkelijk een weg naar beneden.
Rond half elf waren we klaar en konden we richting receptie om onze slagboompas in te leveren en om de 20 euro borg terug te krijgen. Er zat een andere dame dan bij onze aankomst en die begreep eigenlijk niet helemaal wat ik kwam doen. ‘Nee mevrouw, de rekening heb ik al betaald, ik wil alleen de borg van mijn pas terug ontvangen’. ‘ Maar onder welke naam staat u dan ingeschreven? Muis? Kan ik nergens terug vinden. Het moet toch ergens staan’. ‘Mevrouw, ik stond op plek nr. 31, ik heb al betaald en wil graag mijn borg terug! ‘ Het duurde even maar uiteindelijk kreeg ik toch de twintig euro terug die ik betaald had. Daarna naar de auto die we bij de slagboom hadden geparkeerd. Ongelukkig, dat moet gezegd worden.
Gevolg was dat er een file ontstaan was achter ons maar ook bleek het onmogelijk om de camping te betreden. Nou ja, jammer dan. Je moet er maar van uit gaan dat iedereen die gebruik maakt van een camping vakantie heeft en bij gevolg alle tijd heeft. Het gemopper wat ik al liplezend achter de autoruiten meende te ontwaren liet ik dus maar langs mijn schouders afglijden en glimlachend nam ik plaats achter het stuur. De ‘grootste rommelmarkt van Vlaanderen’, de reden waarvoor wij vandaag vertrokken, hebben we niet gezien. Waarschijnlijk zagen veel handelaren het ook niet zitten om de dag in de regen door te brengen. Gelijk hebben ze.
We volgden de aanwijzingen die we van een Vlaming kregen, één die geen last van stress had gekregen. Twee maal rechts, over de Lokerse weg, dan hadden we geen last van de drukte die volgens ons helemaal geen drukte was. En inderdaad, geen drukte. Via Hazebrouk (Marais des Lievres) en St. Omer richting de Baai van de Somme. We zitten nu bij Ste. Valery sur Somme, dat is één van die witte vlekken voor ons. Ondanks al onze bezoeken aan Frankrijk hebben we deze regio nog nooit bezocht. De eerste twee campings die we bezochten vielen af. Nr. 1 omdat het toch wel wat ver van de bewoonde wereld was en nr. 2 vanwege het Tokkie gehalte. Nr. 3 hebben we maar gekozen, een kastelencamping. Eindelijk een beetje ons niveau.
Ondanks de harde wind hadden we de boel vrij snel opgezet en na een rustige namiddag hebben we besloten om de pannen schoon te houden en te gaan eten in het restaurant hier. Dat moest wel want ze zijn vanaf morgen tot en met donderdag gesloten. Grote kans dat we dan alweer weg zijn. Straks maar een beetje op tijd onder de lappen. Gisteravond doet zich nog steeds voelen maar dat is niet erg, het was een erg gezellige avond.
Vol goede moed zwaaide ik de deur open vanmorgen, klaar voor een dag vol verrassingen. Wat ik zag was zeker een verrassing, het regende. Niet hard maar zo’n vervelende, stinkerige miezerregen. De druppels waren zo klein dat je ze niet op het dak hoorde vallen maar ze waren groot genoeg om je doorweekt te krijgen. Mistroostig zag het er uit en het zou de hele dag zo blijven.
Na ons ‘thuis’ wat vermaakt te hebben zijn we rond de middag toch maar even op pad gegaan. We zitten vlak bij St. Valéry sur Somme, naar verluidt een heel leuke plaats dus we waagden het er maar op. We konden de auto vrij eenvoudig kwijt, eigenlijk geen wonder met dit weer. Helaas voor ons hadden we voor het inpakken van de auto in Koedijk de hele kofferbak leeggehaald, inclusief de parapluies. Die staan op dit moment dus waarschijnlijk nog onder de kapstok. Capuchon opgezet en vol goede moed langs de boulevard een stukje gaan wandelen.
We kwamen op een bijzonder tijdstip aan, het was net dood tij. De Somme stroomde langzaam zeewaarts maar op een gegeven moment zagen we dat veranderen. In het midden ging de stroom opeens landinwaarts terwijl het aan de oevers nog richting zee ging. Dat veranderde snel, de zee won het en stuwde het water terug van waar het vandaan kwam. Het ging snel, we zagen het landschap veranderen, zandbanken verdwenen, boten gingen drijven en het water trok een schuimend spoor langs de boeien die de vaarroute markeerden. Jammer dat het weer en dus ook het zicht zo slecht was. Het waddengebied waaruit de riviermonding bestaat veranderde voor je ogen maar we konden er maar een klein gedeelte van zien.
