Het zijn barre tijden…. Code Geel is voor vandaag door het KNMI aangekondigd voor het hele land. Nou ja, bijna het hele land, Zeeland en de beide Hollanden uitgezonderd. Regen, bliksem, hagelstenen als hunebedden, niets ontziende en alles vernietigende windvlagen, ja alles kan je verwachten met code geel. Het is nog net geen code rood want dat betekent bijna een zekere dood, maar toch. Het is niet iets om lichtvaardig mee om te gaan, code geel, Holland, pas op uw zaakje zou ik bijna zeggen.
Verder is de benzine op de bon in Frankrijk. Overal tekorten. Mensen slaan elkaar de hersens bijna in voor een jerrycannetje Arabisch sap. De Arabieren liggen niet dwars dit keer, de oorzaak zit in het Elyssee. Er is door de Franse president een wet doorgevoerd die regelt dat bedrijven, buiten de vakbond om, hun eigen arbeidsvoorwaarden kunnen afspreken met de werknemers. Dat zint de vakbonden natuurlijk niet niet. En wat doen boze Franse vakbondsleden wanneer hun iets niet zint? Die gooien de boel plat. Niet van die slappe poldermodelacties, nee, echte acties. Protesteren en blokkeren. Een beproefd middel. Alle benzinedistributiecentra zijn platgelegd met als gevolg dat de benzinepompen in Frankrijk niet meer stromen maar slechts druppelen als ware het mannen met prostaatproblemen.
Waarom ik dit vertel? Vandaag is onze vakantie begonnen. De planning is richting mooi weer, iets wat op dit moment bijna alleen op het Iberisch schiereiland voor schijnt te komen. Ja, en natuurlijk in Italië maar met Italianen heb ik niet zo veel. Wanneer je dat laatste in ogenschouw neemt blijft er dus weinig keus over, richting Madrid dus. Nu is het vervelende dat Spanje voor ons in zuidelijke richting ligt. Er ligt dus een groot gedeelte van Nederland tussen waar code geel van kracht is en een behoorlijk stuk Frankrijk waar nauwelijks benzine te krijgen is tussen onze woonplaats en ons reisdoel.
Een uitdaging wordt het dit jaar dus en daar houden we van. Uitdagingen leiden tot avontuur en heldendaden en dat levert weer mooie verhalen op. Op naar Spanje dus. Gisteren de auto gepakt, een paar jerrycans benzine volgetankt en in de disselbak gezet en de boel aangekoppeld. Wel even gecontroleerd of de boel vast zat want wanneer dat niet het geval is heb je wel erg veel avontuur en het kan te gek ook natuurlijk. Gisteravond met de kinderen gegeten met toch wel licht in het achterhoofd dat het wel eens het laatste avondmaal zou kunnen zijn. Maar, een Muis laat zich niet kennen en vanmorgen zijn we in de auto gestapt en richting zuiden gereden.
Nog even een koppie gehaald bij mijn broer en toen richting Breda. Bij Vianen de natuurlijke grens met Zuid Nederland overgestoken en toch wel met een beetje bezorgde blik af en toe naar de hemel gekeken. Maar, alle voorspellingen ten spijt, geen druppel. De windkracht was ongeveer min nul Beaufort dus dat stelde ook weinig voor. Eén hindernis genomen. Na België kwam, zoals we al verwacht hadden, Frankrijk. Enkele kilometers voor de grens de tank nog maar even tot aan de nok volgegooid en onder het prevelen van een schietgebedje de grens overgestoken. Er was weinig te zien, er reden volop auto’s, zij het wat langzaam voor Franse begrippen. Onderweg kwamen we verschillende gesloten benzinestations tegen maar het had er alle schijn van dat de sluiting eerder met de zondagsrust te maken had dan met brandstofgebrek. Via Lille zijn we naar Arras gereden en vervolgens afgebogen naar Amiens en Rouen.
Onderweg getankt bij de Intermarché. Geen punt. Je mocht alleen niet meer dan voor 28 euro tanken. Voor 28 euro krijg je namelijk precies 20 liter. De prefect van Seine Maritime, het departement waar we op dat moment waren, vond dat namelijk wel een mooi quotum. Hij dacht bij zichzelf: ‘wanneer iedereen nu maar 20 liter tankt raakt de benzine niet op’, maar ik denk dat hij even vergat dat er zeven kilometer verderop weer in Intermarché is. Al met al weinig problemen ondervonden dus. Jammer voor de lezer, prettig voor ons. We zitten nu alleen nog met die twee jerrycans benzine. Geen idee waar we die moeten dumpen.
Op dit moment zitten we in de buurt van de vallei van de Somme. Blagny sur Bresle is de plaats om precies te zijn. Op camping Aux Cygnes d’Opale, Camping de Opalen Zwanen dus eigenlijk. Klinkt romantischer dan dat het is. Gelegen aan een paar meertjes en het riviertje de Bresle. Het enige romantische aan deze plek is het zachte tikken van de regen op het dak van de caravan wat allengs luider wordt. Waarschijnlijk is dit de Code Geel met vertraging. Wanneer er morgen geen blog verschijnt was het inderdaad zo. Voor het geval dat: ‘Het was fijn jullie gekend te hebben’ en wanneer het niet het geval is; ‘Tot morgen'.
Met reizen doe je ervaringen op. Dingen die je niet gewoon bent te zien vallen je op en die sla je op in de grijze massa en je neemt ze de rest van je leven mee. Zo gaat dat bij mij althans. Ik was pakweg een jaar of twintig toen ik voor het eerst met de motor door Frankrijk reisde. Bijna veertig jaar geleden alweer. In mijn achterhoofd heb ik de indrukken van toen nog. Vandaag was ik onbewust een beetje aan het vergelijken. Het viel me op dat er toch wel veel veranderd is.
Toen ik voor het eerst reisde, zonder TomTom uiteraard, werd de weg aangewezen door de betegelde wegwijzers van Michelin, de bandenfabrikant. Die sponsorde de palen en borden die de Autoclub de France neerzette. Betonnen borden waren het, de tekst stond op tegels en je zag ze overal. Nauwelijks kom je ze nog tegen. Toen ik er vandaag een paar zag werd ik er me eigenlijk van bewust. Ze hoorden gewoon bij het reizen in Frankrijk.
Hetzelfde gold voor de reclames die je overal op gevels zag staan. Saint Raphael, Byrrh en Bonnet waren wel de meest voorkomende. Op leegstaande en vervallen panden zie je nog wel eens een flard van een tekst of een stuk gekleurde gevel. Ook voor de kruizen die aan de weg staan bij verlaten kruispunten en de wegwijzers in gietijzer gaat dit ook op. Bijna verdwenen, waarschijnlijk verhuisd als souvenir naar een tuin in een vinexwijk of als decoratie in de voetbalkantine. De reiziger moet het maar zonder aanwijzingen en Hemelse hulp redden.
Sommige dingen mis je pas wanneer ze er niet meer zijn en dat is gek. Waar zie je bij ons bijvoorbeeld nog een hooiklamp, een erwtenruiter of een emaille reclamebord van Exota of 3Es? Niet echt dingen die het leven waardevoller maken maar wel zaken die een gebied een eigen karakter kunnen geven. Een vorm van melancholie van mijn kant zal het wel zijn. Om Bordewijk maar eens te citeren; Van oude mensen en dingen die voorbij gaan. En zo is het, een mijmering, tot ik zelf ook voorbij ben.
Wat nog niet voorbij is, is onze reis. Sterker nog, nauwelijks begonnen en toch al weer een hoop meegemaakt. De regen die ons zachtjes in slaap hielp gisteravond had gelukkig geen langdurig karakter. Gelukkig kan ik dus iedereen weer verwelkomen op de site en moet ik alle mensen die al bloemen besteld hadden teleur stellen. Nou ja, volgende keer beter. Vanmorgen was het droog maar het dreigde wel behoorlijk. Al op tijd waren we klaar om te vertrekken en gelukkig hadden we alles droog in weten te pakken. Nauwelijks waren we onder weg of het begon te regenen. Buitjes waren het, niet lang maar lang genoeg om nat te worden. Toen we verder zuidelijk kwamen zagen we dat hier wel een code geel gegolden had. Overstroomde wegen en akkers onder water. Heleen (mijn stem in de TomTom) stuurde ons op een gegeven moment een weggetje in. Smal en zonder mogelijkheden om te keren.
Kwamen we een bord tegen: route inondée, weg overstroomd. En inderdaad, over een lengte van een meter of veertig stond de weg onder water en we konden niet zien hoe diep het was. Nog wel even getwijfeld maar uiteindelijk toch maar gegaan. Broekspijpen omhoog, hengel uit het raam en rijden maar. De wielen stonden tot halverwege in het water maar we haalden het. Prachtig mooi, de caravan maakte helemaal hekgolven die de koeien, die iets verderop stonden, uit elkaar joegen. Voor de sceptici: het is gefilmd. Helaas kan ik het nog niet op de blog plaatsen omdat het Internet hier nog op turf gaat maar zodra het lukt laat ik het jullie weten.
Een mooie rit gemaakt maar om een uur of vijf hielden we het wel voor gezien. Aan Heleen gevraagd of er nog een camping in de buurt was en warempel, op nog geen 3 kilometer was er één. Het was even zoeken want het lag wat verscholen. Toen we gingen kijken vonden we echter het Tokkiegehalte zo hoog dat we er maar van af gezien hebben. Laaghangende bewolking van de natte barbecues, mensen die met hogedrukspuiten de boel aan het schoonspuiten waren, geen sanitairgebouwen. We snapten er niets van. Waarschijnlijk een camping voor dagrecreatie, niet onze vorm van recreatie. Gelukkig was er nog een alternatief, de Camping Municipal van Airvault.
Lag iets buiten het dorp aan een smal weggetje maar gelukkig, daar werd aan gewerkt. Gemeentepersoneel met harken en bezems, walsen en vrachtwagens met grint en asfalt. Iedereen was volop bezig om de weg aan de Europese normen te laten voldoen. Buitengewoon vriendelijke mannen. De ploegbaas floot even op zijn vingers en iedereen maakte direct ruimte voor het buitenlandse schip met geld dat er aan kwam. Vriendelijk groetend gingen we op weg naar de camping. Dat viel even tegen… een slagboom versperde ons de weg naar een prachtig terrein waar niemand stond. Gelukkig bracht een pamflet bij de entree uitkomst. We hoefden alleen maar even naar de Mairie (het gemeentehuis) te bellen, dan zou de opzichter op zijn fiets springen en de poort voor ons open doen. Wel bellen tussen negen en vijf en van twaalf tot twee wordt er geluncht. Oh ja, op zon en feestdagen gesloten.
Pech, het was tien over vijf en de accuratesse van de Franse ambtenaar kennende is er geen haar op zijn hoofd die er aan denkt om iets buiten het boekje om te doen. Vijf uur is dus vijf uur en niet tien over vijf. Vergeet het maar, deze camping komen we niet op. Nog maar een keer aan Heleen gevraagd en twee kilometer verderop ligt nog een camping. Gelukkig was er voor de ingang nog een parkeerterrein dus ik kon de combinatie vrij eenvoudig keren maar moest toen wel weer de weg terug. De vrachtwagen stond weer midden op de weg, de wals was weer volop aan het werk en de mannen veegden dat het heen lieve lust was. Toen ze me aanzagen komen begrepen ze het al… lachend gingen ze aan de kant.
Wij naar de camping die Heleen aangewezen had. Camping de Courte Vallée, een soort Britse enclave in het midden van Frankrijk. Zelfs de eigenaren zijn Brits. Het lijkt verdorie Little Britain wel. Gelukkig vallen we niet direct op omdat we ook een gele kentekenplaat hebben. Alle gekheid op een stokje, uiterst beleefd en voorkomend publiek. Niet echt een geweldige camping maar je kunt het ook een stuk slechter treffen. Vanavond klaarde het zowaar nog weer op en hebben we nog even een wandelingetje gemaakt. Morgen richting Saint Jean de Luz of Biarritz. Het schijnt daar overigens wel slecht weer te zijn Als dat inderdaad zo is gaan we direct de grens over, de zon tegemoet.
Het lied ‘A rainy night in Georgia’ had wel op zijn plaats geweest, ware het niet dat we vannacht niet inGeorgia waren maar op de camping in Airvault. Het geluid van vallend regenwater op een aluminium caravandak was gedurende de hele nacht te horen geweest en af en toe was het zo luid dat het onze slaap verstoorde. Nou ja, even dieper onder het dekbed en je hoort het niet meer en wat je niet hoort is er niet, toch? Tot het moment dat we ons ontwaken gepland hadden. Zeven uur. Waterkoker aan en voorzichtig de rolluiken omhoog om eens te kijken waar we vandaag mee te maken zouden krijgen. Op het eerste gezicht viel het wel mee maar toen we wat beter keken zagen we toch dat er een klap water naar beneden gekomen was.
Eerst maar eens gegeten. Tijdens het ontbijt kwamen er verschillende typisch Britse medekampeerders langs, onderweg naar de bakker of het sanitair. Lange pyama aan, sokken in de pantoffels en de plu op. Hij had erg veel weg van de kolonel van Fawlty Towers. En de dame die we gister ladderzat, maar nog wel Brits beschaafd en voorkomend, gezien hadden terwijl ze zich op het terras bij de receptie volgoot met een mooie rosé. Toen de fles leeg was probeerde ze haar tent terug te vinden wat niet mee viel. Meerdere malen werd ze genadeloos onderuit gehaald door de scheerlijnen die haar de weg versperden en toen tijdens een val ook haar hond nog ontsnapte was het drama helemaal compleet. Ik denk dat ze vanmorgen haar hond moest legen want die was ook mee. Regenjas aan, pet op en met rode laarsjes aan de voeten. Wat een karikatuur, heerlijk. We waren net te laat om een foto te schieten maar dat hebben we later gedaan. Het was inmiddels droog geworden, de Goden zij geprezen, en ik stond op mijn klompen de boel in te pakken. Ik had haar helemaal niet in de gaten.
Opeens hoorde ik een stem die verdacht veel op die van Hyacinth Bucket leek van Keeping up appearences. Zij, die zichzelf geen bucket (emmer) noemt maar Bouquet, omdat dat net iets deftiger klinkt. ‘Oh, my goodness, you’re wearing cloags, how very nice indeed’ klonk het achter me. En daar heb ik ze natuurlijk voor mee. Op de camping heb ik ze altijd aan en het heeft al tot een hoop contacten geleid. Nu werkte het dus ook weer. Direct een gesprek. Ik vertelde dat ik ze thuis ook altijd draag en dat het toch een beetje een thuisgevoel geeft. Dat begreep ze, dat had zij met het weer van hier. Homesickness destroying weather noemde ze het.
Ze kwam uit het zuiden van Schotland en daar werden ook nog wel klompen gedragen vertelde ze. Maar dan hoofdzakelijk in meelmaalderijen omdat het hout op beton geen vonken kon veroorzaken. Geen kans op stofexplosies dus. Klonk wel aannemelijk. Verder had zij ze zelf ook wel eens geprobeerd, tijdens een vakantie in Finkiefean maar ze vond het niks. Vinkeveen zelf vond ze overigens wel leuk. En ja, haar zwager had ook een Dacia, echt ‘value for money’ en ik was het met haar eens want dat vind ik ook. Ze had nog veel meer te vertellen maar gelukkig begon de hond wat aan de lijn te rukken en namen we afscheid.
Het ging als een trein en voor we er erg in hadden zaten we weer in de auto om richting zon te gaan en zowaar, in het zuiden begon de bewolking al een beetje te breken. We hadden het idee dat Heleen een beetje in de war was vanmorgen want het schoot voor geen meter op naar ons idee. Wel een mooie rit overigens. En een vrouw met een hondenkar die gras loopt te verzamelen in de berm zie je niet langs de snelweg. Richting Niort en daar maar even een stuk snelweg gepakt richting Saintes om er vervolgens weer van af te gaan. Hier beginnen ze weer, de lineaalwegen. Wegen die ontworpen zijn met een lineaal, die absoluut geen rekening houden met geografische omstandigheden.
Kaarsrechte wegen, aangelegd langs de lijnen die van kerktoren naar kerktoren lopen, beplant met platanen aan weerszijden. Dank zij hun schaduw konden de marcherende legers van Napoleon meer kilometers maken omdat ze niet gehinderd werden door de zon. Tegenwoordig kom je af en toe een bocht tegen, een onderdeel van de rocade (ringweg), omdat de bewoners van de dorpen niet echt gecharmeerd zijn van het vrachtverkeer en de toeristen die 24 uur per dag langs hun huizen razen. Nee, dan was dat vroeger anders, af en toe een Armeetje, dat was het. Daar kwamen de mensen voor naar buiten, reuring in het dorp, juichen langs de kant en de vlag kan uit. Wanneer ze voorbij waren even napraten bij René in de auberge, vlag weer naar binnen, de paardenpoep opruimen en het was weer een jaar rustig. Maar je had wel weer iets om over te praten. Dat waren nog eens tijden.
De vreugde die de wegen toen brachten brengen ze mij nog steeds. Ik ben er wel blij mee, het zijn goedkope opschieters. Tot vlak boven Bordeaux hebben we ze gevolgd en hebben toen onze weg vervolgd op de snelweg. Rond de grote steden zijn ze namelijk gratis, dat weet iedere zuinige Nederlander. Het was gierend druk, net een uur of drie, de spits begon. Richting Bayonne en een kilometer of twintig verderop de snelweg weer verlaten. We komen in Les Landes de Cascogne. Een gigantische boomkwekerij, honderden vierkante kilometers groot. Ook hier weer kaarsrechte wegen en links en rechts er van niets dan rechte stammen van sparrenbomen. Nou ja, recht. Ja, de stammen zijn recht maar de bomen staan wel iets uit het lood vanwege de altijd waaiende zuidwesten wind. Af en toe wordt het bos onderbroken door akkers met mais, kilometers groot. De Wieringermeer maar dan in de vierde macht. Akkers waarvan je het einde nauwelijks kunt ontwaren.
Mais is een makkelijke teelt, een soort van Fuchsia. Zuster Clivia had het er ook al over, een beetje mest, een beetje zon en het is feest op je balkon. Zo gaat het ook met mais maar daar moet ook nog een beetje water bij. Daar staan beregeningsinstallaties voor. Een soort rijdende douches die aan elkaar gekoppeld zijn. Eén element is ongeveer 25 meter lang en de grootste die we gezien hebben bestond uit 16 elementen: 400 meter breed dus. Ze zijn automotief, rijden dus zelf over het land. Indrukwekkend. (Overigens voor de kritische lezers, en die worden al talrijker, automotief is een woord wat nog niet voorkomt in de Dikke van Dale. Volgend jaar wordt het waarschijnlijk, als gevolg van het verschijnen in deze blog, opgenomen. Het is een combinatie van automobiel en locomotief, een soort zelfrijdende stoomtrein maar dan anders).