De Somme heeft een aparte monding. Voordat het water de zee bereikt vertakt de rivier en gaat via allerlei kleine stromen richting zee. Er is een gebied gevormd wat vergelijkhaar is met de wadden met stroomopwaarts veel kwelders en schorren. Prachtig voor de natuur maar wanneer je de rivier voor transport wilt gebruiken is het wat minder handig. Daarom is er vanaf Abbeville een kanaal gegraven wat kunstmatig op peil gehouden wordt (voor en achteraan sluizen). Bij St. Valéry komt het kanaal uit in de baai die daar diep genoeg is. We hadden natuurlijk lekker kunnen gaan zitten om te kijken, je wordt dan even nat als wandelend, maar we zijn toch maar een stuk gaan wandelen. Het is het idee denk ik.
Een leuke stad St. Valéry, tenminste, wanneer je de regen even wegdacht. Mooie huizen uit de Belle Epoque, begin vorige eeuw. Tierelantijnen zonder truttigheid, rijke en uitbundige bouw. Ik houd er van. Daarna nog even naar de bovenstad gelopen, over de vestingwerken die er al waren toen Jeanne d’Arc hier nog rondliep. Volgens een ingehakte inscriptie liep ze in december 1420 onder de zelfde poort als waar ik vandaag onderdoor ging. Benieuwd of er ooit ook nog een gedenksteen komt die mijn heldhaftig bezoek (door de regen zonder plu) memoreert. Het zal wel niet, de echte helden van deze tijd worden vaak niet herkend.
Het duurde even voor we helemaal doorweekt waren maar toen het zover was hebben we een overdekt terras opgezocht voor een kop thee en een mooie crèpe au sucre. Dank zij een Belg die daar een witte wijn zat te drinken zijn we op het spoor gezet naar de Texti, een soort Wibra waar we voor zeven euro een opvouwbaar mobiel regendak konden aanschaffen en dat dan ook prompt gedaan hebben. Eigenlijk hadden we wel verwacht dat nadat we deze aankoop gedaan hadden de regen zou stoppen maar helaas, of moeten we, met de plu in de hand zeggen: gelukkig maar? Daarna zijn we naar Le Crotoy gereden, een plaatsje iets verderop. Een aardige plaats maar het miste de uitbundigheid van St. Valéry. En ook hier weer regen, veel regen. Van het half uur gekochte parkeertijd was nog veel over toen we weer de auto instapten…. Abbeville dan maar? Het ligt niet ver van hier en twintig minuten later kwamen we aan in het centrum.
Helaas, het was maandagmiddag, even niet aan gedacht. Vijfenzeventig procent van het winkelbestand was gesloten. In tegenstelling met Nederland doen ze dat hier nog, soms gaan de winkels dicht. Een rondje gedaan maar de voortdurend vallende miezer kreeg ons er langzamerhand toch onder. Na een bezoek aan een wel heel bijzondere kathedraal, waar het wel droog was, besloten om na de buitenkant van het lichaam de binnenzijde ook maar te gaan bevochtigen. We hebben nog een mooie Moldavische Chardonnay in de koelkast staan (€ 2,95 bij de Carrefour) die ongeduldig op ons staat te wachten. Vanavond maar Mexicaans gekookt om de dag toch nog met warmte te beëindigen. En dat lukte, bonenschotel met jalapeños en taco, een mooi zonnig besluit van een wat sombere dag.
Een rustige ochtend was het, het leek wel vakantie. Ik was redelijk op tijd wakker en kon me even verdiepen in ‘De levens van Jan Six’, een nieuwe uitgave van Geert Mak. Voor dat we weggingen kreeg ik het en voor de liefhebbers van het genre, het is een aanrader. Wat kan die man toch mooi schrijven. Wanneer je er open voor staat neemt hij je overal mee naar toe in de tijd, geweldig gewoon. Het was bijna jammer dat we moesten ontbijten vanmorgen maar ja, het gewone leven gaat ook gewoon door. Nou ja, ontbijt, het was bijna weer een brunch, elf uur toen we de bordjes opruimden.
Het weer was beter vanmorgen, althans het was droog. De bewolking was nog wel alom aanwezig maar het regende niet meer. Het plan voor vandaag was dat we een rit met een stoomtrein zouden maken. Het klinkt was oubollig maar dat is het in dit geval niet. De lijn loopt dwars door de wetlands van de monding van de Somme, op plekken waar je met de auto of de fiets niet kunt komen. We hadden er voor gekozen om vanuit Cayeux sur Mer te vertrekken, een kilometer of tien van hier. Daar waren we nog niet geweest. Rond een uur of twaalf die kant op want volgens de dienstregeling zou de trein daar om twee uur vertrekken en hadden we dus alle tijd om nog even rond te kijken.
Onderweg stond een uitzichtspunt vermeld: Le Hourdel, een dorpje met uitzicht op de hele baai. Dat was ook inderdaad zo, het was net eb en de baai was veranderd in een grote zandplaat met hier en daar een stroomgat waar het water westwaarts doorheen liep. Voor ons is het een vreemde gewaarwording, die grote getijdeverschillen. De boten in de haven lagen op het droge met kademuren van 8 meter hoog. Volop vogels; lepelaars, reigers, scholeksters, kluten, een variatie aan eenden en natuurlijk meeuwen in alle soorten en maten. We hebben een wandeling door het kweldergebied gemaakt maar het was wel zaak om op de beplanting te blijven lopen. De kale grond was nat en vet, voor je het wist gleed je weg en zat je onder de stinkende blubber.
Voorbij Point Hourdel hield de baai eigenlijk op, naar het zuiden toe lag een kiezelstrand. Nou ja, niet echt een strand maar een wal van stenen. Net als de duinen sterk aflopend richting zee en daarna afgevlakt in zee verdwijnend. Een paar honderd meter bij ons vandaan lag nog een overblijfsel van de Atlantikwall, een bunker die, door het water ondermijnd, gekanteld op het strand lag, de schietgaten in de richting van het strand gericht. We hebben even mijmerend aan het strand gezeten, genietend van de ruimte en je ondertussen bewust wordend van je nietigheid in deze grote leegte.
Helaas, de dienstregeling maakte dat we hier niet te lang konden blijven en dus gingen we richting Cayeux. Hier ook even aan het strand gekeken alvorens we naar het stationnetje gingen. Het was er rustig, erg rustig, eigenlijk te rustig. En dat klopte ook. Toen we de aan de deur gespijkerde dienstregeling goed bestudeerden merkten we de kleuren op die overeenkwamen met bepaalde periodes van het jaar. Dat had ik eerder niet opgemerkt. September was blauw gekleurd en dus moesten we het blauwe dienstrooster bekijken. Helaas, alleen in het weekeinde treinen uit Cayeux. Het was vandaag dinsdag dus dat vonden we wel erg lang wachten op een station waar zelfs de restauratie gesloten was. Het was iets voor half twee en we lazen dat er om half drie wel een rit uit St. Valéry richting Le Crotoy vertrok. Dat was dus nog wel te doen, op naar St. Valéry dus.
Daar aangekomen de auto geparkeerd, kaartjes bemachtigd en een bezoek gebracht aan het frietkot wat iets verderop staat. We waren al met al een half uur te vroeg dus dat kon nog wel. Helaas waren de frieten van een dermate kwaliteit dat we aan drie minuten wel genoeg gehad hadden. Vet, slap en nauwelijks heet. Wat is het toch knap dat mensen in staat zijn om zoiets simpels als een bak frites te verkloten. De overtreffende trap hiervan is theewater aan laten branden, dat zou helemaal een prestatie zijn. Maar zonder dollen, er zijn lieden die ik er toe in staat acht.
Toen maar een plek gezocht in de trein, die in tegenstelling tot in het afgelopen weekend, toen hij afgeladen vol was, nu nog wel de nodige plek bood. Iets later zette de trein zich, onder een nostalgisch puffen van de locomotief, in beweging. Eigenlijk toch een wonder. Voor de 10 wagons die stond een locomotief uit 1889, 127 jaar oud dus al. Ogenschijnlijk probleemloos werden de wagons door het landschap voortgetrokken. Oorspronkelijk deed deze locomotief dienst bij het Panamakanaal. De schepen die het kanaal passeerden werden in de sluizen voortgetrokken door locomotieven. Dit exemplaar is later via Puerto Rico in Frankrijk terechtgekomen. Voor de liefhebbers, het is de Cail 2-6-0.