Om een uur of half vier hadden we het rijden wel bekeken en net op dat moment zagen we een bordje staan: Camping. Wij er op af. Twaalf kilometer verderop dus dat viel wel mee. Camping La Cyprea in Lugos. Het leek al aardig bevolkt maar schijn bedroog. Dat waren de seizoensgasten en de camping opende officieel pas op 15 juni. Wanneer je je bedenkt dat het nu 31 mei is begrijp je het al. De camping was nog dicht. Maar dat was voor de beheerder geen beletsel. Wanneer wij genoegen namen met het feit dat er geen warm water was wilde hij wel met een gereduceerd tarief genoegen nemen. Aldus kwamen we tot zaken. Acht euro was ik kwijt, twee hectare voor ons zelf inclusief stroom .Zo ruim en goedkoop hebben we nog nooit gestaan. Het is trouwens niet de eerste keer dat we alleen op een camping staan, dat hebben we al eerder meegemaakt. In Bosnië stonde we toen met zijn drieën, Anne en wij. Maar dat we met zijn tweeën staan hebben we nog niet eerder meegemaakt.
Vanavond even naar Biscarosse gereden, dé place to be hier. Inderdaad een leuke plaats, vooral Biscarosse aan zee maar wel uitgestorven. Alles was dicht. Nu was wel iedereen druk bezig om de terrassen en restaurants weer in te richten dus ik denk dat op 1 juni, morgen dus, het seizoen weer begint maar daar hadden we nu niets aan. We wilden even uit eten gaan maar het werd een broodje omelet. Overigens wel een mooie omgeving bij Biscarosse, niets aangelegd, mooie duinen, meren, strand, alles is er. Jammer genoeg waaide het er verschrikkelijk hard dus zijn we half gezandstraald, Het bezoek was dus van korte duur. Maar ja, wij staan in Lugos, dat is andere koek, zo tussen de bomen. Maar wel een goedkope koek.
We waren snel vanmorgen. Douchen konden we niet, het brood was oud en de hut was koud. Terwijl ik de droge korsten brood probeerde weg te werken zag ik hem. Of haar. Dat zal wel altijd een raadsel blijven. Gewoon buiten, door het raam. Ik was verwonderd, ze bestaan echt.. Ze sieren menige natuurgids en de Baardmannetjes kunnen er lyrisch over vertellen en vanaf vandaag doe ik dat ook. Een hop! Mooi bruin met een zwarte, wat naar beneden gebogen snavel en een kuif op de kop. Dertien seconden duurde onze ontmoeting slechts. Ik was niet eens in de gelegenheid om mijn fototoestel te pakken. Daarna vloog hij weg, met een golvende vlucht laag boven de grond. De enige hop die ik tot nu toe ontmoet heb zat in een glas maar ook dat kan mij ontroeren. Dat hebben die twee gemeen al zal ik deze ontmoeting niet licht vergeten. Overigens, de foto is eerlijk gepikt.
Twaalf graden was het vannacht, niet echt een temperatuur die je in Zuid Frankrijk in juni verwacht. Ik schreef het al, snel ging het. En dat was maar goed ook. Alleen de fietsen moesten nog de caravan in toen het zachtjes begon te regenen. Gelukkig hebben we er slag van gekregen dus dat was ook zo gebeurd. Caravan op slot, de auto in en weg. Terug naar de eindeloze wegen van Les Landes Cascongaises. De 10 kilometer die we gisteren richting camping moesten hadden we nu weer in tegengestelde richting af te leggen voordat we de reis hervatten konden. Het ging voorspoedig. Via de autoroute ging onze reis vandaag. Dat komt omdat het tolsysteem in deze contreien nog niet helemaal doorgevoerd is en dat scheelt een hoop. Richting Bayonne.
Om zeven voor half elf ontwaarden we een voorzichtig doorbrekende zon die steeds vaker zijn gezicht liet zien. Desondanks bleef het bewolkt en koud. Het plan om St. Jean de Luz / Biarritz te bezoeken hebben we dus maar laten varen. De eerste dag schreef ik al dat we buiten een cultureel-avontuurlijke tocht toch vooral een beetje zon willen hebben dit jaar en dan is het nu niet raadzaam om in Frankrijk te blijven. Dat vonden ook de zes Ferraririjders (waarvan er slechts één rood was) die vergezeld van een oranje Lamborghini en een Audi model huppeldepup. Even voor de Spaanse grens haalden ze ons in. Voor pakweg 2 miljoen euro blik wat er voorbij reed. En weet je wat het leuke was. Even voorbij de grens haalde ik ze weer in, met caravan en al. Met een combinatie die ongeveer evenveel gekost heeft als de tankdop van de Lambo. Dat was lachen. Het waren namelijk Engelsen en iedere chauffeur die tol moest betalen moest zijn auto uit omdat hij vanaf de rechterkant zijn Goldcard onmogelijk in de, aan de linkerkant staande, betaalautomaten kon steken. Lange neus. Dat duurde overigens niet lang. Nog geen minuut later waren ze ons weer voorbij.
Om twaalf uur precies passeerden we dus zoals gezegd de Spaanse grens bij Hondarribia. Direct tol betalen: Twee euro dertig. Iskiri Kasko klonk het van mijn kant toen ik het wisselgeld in ontvangst nam. Dank je wel in het Euskadi, de taal van de Basken. Ze vinden het prachtig wanneer je een paar woorden brabbelt. Iskiri Kasko wordt door de tegenpartij vrijwel altijd beantwoord met ‘Ahoor’, een soort van ‘niks te danken’ maar twee jaar geleden werd het door ons al snel verbasterd tot ‘Auwehor’, afijn een goed lezer heeft al aan de klinkers genoeg, toch?
Baskenland, we trokken er door. Een prachtige streek, ruig en groen met een prachtige kust. Victoria Gasteiz was onze richting, één van de grotere Baskische steden. Vandaar naar Burgos, het einddoel van onze tocht vandaag en eigenlijk het begin van de reis van dit jaar. Daar waar we twee jaar geleden geëindigd zijn, daar starten we nu weer. We hebben toen genoten van het land, de bevolking en alles wat er bij hoort. Nu op naar Burgos, de oude hoofdstad van Castilië en Léon. Een mooie rit, het is voorjaar. De bergen staan in bloei. Overal gele brem en velden met klaprozen. Talloze kleuren groen kleuren het land en de lucht is gevuld met de zoete geur van bloeiende bloemen. Op de bergen die we in de verte zien ontwaren we nog sneeuw. Niet veel maar toch. We zijn in de goede tijd van het jaar, niet te warm en de natuur op haar mooist.
Slechts één camping heeft de stad dus het was gemakkelijk kiezen. Volgens de boeken is Burgos een omweg waard en dat gaan we de komende dagen zien. Vandaag hebben we in ieder geval rustig aan besloten, liggend in de luie stoel. Besloten om het er morgen nog even van te nemen, het is per slot van rekening vakantie, en ons overmorgen te buiten gaan aan het opsnuiven van de plaatselijke cultuur en daar horen natuurlijk ook eten en drinken bij. We hebben er zin in!
Hoewel we vlak bij Burgos zitten hebben we het bezoek aan de stad nog een dag uitgesteld. We hebben een dag ingepland om wat te recupereren. Een bijkomdag zogezegd. Rustig aan, we doen het al vier dagen rustig aan dus daar moeten we eerst maar weer eens een beetje van bijkomen. Nu zijn mijn wekker en mijn biologische wekker twee heel verschillende dingen. Wanneer ik de wekker niet zet gaat hij niet, bij mijn biologische wekker is dat niet het geval. Die moet er duidelijk aan wennen dat er niets hoeft. Iedere dag gaat hij iets later af en tegen het einde van de vakantie kan ik uitslapen. Zo erg dat ik daarna weer ontzettend moet wennen om er uit te gaan voor mijn werk. Zo zie je maar weer, een mens is niet gemaakt om de dagen in ledigheid door te brengen. Je wordt er moe en ontregeld van. Fijn dus dat de pensioenleeftijd met zeven jaar verhoogd is, dat vermindert dit soort problemen.
Half acht ging mijn wekker dus, een acceptabele tijd. Alles stond al voor me klaar dus met één greep kon ik de waterkoker, mijn glas en het theezakje pakken en hup naar buiten. Water opgezet en zelf even onder het warme water gaan staan. Prima douches hier, kan ik niets van zeggen. Daarna met een kop thee nog even wat Spaanse onregelmatige werkwoorden geoefend want ik merk toch wel die kennis wat aan het vervagen is. Rond kwart voor negen naar de winkel om brood te halen. Die was nog niet open, ‘a las nuevas se obiertas’ kreeg ik te horen, om negen uur gaat de tent open. Nou ja, een kwartiertje op het terras wachten in de zon is ook geen straf. Zat ik daar met twee man te wachten, zien we toch geregeld mensen met papieren zakken uit de bar komen. Kon je daar je brood al ophalen voor negenen. Dat dus ook maar gedaan, een mooie weet voor morgen. Zoals gezegd, lekker op ons gemak gedaan en rond een uur of half elf de auto ingestapt. We zouden boodschappen gaan doen en dan direct even in de omgeving kijken.
Het groene weggetjes verhaal hoef ik niet meer uit te leggen, ik zie allemaal vaste lezers en die weten hoe het zit. Bij de Sierra de la Demanda giert het er van. Daar maar eens heengegaan om te zien of daar wellicht een Supermercado op onze komst zat te wachten. Richting Villasur de Herroros dus maar. Geheel onverwacht kwamen we onderweg een site van het Werelderfgoed van Unesco tegen. Altijd interessant. Een gigantisch gebouw, opgetrokken in gepolijst aluminium met ramen tot aan het dak. Het zag er indrukwekkend uit. De rekening zal ook wel indrukwekkend geweest zijn. Maar de prijs mag geen beletsel zijn wanneer het om kunst gaat. Wanneer iedere burger van de Europese gemeenschap een steentje bijdraagt kost het de man misschien een kwartje, dus waar hebben we het over?
Een indrukwekkend gebouw dus, neergezet voor een ongetwijfeld indrukwekkend bedrag en met een indrukwekkend parkeerterrein voor de deur. Het animo om de tentoonstelling in het gebouw te bezoeken leek wel wat minder indrukwekkend. Welgeteld twee auto’s stonden er, een Nederlandse blauwe Dacia die verdacht veel op de mijne leek en een Suzuki Alto met Spaans kenteken. Waarschijnlijk het voertuig van de receptioniste. Nou ja, dan waren we in ieder geval niet de enigen die er waren. En inderdaad, mijn voorgevoel had mij niet bedrogen. Achter de balie zat een dame verveeld met haar telefoon te spelen. Ik kon haar geen ongelijk geven, een dag zal lang duren op die manier. Verrast keek ze op toen we binnenkwamen, ‘Ah, buenas dias’ klonk het vol enthousiasme. Of we een tour met of zonder gids wilden hebben. In het tweede geval moesten we even een half uurtje wachten, dan zou ze de gids even bellen. ‘No gracias, visitamos el exposición sin guiar’, wij redden het wel zonder gids, kan je tenminste weg wanneer je het bekeken hebt en hoef je niet uit beleefdheid ellenlange verhalen in steenkolenengels aan te horen die je toch eigenlijk niet interesseren. Vol goede moed het gebouw in. De expositie handelde over opgravingen in het gebied van Alapuerca. Daar ligt een verhoging in het landschap waar resten van de Neanderthaler en de Heidelbergmens gevonden zijn. Op zich een geweldig interessant onderwerp maar de samenstellers van de tentoonstelling hadden hun uiterste best gedaan om ons van het tegengestelde te overtuigen. En het moet gezegd worden, daar waren ze fantastisch in geslaagd.Wat een flut tentoonstelling.
Het begon met een afbeelding van een Neanderthaler die in een gat was gevallen en nu op zijn kop stond. Volgens ons was hij al dood toen hij het gat in ging. De Rigor Mortis had zijn werk al gedaan want sommige delen van het lichaam toonden een dermate verstijving dat ze de aantrekkingskracht van de Aarde met gemak konden weerstaan. Kijk maar even op de foto’s, dan zie je zo dat het niet echt natuurlijk toont. Voor de rest waren er nog een paar maquettes over de opgravingen en hoe het gebied er vroeger uit gezien moet hebben. Een vitrine met wat stenen en pijlpunten en een fotocollage met als thema: De archeoloog aan het werk. We waren er snel door heen. Het toiletbezoek dat we deden voor we weer de auto instapten duurde bijna langer. De dame achter de balie nog even vriendelijk bedankt en hup weer naar buiten. Daar zagen we dat het toch nog wel een drukke dag kon worden. Er was weer een auto gestopt met twee potentiele bezoekers. Gelukkig was het bijna middagsluiting, overwerkt zou ze dus niet raken.
Hup de auto weer in en de airco kon aan. Het werd al lekker warm. Heerlijk, op dit weer hebben we zitten wachten. Snel de warmte verdrijven dus maar met de moderne middelen van techniek en op weg naar het Etang de Uzquiza, een stuwmeer wat tussen de bergen ingeklemd ligt. Een mooie rit. Een prachtige natuur. Via een tweede, iets hoger gelegen stuwmeer kwamen we aan in Pineda de la Sierra, een aardig dorp, gelegen aan de Rio del Arlanzon. Daar even rondgekeken en een bakkie gedaan op het terras van de plaatselijke Taberna, die, hoe kan het ook bijna anders, Taberna de Arlanzon heette. Iets later kwam daar ook een groep verstandelijk gehandicapten zitten en met één van de dames kwam ik aan de praat. ‘De donde estaís‘ (Waar komen jullie vandaan) vroeg ze. Uit Nederland was het antwoord en toen ik vroeg waar zij vandaan kwam moest ze vreselijk lachen. Uit Spanje natuurlijk, hoe kan je het vragen. Het gaf nogal wat hilariteit. Vragen over hoe moeilijk Nederlands wel niet was en dat soort dingen. Een grappige ontmoeting was het.
Daarna zijn we naar het Monasterio de la Sierra gereden. Wederom een prachtige rit. Het Monasterio is gesloten geloofsgemeenschap, gelegen aan een paar geweldige geitenpaden. We konden dan ook niet verder en moesten terugkeren. Geen monnik gezien. Op de terugweg kwamen we nog verstrikt in een schaapskudde maar uiteindelijk konden we via Bardillo de la Pez en Salas los Infantinos terug naar de weg die ons weer naar Burgos zou leiden. 54 km te gaan nog, meer dan dat we verwacht hadden en nog geen boodschap in de achterbak. Gelukkig bracht Tom uitkomst. Even op supermarkt gezet en we konden de mondvoorraad weer aanvullen bij de plaatselijke Carrefour.
Toen we terugkwamen op de camping leek het wel of er een indianenstam tegenover ons kamp had gemaakt. Bij nader inzien bleek het te gaan om een stel bejaarde Caminogangers. Devote Brabanders, op de fiets op weg naar Santiago de Compostella. De jongste was 58, de oudste 80 en ze waren zes weken geleden vertrokken uit Nuenen en hadden nog 10 dagen om Santiago te bereiken. We raakten aan de praat met één van hen, ze leek erg op Annie de Reuver, de stiefzuster van de ons vandaag helaas ontvallen Corry Brokken. Ik denk dat ze het nieuws nog niet gehoord had want ze was nog behoorlijk monter. Het kan natuurlijk ook zijn dat ze een app van de notaris binnen had en dat dat haar dag vrolijk kleurde. Hoe het ook zij, vandaag hadden ze 90 kilometer gefietst. Morgen hebben ze een rustdag. Ze wist niet of ze Burgos ging bezoeken want ze had een zere kont. Toen we vertelden dat je hier voor een euro met de bus naar Burgos kon leek ze er toch wel zin in te hebben. We zullen het morgen wel horen. Wij gaan in ieder geval wel.
Wellicht hebben jullie er nog niet helemaal bij stilgestaan maar het is vandaag de eerste vrijdag na Corpus Christi. Met deze dag wordt gevierd dat via de hostie en de miswijn Christus belichaamd wordt. Men is in 1246 in Luik begonnen met het vieren van dit feest wat eigenlijk de basis is van het heilig sacrament. En dat weten ze hier in Burgos. Tijd voor een feestje dus. Altijd op de eerste vrijdag na Corpus Christi wordt er hier een feestje gevierd, El Corpillos heet het. Het vindt plaats rondom het Monastario de Las Huegas, een klooster dat een beetje in de buitenwijken van Burgos gelegen is.
De bus was op tijd dus we waren om een uur of tien in Burgos. Een gezellige stad, althans zo leek het, ware het niet dat alles gesloten was. Geen winkel open, slechts het VVV vormde een uitzondering. Eigenlijk waren we er al een beetje op voorbereid want bij de bushalte kwamen we een Engelsman tegen uit Bournesmouth die ons al een beetje op de situatie voorbereidde. Hij vertelde lyrisch over de kathedraal, hij was hier nu een week en het was de derde keer dat hij er een bezoek aan bracht. Via hem kwamen we op de hoogte van het feestje bij het Monastario. We stapten uit op het Plaza d’Espana en volgden de meute maar. Onze eerste stop bracht ons dus bij El Oficino del Turismo en een kaart van Burgos was de buit. Ook nog even uitleg gekregen van hoe en wat en waar van de processie. Het bleek dat we nog wel tijd hadden om de kathedraal te bezoeken.
We hebben al heel wat religieuze instellingen bezocht tijdens onze reizen maar dit was toch wel speciaal. Veertien euro werd gevraagd voor de entree. Natuurlijk, het zal niet meevallen om een dergelijk gebouw te onderhouden maar ik vond het nogal wat. De entrée was om de hoek, hop, kaartje laten zien en naar binnen. Zoiets als Burgos hadden we nog nooit gezien. Het was barok in het kwadraat. Het gebouw was geweldig maar de inrichting, wat een poppenkast. In de reisgidsen is men lyrisch over de inrichting maar wij konden dit echt niet delen. Geef mij maar Vézelay wat we vorig jaar bezocht hebben. Het minimalistische van die basiliek was een verademing vergeleken met de theatrale uitbundigheid die hier tentoon gespreid werd. Sorry, aan ons was het niet besteed.
Met drie kwartier stonden we weer buiten. Even een bakkie doen, waren we wel aan toe. Bij de plaatselijke banketbakker konden we op het terras gaan zitten. Een koffie met melk en een zwarte thee alstublieft. Zwarte thee? Helaas, dat hebben we niet. Wel bruine, rode en groene. Nee, doet u dan maar een blauwe. Isabella, want zo heette ze, moest lachen. Nee, blauw hadden ze niet. Nou dan maar een glas heet water en dan gebruiken we ons eigen pickwick zakje wel. Toen de rekening kwam moest ik voor het water niets betalen, dat is pas service. Twee euro tien was ik kwijt voor twee consumpties.
Daarna zijn we, met de kaart in de hand, richting processie gegaan. Een pittig eind lopen, een half uur waren we zeker kwijt. Het was wel een mooie wandeling, langs de overs van de Arlazon, de rivier die we gisteren gevolgd hebben. We gingen over een prachtige laan, omzoomd met platanen, samen met duizenden Burgesias die ook die kant opgingen. Het einddoel was het Parque de Parral. Hier stond een markt zoals we die nog nooit gezien hebben. Wij moesten echter nog even verder, naar het Monasterio. Honderden mensen langs de kant, het leek wel of de Giro d’Italia hier startte. Wel een gezellige ontspannen drukte.