Het was een gevarieerd landschap waar we doorheen trokken, aantrekkelijk door de variatie. Rietvelden, waterstromen, kwelders, net ontgonnen akkers met het plaatselijke schaap, de Estran, die leeft van de zoutminnende planten. Het vlees wordt dan ook, net als de Texelse aardappels verkocht met de slogan: Gezouten door het zilt van de zee. Verder talloze meertjes met hierin een voor ons onbekend soort eend: de Anas Plastificanos, een ondersoort van de Anas Platyrhynchos, de gewone wilde eend. Het is een eend, gemaakt van bruine kunststof, die met een touwtje aan het onderlichaam verankerd ligt aan de bodem. Met hele zwermen bevolkt hij de meertjes, slechts bewogen door de golfslag en de wind.
Ze zijn daar neergezet om de gewone wilde eend te lokken zodat de eigenaar van de plastic exemplaren de echte eenden voor hun potje kan schieten. Hoewel ik van eend houd, als voedsel dan, en ik begrijp dat je ze moeilijk levend kunt eten omdat de doperwten en gebakken aardappelen dan alle kanten opvliegen wanneer je ze een vork in de rug steekt, het blijft voor mij een vreemd idee. Bij de meertjes liggen bunkertjes waarin de jagers zich verstoppen om onze vrolijk snaterende gevederde vriendjes bij verrassing om te leggen. Nou ja, ik schreef al eerder, ieder volk heeft recht op zijn eigen eigenaardigheden, laten we het er dan maar op houden dat het een eigen aardigheid van de hier wonende Fransen is. Het enige waar ik aan twijfel is of de hier foeragerende eenden het ook als zodanig beschouwen.
Ondertussen trok het landschap aan ons voorbij en naderden we Novelles sur Mer met rasse schreden. Daar werd de locomotief losgekoppeld en met een draaischijf omgekeerd. Via een rangeerspoor reed hij naar het andere eind van de trein en zo werd de achterkant de voorkant. Waarom deze actie plaatsvond weet ik niet, bij het rangeren bleek toch dat de locomotief ook achteruit kon rijden en een stoomlocomotief is eigenlijk net een DAF met variomatic, ze kunnen achteruit net zo snel als vooruit. Waarschijnlijk was het om de draaischijven in ere te houden en ter lering ende vermaak van de passagiers. Na het aankoppelen vertrokken we in noordelijke richting, op weg naar Le Crotoy.
Dit gedeelte van de rit was wat minder interessant, het was een wat ingepolderd landschap waar we door heen gingen. Na een minuut of twintig arriveerden we in het eindpunt en herhaalde zich de wisseltruc met de locomotief maar niet voordat deze water geladen had. Bij iedere slag van de pistons verliest het apparaat natuurlijk vocht en zonder vocht geen aandrijving. Omdat er een koude plomp water toegevoegd wordt duurt het even voordat het geheel weer op stoom is dus we hadden even tijd voor een sanitaire stop en een ijsje. Om vier uur vertrokken we voor een reis in omgekeerde richting. Na de stop zijn we aan de andere kant gaan zitten dus het leek een andere reis. Na een reis van ruim drie uur kwamen we weer terug in Saint Valéry sur Mer, ons beginpunt.
Daarna zijn we nog even teruggereden naar Point Hordel , waar we al eerder waren, om het verschil van laag en hoog water te aanschouwen. Helaas was de vloed haar hoogtepunt alweer voorbij maar toch was het verschil nog duidelijk zichtbaar. Een aardige bijkomstigheid was een zeehond die met een binnenkomend vissersschuitje meezwom en zijn maag vulde met de overboord geworpen bijvangst. Helaas voor het dier is dat binnenkort, als gevolg van Brusselse regels, ook niet meer mogelijk.
De avond als vanouds, een mooie witte gevolgd door een Italiaans aandoende pasta. Daarna nog even een uurtje bloggen en wanneer ook dit verhaal weer ge-upload is nog even doorgaan waarmee ik de dag begonnen ben, ‘De levens van Jan Six’, ik heb er nu al zin in.
Wat een zaligheid. De bewolking was helemaal verdwenen en had plaats gemaakt voor een strakblauwe hemel. Het duurde even voor we er van konden genieten want een paar eeuwenoude eiken stonden precies tussen de caravan en de opkomende zon. De dauwdruppels bleven dus nog een tijdje aan van alles en nog wat hangen. Half elf raakten de eerste zonnestralen de hut en het voelde direct goed. Ja, zo moet het zijn.
Vandaag besloten om maar even de omgeving rond te gaan kijken. Het is in dit gebied een beetje net zoals in de bergen, er zijn niet zoveel wegen. Om dus ergens te komen moet je vaak hetzelfde pad betreden. We zijn eerst naar het noorden gereden. Rue was het doel, een kleine stad met een grootse geschiedenis. Nu ongeveer 15 kilometer landinwaarts gelegen maar in de middeleeuwen een bloeiende zeehaven. Rue heeft een opmerkelijke geschiedenis. Tijdens de eerste kruistocht waren er ook wat Tempeliers mee die tussen het Moren in de pan hakken door ook af en toe nog een vrij weekendje hadden. Ja, wat doe je in zo’n geval, net als wij, je zoekt de toeristische trekpleisters op in de omgeving waar je bent. Nu waren zij net in de buurt van Jeruzalem dus Golgotha leek ze wel wat. Golgotha, de schedelplaats. De plek waar Jezus gekruisigd is en zijn leven voor de mensheid gaf.
Afijn, ze liepen daar wat rond en in enen ziet een van die lieden wat uit de grond steken. Zij graven, laten ze nu 3 kruisbeelden vinden, niet te geloven. Ruim 1100 jaar na dato liggen daar zomaar drie kruisbeelden in de grond. Waarschijnlijk waren het de afgekeurde exemplaren van een relikwieenmaker, wie zal het zeggen. Dat niemand anders die dingen gebruikt of meegenomen heeft, voor een tuinhek of in de kachel, het is bijna niet te geloven. Nou ja, dat kan gebeuren, waarschijnlijk had niemand het nodig. De mannen namen de boel mee maar dat was toch niet zo eenvoudig. Het waren behoorlijke stukken hout. Ten einde raad hebben ze toen maar een roeiboot gekocht, de kruisbeelden er in gelegd en de boot een zetje gegeven. Met een goed gebed er bij zouden ze waarschijnlijk wel op een plek terecht komen waar ze op hun waarde geschat zouden worden en talloze wonderen zouden kunnen verrichten.
En jawel hoor, dat lukte. Het bootje was weliswaar onderweg vergaan en twee van de drie kruizen zijn waarschijnlijk elders aangespoeld maar er spoelde er toch mooi één bij Rue aan. Een wonder, driewerf hoera. Hoe ze nu wisten waar het kruis vandaan kwam vertelt het verhaal niet maar dat doet ook eigenlijk niet ter zake. Driewerf hoera schreef ik al want zo’n kruis was in de Middeleeuwen ontzettend goed voor de economie. Je bouwt er een kerk omheen en de pelgrims komen vanzelf en pelgrims moeten onderdak, eten en drinken, kortom die besteden geld. Nu ligt Rue al op de route naar Santiago dus de pelgrims kwamen er al maar nu bleven ze natuurlijk ook nog een tijdje. Rue bloeide op, het werd een welvarende stad.
Dit alles was de Franse koning natuurlijk ook niet ontgaan en ja, je zou wel ontzettend dom zijn wanneer je zo’n hemelse geste niet een beetje zou ondersteunen. Wanneer je later bij Petrus staat pleit zoiets natuurlijk altijd voor je. Stadsrechten werden verleend en men mocht drie keer per jaar een jaarmarkt houden. Het rijk worden was niet tegen te houden en daar heeft men tot op vandaag een prachtig stadje aan overgehouden met een Belfort wat zelfs op de werelderfgoedlijst van Unesco staat. Van het kruisbeeld is weinig meer over. Volgens zeggen rest er alleen nog een arm waarvan zelfs de duim verdwenen is. Waar de rest nu is vertelt het verhaal niet maar waarschijnlijk is het verwerkt in een tuinhek of in de kachel verdwenen.
Na Rue was Fort Mahon aan de beurt, een badplaats iets verderop. Een grote en levendige badplaats, althans we denken dat het zo is in het seizoen. Nu was het er erg rustig en waren alleen de winkeltjes en horeca gelegenheden in de nabijheid van de Boulevard geopend. Een gigantisch strand is de reden dat er hier zoveel toeristen komen. Schoon, wit en breed. En vandaag lekker warm. Het was rond de dertig graden en het zeewater rond de twintig. Helaas was het eb dus het zeewater hebben we niet gevoeld omdat het ons te ver lopen was.