Om twaalf uur begonnen de klokken te luiden en begon de Procesión del Gigantes. Mega grote poppen die alle volken van de wereld moesten voorstellen. Daarna volgde wat muziek en een stoet van castagneterende koorknapen die een rondedansje deden. De volgorde ben ik wat kwijt maar er waren jongetjes in uniformpjes en meisjes in trouwjurken, mannen in jurken, gezagdragers met vlaggen en herdersstafjes, het halve Spaanse leger met generaals en al, een toeterkorps, een trommelgroep en natuurlijk de bisschop zelf. Hij verplaatste zich onder een baldakijn, gedragen door nors kijkende heren. Overigens lijkt het wel of het geloof weinig vreugde brengt, in de stoet keek iedereen even star voor zich uit en een zelfde gelaatsuitdrukking ontwaarde ik op de schilderijen en bij de beelden in de kathedraal. Ik heb zomaar het idee dat een avondje Fons Jansen, overigens ook een goed katholiek, een stuk gezelliger is.
Toen het afgelopen was hadden we het ook écht wel gezien. Hop naar het park en de markt. Dat was beter. Jantien heeft nog even een jas gescoord maar voor de rest hing er weinig van onze gading. Inmiddels was het al bij tweeën en zijn we terug gegaan naar het centrum. Op het Playa Mayor even een biertje met wat tapas genomen en daarna rustig aan verder gegaan om te zien of we het busstation nog terug konden vinden. En warempel, dat lukte. We hadden nog een uur dus nog even een terrasje gepikt voor een vloeibare versnapering en daarna nog één. Toen naar de bus en toen we instapten reed hij vrijwel direct weg. Net aan op tijd dus.
Vanavond lekker aan de raasdonders met spek. Verder nog een tijdje zitten praten met Gerard en Karin, zij het wel apart. Ze doen een fietstocht van Vessem naar Santiago de Compostella, gisteren schreef ik er al over. Het is niet allemaal pais en vree in de groep zo merkten we wel. De één wil stevig doorfietsen, de ander af en toe stoppen om wat te bekijken. De krachtsverhoudingen, zowel fysiek als mentaal, liggen nogal uiteen en zo zijn er nog wel een paar dingen. Niet echt fijn wanneer je bijna 4500 euro voor de trip betaald hebt en dan zelf nog moet trappen. Nou ja, nog twee weken, dan zijn ze er.
Misschien zijn wij er wel eerder, dat weten we nog niet. Morgen vertrekken we uit Burgos en waar we naar toe gaan bepalen we straks, we weten het nog niet. Even de kaart op tafel en een speld prikken denk ik. Wanneer ze daar ook Internet hebben laten we het jullie morgen wel weten.
Gisteren schreef ik dat we nog niet wisten waar we heen zouden gaan en nu kan ik schrijven dat ik niet weet waar we zijn. Ergens in het westen van León y Castilia maar daar houdt het ook wel een beetje mee op. Wanneer ik een kaart had zou ik het niet aan kunnen wijzen. Maar laten we met het begin beginnen.
Het was ongeveer kwart voor acht (ja echt, het wordt steeds later) dat ik wakker werd van wat herrie aan de overkant. Bij het pelgrimskamp zogezegd. Toen ik de deur open deed lag de helft van de tenten al vlak en was iedereen druk in de weer om in te pakken en op te zadelen. Gemotiveerd door hun activiteiten zetten we ons zelf dus ook maar aan het werk. Met gang een kop thee gezet en de stoel uitgeklapt want wie weet wat er gebeuren gaat. Helaas, dat viel tegen, na 6 weken weten ze onderhand wel hoe ze op moeten breken en als waarachtige pelgrims worden er ook geen krachttermen gebezigd. Eigenlijk een saaie boel. Nou dan eerst maar eens iets spannends doen, even naar de bakker.
Gewapend met twee broden onder de arm kwam ik weer terug en eerst maar eens op ons gemak ontbeten. Daarna op ons gemak de boel inpakken. We waren halverwege toen we nog gedag gezegd werden door Karin. Het gesprek wat we gisteren gevoerd hebben had haar waarschijnlijk goed gedaan. Ze had behoorlijk wat frustratie kunnen lozen en zag er een stuk opgewekter uit dan gisteren. Wat een luisterend oor al niet kan doen. Gerard had geen tijd. Gerard was eigenlijk het alfa mannetje van de groep. Terwijl iedereen zijn laatste korstjes brood probeerde door te slikken zat Gerard zat al op de fiets, ongeduldig om zich heen kijkend waar de rest nu bleef. Je kon zien dat het kuddegedrag al een beetje scheurtjes begon te vertonen want men maakte zich niet zo druk om Gerard maar uiteindelijk was toch iedereen klaar en zette de groep zich in gang. Karin vrolijk zwaaien achteraan, de plaats die ze de hele tocht al in nam.
Nu er niets meer te zien was schoten wij ook op en een kwartier later stonden we onder de douche. Even schone kleren aan en wij konden ook op weg. Richting León gingen we, zo’n 180 kilometer. Wij volgden de oude weg die bijna parallel loopt met de snelweg en prima van kwaliteit. Zo kom je nog eens ergens en zie je nog eens wat. Wij liepen bijna parallel met de snelweg en het voetpad naar Santiago de Compostella liep bijna parallel met ons. Vanaf Burgos is het nog bijna 550 kilometer, een aardige tippel dus. Er zijn twee routes die oost-west door Noord Spanje lopen.
De noordelijke route volgt bijna de kust, dwars door Baskenland. Een mooie groene route. Bij Oviedo splitst de route zich, je kunt het noorden blijven volgen of een zuidelijker pad nemen wat via Lugo loopt. Dan heb je ook nog de zuidelijke route die men ook wel de Camino Frances of Franse route noemt. Via de Pyreneeën momt men in Roncevalles of Somport aan en volgt vandaar de weg naar Santiago. Via Burgos, León en Ponferrada ga je westwaarts. Bij Arzúa komen de drie wegen bij elkaar en tijdens die laatste etappe groeperen de péregrinos zich en verplaatsen zich en masse richting Santiago, het uiteindelijke doel. Verplaatsen schrijf ik niet zonder reden, er zijn namelijk meer manieren waarop je je tijdens de Camino kunt verplaatsen. Lopen en fietsen, alles is mogelijk.
Zoals gezegd, vanaf Burgos volgden wij bijna de route richting León. De lopers en fietsers werden gaandeweg steeds talrijker. Sommigen wonderlijk uitgedost, anderen gekleed of ze de Tour deden. De één of hij met zijn laatste meters van het leven bezig was, een ander vief en monter, borst vooruit en met ferme pas. Onderweg zijn we even gestopt bij een herberg. Op het terras zaten verschillende lopers. Ze hadden de voeten ontdaan van de schoenen en terwijl de sokken uitdampten, de benen uitgestrekt naar de tegenover hen staande terras stoel. Zo te zien waren de meesten een beetje aan het einde. Lopend op gympen en sportschoenen van New Balance, de voeten vol met pleisters om de blaren wat minder te voelen. We hebben ze gezien met dubbele sokken en zonder sokken, wat een variatie. Opvallend was het grote aantal Japanners (of misschien beter: Aziaten) die we zagen lopen. Verder kwamen we ook een groep dames tegen uit Zuid Afrika. Ik vroeg me af of die ook daadwerkelijk in Kaapstad begonnen waren maar ik denk het eigenlijk niet.
De meesten hadden het voor ons gevoel al een beetje gehad. Het stuk wat zou volgen was een stuk zwaarder. De hoogvlakte tussen Burgos en León is een kaal en leeg landschap. Hier en daar een stadje met meer verlaten huizen dan bewoonde. Geen beschutting op de kilometerslange rechte en stoffige wegen. Omringd door wuivend graan zover als het oog reikt wordt je hier wel terug geworpen op jezelf. Uit de boeken weet ik dat dit voor de meesten het zwaarste stuk is. Het gevoel hebben dat je er bijna bent maar dat bij iedere stap de afstand wel toe lijkt te nemen. Ik zou zelf voor de noordelijke route kiezen maar wanneer je uit Spanje komt is dit de meer logische route.
Ik heb me al eerder in de Camino verdiept, het fascineert me enorm. Ik heb altijd het idee gehad dat ik met mijn zestigste het werk wel vaarwel zou kunnen zeggen en dan de loop zou gaan doen. Dit staat echt op mijn bucketlist. De mensen die het weten verklaren me voor gek maar ik denk dat het een geweldige levenservaring is. Het religieuze karakter kan je direct ter zijde schuiven want dat telt voor mij helemaal niet. De ontmoetingen, negatief en positief, het op je zelf terug geworpen worden en het overwinnen van de tegenslagen, daarin zit naar mijn idee de winst. Helaas denk ik niet dat het er van komt gezien de maatschappelijke veranderingen die op mijn pad gekomen zijn. Natuurlijk kan je het ook in gedeeltes doen maar ik denk niet dat je dan de ervaring hebt dan wanneer je het in één keer doet. En dan hebben wij het nog gemakkelijk. Vroeger kwam je er aan en dan stond er echt geen vliegtuig van Easy Jet klaar om je terug naar huis te brengen. Nee, dan liet je je schoenen verzolen en moest je het hele end ook weer terug lopen. Over minder gebaande wegen dan tegenwoordig. Dat was dus echt een opgave. Het kostte je gewoon een klein jaar.
Een leeg landschap dus tussen Burgos en León, leeg maar wel boeiend. De leegte heeft zijn eigen charme. Opeens is een boom een hele andere verschijning dan wanneer hij in het bos staat. Daar moet hij wel heel bijzonder zijn wil hij opvallen. De omgeving is dus bepalend voor het individu. Je gaat echt anders tegen de dingen aankijken. Veel plaatsen worden gekenmerkt door leegloop en verval. Waarschijnlijk mede een gevolg van de teruglopende Spaanse economie. Ze hebben tijden gekend van + 20% werkeloosheid. Niet echt bevorderlijk voor het in leven houden van kleine gemeenschappen. De trek naar de steden, waar de kans op werk toch wat groter is, neemt toe en men laat de geboortegrond achter. Het aantal borden ‘se vende’ wat aan de gevels van huizen en gebouwen gespijkerd is, is voor het gevoel talloos. Eén ontmoeting wil ik jullie trouwens niet onthouden. We reden bij Valverde el Camino (De groene vallei bij de wandelroute, toch wel een romantische naam voor een praktisch verlaten dorp) en zagen daar een kerk. De kerken hebben hier vaak een trapgevel-achtige voorzijden in plaats van een toren. Op de ‘treden’ waren vier ooievaarsnesten gebouwd. Zie je ze bij ons sporadisch, hier vier bij elkaar. Zo heeft toch iedere streek zijn eigen rijkdom.
Rond twaalf uur bereikten we León, gelegen in een verdieping in de hoogvlakte. Het was nog vroeg en de stad had niet echt een uitstraling die tot een verblijf uitnodigde. Besloten om maar iets verder te gaan. Ponteferrado werd het nieuwe doel. Gelegen in de bergen, zo’n 80 kilometer westelijker. Hier loopt ook een route die vermeldt staat in mijn gids ‘de 25 mooiste routes van Spanje’. Het enige vervelende is dat men even vergeten is dat wij een caravan meehebben. De routes zijn ingericht voor mensen in hotels overnachten. Nu zijn wij gehecht aan ons eigen bed en aangezien het wat moeilijk is om de caravan in Hotel El Arbol Argente naar boven te slepen houden wij het maar op campings. En die zijn hier niet dik gezaaid. Tien kilometer voor Ponteferrado hebben we maar eens in de gids gekeken en zagen dat er potverdrie niet één camping was. Gelukkig bood Tom uitkomst. Twintig kilometer terug was er één. Nou ja, je neemt je verlies en rijdt terug. Helaas, we zijn niet echt kritisch maar dat was helemaal niets. Er stond geen mens en het gras stond navelhoog. Doorgereden naar de volgende. Camping Los Perdigones in Fabero. We twijfelden eerst nog of hij wel bestond maar uiteindelijk hebben we deze Municipal toch gevonden. We troffen het, er was een beheerder aanwezig. Niet voor de kampeerders maar omdat er hier vanavond een verjaardag gevierd gaat worden van zijn nichtje. Kon mooi in de campingkantine van de gemeente. Maar het was de beroerdste niet. Ondanks het feit dat de camping maandag aanstaande (overmorgen dus) pas open gaat konden we er toch staan.
Een behoorlijk gelazer gehad om de stoom aan de praat te krijgen. De palen die op het terrein staan geven nog geen Kilowatt minuut, laat staan Kilowatt uur. Uiteindelijk alle verlengsnoeren aan elkaar geknoopt, wat zo’n vijftig meter kabel oplevert en de stekker maar in de kantine van de camping in de muur geplugd. Er moet nog wel wat gebeuren hier. Het gras is al gemaaid maar het is ondertussen veranderd in hooi. In mooie wiersen ligt het op het terrein, het moet alleen nog even gebaald worden. Nou ja, daar heeft hij nog de hele zondag voor. Verder moet hij nog even de stroom repareren en de waterleidingen door spoelen want er kwamen af en toe nog brokken alg uit de kraan.
Voor de rest een prima camping, weer twee hectare voor ons zelf maar we hebben toch besloten om ons verblijf hier maar te beperken tot één dag. De beheerder vroeg overigens nog wel of we de poort achter ons wilden sluiten wanneer we morgen vertrekken. Dat zullen we dan maar doen, hij was per slot van rekening ook aardig voor ons.
In het zuiden van de Spaanse hoogvlakte net voor de woeste hoogtes van de Sierra de Gredos en de Sierra de la Peña de Francia ligt Salamanca, doorsneden door de traag westwaarts stromende Tormes die uiteindelijk overgaat in de Duero en uiteindelijk in Portugal als de Douro de zee bereikt. Deze oude universiteitsstad dateert al uit de tijd van de Iberische stammen, was een belangrijke Romeinse nederzetting tot Hannibal het in 217 voor Christus veroverde. De stad heeft het lang vol gehouden want het bestaat nog steeds. Even buiten de stadsgrenzen bevinden wij ons nu, op camping Don Quijote, een figuur die ontsproten is uit het brein van Miguel de Cervantes die overigens weinig met Salamanca van doen heeft.
Lezers met wat topografische kennis zullen zich nu wel op de bol krabben want hoe komen wij in Salamanca terecht. Dat zal ik uitleggen. Het grootste gedeelte hebben we over de snelweg afgelegd… maar zonder gekheid, ik begrijp de vraag. Het gedeelte van Spanje waar we zaten, de westkant van Castilla y León, tegen de grens van Galicië aan, is een slecht toegankelijk en een erg dun bevolkt gebied. De plek waar we waren had ons weinig te bieden, ik had me hierop verkeken. Nu is goede raad duur maar een wijs besluit niet. Besloten dus om de bakens maar even te verzetten. De boeken doorgekeken en Salamanca, hoewel het bijna 280 kilometer ver was, leek ons een goede bestemming waar van uit we Spanje verder kunnen bezoeken. Dit was even een missertje, kan gebeuren. Het was de eerste keer niet en het zal ongetwijfeld ook de laatste keer niet zijn.
Zoals gezegd, de camping was, op ons na, totaal verlaten. De beheerder had ons gevraagd om het slot weer even op de toegangspoort te doen, het hangslot werd open aan het hek gehangen. Hij had wel voor ons de nachtverlichting aangestoken zodat we in het pikkedonker niet zouden verdwalen wanneer we gebruik zouden willen maken van het sanitair porselein. Het weer was goed toen we opstonden en qua inpakken hadden we een makkie. Redelijk snel op weg dus. Richting Salamanca.
Richting Ponferrada hadden we de besneeuwde bergtoppen van de Cordillera Cantabrica nog in het gezicht maar al snel veranderde het landschap. Over de wegen hangt de zware geur van bloeiende brem. Het doet aan velden met hyacinten denken. De bergen werden heuvels en die gingen over in een golvend landschap, de Spaanse hoogvlakte. Een gigantisch, dunbevolkt landbouwareaal. Eindeloze graanvelden volgen elkaar op, bebouwing is er nauwelijks, althans niet zichtbaar vanaf waar wij ons bevonden. In het grote niets staan grote graansilo’s als schepen op de oceaan. Af en toe een stoffig dorpje dat de monotonie van het landschap wat onderbreekt. Onbewerkte percelen maar ook vooral de wegbermen vertonen echter een ons onbekende uitbundigheid. Een spetterend palet van kleuren gevormd door wilde bloemen. Ik denk dat we in het goede jaargetijde zijn. Nog een paar weken en dan heeft deze kleurenschakering waarschijnlijk plaats gemaakt voor bruin, de kleur van verdorring.
Na anderhalf uur rijden begint het landschap iets te veranderen, graanvelden maken plaats voor bos. Hier en daar verschijnt een verhoging in het landschap. We naderen het einde van de hoogvlakte. Even voorbij Salamanca maakt de vlakte plaats voor de bergen van de Midden Spaanse sierras, de bergen waarachter Madrid zich verstopt.
Salamanca bereiken we vandaag niet. Iets voor de stad buigen we naar het oosten af. Daar ligt de camping waar we de komende dagen zullen verblijven. Het is nog maar twee uur wanneer we arriveren. We besluiten een dag rust te nemen, het is per slot van rekening zondag.
Vanmorgen waas één van mijn eerste bezoeken aan het caravancentrum wat tegenover de camping gelegen is. Ik zie sommige lezers nu al zeggen: ‘Nee, toch niet weer! Wat heeft die Muis toch met die wieltjes?’ Ja, helaas wel weer. Ik ben het gisteren helemaal vergeten te vermelden maar op het moment dat de caravan afgekoppeld was en we hem om probeerden te trekken brak het wieltje van de neuswielconstructie (ja, hoe heet zo’n ding eigenlijk?) dwars door de midden. Niks meer mee te beginnen. Gelukkig kregen we even hulp van een aardige Brit die ons hielp de caravan op zijn plaats te krijgen. Ook het horizontaal zetten lukte nog wel want het opkriksysteem heeft natuurlijk niets met het wieltje te maken, dat hoef ik jullie niet te vertellen.
Vanmorgen dus met de smartphone een foto gemaakt van het wieltje. Dit ingeval mijn Spaanse lessen tekort zouden schieten. Dan had ik altijd nog een foto om mijn verhaal te ondersteunen. Dat was gelukkig niet nodig. De verkoper was een man die zijn uiterste best deed om mij het zoveel mogelijk naar mijn zin te maken en dus werden mijn Spaanstalige vragen consequent in het Engels beantwoord en samen kwamen we er uit. Wel kreeg ik halverwege ons gesprek het idee van: ‘Ben jij nu zo dom of ben ik nu zo slim?’ Ik kwam tot de conclusie dat het laatste toch wel het geval moest zijn want ik kwam toch maar mooi thuis met datgene wat ik nodig had. Misschien aardig om te vermelden is dat ik op de terugweg, gewapend met de neuswielconstructie onder mijn arm een dame tegenkwam. ‘Hée’ zei ze, ‘waar heeft u dat vandaan? Ja, ziet u, onze caravan is namelijk door zijn neuswieltje gezakt en nu zijn we op zoek naar een nieuwe.’ Ik ben dus klaarblijkelijk niet de enige met dit probleem.