Daarna via de vallei van de Cance weer terug richting de Somme waar we via Abbeville richting Ault gereden zijn. Iets voor de stad hield opeens het verkeer in. Alarmlichten werden ontstoken en de snelheid raakte er helemaal uit. Iets verder stond de oorzaak. Een witte Citroën C1 stond hier met een lekke band. Er achter stonden twee nerveuze, redelijke gevulde, dames van een jaar of tachtig, Culotte en Suzette, vol stress het verkeer af te remmen. We zagen het meteen: een lekke pijp. Even gestopt en gevraagd of we ze konden helpen. Ja, ze hadden geen krik, of ik die had. Eerst maar even een gevarendriehoek neergezet en het verplichte ‘Ik heb pech-hesje’ aangetrokken en dat was maar goed ook. Iets later raasde het verkeer weer langs ons heen of er niets aan de hand was. Toen ik de auto op de krik had het reservewiel opgezocht en ziedaar, daar lag de krik ook met een passende dopsleutel dus niets kon het reparatiefeest nog in de war sturen. Zes minuten later zat het wiel er onder, hadden we alle resterende zooi achter in de bak gesodemieterd ( le garage s’occupera de cettes choses’ zei ik nog, ‘dat ruimt de garagist wel op’). Na tien minuten reden de dames luid toeterend en blij kijkend weg. Helemaal gelukkig. Ondertussen hadden ze bij Jantiene nog vijf euro in de zak weten te proppen voor, zoals ze met handgebaren lieten blijken, een borreltje.
Wij konden dus ook weer verder. Nog even bezig om de zwarte vegen van onze handen af te halen en zie, waar vochtig toiletpapier niet allemaal goed voor is. Wederom op weg naar Ault dus. Hier houdt de Somme vallei op en beginnen de krijtrotsen weer. Als uit het niets rijzen ze op uit het grintstrand. Een machtig gezicht. Een witte muur die weerstand probeert te bieden aan het voortdurend beukende water. Het staat nu al vast, uiteindelijk zal de witte muur gaan verliezen maar tot die tijd kunnen we er gelukkig nog van genieten. Na een terrasbezoek waar we ons zojuist verdiende geld weer uitgegeven hebben begon het zo langzamerhand weer tijd te worden om richting huis te gaan. Eerst nog even een boodschap en koken. Daarna alvast voorzichtig het één en ander inpakken want morgen gaan we deze streek verlaten. We hebben het hoofse leven op deze kasteelcamping wel even gezien en verlangen naar het ons vertrouwde plattelandsleven. Op naar Normandië dus maar.
‘Wat? Gaat u al? Nu al? Wat jammer. Was wel alles naar de zin? Maar we kunnen u binnenkort toch nog wel een keer terug verwachten?’ Het leek of we de beste vrienden geworden waren met receptioniste van de kastelencamping. Of ze dit afscheid niet meer te boven zou komen. Maar om eerlijk te zijn, vanavond is ze me waarschijnlijk al weer vergeten, sterker nog, waarschijnlijk al voordat de deur weer in het slot valt. Vanmorgen kon ze niet eens mijn naam uitspreken: ‘Monsieur Mou-ies?’ klonk het. Ik twijfelde even of ze het tegen mij had maar toen ik het lage eindbedrag op de rekening zag wist ik het zeker, dit was mijn rekening, geen twijfel mogelijk. Met een vrolijk gezicht betaald en na een vriendelijk ‘à la prochaine’ (tot de volgende keer) verlieten we de receptie.
Op weg naar Normandië dus, ik schreef het gisteren al. Richting Le Havre. Honderdzeventig kilometer voor de wielen tot Le Havre, dan de brug over en Normandië in. Tweehonderdvijftig schatten we, is te doen met het rustige tempo wat we over het algemeen rijden. Onderweg in Ivetot nog even een mooi volkoren brood weten te scoren bij een plaatselijke bakker. Zuinig als we zijn vermijden we natuurlijk de tolwegen maar dan moet je wel af en toe je route bepalen. Toen we iets verder op de kaart keken bleek dat we vrij dicht bij de Pont de Brotonne waren. Hier konden we mooi gratis de Seine passeren en Normandië binnenvallen. Het was nog maar 12 kilometer dus vooruit met de geit.
Iets verder kwamen we een prachtige plek tegen om te picknicken en dat hebben we dan ook gedaan. Het pas gekochte brood verdween helemaal naar binnen en na het eten namen we direct de gelegenheid te baat om een camping te zoeken. Richting Pont l’Eveque moesten we. Ingevoerd in de navigatie en karren maar. Nu is er het met Pont l’Eveque hetzelfde aan de hand als met Škocjan in Slovenië, er zijn er meer van. De afstand die Tom aangaf was ongeveer de afstand die ik ingeschat had dus ik drukte vrolijk de knop ‘rijden maar’ in en Heleen stuurde ons ogenschijnlijk de goede kant op. Toen ik echter de brug bij Tancarville in het oog kreeg begon de twijfel toe te slaan maar wanneer je eenmaal op de oprit staat kan je geen kant meer op. Betalen en er over was het credo. Dat hebben we dus maar gedaan. Voor de tweede keer passeerden we de Seine.
Eenmaal aan de andere kant raakte Heleen helemaal in de war door de werkzaamheden die er plaats vonden dus we hebben haar maar even het zwijgen opgelegd. Wederom een rustige plek opgezocht en nu maar het kaartenboek ter hand genomen. Het leek verstandig om richting Honfleur te rijden, precies aan de andere kant van Pont de Normandie. Dat kon er ook nog wel bij, voor de derde keer de Seine over en in plaats van helemaal geen tol te betalen zaten we nu met twee keer tol. Nou ja, goede raad was in dit geval echt duur en we hebben ons verlies maar genomen. Het begon verdacht veel op het lied ‘Heen en weer’ van drs. Heinz Polzer te lijken: ‘Je wilt naar de overkant, maar ben je daar dan eenmaal aangeland dan is de overkant weer hier’. Drie keer de Seine gepasseerd, dat red je zelfs tijdens een stedentrip naar Parijs bijna niet. Richting Honfleur dus. Vandaar de snelweg richting Caen en vervolgens naar Bernières sur Mer. Daar staan we nu, op camping Le Havre de Bernières. Op dit moment voelt het al beter dan bij het kasteel maar het moet gezegd worden: aan de receptioniste lag het zeker niet.
Vanavond even naar het strand gelopen. Juno Beach ligt hier. De zee stonk maar gelukkig mag je hier toch niet zwemmen. Anders moet je na die tijd nog weer douchen en heeft het zwemmen helemaal geen zin. We houden het dus maar bij douchen. Daarna het campingrestaurant even bezocht en een geweldig grote entrecote naar binnen gewerkt. Ik wist niet dat er zulke grote koeien bestonden. En dat voor elf euro. De bijgeleverde frites werden door de dame niet berekend omdat we daar bijna niets van gegeten hadden, het was te veel. Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt. De wonderen zijn echt de wereld nog niet uit hoewel ik moet toegeven dat ik daar gisteren nog anders over dacht.
Courseulles sur Mer was het doel vandaag, een buurdorp van Bernières waar we nu verblijven. Niet ver, een kilometer of vier. De wekelijkse markt was daar vandaag dus we moesten er helemaal een beetje vroeg uit. Om half tien zaten we al op het stalen ros. Een behoorlijk stadje is het met een behoorlijke markt. Je kon merken dat het echt een regiogebeuren was, ruim twee keer de Alkmaarse zaterdagmarkt groot en bijzonder gevarieerd. Lekker even gelopen, geneusd, geproefd en gekeken en natuurlijk niets gekocht. Het credo: ‘kijken, kijken, niet kopen’ is op ons ook vaak toepasselijk. Daarna lekker op een terras neergestreken. Terwijl we gekoesterd werden door de zon zagen we de hele wereld aan ons voorbij trekken, heerlijk gewoon.
Zoals gezegd, dit stadje was groter dan waar we nu verblijven. We hebben er een rondje gemaakt en kwamen bij de haven uit. Daar was tot onze verrassing nog een hele vismarkt. Iedere visser had zijn eigen visbank. Achter hen in het haventje lagen de schepen waarmee ze de vis gevangen hadden. Ze lagen op de modderige bodem, het tij was laag. Ondertussen waren de bemanningen op de kant bezig met ontschubben, fileren en portioneren van de vangst, hongerig gade geslagen door tientallen meeuwen. Hier zie je toch heel andere dingen dan bij ons. Kreeften, haaien, dorades, petrusvissen en noem maar op. Anders dan thuis is ook dat de mosselen hier per liter verkocht worden en niet per gewicht. Nou ja, zo tellen de lege schelpen dubbel mee moet je maar denken.
Iets verder kwamen we bij het strand uit. Zoals ik eerder al schreef, we zitten bij Juno Beach, één van de invasiestranden van D-Day. Dit was de Canadese sectie. Hoewel het er nu als een vredig strand uitziet was dat 70 jaar geleden wel andere koek. Je kunt vanuit de duinen iedereen op de brede stranden zien aankomen en met een handvol verdedigers kan je een hoop schade veroorzaken. Dat bleek ook, 78% van de mannen van de eerste golf haalde dag twee niet. Je moet er niet aan denken dat je in zo’n landingsvaartuig zit en dan door de branding het strand wordt opgejaagd. Nu staat daar een gigantisch Lotharings kruis, het symbool van het Franse verzet. Dit is namelijk ook de plek waar De Gaulle na vier jaar ballingschap weer voet op Franse bodem zetten. Het duurde trouwens nog wel even voor hij er was, op 18 juni kwam hij aan, bijna twee weken na de invasie, over echt haast hebben om terug te gaan kan je het dus bijna niet hebben. De hele kust lijkt trouwens wel een museum, herdenkingsplaatsen in overvloed. Er zijn alleen al meer dan 30 musea die jaarlijks rond de 30 miljoen bezoekers trekken. Het leeft dus nog wel.