De boel gemonteerd wat een fluitje van een cent was en toen de fietsen maar even bedrijfsklaar gemaakt. Vandaag gaan we namelijk naar Salamanca en dat doen we op de fiets. Langs de rivier schijnt namelijk een prachtig fietspad te lopen die je tot in het centrum van de stad brengt. Nou ja, brengt, je moet natuurlijk wel zelf trappen. Nu valt het trappen wel mee. Onze wederzijdse moeders hebben, nou ja, eigenlijk hadden, elektrische fietsen. Nu worden ze alle twee wat ouder en hebben het besluit genomen dat het fietsen er eigenlijk voor hen wel op zit. Nu werkt de ondersteuning van een elektrische fiets door middel van een batterij en er is voor die batterij niets slechters dan niet gebruikt te worden. Af en toe opladen en weer leegfietsen is het beste voor zo’n batterij wat er bestaat. Dus, om de wederzijdse moeders te ontzien hebben we maar besloten om ons op te offeren. En wanneer kan je zo’n klus het beste doen? Jawel, in de vakantie. De fietsen hebben we voorzien van opklapbare trappers zodat ze makkelijker in de caravan te laden zijn en zelfs in onze spaarzame vrije tijd zijn we bezig met het in stand houden van de respectievelijke familiekapitalen. Geen moeite is ons te veel. Hulde zou ik zeggen.
Het was een mooie tocht, zo langs de rivier. Een traag westwaarts stromende rivier is het. Het fietspad is eigenlijk geen fietspad maar een grindpad wat door wandelaars en fietsers gezamenlijk gebruikt wordt. Het pad was bedekt met zaden van populieren. Die zitten verpakt in een soort pluis welke je het idee geven of het sneeuwvlokken zijn. Hele pakketten liggen er aan de kant van de weg en wanneer de wind even toeneemt is het of Vrouw Holle haar dekens uitklopt. Na pakweg een kilometer ging het over in een smal pad wat vlak langs de oever liep. Het leek wel of je op de Daalmeerkaai fietste, op weg naar de akker van Pa, wanneer hij zijn thermosfles vergeten was. Hobbeltje, kuiltje maar wel met een mooi uitzicht. Na anderhalve kilometer raakten we echter het spoor bijster en waren we het pad kwijt.
Een alternatief pad gezocht dus maar, dwars door de Spaanse Vinexwijk en over de autoweg. Nu kijken ze hier nergens van op en de mensen zij vrij relaxed dus dat was geen probleem. Na een minuut of twintig bereikten we de stad maar omdat wij via een andere weg kwamen dan verwacht was het nog even zoeken naar het centrum. Gelukkig boden wat oudere heren in het park uitkomst. Ze vertelden alle twee een ander verhaal maar ik had wel een beetje een idee welke kant we op moesten gaan en toen we uiteindelijk de spitsen van de plaatselijke kathedraal ontwaarden wisten we het helemaal zeker.
Bij de kathedraal de fietsen geparkeerd en direct maar een bezoek gebracht aan het Dominicaner klooster van St. Stephan. Een geweldig mooi gebouw met een prachtige binnenplaats en een toren met broedende ooievaars. Toen we er in ronddwaalden kwamen we opeens een oude bekende tegen, de naamgever van de dukdalf. Jawel , daar was hij, Don Alvares de Toledo, de hertog van Alva dus. De man die mijn geboortedorp in 1573 bijna met de grond gelijk maakte bij het beleg van Alkmaar. Zoals ik al zei, de naamgever van de dukdalf (duc d’alve). De schippers gooiden een touw om zijn nek en trokken het lekker aan. Een soort van passief verzet neem ik aan. De meerpaal kwam hiermee aan zijn einde, de dukdalf was geboren. Een mooi graf heeft hij gekregen, de hertog. Zijn heldendaden waren in marmer in gebeiteld maar het vernietigen van Koedijk was men even vergeten te vermelden.
Bezochten we vroeger elk religieus gebouw, hier laat je dat wel. Er worden forse toegangsprijzen voor berekend en het spijt me te zeggen dat het merendeel van de kerken me die prijs hier eigenlijk niet waard is. Voor het geld wat je aan een kerkbezoek uitgeeft zit je hier zo twee uur op een terras met tapas en dat is toch eigenlijk een stuk leuker. Vooral in een studentenstad als Salamanca is dat een verrijking voor de geest, de hele wereld trekt aan je voorbij en vooral met zonnig weer zie je pas hoeveel de wereld je te bieden heeft. Zo gezegd, zo gedaan. Even een terrasje gepikt dus maar. Lekker wat drinken met een bordje patatas bravas. De knoflook spetterde er vanaf, jemig de pemig wat was dat lekker. Daarna zijn we via de Rua Mayor naar het noorden gelopen, richting Plaza Mayor.
Een leuke straat met heel veel leuke winkels. Winkels die ik zelfs weet te waarderen zoals Ale Hop, sinds Bilbao onze Spaanse favoriet. Uiteindelijk kwamen we uit op het Plaza Mayor. Naar men zegt één van de mooiste pleinen van Europa. Arcades met daarboven woningen omsluiten het plein aan drie kanten, aan de vierde zijde staat een gebouw wat gebruikt wordt voor culturele doeleinden. In de arcades zijn allemaal winkeltjes gevestigd en veel horeca welke zijn terrassen op het plein heeft staan. Helaas vond ik het er nogal saai uitzien. De grote markt in Brussel of het plein in Brugge hebben naar mijn idee meer karakter.
Daarna hebben we onze tocht voortgezet door het centrum, alle hoogtepunten wel even bekeken met als uitschieter het Case de las Conchas, het huis met de schelpen. Een prachtig gebouw. De opdracht van de bouw is gegeven door Don Rodrigo Arias Maldonado, ridder in de orde van de Katholieke koningen en heer van de orde van Santiago. Vandaar waarschijnlijk de schelpen. Tegenwoordig is het in gebruik al openbare bibliotheek.Salamanca is een geweldig mooie stad waar we zonder moeite een dag hebben doorgebracht. Geslenter door een stad is echter altijd vermoeiend en vooral bij + 30 graden wat het vandaag was. Na nog een terras of twee en een ijsje hebben we besloten om de terugweg weer te aanvaarden. Het viel ons wel op dat veel straten in onze ogen vreemde namen hebben: Jesus (Jezus) Pan y carbon, (brood en steenkool), Toros (de stieren) Latina (Latijn) en Plata (Zilver) zijn er maar een paar van.
De fietsen weer opgezocht en met behulp van de plattegrond het fietspad gevonden. Via de Puento Romana, de Romeinse brug, die hier al bijna twintig eeuwen ligt, zijn we aan de stad ontsnapt en vonden we onze weg terug. Nu wel de goede weg. Een prachtig fietspad wat na een kilometer of vier helaas weer overging in een pad wat verdacht veel overeenkomst met de Daalmeerkaai vertoonde. Het pad waar ik wel eens over heen fietste wanneer mijn vader zijn thermosfles vergeten was.
Rond een uur of zeven waren we weer terug op de plek van vertrek. Nog even zitten praten met onze buren, twee dames uit Brunssum, we denken moeder en dochter. Ze zijn nu vijf weken met elkaar op pad en wisten een hoop te vertellen. Overigens staan er nog meer dames hier in het laantje maar dat zijn meer dames van de wederzijdse damesliefde. Van die types met pannensponzen onder de armen, met geitewollen sokken in de sandalen, een mooie tatoo op de rug en de uitstraling van Oezbeekse worstelaars. Kortom vrouwen die iedere vorm van vrouwelijkheid proberen te ontkennen en te camoufleren. Gezien de toevloed van deze dames is de camping mogelijk ooit vermeld geweest in de Opzij, het vakblad van de damesliefde. Overigens heb ik onbewust van de week al een aanvaring gehad met ëën van deze dames. Die zei dat ze een hekel had aan het doen van de was. Ik in mijn onschuld had niet in de gaten dat deze dame ook tot dit volksdeel behoorde en reageerde met de opmerking dat ze het dan maar door haar man moest laten doen. Dom, wanneer ik even opgelet had, had ik gezien dat zij de man van het koppel was.
Zoals gezegd, onze camping heet Don Quijote, Don Quichote in het Nederlands. Alle laantjes hebben namen gekregen die relateren aan dit boek van Cervantes zoals De Molens, Sancho Panchez, Dulchinea, de onbereikbare liefde van de Don en zo voort. Alleen ons straatje heeft geen naam, waarschijnlijk is ons bordje gejat en siert het nu, zoals ik al eerder schreef, een tuin in een vinexwijk of een voetbalkantine. Mijn voorstel is dan ook om dit straatje dan maar naar café Het Mandje te vernoemen, het café van Bet van Beeren. Sancho Panches had namelijk ook altijd een mandje bij zich. Hier zat de lunch in voor zijn meester, Don Quijote. Café Het Mandje was sinds 1927 een toevluchtsoord voor dames en heren van de wederzijdse liefde en travestieten. Bet was er zelf ook een liefhebster van. Mijn broer heeft me ooit in dit café geïntroduceerd en ik heb er menige gezellige avond beleefd, net als dat ik hier doe. Het lijkt me een goed plan om dit te doen. Ik zal het morgen aan de directie voorleggen om dit grindpad om te dopen in Avenida del Mandje.
Salamanca is kleiner dan je denkt, althans het gedeelte wat voor de toerist aantrekkelijk is. We hebben voor een paar dagen geboekt hier, geen ramp overigens want het is hier goed, dus vandaag hebben we besloten om maar even een rondje in de omgeving te gaan kijken. Ik vermeldde al dat we hier op de rand van de Spaanse Hoogvlakte zitten, tegen de Sierras (bergen) aan. Vanuit Salamanca zie je de met sneeuw bedekte bergen liggen. Even in het grote kaartenboek gekeken of er topografisch gezien interessante gebieden in de buurt waren en warempel, een kluwen van groene weggetjes iets ten zuidwesten van Salamanca, de Sierra de Peña de Francia, trok onze aandacht.
Natuurlijk moesten we er eerst heen. Een lange rechte weg richting Vecinos en vervolgens richting Linares de Riofrio, Linares van de koude rivier. Wonderlijke plaatsnamen kom je hier tegen, waarschijnlijk omdat de plaatsnaam elders in Spanje ook al voorkomt. Dan doen ze er een toevoeging bij van het gebied of één of andere mistige heilige en dan is het toch weer iets unieks. In de tijd voor de postcode was het namelijk wel handig om jezelf te onderscheiden. Zo zijn wij in Slovenië eens naar Skočjan gereden om een grot te bezoeken. Moesten we uiteindelijk 40 kilometer terug rijden omdat we bij de verkeerde Skočjan zaten. Bij nader onderzoek bleek dat er in Slovenië wel vijf plaatsen met de naam Skočjan zijn. In Nederland heb ik hetzelfde al eens gehad bij Hengelo. Wij zoeken en toen bleek de motorrace in Overijssel te zijn en niet in Gelderland. En zo is het hier ook ongetwijfeld. Ik ben al verschillende ‘Santiagos’ tegen gekomen. In de atlas staan er wel twintig vermeld dus het is niet uniek.
Het was een mooie rit hoewel men dit niet aangaf op de kaart. Allengs werden de glooiingen in het landschap heuvels en die waren beplant met olijfbomen. Duizenden. In de boomgaarden graasden koeien en op de graslanden tussen de boomgaarden liepen kuddes met schapen. Een verschil dus met het landschap ten noorden van Salamanca waar alleen aan landbouw gedaan werd. Overal zag je ooievaars vliegen en op de landerijen lopen. Bij ons is het uniek wanneer je er één tegenkomt, hier struikel je er bijna over. Maar daarentegen, hier zie je weer weinig zeehonden, zo heeft ieder gebied dus wel weer zijn unieke dingen. Een mooi landschap vond ik het, vreedzaam en rustgevend.
Bij San Miguel begon het direct al bergachtig te worden, de vlaktes hielden hier op en de Sierras waren begonnen. Op weg naar Estéban de la Sierra, een aardig plaatsje. Daar hebben we bij de plaatselijke waterbron gepicknickt. Toen we zaten te eten zagen we hem in de verte al aankomen, krom gebeend, leunend op een stok. Alejandro heette hij. Dat kwamen we iets later aan de weet. Leunend op zijn stok richtte hij het woord tot mij. ‘¿De donde esta el coche?¿ De Francia?’ Ik antwoordde hem dat de auto niet uit Frankrijk maar uit Nederland kwam, met ons er in. Daar keek hij van op. We kregen een heel verhaal te horen in een soort Spaans-Achterhoeks accent waar ik geen touw aan vast kon knopen.
Ondertussen stopte er een auto achter hem, hij had het niet in de gaten. De chauffeur draaide het raam open en riep de oude baas toe: ‘¿Alejandro, quiere montar? (Hé, Alexander, wil je meerijden?) Maar hij had het niet in de gaten. De chauffeur herhaalde zijn vraag maar nu iets krachtiger. Nog geen reactie. Lachend zat hij aan zijn oor te trekken ten teken aan ons dat Alexander toch wel eens voor een gehoortest naar Beter Horen kon gaan . Iets later kreeg Alejandro de auto in de gaten en gaf te kennen dat hij liever lopend de berg op ging. De auto reed weg, als groet verscheen er nog een arm uit het raam en Alexander vervolgde in een rustig tempo zijn pad omhoog. Een leuk intermezzo.
Vervolgens kwamen we bij Miranda del Castañar. Daar voegden twee rivieren zich samen en had men een watermolen gebouwd. De molen was buiten gebruik maar er was nu een restaurant met terras. Prachtig gelegen. Daar even koffie gedronken, gegeten hadden we immers al. Het zat daar heerlijk. Een zachte bries verdreef de ergste warmte en ook de schaduw van de grote populieren die daar stonden hielp er aan mee. Twee euro dertig was ik kwijt voor deze onderbreking. Bijna Albanese prijzen. Die maken het verblijf hier echt aangenaam. De extra kosten voor de reis haal je er dubbel en dwars uit. Ook de benzine is hier bijna veertig cent goedkoper dan bij ons. Ik heb al geschreven over de jerrycans met benzine die ik meehad uit Nederland vanwege de situatie in Frankrijk. We hadden het niet nodig dus ik heb ze hier leeg gegooid in het riool en weer volgetankt met Spaanse benzine. Veel goedkoper, allemaal winst.
Iets later op onze route kwamen we Morgarraz tegen. Al eerderhebben we ‘Les plus belles villages de France’, de mooiste stadjes van Frankrijk al eens vermeld. Dat zijn plaatsjes met een sfeer, uitstraling, bouwstijl of ligging die uniek is. Iets dergelijks blijkt er ook in Spanje te bestaan, maar daar heet het vanzelfsprekend anders: ‘Los Pueblos mas bonitos de España. In bijna alle landen van Europa heb je gedeeltes waar vakwerkhuizen voorkomen. In Spanje is dat maar in een heel klein gedeelte van het land, in het zuiden van Castilla y León, de plek waar wij nu zijn. Iets unieks voor het land dus. In Morgarraz komen ze wel voor en in ruime mate. Het is al een oud dorp. Men heeft hier de gewoonte om de zegen van Maria te vragen middels een Ave Maria inscriptie in de latei die boven deur ligt gevolgd door het jaartal van de bouw. In het hart van het dorp waren er veel huizen die dateerden van de 18de en 19de eeuw. De waterbron en kerktoren waren nog van veel eerdere datum.
Wat ook leuk is, is dat zo’n twintig jaar geleden alle dorpsbewoners geportretteerd zijn en dat de portretten op de huizen hangen waar ze eens woonden of nog wonen. We zagen een oude baas zitten op een bankje en ik vroeg aan hem of het inderdaad allemaal bewoners van het dorp waren die afgebeeld waren. Dat beaamde hij. Ik vroeg toen waar zijn portret hing en hij wees ons het huis, op nummer zes, die knappe kerel. En inderdaad, op nummer zes hing een portret van een vrij jonge man die wel gelijkenis vertoonde met de man die we zojuist gesproken hadden. Toen we in zijn richting keken stak hij lachend zijn duim in de lucht. We waren bij het goede pand. Geweldig, dit soort ontmoetingen. Die onthoud je en kleuren je reis. Alleen moet je wel zelf het initiatief nemen voor dit soort contacten. Wanneer je het doet word je echter bijna nooit teleurgesteld. Mensen waarderen het wanneer je belangstelling hebt voor hun leefomgeving, cultuur en gewoontes. Daarna nog even wat gedronken in het dorp en daarna weer verder.
Ook hier kent de natuur een uitbundigheid die we bij ons niet kennen. Vandaag in de bergen kwamen we velden met Spaanse lavendel tegen, die plantjes met een paarse, vlinderachtige bloem die bij ons voor € 5,95 te koop staan bij de tuincentra. Ook Aubrieta, een paars kruipertje wat bij ons de tuin siert, staat hier als onkruid langs de weg en waarschijnlijk beschouwd men het ook als zodanig. Een wegomlegging bracht ons bij uitzichtspunt wat het hoogste punt van de route vandaag markeerde. Daar had men een arboretum aangelegd, een soort tuin met de lokaal voorkomende bomen. Een geweldig panorama had je er over het gebied met als kers op de appelmoes een uitzicht op de Sierra de Gredos, het hoogste gedeelte van dit gebied, wat ondanks de temperaturen nog met sneeuw was bedekt. Er moet daar dus een vracht hebben gelegen.
Ondertussen schoot de dag alweer aardig op, het was inmiddels ruim vijf uur. Omdat we toch wel een aardig stukje van Salamanca afzaten tijd om de terugreis te aanvaarden. De naamgever van het gebied, het hooggelegen Peña de Francia, hebben we moeten laten voor wat het is. Via El Cabaco en Tamarnes weer terug. Weer langs de talloze olijfgaarden. Hier troffen we akkers vol met varkens. Die worden waarschijnlijk gehouden voor de Jamónes Ibericos, de Spaanse hammen die je hier overal ziet hangen. Zo te zien hadden de beesten een goed leven, tevreden knorrend liepen ze te grazen, glimmend zwart van de blubber.
Op de terugweg nog even langs de supermarkt gegaan om levensmiddelen in te slaan. We hadden namelijk het idee om morgen te vertrekken. Dat idee hebben we maar laten varen want we konden er vanavond niet helemaal uitkomen waar we heen wilden. Gaan we morgen maar eens even op ons gemak bekijken, we hoeven ons per slot van rekening nog niet te haasten.
Vandaag zouden we dus bekijken wat we morgen gaan doen. En dat hebben we gedaan. Maar niet te vroeg. Het was namelijk wel een heel rustige dag vandaag. Op ons gemak ontbeten, de dames uit Brunssum hebben we uitgezwaaid, die gingen richting Pamplona. Rond een uur of elf hebben we de fiets maar gepakt en zijn een stuk langs de Tormes wezen fietsen, de al eerder genoemde rivier. Stroomafwaarts hadden we de oever al bekeken dus nu maar stroomopwaarts. Op weg naar de bron om zo maar eens te zeggen. De eerste honderd meter was het fietspad goed te bereiden maar daarna ging het weer over in een geitenpad. Maar je went er aan. Na een kilometer of wat word je behendig in het ontwijken van de bulten en de kuilen hoewel er ook stukken waren dat er geen ontkomen aan was.
Wel een prachtig stuk was het met een hoop tuinbouw. Wat wil je, vruchtbare grond en een hoop water in de buurt. Het besproeien gaat hier ook bijna de hele dag door. In de volkstuintjes staan de planten op regels waar een soort slootjes langs lopen. Die laat men helemaal vol lopen. Een dag later is het water weer verdwenen en dan wordt het proces herhaald. Het werkt want alles zag er groen uit. Piepers, bonen, tomaten, prei, van alles komt hier de grond uit en groeit er in. Ook dit keer raakten we de weg kwijt. We raakten verstrikt in een kluwen van paadjes en paden. We kwamen echter niet helemaal in Niemandsland, geregeld kwamen we mountainbikers tegen of werden we er door ingehaald. Op een zeker moment konden we niet verder en waren we genoodzaakt om de weg weer te pakken. We hadden er geen idee van waar we waren en ook de kaart bracht geen uitkomst. Nou ja, makkelijk, heen hadden we de rivier aan de rechterhand, wanneer we terug willen moeten we hem links houden, dan hebben we het meeste kans om weer thuis te komen.
En inderdaad. Uiteindelijk bleek dat we helemaal niet zover van de camping afzaten, een kilometer of vijf maar. Omdat het pad een nogal grillig verloop had dachten we dat we veel verder waren. Toen we uiteindelijk het bord van de camping zagen besloten we om daar maar even een hapje te gaan eten en dat we maar even de zon moesten ontvluchten. Vijfendertig graden was het, eigenlijk te warm voor een tochtje op de Gazelle. Lekker een paar Pan Bagnats gemaakt (brood met tomaat, sla, ei, ui, tonijn en olijven) en daarna gestrekt in de stoel. Binnen vijf minuten lag ik te snurken. Af en toe zo’n dag is wel lekker, het lijkt dan verdacht veel op vakantie. Jantiene in een boek wat ging over de moeder van Hugo Borst, een vrouw die langzaam begint te dementeren, dus die had ook een leuke middag.
Vanmiddag hebben we dus bekeken waar we naartoe gaan. Voor de vakantie had ik een gids aangevraagd van de ACSI, een uitgever van campinggidsen die ook groepsreizen met de caravan organiseert. Veelal zijn het ouderen die met dit soort reizen meegaan en ja, laten we maar eerlijk zijn, tot die categorie beginnen we zo langzamerhand ook te behoren. Je kan alles wel zelf proberen te bedenken maar die reisplanners zijn natuurlijk ook niet gek. Ze weten waar de mooie plekjes zijn en de goede wegen lopen en combineren dat met campings die wel bestaan. Het zou stom zijn wanneer je daar geen gebruik van zou maken, toch? Met de route ‘Ontdek het Moorse Spanje’ op schoot hebben we ons plan getrokken. Wat het wordt? Morgen vertellen we er meer over.
Terwijl de laatste klanken van de hobo wegsterven klinkt het geluid van de akoestische gitaar. De fijn gemanicuurde nagels van Pablo Villegas raken de snaren met een onnavolgbaar vakmanschap en vol gevoel. Het adagio is begonnen. Na een rustig begin wordt je mee gesleept in een stroomversnelling van geluid, kleur en emotie. Na een orgasme van klanken neemt de hobo het weer over en valt het orkest weer in. Wat een stuk. Joaquin Rodrigo heeft er zijn best op gedaan. Geïnspireerd op het roemrijke verleden van Aranjuez heeft hij dit concert geschreven.
Aranjuez, een kleine stad, zo’n veertig kilometer ten zuiden van Madrid. Het zomerverblijf van het Spaanse koningshuis in de vorige eeuwen. Vandaag zijn we er aangekomen. Vanmorgen hebben we Salamanca verlaten. Het was moeilijk een keuze te maken voor een volgend reisdoel maar uiteindelijk hebben we hier voor gekozen. Eigenlijk was Toledo het doel maar de recensies voor de camping daar, en er is er maar één, waren dermate slecht dat we daar van af hebben gezien. Gekozen voor deze. Het ligt zo’n 40 kilometer van Toledo af dus dat is maar een half uurtje rijden.
Onderweg veranderde het landschap enorm. We passeerden Avila, een geweldig mooie stad om te zien. Middeleeuws ommuurd en met 80 torens die de muur onderbreken. Helaas, de foto’s zijn niet echt gelukt, eigenlijk mislukt dus jullie moeten het maar even doen met het schriftelijk verslag. De eerste zeventig, tachtig kilometer bevonden we ons nog op de Spaanse Hoogvlakte maar toen doemden de bergen op van het Sierra de Guaderarama. Onverwacht stond ons een behoorlijke helling te wachten, 11% naar de Alto del Leon op 1511 meter. Daar had het Daciaatje toch wel even moeite mee, maar het naaimachinemotortje trok de auto met caravan toch omhoog. Boven even de auto even uitlaten hijgen en wij aan de koffie.
Madrid doemde op, een geweldig grote stad met vier miljoen inwoners. Wij op de ring er omheen en er kwam geen einde aan. Uiteindelijk de afslag Aranjuez bereikt en daar heen gegaan. Het was direct een stuk rustiger. Rond een uur of half drie bereikten we de camping en toen we de auto uit stapten was het alsof er een warme deken over ons heen viel. Zesendertig graden en geen wind. Vreselijk. Helaas moesten we lopend de camping op om een plekje te zoeken. Met behulp van wat Nederlanders een schaduwrijke plek gevonden en toch maar direct de boel opgebouwd. Daarna zijn we nog even naar de stad gereden voor wat boodschappen. Vreselijk lopen zoeken, ook Tom zette ons op het verkeerde been en stuurde ons naar een leeg industrieterrein maar uiteindelijk vonden we toch en Lidl. Dezelfde die we op de weg hierheen al gespot hadden. Het was zo aangenaam in de Lidl dat we eigenlijk meer kochten dan nodig was zodat we de winkel nog niet uit hoefden.
Daarna terug en de boel opgeruimd. De schaduw opgezocht en geprobeerd de Spaanse gewoonte van de siësta na te volgen. Dat ging buitengewoon goed. Ik zakte zo weg terwijl Jantiene tijdens het grote nietsdoen een boek las. Een gevolg van de warmte was dat we geen zin hadden om te koken. Nu treffen we het, hier op de camping is een aardig restaurantje met dito prijzen. Daar heen vanavond. Het was er erg lawaaiig op het terras vanwege renovatiewerkzaamheden aan het zwembad. Jekkeren, boren, hakken, van alles vond er plaats. In de eetzaal zelf was het niet om te harden zo heet als dat het was. We zagen nog een tafeltje buiten, achter het restaurant aan de oever van de Taag en ik vroeg of we daar misschien konden gaan zitten. Het was geen probleem. Het plekje werd aangeveegd, de tafel gedekt en we konden plaats nemen.
Een alleraardigste ober bracht ons de kaarten. Menu van de dag (zie foto) leek ons wel wat. Volop keus. Jantiene begon aan de groene asperges met balsamico en mij leken de witte bonen met varkensoor wel een goede starter. Dat was ook zo. Het maal werd vergezeld door een goed glas witte wijn (echt lekker) en een paar glazen water. Nu hadden we ook al een paar witte wijn op. Met temperaturen zoals hier moet je toch blijven drinken, nietwaar? Uitdroging is op onze leeftijd één van de grootste problemen. Nou, wij zorgen er wel voor dat dit ons niet gebeurt.
De voorgerechten waren prima. Ik had de ober er ook al mee gecomplimenteerd (Es que soy en la cuchina de mi abuela – Het is of ik in de keuken van mijn grootmoeder ben) en hij begon helemaal te glimmen. Voor een Spanjool is dit een groot compliment want grootouders staan hier in heel hoog aanzien. Jantiene had als hoofdgerecht de Rosse buurt met ei en aardappels. (zie foto menukaart) Zo op het eerste gezicht een wat vreemd gerecht maar wanneer je met Google translate lomo (varkenslende) vertaalt in het Nederlands krijg je echt Rosse Buurt in je scherm. Andersom werkt het niet maar er zijn maar weinig mensen die een controle uitvoeren. Lomo betekent lende, het was dus gewoon een stukje varkenslende met gebakken piepers. Ik had gekozen voor Inktvis in inktsaus. Nou, dat viel even vies tegen, het was gewoon niet lekker. Waarschijnlijk was het prima maar ik vond het gewoon niet te vreten.
Nu wilde ik de ober niet teleurstellen door het bord weer vol te retourneren want ik had hem net een topcompliment over de keuken gegeven. Zoals gezegd, we zaten als enigen aan de boorden van de Taag. Tussen ons en de rivier stond een muurtje en een klein oevertje. Ik zei tegen Jantien: ‘Ik stap even over het muurtje en flikker die zooi gewoon de Taag in. Iedereen blij’. Even kijken of de obers niet in de buurt waren zodat ik het ongezien kon doen, en ja, ja, ze zijn weg, en hop. Ik sprong over het muurtje en met een servet mijn bord schoongeveegd, een hand hooi over de zooi en met een lenigheid die mij eigen is sprong ik weer over het muurtje terug richting mijn stoel. Helaas had ik hierbij de kandelaar met glaasjes die op het muurtje stond over het hoofd gezien. Of het een gerichte karatetrap betrof nam ik de kandelaar mee in mijn sprong. Rinkeldekinkel. Alle glaasjes die onderdeel uitmaakten van de kandelaar rolden over de grond. Nou ja rolden, ze vielen allemaal stuk en het bleef niet onopgemerkt. Alle gasten keken onze kant op en in no-time, ik wist niet waar hij zo snel vandaan kwam, stond de ober voor mijn neus.
Potverdrie, een probleem dus. ‘Es un presenta de mi hija’ zei hij, het was een cadeautje van zijn dochter, hoe moest hij dat nu aanpakken. ‘Lo siente’, antwoordde ik, ‘het spijt me’. ‘ Ja, ja, het spijt me’, sprak de ober, ‘het spijt je maar ik heb een probleem, hoe moet ik dit oplossen?’ Potverdorie, wat voelde ik me lullig. Doe je het één om de ober niet teleur te stellen en het gevolg ervan is dat het ander gebeurt waardoor hij zich nog vervelender voelt. Gelukkig riep de plicht hem en ging hij weg met zijn handen vol met scherven. Toen hij de borden kwam halen direct maar om de rekening gevraagd, betaald en met stille trom vertrokken. Jantiene heeft nog een fooi van € 3.75 achtergelaten, het bedrag waarvoor die kandelaars bij Xenos te koop zijn en hup de deur uit. Ik denk dat het de laatste keer geweest is dat we daar gegeten hebben.
Terug naar de caravan dus maar om ons dagelijks verhaal te schrijven. En daar zitten we nu, om vijf over elf. Het is nu 29 graden en ik zit lekker in mij onderbroek achter de laptop. Ik denk niet dat we vannacht temperaturen onder de twintig graden gaan halen. Eens eerder heb ik al geschreven dat het me vroeger niet heet genoeg kon zijn ’s nachts maar dat ik die tijd toch wel een beetje heb gehad. En inderdaad, dat ware wijze woorden, daar blijf ik bij.
Een ongekend warme nacht was het, alle luiken stonden open en toch was het vanmorgen bij het ontwaken nog 20+ graden. De douche kwam als een welkome verfrissing. Uitgerust waren we niet, de warmte lijkt er wel voor te zorgen dat de energie wegvloeit. Rustig aan dus maar, Spaans tempo zullen we het maar noemen. Na het ontbijt de fietsen klaar gemaakt en naar Aranjuez, zo’n anderhalve kilometer van hier. De camping en de stad worden gescheiden door de Taag. Het is hier nog geen imponerende rivier. Het heeft een wat wonderlijke, donkere kleur, waarschijnlijk het gevolg van de borden met inktvis die er in gedumpt worden.
Zo’n 500 meter buiten de uitgang van de camping bevindt zich een brug die leidt naar de Prinselijke Tuinen, El jardin del Princip. Bij de brug is een trap en een gedeelte waar je, zo namen wij aan, je fiets mee kon voeren. Iets later kwamen we er achter dat het waarschijnlijk voor rolstoelen en kinderwagens bedoeld was. Het is een vrij smalle brug en waarschijnlijk was er een uitje van de plaatselijke crèche want de hele brug stond vol met kinderwagens. Nu waren er ook verschillende dubbele kinderwagens bij, je kent ze wel, voor tweelingen. Erg krap dus. Onze fietstassen namen ook de nodige ruimte in dus het ging allemaal maar net. De Spanjaarden, galant als ze zijn namen de fietsen over, gaven ze naar achter door en wij konden er achter aan blijven lopen. Bij de laatste kinderwagen namen ze weer in ontvangst. Geen centje pijn, niemand keek er raar van op dat we ze meenamen en er werd ons vriendelijk een goede dag toegewenst.
Wij de brug af waarbij we door een soort hekje moesten. Daar stond een bord: verboden om picknicks te houden, transistorradio’s, ontklede dames, brommers, joggers en verdorie ook, jawel, fietsers. Hadden we ons net langs al die kinderwagens geworsteld die daar nog van het uitzicht stonden te genieten, konden we geen gebruik maken van de fietsen. Teruggaan vonden we geen optie, dan zouden we misbruik maken van hun vriendelijkheid en dat wilden we niet. Nou, dikke zou ik zeggen. Net doen of je het niet gezien hebt, opstappen en karren maar.
Het is een ontzettend groot, 150 hectare, mooi onderhouden park met een keur aan beplanting uit alle delen van het Spaanse rijk toen dat nog een beetje de moeite waard was. We hebben er een stuk doorheen gefietst tot we twee parkwachters te paard zagen. Gelukkig hadden die het te druk met zichzelf. We hadden ons een beetje verdekt opgesteld achter een boom van 300 jaar oud en ze reden zo een andere kant op. Wij dus de tegenovergestelde richting genomen die helaas naar een uitgang leidde. Met een rustig tempo reden we door, alsof onze neus bloedde, maar we zagen de parkwachter al zijn hok uit komen. Om zijn autoriteit wat meer aanzien te geven zette hij snel nog even zijn pet met glimmende klep op. Wat fijn voor de man, eindelijk wat actie. Boeven in zicht. Criminelen, grijp ze! Met gestrekte arm en de handpalm naar ons toe gericht gebaarde hij ons te stoppen.
‘¿Aha, weet u wel dat wat u doet streng verboden is?’ vroeg hij ons waarschijnlijk. Ook zonder een vertaling was de strekking van zijn woorden wel duidelijk. Wij speelden natuurlijk de vermoorde onschuld. ‘¿Verdad?’ zei ik, ‘Is het waarachtig?’ ‘Ja, ja, je mag hier niet fietsen’, maar het feit dat wij buitenlanders waren stemde hem al wat milder. ‘Ja, we komen van de camping, wat een geweldige mooi park en nee, ik heb nergens een bordje gezien’. Toch wel lekker wanneer je een paar woorden spreekt. De man was helemaal gecharmeerd. ‘Niet meer doen hoor en een prettige dag verder’. Zijn eer was ook weer gered voor vandaag. ‘Nee hoor, we zullen het nooit meer doen’. Lopend en nog net niet luid op lachend legden we de laatste 10 meter tot buiten het park af. Zo, het eerste avontuur hebben we ook al weer gehad vandaag. Daarna zijn we naar het paleis gefietst, over de stoep, tegen het verkeer in, 27 overtredingen in 378 meter maar gelukkig stonden daar geen parkwachters anders hadden we het wel opgelopen verwacht ik.
De paleizen die nu de stad sieren dateren uit de 18de eeuw, toen hier de Bourbons de scepter zwaaiden. Het werd gebouwd op de plek waar eerder al een jachtslot stond maar dat is omgetoverd tot iets met wat meer allure. Althans dat had het. Helaas is er nog wel wat achterstallig onderhoud. Op afstand lijkt het nog wel wat maar wanneer je wat dichter bij komt en met kritische blik kijkt zie je toch wel wat scheurtjes in het pleisterwerk, kalende kozijnen en graspollen die tot bloei komen in de dakgoten. Het enige wat wij eigenlijk misten waren wat ooievaarsnesten op het dak. Het is wel een gigantisch complex. Er zullen toch wel weer heel wat grepen in de schatkist zijn gedaan om het de dames en heren van de monarchie naar het zin te maken.
Het gebouw vertoont dus wel wat overeenkomsten met de hier heersende monarchie, het vertoont wat scheurtjes zo gezegd. De oude koning heeft plaats gemaakt voor een nieuwe vanwege een illegale olifantenjacht, wat buitenechtelijke relaties en waarschijnlijk daaruit voort gevloeid nageslacht en een wat ondoorzichtige boekhouding, maar daar hebben wel meer Europese Koningshuizen last van. Armoe troef moeten we maar denken, geen geld voor een goede boekhouder. Ik heb met ze te doen.
Bij het gebouw ligt het Jardin de la Isla. Een tuin voor de dames zogezegd. Een behoorlijk complex met vorm gesnoeide buxus, fonteinen en volières. Helaas zat hier ook een beetje de klad in. Mogelijk was de tuin ook al een tijdje niet onderhouden en dat men nu in actie kwam om de boel weer op te knappen want op sommige plekken was het triest. Misschien was onze komst wel aangekondigd maar kwamen we wat te vroeg. Gaten in de heggen, kale struiken, onkruid dat hoger groeide dan de beplanting, vuilnisbakken die overliepen van de troep en zo waren er nog wel een paar dingetjes. Onbegrijpelijk want ik denk dat we wel 50 man personeel hebben zien lopen. Ja, dat dacht ik ook, net als u, lopen, en werken ho maar. Maar ja, de warmte hè.
Wat wel heel mooi was, was het irrigatiesysteem. Aranjuez ligt op een plek waar de Taag van nature nogal een groot verval heeft. Men heeft de rivier een andere loop gegeven waarbij een gedeelte van het water om de tuin heen loopt op een ander peil dan de rivier. Aan het einde van de tuinen stroomt het water dan weer in de oorspronkelijke loop. De tuinen lopen licht af en langs alle perken lopen een soort goten waardoor men het water kan laten lopen. Dat gebeurt ook nu nog. Met schotjes en planken laat met het water door een gedeelte van het park lopen waarbij het aan het eind van het park weer in de rivier loopt. Ja, minus het water wat de grond ingezakt is natuurlijk. Ingenieus. Nu heeft het hele complex een Unescostatus en is dus gebombardeerd tot Wereld Erfgoed, iets waar je zuinig op moet zijn vanwege het unieke karakter er van. Het unieke karakter kan ik wel onderschrijven, het zuinig zijn op, dat ontdekte ik wat minder. Jammer maar misschien keert het tij nog.