Op het strand was er bijna geen mens te zien maar één sprong wel bijzonder in het oog. Koptelefoon op en met een metaaldetector in de hand liep hij langs de vloedlijn naar het onbekende te zoeken. Klaarblijkelijk had hij beet want hij zakte door de knieën en begon te graven. Ik zei tegen Jantiene: ‘het hoeft natuurlijk niets te zijn, van een verloren dubbeltje gaat hij ook piepen’. Daar werd door de zoeker op gereageerd. Het was een jongen uit Rotterdam wiens hele vakantie in het teken van WO II stond. Alle stranden was hij al af geweest, behalve Utah beach. Toen ik hem vroeg of hij al wat gevonden had reageerde hij een beetje vaag, ik denk het dus niet. Ik zei hem dat hij bij Ieper waarschijnlijk meer kans had om wat te vinden maar dat was voor hem de verkeerde oorlog. Daarna begon hij een hele uiteenzetting te geven over D-Day en uit zijn woorden kon ik direct opmaken dat hij de film ‘The Longest Day’, net als ik, al meerdere keren gezien had. Het verhaal kreeg een voorspelbaarheid van 100% en dat was wel grappig want ik kon het voor hem af maken. Uit het gat kwam overigens niets, een valse melding. Waarschijnlijk een mossel met een hoog Hb-gehalte.
Wat hier ook in overvloed is zijn de nieuwe nomaden. Parkeerplaatsen staan hier vol met wit plastic; de camper is in opmars. Een soort van hedendaagse zigeuners. Het is een wonderlijk fenomeen. In zo’n wit hok op wielen ben je overal welkom en kan je bijna overal gaan staan waar je wilt maar in een tentje lijkt dat wel niet het geval. Er worden helemaal speciale plaatsen voor ingericht waar je het toilet kunt legen, water kunt tanken en stroom kunt tappen. Gek, met een auto van een ton of meer kan je overal (bijna) gratis staan en in een tentje mag dat niet en ben je gedwongen toch minimaal 15 euro kwijt. Iedereen is gelijk maar het lijkt wel of de één even gelijker is dan de ander. Het ‘égalité’ in de Franse wapenspreuk boet in mijn ogen toch wel iets aan kracht in.
Helaas waren we wat onvoorbereid op pad gegaan. Geen kaart mee genomen. Op de bonnefooi dus maar even wat rond gefietst maar met een scheef oog hielden we toch wel de hoge kerktoren van Bernières in de gaten. Rond een uur of twee waren we daar weer terug, mooie tijd om te lunchen. Terrasje gezocht en om de kaart gevraagd. Helaas, eten, nee dat kon niet meer. Het was al drie over twee en de keuken was tot twee uur open. Een nagerecht dat kon nog wel. Het werd dus een crèpe au sucre. Helaas waren ze gebakken in gezouten boter, niet echt een gelukkige combinatie met het zoet van de minimaal aanwezige suiker. De vers geperste jus d’orange die ik besteld had (‘natuurlijk hebben we dat’) kwam uit groene flesjes. Ooit was het waarschijnlijk wel vers geperst maar, lastig als ik ben, kon het niet als zodanig beschouwen. Al met al een sobere lunch dus.
Het is toch vreemd dat in Frankrijk, het land wat zichzelf als de bakermat van de restauratieve cuisine beschouwd er bijna geen maaltijd geserveerd kan worden zonder dat er iets aan mankeert. Je krijgt het verkeerde, er wordt iets vergeten, de één zit al aan het toetje terwijl de ander moet nog beginnen of je krijgt niets, dat hebben we ook al eens meegemaakt. Soms krijg je wel een maaltijd maar dan krijg je de rekening weer niet. Dat geval, ooit bij Buffalo Grill met de hele familie, vonden we trouwens minder erg. Na drie keer vragen hield het voor ons op en zijn we vertrokken.
Vanmiddag in alle rust op de camping doorgebracht, in het zonnetje met een boek in de hand, en met zonsondergang nog even naar het strand, hier 300 meter vandaan. De zon ging onder zoals wij de dag doorgebracht hadden: in alle rust.