Fietsen maakt hongerig en hoewel we niet de hele tijd op de fiets hadden gezeten kregen we toch wel trek. We belandden bij El Colmadito, een biercafé met broodjes. Nu ben ik wel een liefhebber van bier maar niet met de hier heersende temperaturen. Het zakt dan namelijk zo in je kuiten, niks waard. Maar even aan de cola dus, iets wat ik bijna nooit drink maar wat met erg warm weer wel lekker is. Het systeem waarmee de bar werkte was wel grappig. Op de tafels stond de kaart met een uitgebreide omschrijving van de gerechten en de dranken. Daarbij stond een houdertje met velletjes waarop in het hetzelfde nog eens stond maar dan alleen met de naam. Daarnaast hing een potlood. Nu was het de bedoeling dat je met het potlood de bestelling invulde op het velletje, die gaf je af in het café, je rekende af en ging weer op het terras zitten. Iets later verscheen je bestelling dan op een soort doorgeefluik richting terras waar je het kon pakken. Een soort MacDrive dus maar ook weer niet want je kon niet in je auto op het terras zitten.
Na deze onderbreking hebben we nog een poging gedaan om het centrum van de stad te ontdekken maar helaas, daar zijn we niet in geslaagd. Het is eigenlijk een soort Rotterdam, een stad zonder hart. Het beeld van Zadkine zou hier niet misstaan. Terug naar de camping dus maar, het was het heetst van de dag. Hierna zouden we eigenlijk naar Chinchón fietsen maar het volgen van de siësta gaat ons steeds beter af. Het was ons te heet om daar nu heen te fietsen. De ligstoelen in de schaduw geïnstalleerd en geprobeerd om de vermoeidheid die we vannacht niet kwijt geraakt waren nu wel kwijt te raken. Ondertussen las ik in mijn ‘Spanjegids’ dat het morgenochtend markt is in Chinchón. Een goede reden om deze trip maar even uit te stellen. Daarbij kwam dat we ook wel heel lekker lagen.
Rond een uur of half vijf ontdekten we dat het weekend is begonnen. De Madrilenen waren uitgewerkt en kwamen en masse naar de camping toe. Alle tot nu toe onbewoonde hutten kregen opeens weer bewoners, de speeltuin zat vol en het was een herrie van jewelste. Nu was dit niet helemaal aan de toevloed van seizoensklanten te wijten, naast ons staat sinds vanmiddag ook een Italiaans gezin met een kind, wat zeg ik, een zoontje, eigenlijk een kroonprinsje. Gillen het kreng en pa en moe vliegen bij iedere kik. Gelukkig gingen ze na een paar uur op pad dus vanavond hebben we ze eigenlijk niet gehoord. Vanavond maar niet uit eten gegaan, ondanks het feit dat het weekend is. We hebben maar even lekker Hollandse pot gegeten, Nasi met pindasaus. Altijd lekker.
Het was al vroeg dag vanmorgen. Om kwart voor acht al aan de thee want, zoals ik gisteren al schreef, wilden we naar Chinchón. De vaste volgers weten het natuurlijk, we hebben een passie voor markten maar we zijn er deze reis nog maar bitter weinig tegen gekomen. Chinchón heeft er dus één op de zaterdag ochtend. En meestal wanneer ze in Spanje ochtend zeggen dan bedoelen ze ook echt ochtend. De dag begint hier een stuk vroeger dan bij ons, om zeven uur zitten de café’s al vol met mensen die even snel een kop koffie en een crustado nemen voor ze naar hun werk gaan. Dat zal je bij ons niet zien, daar gaan de café’s bijna niet open voor 10 uur en dan bedoel ik eigenlijk 22 uur, de tijd dat ze hier alweer sluiten.
Om half negen in de auto. Ver kon het niet zijn want gisteren spraken we nog met twee Nederlanders die er ‘even’ heen gefietst waren. Na vanmorgen nemen we dat ‘even’ wel met een korreltje zout. Het was 23 kilometer waarvan de eerste vijf kilometer aardig overeenkomst vertoonde met de wegen in Hongarije, het lijkt wel wat maar het is niks. Vol gaten, kuilen, diepe bermen en grind. Nou daar ga je dan op je dunne bandjes, vergeet het maar. Daarna kwam er nog een kilometer of 10 B weg, ook matig maar kwalitatief een stuk beter dan het eerste gedeelte en de laatste 8 kilometer waren van Europees gesubsidieerde kwaliteit.
Chinchón, het was alsof het nog in diepe slaap was toen we er aan kwamen. Geprobeerd om het centrum te vinden. Ik had verwacht dat dit wel hoog zou liggen bij het kasteel maar daar konden we niets vinden. Wel een paar oude mannetjes die bij de bushalte zaten te buurten zoals dat bij ons vroeger heette. Gewoon met elkaar over de dingen van alledag praten en verhalen vertellen die eigenlijk nergens over gaan. Dat deden de mensen nog toen er geen televisie was. Nu hebben ze daar geen tijd meer voor want, oh jee, opschieten, want over vijf minuten begint Matthijs. En wanneer je dan na drie kwartier denkt wat heb ik nu eigenlijk gezien… ja, Peter R. was er om zijn nieuwe programma wat te promoten en iets met Sylvana van Denk die probeert haar in het slop geraakte televisiecarrière weer een andere draai te geven. En dan was er nog een item met die gesjeesde zogenaamde dichter, die Nico, die weer een onsamenhangend verhaal op monotone wijze voorlas, een verhaal wat Matthijs weer vreselijk geforceerd deed lachen. Oh ja, en relnicht was er ook nog, die Marc Marie, die ook niets te zeggen had maar dat wel op een vreselijk leeghoofdige en luidruchtige manier deed. En Matthijs, ja die was er natuurlijk ook. Snelkwebbelend praatte hij de boel een beetje aan elkaar zonder ook maar de minste moeite te doen om wat kritisch te zijn. Nee, dan kan je het beter met echte mensen nergens over hebben, dan heb je tenminste nog contact met elkaar. Trouwens, hier hebben ze ook televisie, overal staat hij aan, in café’s, restaurants, winkels en op de camping maar geen mens kijkt er naar. Het begin is er, nu moeten ze alleen nog leren om hem niet meer aan te zetten, dat zou helemaal winst zijn.
Zoals gezegd, Chinchón was wel ontwaakt maar nog niet echt wakker. Ik wendde me dus tot de drie mannetjes die daar zaten en een spraakwaterval was het gevolg. Ze struikelden bijna over elkaar om de bijna verdwaalde vreemdeling te helpen. Het is wel grappig, ik kan me aardig redden in het Spaans maar om een conversatie aan te gaan met drie bejaarde Spanjaarden met een accent uit La Mancha is een hele kunst. Al na de eerste drie woorden onderbreek ik ze met de vraag of ze een beetje minder snel willen praten omdat ik het anders niet helemaal kan volgen. Dat gaat dan vijf woorden goed en dan zetten ze, gedreven door hun enthousiasme, weer een tandje bij. In grote lijnen kan ik het verhaal meestal wel volgen door de gebaren die de uitleg ondersteunen.
We werden weer naar beneden gestuurd, naar het Playa Mayor. Zonder al te veel moeite kwamen we er en zagen dat de markt opgebouwd werd. Nou ja, markt, de jaarlijkse braderie in Sint Herejezusveen is waarschijnlijk groter. Het stelde weinig voor. Er stonden drie kramen maar eerlijk is eerlijk, er waren er nog twee aan het opbouwen.
Eerst maar even een rondje gelopen en het moet gezegd worden, Chinchón is de moeite waard. Het is gebouwd in de eertijds hier algemeen voorkomende Haciendastijl, een plein met winkels er om heen die op de eerste en tweede verdieping bewoond worden. Een tweede kenmerk is dat er rondom balkons zijn. Na een eerste blik even snel ontbeten. Koffie, croissantje en dat was het wel. Ons bezoek aan het stadje was al bijna aan zijn eind gekomen. Nog even de markt over maar veel voeten had dat niet in de aarde. Kwart over tien was het nog maar dus we hebben besloten om er nog even een bezoek aan Toledo aan vast te knopen.
Na een uurtje rijden kwamen de contouren van Toledo onmiskenbaar in beeld. Het Alcazar wat boven alles uit steekt herken je meteen. De stadsmuren zijn nog voor een groot gedeelte intact en de weg leidt je naar de hoofdingang van de stad. Daar is ook het VVV gevestigd dus direct maar een kaart met instructies van de plaatselijke instructrice gescoord. Na een sanitaire stop in het naastgelegen park waren we er helemaal klaar voor. Toledo, maak je borst maar nat, we komen er aan!
Of Toledo de borst natgemaakt heeft, we zullen het nooit weten. Wiens borst wel nat werd was de onze, ruim dertig graden en alles klimmen. Het begin viel nog wel mee. We werden bijna naar binnen gesleurd door een Spanjaard die een winkel had met imitatiezwaarden en die ons daar graag blij mee wilde maken. Nou ja, het betrof een ruil, hij wat euro’s, wij het zwaard. Daar hadden we eigenlijk weinig zin in. In het gesprek wat volgde bleek dat hij in Nederland gewerkt had. Hij wist nog een paar woorden: Hartstikke lekker en potverdomme, Esjede (Enschede) en fabriek. Als gastarbeider had hij in de textiel in Enschede gewerkt en was uiteindelijk weer terug gegaan naar zijn geboortegrond om daar met zijn verdiende centjes een bestaan op te bouwen en dat was gelukt. Hij verkocht nu blikken zwaarden. Toledo stond vroeger namelijk bekend om het fantastische staal wat er vandaan kwam. De souvenirwinkels doen nu suggereren dat dit nu nog zo is maar ik heb mijn twijfels. De harnassen die te koop staan vertonen buitengewoon veel overeenkomst met sardineblikken en ik denk niet dat je met de tentoongestelde zwaarden een brood kunt snijden. Maar het ziet er leuk uit, zonder twijfel.
De dame bij het Officina de Turismo had haar best gedaan. Op de kaart had ze een route uitgestippeld langs de highlights van Toledo. Zo passeerden we na wat klimwerk ook de Eglesia de San Nicolas, jawel, onze favoriete heilige. Ik heb een paar kennissen die helemaal idolaat van Sinterklaas zijn, even een fotootje maken dus. Naar binnen en jawel hoor, daar stond de oude Klaas met voor zich een kookpot met drie kinderen er in. Volgens de verhalen heeft hij die later weer tot leven gewekt. Daar komt dus het verhaal vandaan dat hij een kindervriend is. Maar natuurlijk is hij ook de beschermer van de zeevarenden. In ieder havenkwartier vind je namelijk wel een Sint Nicolaaskerk of straat. Het kan niet op. Twee part-time banen avant la lettre. Hij had er maar druk mee. Van daar uit zijn we naar Plaza del Zocodover ,het centrale plein van Toledo gegaan. De hongerklop begon al een beetje toe te slaan dus eerst maar eens een bocadilla gescoord bij de plaatselijke bocadillaboer. Een verse jus er bij en we konden er weer tegen.
Het was warm en het tempo waarmee we de afstand tussen de diverse bezienswaardigheden aflegden nam zienderogen af. De borst werd inderdaad nat. Gelukkig ontwaarden we de plaatselijke kathedraal en dachten daar wel wat verkoeling te kunnen vinden. Ah, señor, naturalemente, es possibele, pero dat kost u wel even acht euro. Nou dat vonden we wel een beetje veel. Het valt ons wel op dat we hier voor ieder heiligdom behoorlijk in de buidel moeten tasten. Ik dacht dat God gratis was. Waarschijnlijk is dat wel zo maar het betreden van zijn woning is dat niet. Het geld moet er binnen stromen, er stond een rij van zeker twintig meter voor de deur en die werd niet korter. Maar ja, je moet maar zo denken, het opperhoofd in Rome moet ook salaris hebben niet waar?
Alle gekheid op een stokje, Toledo is wel een fantastisch monument. Hoewel het wel wat vercommercialiseerd is blijft er genoeg over om je over te verbazen. Iedere steen die er gebruikt is moet naar boven gesjouwd zijn. Wat een werk om zo’n stad te bouwen. En wat zal het vroeger gestonken hebben in de steegjes en de straten. Geen riolen, geen vuilnisdienst. Alles werd zo het raam uitgekieperd in de hoop dat de regen het wel weg zou spoelen en het regent hier weinig.
Aan het einde van onze rondgang werden we nog geconfronteerd met een bruiloft. Buiten de kerk stond een orkest met gitaristen en wat dies meer zij (zoals de oude Willem O. het altijd zo treffend wist te brengen) liederen te zingen voor het verse paar. De bruidegom werd gelauwerd en mocht waarschijnlijk vanaf dat moment ook deel uitmaken van het orkest. Zo te zien was hij erg vereerd. Het was een vrolijke maar toch ook emotionele gebeurtenis. We hebben ons vergaapt aan de wijze waarop de mensen zich hier uitdossen voor een bruiloft. De heren vrijwel allemaal in gepast en keurig zwart met bijpassende das maar bij de dames leek het wel of het Tweede Kamerleden waren die uitgenodigd waren voor Prinsjesdag. De uitbundigheid van de hoeden kende bijna geen grenzen.
De warmte heeft het vandaag van ons gewonnen. Toen we op het hoogste punt van Toledo aangekomen waren hebben we de roltrap naar de parkeerplaats genomen. Wat een welkome verrassing. Het was nog een eindje lopen naar de auto maar daar wachtte ons de airco, wat toch een uitvinding. Een half uurtje verder sturen lag de camping. Nog even boodschappen gedaan in de Leclerc, de Franse Grootgrutter. Daarna terug naar de camping om languit in de blauwe stoelen te duiken.
Vanavond hebben we overlegd hoe we er verder over dachten. We waren het er over eens dat het hier toch wel erg warm is en dat wat verkoeling wel prettig zou zijn. We gaan dus morgen verkassen, dit ondanks het feit dat de Spaanse Amara Omwuka een temperatuursdaling aangekondigd heeft. Naar het oosten is het plan, nog even het binnenland in, mogelijk een uitstapje naar de kust en dan weer richting Pyreneeën. We hadden een akkoord dus om het vertrek morgen wat soepeler te laten verlopen vanavond maar even wezen betalen. Ik had al een goed contact met de receptioniste. Zij begreep tenminste dat wanneer ik in het Spaans begon zij niet in het Engels moest antwoorden. Dat viel ook een dame op die zich bij de receptie bevond. ‘Meneer’ zei ze ‘spreekt u Spaans?’
Ik beaamde dat ik me wel redelijk kon redden. ‘Kunt u me dan even helpen. We staan hier buiten met de camper maar er schijnt geen plek meer te zijn. Nu zagen we net iemand vertrekken en we vroegen ons af of wij niet op die vrijgekomen plek konden gaan staan.´ Ik het verhaal uitgelegd aan de dame achter de balie maar die kon schijnbaar geen plek dubbel boeken. Stom, want dubbele boeking is dubbele inkomsten zou je zeggen. Nou ja, het zij zo. We raakten met elkaar aan de praat en ze stonden buiten de poort. Wilden eigenlijk hier op de camping staan om een dag Madrid te bezoeken, zij, Kim, Ruud, het tweede gedeelte van de relatie en Liz, hun dochter. Het bleek dat ze buiten de poort stonden, vrijwel tegenover onze caravan. Nu hadden ze er geen bezwaar tegen om daar de nacht door te brengen maar ze hadden geen stroom. Ik zei dus dat dat geen probleem was, snoertje over de heg en ze hadden stroom via mij. Goed idee maar eerst wilden ze kijken of er nog een camperplaats in Aranjuez was. Volgens Internet was dat namelijk het geval. We zeiden dat wanneer het niet zou lukken ze altijd nog wel even bij ons aan konden wippen.
Een uur later hadden we nog niets gehoord en eigenlijk, om eerlijk te zijn, waren we wel een beetje opgelucht. Mooi, ze hebben een plekje. Ik zit net de belevenissen van vandaag op te schrijven en daar komt een dame met kind op de arm bij onze caravan aankloppen. ‘Ja sorry, maar we hebben het niet kunnen vinden’. Om een lang verhaal kort te maken, we zijn samen naar de nachtwaker gegaan om te kijken of we een oplossing konden vinden. Een prima kerel. Wanneer ze gebruik wilden maken van het sanitair e.d., helemaal geen probleem. Hij kon ze alleen geen plek op de camping geven, dat behoorde niet tot zijn taak en hij was ook erg blij met zijn baan. Begrijpelijk. Het was al mooi dat hij voor het sanitair een oogje dicht wilde knijpen. Hij zei dat wanneer ze morgen vooraan stonden gegarandeerd een plek konden krijgen, morgen zouden er veel mensen vertrekken. Volgens hem was het geen probleem wanneer ze de camper bij de ingang van de camping zouden zetten. Dat kwam mooi uit, precies ter hoogte van onze caravan konden ze parkeren. Toen, of het een ondeugende actie tijdens een schoolreisje betrof, stiekem een verlengsnoer door de heg, hup de camper in en aan onze kant het stopcontact in en ze hadden stroom. Iedereen blij, Ja, behalve de campingeigenaar waarschijnlijk.
Toch stiekemweg wel spannend deze actie en een beetje giechelig hebben we alvast maar afscheid genomen van elkaar. Wanneer ze er morgenochtend nog staan dan spreken we elkaar nog. Wanneer dat niet het geval is dan was dit een leuke ontmoeting. Ze gaan op weg naar Portugal, we hopen dat ze een mooie reis hebben. Wij gaan morgen de andere kant op, naar het oosten. Die kant op is ook nog wel het één en ander te zien dus daar gaan we dan maar voor. Jullie lezen het wel.
Het was laat vannacht, twee uur voordat ik me te rusten legde. Het avontuur met Kim, Ruud en Lizz schopte eigenlijk mijn hele programma in de war maar het was wel een ontzettend leuke en dankbare ontmoeting. Zoals gezegd, nadat we om een uur of twaalf het snoer door de heg hadden gewurmd ging iedereen naar bed. Nou ja, iedereen, behalve ik dan. Ik was nog maar halverwege mijn blog en vond toch eigenlijk wel dat ik hem nog af moest maken. Fotootjes er bij en plaatsen. Ondertussen nog even een biertje want het was nog steeds erg warm, vier, vijfentwintig graden en dat maakt dorstig.
Vanmorgen werd ik iets voor achten wakker, onbewust was toch weer de biologische wekker gezet. Bakkie thee gemaakt en stiekem even door de heg gegluurd. Ze stonden er nog. Het plan van Ruud om rond een uur of vijf weer te vertrekken was toch niet doorgegaan. Eerst even een kop thee dus en daarna ben ik gaan opruimen, lekker op mijn gemak. Nu hebben wij achter de caravan een soort jerrycan liggen waar we het afvalwater in verzamelen en die moest ook nog even leeg en ik met dat ding naar de stortplaats. Daar kwam ik Ruud ook tegen. Ze waren nog niet weg want die kleine was helemaal aan het einde en zelf vonden ze het ook wel lekker om even uit te slapen. Vanmorgen maakten ze nog even gebruik van het sanitair en daarna wilden ze in westelijke richting vertrekken.
We waren bijna gelijk klaar. Nog even een praatje gemaakt bij de speeltuin, zij gingen er vandoor en wij gingen douchen. Een leuk contact. Het was inmiddels al rond half tien voordat we vertrokken. Eigenlijk hadden we nog een dag op de planning staan hier maar we vinden het gewoon te heet. Het is hier tussen de 35 en 40 graden en dat ontneemt je de zin om iets te ondernemen. In tegenstelling van Ruud en Kim gaan wij dus het oosten in, richting Middellandse zee. We hadden gisteren al iets op de korrel, Albarracin, een plaatsje in de buurt van Teruel, het ligt midden in een beschermd natuurgebied. Rond de 280 kilometer rijden maar het grootste gedeelte is over de snelweg dus dat moet te doen zijn.
Het schoot inderdaad op. Het was twaalf uur toen we stopten bij een wegrestaurant . Nog 115 kilometer gaf Tom aan, we hadden er dus al ruim 150 kilometer op zitten. Nog een kilometer of tien richting Cuenca en dan door het binnenland. Dat moest ook wel want bij Cuenca hield de snelweg op. Waarschijnlijk was toen net het subsidiepotje leeg. Nou ja, het kan verkeren zoals Bredero al zei.Het was trouwens een mooie rit geweest langs de noordkant van La Mancha. Een landbouwgebied wat behoorlijk afwisselend was. Zoveel kleuren in het landschap, je kwam ogen te kort. Het wordt hier ook weer groener, het landschap verandert. Een kilometer of veertig voor Cuenca begint het weer bosrijk te worden. Ook zien we meer sporen van veeteelt hoewel het aan echt vee ontbreekt. Dan maar het binnenland in. Het is een feit dat de wegen in Spanje over het algemeen heel goed zijn dus een stukje binnendoor kan geen probleem zijn. We zijn richting de Ventano del Diablo gereden, de kloof van de duivel. Een hele klim maar het uitzicht was de moeite waard.
We hebben behoorlijk wat foto’s gemaakt onderweg maar helaas, zo’n zeventig kilometer voor onze aankomst kwam ik er achter dat er geen geheugenkaart in ons toestel zat. Nou ja, helaas er zijn erger dingen. Voelden we ons vroeger rijk met drie rolletjes voor drie weken, 3 x 36 = 108 foto’s dus, tegenwoordig maken we dat aantal op een dag. Geen probleem, na de ontdekking gewoon wat extra klikken en dan blijft het probleem van het uitzoeken van geschikte plaatjes evengoed nog bestaan. Na de Duivelskloof hebben we de Gargenta gevolgd, een prachtige hooggelegen route met fantastische vergezichten. Daarna gingen we over de pas van La Cubillo. Een pas van een kleine 10 kilometer met 10 procent stijging. Nu was de pas 10 kilometer dus de stijging zou waarschijnlijk een kilometer of vier, vijf zijn, maar toch. Motorisch is onze auto natuurlijk geen hoogvlieger. 90 pk bij 900 cc is een aardig resultaat maar 90 pk is niet al te veel om een auto en caravan met belading en twee personen gedurende zo’n vijf tot zes kilometer omhoog te trekken.
We zijn dus even gestopt, gekeken of er nog een alternatieve route was. Die was er wel maar dat zou een honderdplus kilometer schelen. Hup dan maar, we hebben genoeg kerken bezocht afgelopen week dus Onze Lieve Heer zal wel even duwen wanneer het ons moeilijk gaat. Het ging als een zonnetje, de Logan scheurde omhoog dat het een lieve lust had. Het was dan wel met 55 km/u in zijn twee maar toch. Onderweg telden we af, één kilometer gehad, dat was twee en dat was drie. Bij zes kilometer waren we op de top en daalden we weer af. Gelukkig maar.
Gedurende de daling kwamen we de bron van de Taag tegen, de rivier die bijna het hele Iberisch schiereiland deelt in een noordelijk en zuidelijk gedeelte. We zijn even wezen kijken. De bron was een grote waterplas waaruit een slootje ontsprong. Het stelde weinig voor maar dat heb je met dat soort dingen. Wat wel heel leuk was, was dat de plas vergeven was van de kikkers. Honderden en honderden. Waar komen ze vandaan? Je verwacht toch niet dat ze vrolijk de berg op komen huppelen omdat ze gehoord hebben dat er daar wel een leuke vijver ligt. Stroomopwaarts zwemmen doen ze ook niet, dat is aan de zalm. Geen idee. Verder nog even een slang gezien en de beelden bekeken die er stonden. Mooi, dat kunnen we ook weer afstrepen.
Zoals gezegd, het hoogste punt hadden we achter de rug. De weg had vanaf nu hoofdzakelijk een afdalend karakter. De klok begon al aardig naar een uur of vier te lopen, de tijd die wij meestal hanteren om naar een camping te gaan. We hebben dus wat bezienswaardigheden onderweg gelaten voor wat ze waren en zijn doorgereden naar Albarracin. Dit is ook weer één van de mooiste stadjes van Spanje. Tijdens het passeren zagen we dat ook wel maar we hadden niet echt in de peiling waarom. Mogelijk ontdekken we dat morgen of overmorgen we. Direct maar doorgereden naar de camping en jawel hoor, daar was nog plek. We waren precies op tijd, na ons kwam er een hele kudde aan die ook een plekje zochten. Wij hadden er inmiddels één.
Het was toch een behoorlijk enerverende dag en dito korte nacht. Geen zin om te koken dus. Toen de tent stond zijn we even naar het restaurant gelopen om te kijken wat ze hadden. Daar maar een plaatselijke witte wijn besteld en de kaart gevraagd. Zag er niet beroerd uit, voor vanavond om kwart voor acht besproken. Terwijl wij van onze wijn zaten te genieten werden we gespot door een stel fietsers die al behoorlijk in het glaasje hadden gekeken. Of we niet even aan wilden schuiven, we waren van harte welkom. Nou ja, wat doe je dan. Dát doe je dan dus een paar minuten later zaten we bij een groep huisartsen die met de elektrische fiets Spanje doorkruisten aan tafel. Iets later schoven daar nog een paar pensionada’s bij aan die de tocht Granada – Nijmegen ondernamen. Ze hadden er zes weken voor waarvan er al twee verstreken waren. Toen ik mijn zorg uitte of ze het wel zouden redden, er waren immers nog maar 28 dagen over voor toch wel een heleboel kilometers luidde het antwoord: ‘Maar er gaan ook treinen en vliegtuigen hoor.’
Het was beregezellig, ik zeg altijd maar zo, niets gezelliger dan een dronken huisarts, die heeft altijd wat te vertellen. We hebben ontzettend gelachen. Helaas voor hen moesten we om 19.15 uur afscheid nemen want we hadden een tafeltje gereserveerd in het restaurant. Heerlijk gegeten, Jantiene zat aan de Fajita’s en ik had vers geschoten bergkonijn. Daarna nog aan de meloen, borreltje en koffie toe en toen hadden we het wel gehad voor vandaag. We hadden het lijf vol. Naar bed dus maar, na nog een kop thee. Besloten om ons niet gek te laten maken en morgen hier in de buurt rond te kijken, we hebben de fietsen natuurlijk niet voor niets mee.
Voor de rest zitten we morgen waarschijnlijk weer met het huisartsenconvent om tafel. Er gaan er wel een paar weg maar er blijven er zeker ook nog een paar over. Kunnen we het misschien eens hebben over de gevaren van aarskloven bij heren van middelbare leeftijd. Lijkt me een interessant gegeven.
Gisteren hebben we toch wel een enerverende avond gehad. We waren de hele dag op pad geweest en dan zo’n avond, ja dat hakt er wel in. Het zal niemand dus verbazen dat het pas rond een uur of negen was dat we ontwaakten. Geen maleur, we hadden geen plannen voor vandaag. Mooi rustig aan, een broodje gehaald en ontbeten en daarna even lekker het douchehok in. Vreemd, hoe meer we het einde van de vakantie naderen hoe meer we in de modus raken. Het is eigenlijk net als met het leven, wanneer je door hebt hoe het moet, ja, dan ga je dood. Maar ja, zo gaan de dingen.
Van de week hebben we de fietsen opgeladen en niet voor niets, we zouden een eindje gaan karren . Rond een uur of elf zijn we richting Albarracin gereden. Vlak voor we het stadje inreden ontdekte Jantiene een VVV dus daar eerst even heen. Wat kaarten van de omgeving en de stad gescoord en toen konden we omhoog. Standje sportief in versnelling drie, tsjonge wat een helling. Een procent of vijftien was het zeker. We zijn doorgefietst naar het Plaza Mayor, een vast gegeven in ieder Spaans dorp, en hebben daar de fietsen neergezet. Daarna zijn we te voet verder gegaan door het dorp.
Het is al een behoorlijk oude nederzetting. Het dateert van ongeveer het jaar 1000, Moors, maar ook mogelijk al Romeins van oorsprong. De naam wordt ontleent aan de Moorse heerser Aben Racin , wiens kinderen de naam Al Aben Racin voerden. Hij was echter niet de eerste die hier kwam en de voordelen van het gebied herkende. Al ruim voor de christelijke jaartelling begon waren hier de Iberisch-Keltische stammen die hier rijke jachtgebieden vonden. Zij zijn de makers van de talloze grottekeningen die in de buurt gevonden zijn. Ook de Romeinen die het Iberische schiereiland in 133 voor Christus veroverd hadden zagen de strategische betekenis van de plek in. Zij hadden hier een vestiging en bouwden een 25 kilometer lang aquaduct om een andere nederzetting van water te voorzien. Hier is nog 18 kilometer van over wat je nog kan bezoeken. Het is echter niet een aquaduct zoals wij ons dat voorstellen, een brug waar door een goot het water loopt, maar het is een soort kanaal wat in de bergen uitgehouwen is en waardoor het water kan lopen.
Het Romeinse Rijk viel echter en na eeuwen van niets namen de Moren in de 9de eeuw de leiding in het gebied over. Zoals gezegd, een Moorse stam onder leiding Aben Racin kwam deze kant op en zag er ook de voordelen van in. Zij heersten hier drie eeuwen lang tot in de twaalfde eeuw christelijke heersers de macht overnamen. Het was echter een vreedzame overname tijdens de Reconquista, de herovering van land op de Moren. Joden, Islamieten en Christenen bleven hier nog ruim twee eeuwen lang in relatieve verdraagzaamheid met elkaar leven. Tot 1492. In het jaar dat Amerika ‘ontdekt’ werd (de indianen wisten al eeuwen dat het bestond) werden ook de Islamieten uit Spanje verdreven. Tegelijkertijd werden ook de Joden hier maar uit de stad gezet en was de boel weer lekker Christelijk.
Veel dingen zijn nog herkenbaar zoals het Alcazar, het fort / kasteel wat boven de bebouwing uit torent. Er is niet veel van over, slechts de muren resteren nog maar de macht die het ooit uitgestraald heeft is nog steeds te zien. Ook de verdedigingsmuren zijn nog steeds duidelijk herkenbaar, sterker nog , ze zijn een onlosmakelijk onderdeel van de stad. Volgens de gidsen zijn er sinds de 17de eeuw weinig verandering geweest. Het dorp heeft zichzelf als het ware geconserveerd.
Onze beklimming met de fiets viel niet mee. De 10% klim die we van de week met de Dacia moesten doen viel in het niet met deze beklimming. De eerste helft viel nog wel mee maar de tweede helft hebben we met de fiets aan de hand wandelend afgelegd. Een geweldig mooie stad. Meer kunnen we er niet over zeggen. Laat de plaatjes maar voor zich spreken zou ik zeggen. Gelukkig zijn deze stadjes nog niet veranderd in toeristische pretparken maar iets meer levendigheid had wel leuk geweest. Op het centrale plein na leek het wel uitgestorven maar ja, ook hier moeten de mensen natuurlijk gewoon werken. Ze zitten natuurlijk niet te wachten tot wij eens langskomen en ons dan te vermaken. Na een rondje door de stad met veel klim –en klauterwerk even gegeten bij de plaatselijke herberg. Een prima salade met dito verse sinaasappelsap. Dat is echt een aanrader, ze hebben het hier bijna overal. Toen volgde de grote afdaling, met samengeknepen remmen –en billen de berg weer af. Het schoot wel wat meer op dan omhoog.
Het was nog vroeg dus we zijn een stuk gaan fietsen. Nu zijn is in de bergen het aantal mogelijkheden altijd beperkt. We zijn dus de weg opgefietst die we met de auto gereden hebben toen we hier aankwamen. Je ziet trouwens wel veel meer op de fiets. Bruggetje, riviertje, huisje, schapen, voor ieder wat wils. Zoals gezegd, het aantal wegen is beperkt dus we moesten, na een lekkere stop aan de Gualalaviar, het riviertje wat het dal hier gevormd heeft, de zelfde weg weer terug. Toch is het net of je een nieuwe weg fietst. Rond een uur of half vijf waren we weer terug. We zaten net aan een kop thee toen Henk en zijn vrouw langskwamen. Zij zijn het die van Alkmaar naar Lissabon fietsen. Tijd voor een wijntje? Geen gek idee, de lokale wijnen zijn geweldig. Nu heb ik die niet in de koeling staan maar bij de bar hebben ze dat wel. De barman zag ons al aankomen, gisteravond was het nogal luidruchtig maar toen zat er 6 man meer. Die zijn vanmorgen allemaal op de fiets gestapt richting Nijmegen dus daar zullen we voorlopig wel niets meer van horen.
Leuk even gezeten en wat ik in eerdere blogs al schreef kwam nu ook weer uit. We komen altijd iemand tegen die iemand kent die wij ook kennen en dat bleek. Henk en zijn vrouw waren goede kennissen van de familie van der Park, ja, die zijn er nu alle twee niet meer, maar toch. Verder woont de moeder van Henk in de Hulk, 300 meter bij ons vandaan. Eigenlijk zijn we dus bijna familie. Om een uur of negen terug want we moesten ook nog eten. Ja, en de blog natuurlijk nog, ik was er al wel aan begonnen maar heb hem maar gelaten voor wat het was. De witte wijn wierp een soort van mist op die mij het schrijven belette. Morgen het vervolg dus maar en dat is nu, een uur of tien ’s ochtends. En wat er vandaag gebeurt, jullie lezen het wel.
De wijn had haar werk gedaan. Rond een uur of negen kwamen we er uit, we zullen het nodig gehad hebben zeggen we dan maar. Je weet dat je jezelf voor de gek houdt maar toch, het is een soort troost. Ik ben nog even gaan kijken of Henk en Betty er nog stonden want die zouden hier nog een bakkie komen halen voor ze weg gingen. Ik zag ze nergens meer dus ik had het idee dat ze het stalen ros alweer aan het afbeulen waren richting Portugal. En dat is wel goed ook, vakantieontmoetingen moeten in onze ogen echt een tijdelijk karakter hebben. Op het moment dat je elkaar ontmoet is het prima maar wanneer het afgelopen is kan ik er absoluut wel mee leven. Overigens zat er een briefje tussen de ruitenwisser en het raam in dat ze al weg waren maar dat ontdekten we later.
De plaats waar wij nu zitten ligt in een groot natuurpark. Dat neemt ongeveer een derde in van de gemeente Albarracin, welke 452 km2 beslaat dus dat is wel de moeite. Ruimte genoeg voor de bloemetjes om te bloeien. We zijn eerst naar Gea de Albarracin gereden. Onderweg zijn we gestopt om een Romeins aquaduct te bezoeken, ik schreef er al eerder over. Even van de weg af konden we parkeren en daar stond een bordje. Acueducto Romano stond er op het bordje en dat is logisch, we zijn per slot van rekening in Spanje. Zelfs dat schrijven ze anders. Nou ja, ieder volk heeft recht op zijn eigenaardigheden.
Tweehonderdvijftig meter gaf het bordje aan. Dat valt wel mee zou je zeggen maar we hebben intussen al ervaring met dit soort bordjes. Je moet ze niet altijd geloven. De afstand wordt altijd wat gechargeerd omdat er anders geen hond meer komt kijken. Vol goede moed zijn we op pad gegaan maar halverwege, wat we toen nog niet wisten, opperden we dat het waarschijnlijk 250 hoogtemeters waren, dat zou meer in overeenstemming met de werkelijkheid zijn. Maar ja, na zo’n twintig, vijfentwintig minuten waren we waar we moesten zijn. Inderdaad, een indrukwekkend bouwwerk. Het Noordhollands kanaal is er niets bij. Nu waren wij trouwens wel bij het meest spectaculaire gedeelte.
Zoals al gezegd, dit aquaduct is een soort kanaal door de bergen. Er zijn geen bouwwerken voor gebouwd maar er is wel een boel voor verbouwd. Wij gingen kijken bij een van de spectaculairste gedeeltes, de Barranco de los Burros, vrij vertaald iets van De Ezelskloof. Hier loopt het kanaal door een bergwand heen. Het volgt de contouren van de berg op ongeveer 1.5 meter. Op afstanden van een meter of tien zijn zogenaamde vensters gemaakt, voor verlichting en de afvoer van vuil en puin, en dat mocht wel. Men heeft berekend dat er voor dit bouwwerk ongeveer 50.000 kubieke meter rots uitgehakt en verzet is. Behoorlijk klusje dus zonder drilboren en shovels. Het kanaal kon zo’n 300 liter per seconde verwerken, ruim een miljoen liter per uur, dus er konden nogal wat mensen van drinken. Ik kan er nog wel even over doorschrijven maar meer informatie is te vinden op een website van een enthousiast: http://catedu.es/aragonromano/albcelen.htm . Wij waren in ieder geval onder de indruk. Ook het landschap was hier erg indrukwekkend en verrassend. Een goede stop was het, ondanks de klimpartijen. Daar worden we toch wel iets te oud voor.
In Gea hebben we de afslag genomen naar het ‘Paisaje protegido de los Pinares de Rodendo’. Dat was een goede keus. Een geweldig mooie rit door de bergen. Na iedere bocht volgde een nieuwe verrassing. Het was heerlijk weer, niet te warm dus dat werkte ook mee. Via Bezas naar Teruel gereden. Teruel is een wat grotere stad in de regio. Ze is vooral bekend door de rauwe ham die een herkomstbescherming heeft, net zoiets als de Opperdoezer Ronde dus eigenlijk. De stad is ook vergeven van de hamwinkels. Ja, ik zou dan kip gaan verkopen maar ja, wie ben ik? Verder is het de stad van De Twee Geliefden. Een romantisch verhaal: tap even wat te drinken in en ga er even lekker voor zitten.
Daar komt ie; Diego Marcilla en Isabel Seguras werden verliefd op elkaar. Mooier is er natuurlijk niet maar er was wat aan de hand want anders was dit niet zo’n mooi verhaal. Diego was een aantrekkelijke, aardige en voorkomende man maar zo arm als een kerkrat, Isabel daarentegen was van goede komaf en ook woest aantrekkelijk. Om het maar eens in het onvervalst West Fries te zeggen: Ze deed de broeken bollen. Ondanks dit verschil kan je dan natuurlijk wel verliefd op elkaar worden maar in de tijd dat dit speelt, de middeleeuwen, hadden de ouders ook nog wat te vertellen. Diego had de stoute schoenen aangetrokken en ging naar de vader van Isabel toe om de hand van zijn dochter te vragen. ‘Ha, ha, jij, armoedzaaier, vergeet het maar’, was het antwoord. Maar Isabel wist haar vader te overtuigen van hun liefde dus de ouwe werd wat inschikkelijker. Hij gaf Diego vijf jaar de tijd om wat centen bij elkaar te verdienen en dan werd er opnieuw gepraat. In de tussentijd zou Isabel zorgen dat haar maagdelijkheid onaangetast bleef en ze zou op hem wachten.
Vijf jaar later: Diego komt terug in Terguel, achter hem aan lopen 24 ezels, beladen met goud en juwelen. Hij heeft zijn fortuin gemaakt. Zijn eerste gang is naar zijn schoonvader natuurlijk. Die doet de deur open en kijkt wat er buiten staat. Nou, dat had hij even niet verwacht. ‘Eh ja Diego, ik heb even toch wel een lullige mededeling voor je. Zie je, vijf jaar is toch wel vrij lang en ik heb Isabel uitgehuwelijkt’. Potverdrie, dat kwam even aan. Diego ziet het niet meer zitten. Hij heeft zich vijf jaar lang de pestpokken gewerkt en eigenlijk voor niets. Isabel getrouwd, nu moet hij nog steeds voor zijn eigen gerief zorgen. In een vlaag van verstandsverbijstering, want zo mag je het wel noemen, gooit hij een touw over de hanenbalken en maakt er een einde aan.
Zoiets bleef natuurlijk niet stil, het ging als een lopend vuurtje door de stad het en het kwam ook Isabel ter ore. Die zat er mee, want ja, belofte maakt schuld. Nu reageerde men in die tijd nogal emotioneel want je moet rekenen, je kon niet even bij doctor Phil op consult. Ook Robert ten Brink kon nog niet langs komen met de ‘All you need bus’ want de verbrandingsmotor was nog niet uitgevonden, sterker nog, ten Brink zelf was nog vloeibaar. Dus wat doe je; goed voorbeeld doet goed volgen zeg ik altijd maar. We maken er gewoon lekker een eind aan. Verenigd in de dood, hoe romantisch wil je het hebben. Het kapitaal van Diego werd aangewend om een praalgraf te bouwen, het Mausoleum van de twee geliefden. Hier werden ze naast elkaar begraven en op het graf kwam een beeld van een ieder van hun te liggen, elkaars hand vasthoudend. Zakdoeken vol? Mooi hè! Toen wisten ze tenminste nog wat romantiek was.
Geroerd door dit verhaal wilden wij het graf natuurlijk ook bezoeken. Helaas, het was vijf over twee toen we het gevonden hadden. De siësta was net begonnen. Nou ja, dan maar even bloedworst eten, dat is ook romantisch. We vonden een restaurantje waar je voor een tientje een menu kreeg: gemengde salade met kaas en kaas in filodeeg uit de oven, natuurlijk de plaatselijke ham, tomatensaus met geroosterd brood, kroketjes met ham, bloedworst, bloedworstsaucijzen, gebakken pepers, hete saucijzen en milde saucijzen en een stukje lamsvlees. De hele tafel stond vol. Voor onze glazen met verse sinaasappelsap was bijna geen plek meer. Heerlijk gegeten.
Na de maaltijd moesten we echter weer terug. We hadden twee uur parkeertijd ingekocht, meer was niet mogelijk, en de plaatselijke parkeercontroleuse was driftig aan het controleren. Maar zo hoort het ook, daar wordt ze voor betaald, nietwaar? Jantiene wilde eigenlijk nog de watervallen bekijken die bij Albarracin in de buurt liggen. Vond ik een goed idee maar ik wilde eigenlijk niet de zelfde weg terug nemen en dat was niet zo’n goed idee. Je kunt je namelijk behoorlijk verkijken op de afstanden in de bergen. En wanneer je de afstanden goed inschat kun je je nog verkijken op de tijden. En dat gebeurde. Na een overigens wel heel mooie rit, waarbij ik wel commentaar kreeg van de bijrijderskant over de kwaliteit van de weg, belanden we uiteindelijk twee uur later weer in Albarracin. De watervallen die ik wel in de route gepland had waren waarschijnlijk verplaatst want die zijn we nooit tegen gekomen. Nou ja, dan blijven we maar een dag langer.
Toen we terug kwamen op de camping was natuurlijk de hele boel weer anders. We hebben nieuwe buren. Ze waren er niet maar toen ze aankwamen zei ik: ‘Hee, nieuwe buren? Daar heb ik laatst een boek over gelezen van Sakia Noort en dat liep helemaal niet goed af. Benieuwd wat dit weer brengt’. Bingo, direct contact maar of ik er zo blij mee ben moet nog blijken. ‘Haai heb niet hillegaar moin heer’, zou opa Groen zeggen. Of dat ook daadwerkelijk zo is zal ik morgen wel weer melden.
Woensdag gehaktdag is het normaal gesproken maar voor ons was het woensdag natuurdag. Lekker uitgeslapen, althans zo voelde het en een rustige ochtend gehad. Op ons gemak ontbeten en de sanitaire bezigheden vervuld. Zo, dat klonk toch even mooi hè? We horen ondertussen al een beetje bij de incrowd, we ‘wonen’ inmiddels al een dag of vier op de camping en dat is bijna genoeg om je verkiesbaar te stellen voor burgemeester. Tijd om een rondje stemmen winnen dus. Eerst maar eens even naar hiernaast, die gingen vandaag richting Zaragoza, geen stemmers dus. Hier tegenover blijven ze nog een dag, daarna richting Pyreneeën.
Volgens mij vinden ze ons wel aardig, Koos en Doos uit Barneveld. Simpel maar aardig. Vaak gaat dat samen maar soms ook niet. Hele verhalen komen ze ons ’s ochtends vertellen. Ze hebben ook een digitaal abonnement op het Barnevelds Nieuwsblad. Kunnen ze lezen of de koe van boer Bartels nog steeds aan de diarree is en hoe het staat met de eierproductie bij de familie Varsseveld. Het is jammer, morgen gaan ze richting noord, ik schreef het al, en zullen we afscheid van ze moeten nemen. Stemmen zullen ze dus niet meer.
De buren naast ons, ik schreef het gisteren al, ik weet niet ‘of ie moin heer het’ maar ik denk het niet. Geen stemmen van hem dus. Trouwens, ik weet helemaal niet of ik hier wel burgemeester wil worden. Morgen gaan we weg dus het zou wel een erg korte carrière worden. Korte carrières kunnen trouwens wel lucratief zijn. Je moet maar even denken aan drs. Charles Schwietert en Philemonea Bijlstaal van de LPF. De carrière van Charles duurde slechts drie dagen maar Philemonea spande de kroon. Ruim tweeëneenhalve ton ving ze voor zeven uur werk. Dat is verdorie nog meer dan Lionel Messi vangt. Die heeft maar 197.000 euro per dag. Deze personen hadden dus wel erg korte politieke carrières maar ze leverden wel het nodige op. Lijkt me wel wat, een paar jaar wachtgeld.
Aragon moet het dus maar doen zonder mij, geen pamfletten plakken dus vanmorgen en geen interviews met Radio Vrij Aragon. Wij gaan wat anders doen. We gaan een dagje de natuur in. We kunnen bijna niet wachten. Wat wel wacht is de waterval die we van de week gemist hebben. Die staat als eerste op het programma voor vanochtend. Nou ja, dat wil zeggen, onze auto ziet er uit als een soort van rijdend insectenmuseum. Duizenden dode insecten sieren de auto en eigenlijk wil ik er wel van af want het zicht wordt steeds minder. Even langs de benzinepomp dus. Daar hebben ze een hogedrukspuit die we voor de auto mogen gebruiken. Na een minuut of tien spuiten is de auto wel weer redelijk schoon en rijden we weg.
Hé, is dat een markt op het parkeerterrein? En jawel hoor, het is een markt. Het stelt wel weer weinig voor. Kleding uit de jaren zestig, wat fruit en een diepvriesverkoper. Alleen de fruitverkoper is vandaag beter van ons geworden, de rest moest het zonder onze steun doen. Daarna richting waterval. Het is verder dan we hadden gedacht. Van de week gingen we nog vol goede moed die kant op maar achteraf ben ik blij dat we op tijd het stuur 180 graden omgekeerd hebben. Ruim 20 kilometer was het. Het was wel de moeite waard. We waren bijna de enigen. Twee Spaanse pensionados waren er ook. Aardige mannen, even wat woorden met elkaar gewisseld en ze even geholpen om ze samen op de plaat te zetten.
Het was nog een hele tippel naar beneden en Jantiene had het wel een beetje gezien. De heup begon een beetje op te spelen. Ik dus met de camera naar beneden, Mooie foto’s gemaakt, tenminste dat denk ik. Daarna weer terug. Het wordt trouwens wel kouder hier. Was het gisteren nog rond de 35 graden, vandaag is het onder in de twintig. Later op de dag was het slechts 14 graden met een harde koude wind.Scheelt een stuk, ik heb mijn vest al aan. Daarna hebben we de kaart weer ter hand genomen en zijn door het natuurgebied gereden. Om eerlijk te zijn, de precieze route weet ik niet meer maar het was wel mooi. Overigens kom je heel wat verlaten boerderijen en zelfs dorpjes tegen. Vervallen boerderijen en huizen. Wanneer je er goed over nadenkt stemt het je treurig. Ook nog een verdwenen molen bezocht, gelukkig was het watersysteem nog intact. Helaas ging Jantiene hard onderuit, arm opengehaald, onder de prut. Misère alom dus.
Onderweg nog even lekker gegeten, een prima sandwich met ham en kaas, olijven en verse jus. Daarna hebben we de noordelijke route van het gebied gevolgd maar dat was helaas niet zo mooi als het zuidelijk gedeelte, maar ja, je kan niet alles hebben. Rond een uur of vier kwamen we terug op de camping. Even gezeten en het waaide behoorlijk. Het weerbericht opgezocht en het wordt toch wel wat minder. Voor de zekerheid hebben we de voortent alvast afgebroken, stel je voor dat het gaat regenen. Vanavond hoeven we toch niet buiten te eten want we gaan uit eten op de camping.
Na een paar vinos blancos richting restaurant gelopen. We waren de eersten, eigen tafel, op de plek waar ik dat gevraagd had. Buiten het zicht van de televisie. De wijn van een paar dagen geleden was weer beschikbaar dus dat was mooi. Direct een fles op tafel. Ik zat aan de vis en Jantiene had kip en groente uit de oven. Prima gegeten en tijdens de maaltijd aan de praat geraakt met mensen van de andere tafels. Jantiene zat met een stel van de Veluwe. Ik zat met Michael en Eileen uit Noord Ierland. Leuke lui, interessante conversatie over Noord Ierland gehad, want ik ken Noord Ierland nog uit de tijd dat het daar kommer en kwel was met Ian Paisly en Bernadette Devlin. Het is inmiddels wel veranderd en dat kan bijna niet anders, het is bijna niet meer in het nieuws.
Hij was gepensioneerd vrachtwagenchauffeur, reed met vlees op Utrecht. Zij werkte voor de overheid, een beetje onduidelijke baan maar verdiende wel goed. Dat is meestal het geval met onduidelijke beroepen. Mooi aan de drank gezeten en om een uur of half twaalf weer terug. Ja, toen nog schrijven en plaatsen, het kan te gek ook. Een dag later kan geen kwaad dachten we. Vandaar…
Achter Zaragoza doemen de contouren van de Pyreneeën al op. Schijn bedriegt, het is verder dan je denkt, nog zo’n tachtig kilometer naar Huesca. Tussen de Sierra’s van Albarracin en de Pyreneeën ligt de grote leegte, de Spaanse hoogvlakte. Een landbouwgebied met hier en daar een verlaten huis en ogenschijnlijk lege dorpjes. Het oogt dor, heeft de kleur van oker. Als een doodskleed ligt er een tapijt van stof over het land. Windhozen dwalen als geestverschijningen over de vlakte. Een verdwaalde boom brengt zo nu en dan wat variatie aan in het landschap. Vanuit het westen dreigt er regen te komen, de gescheurde, hete aarde smacht er naar. Donkere wolken verdringen het blauw en af en toe hebben we zelfs een druppel op het raam. Maar het valt mee, met wat geluk ontlopen we het.
Vanmorgen zijn we dus vertrokken. Het was koud, dertien graden. De helft van wat het aan het begin van de week ’s ochtends was. Ondanks alle slechte vooruitzichten bleef het vannacht droog en zoals je kon lezen zijn we richting het noorden vertrokken. De bergen die ons aan de randen de vlakte begeleiden zijn gekroond met honderden windmolens. Traag, maar onophoudelijk draaiend, zorgen ze ervoor dat de lampen hier blijven branden. Molens van een ons onbekend formaat, gigantisch groot zijn ze.
We passeren Zaragoza en steken de Ebro over. Het is pas bij Huesca dat het landschap verandert. Als uit het niets rijzen opeens de bergen uit de grond op. Een vreemde gewaarwording, een overgang is er eigenlijk niet. We gaan naar wat minder bevolkt gebied dus hier nog even de tank volgegooid en boodschappen gedaan. Hier is alles, en voor redelijke prijzen, verkrijgbaar. Dat kan straks wel eens anders zijn. Het doel is Barbastro en vandaar naar La Puebla de Castro. Via een mooie weg dringen we door in het massief. We volgen de Rio Cinca en gaan dan richting van het Embalse de Barasona. Een stuwmeer met het zelfde doel als de windmolens, de lampen laten branden.
De camping die we op het oog hebben ligt aan de boorden van het meer. Een luxe camping die met onze kortingskaart gelukkig goed te betalen is. Een paar dagen willen we hier blijven voor we weer verder trekken. In de verte rijst Superbagnères de Luchon op. Frankrijk is in zicht. Maar ook hier bedriegt de schijn, het is verder dan je denkt. Op ons gemak richting huis. Reizend zoals we de afgelopen weken hebben doorgebracht, rustig aan. Bijna Spaans.
‘Hij zit er in, hij zit er in. Keihard tussen de palen!’ Van alle kanten is bijna het zelfde geluid te horen en even ben ik de mening toegedaan dat ik op een camping van jong gehuwden terecht ben gekomen. Jongelui met beperkte maar begrijpelijke belangstelling. Gezien de gemiddelde leeftijd van mijn medekampeerders lijkt me dit echter niet erg waarschijnlijk. Een Tinderkoppeltje zou er wel tussen kunnen zitten, maar zoveel en zo luidruchtig met zulk een geestdrift ? Ik dacht het niet. Onbewust kijk ik om me heen om te zien waar de geluiden vandaan komen en plotseling valt het me op. Overal waar herrie klinkt staan ronde schijven met een draadje er aan. De satelliet antenne begint zo langzamerhand steeds meer een begrip te worden in kampeerland en de EK is aan de gang. Ze zijn van de grijze passieve sportbeoefenaren. Elk programma waar een bal in voorkomt wordt als verslaafd bekeken.
Ik heb er al eens eerder over geschreven, de Lingo-generatie. Ook bijvoorbeeld verslaafd aan de ballen van Lucille Werner. En eerlijk is eerlijk, ik heb er ook wel eens naar gekeken maar na een keer of vijf heb je ze toch wel gezien. Het ‘Groen, groen’ geroep, wanneer er tijdens het programma een groene bal door één van de kandidaten getrokken moet worden, is voor ons bijna synoniem geworden met een vorm van lichte hersenvernauwing. Het publiek verwacht dat hun geroep daadwerkelijk het pakken van die bal zal bevorderen maar de wetten van de kansberekening houden dat natuurlijk gewoon tegen. Maar in de eenvoud ligt misschien wel de kracht van het programma. Je hoeft er niet bij na te denken, het is gewoon een kwestie van slap in de stoel hangen en als een spons beelden absorberen. Het programma is als een soort van Dobbe kroket. Zonder smaak, maar iedereen zegt dat het lekker is dus dan zal dat ook wel zo zijn.
En wanneer ik heel eerlijk ben, ik ben eigenlijk ook wel een beetje tv verslaafd. Echter niet wanneer ik met vakantie ben. En ik vind het heerlijk dat ik dan ‘clean’ ben. Ik heb zoveel tijd voor andere dingen. Maar het is gek, zodra ik weer thuis ben is het ‘even Journaal kijken’ , en voor ik er erg in heb zit ik weer de hele avond zinloos beelden te consumeren. Dat is toch wonderlijk want nu mis ik het ook niet. Sterker nog, ik stoor me aan mensen die het wel missen en dat is toch eigenlijk wel een erg vreemde tegenstelling.
Geen Lingo en Duitsland-Polen voor ons dus vandaag. Wij zijn op pad geweest. Als je in de Pyreneeën bent dan moet je ze ook bekijken en dat hebben we gedaan. We hebben gekozen voor een rondje stuwmeren vandaag. Er liggen er hier drie in de buurt, het Embalse de Barasona, daar ligt onze camping aan en nog twee die gevoed worden door de Rio Cinca . Diepblauwe meren zijn het, ze hebben eigenlijk een onnatuurlijke kleur. Nog geen vijf kilometer onderweg of we maakten al een uitstapje. Richting Benabarre. Een geweldig mooie weg . Vervolgens naar Laguarrès en weer terug naar de oorspronkelijke route. We hadden een kilometer of 45 gereden en kwamen twee kilometer verder uit als waar we de oorspronkelijke route verlaten hadden. Een mooi rondje dus.
En het was een mooi rondje, eigenlijk het mooiste stukje van de hele dag. In Leguarrès uitgestapt om, jawel, een kerk te bekijken. De kerk was inderdaad mooi maar de bloemen die er omheen groeiden waren nog veel mooier en dan de cactussen in het bijzonder. Daarna zijn we doorgereden naar Capella en reden tegen een Romaanse brug aan. Niet gebouwd door de Romeinen natuurlijk maar wel in hun stijl. Hij staat er al ongeveer 1000 jaar dus kwalitatief is het wel in orde. Een steile helling brengt je naar het hoogste punt waar je een prachtig uitzicht over de rivier hebt. Ongetwijfeld is hij al wel een keer opnieuw gevoegd maar ik vraag me wel eens af, welk bouwwerk uit onze tijd zal het zolang uithouden?
Daarna volgde een toch wel wat saaie rit hoewel hij vermeld stond als ‘schilderachtig’, maar ja, niet alle schilderijen kunnen boeien. En wat jij leuk vind kan ik wel als ‘bagger’ omschrijven. Niets zo discutabel als smaak. Jammer, we werden toch wel wat teleurgesteld in de groene weg.
Een van de leuke dingen was nog wel bij stuwmeer 3, het Embalse de Grado I. Daar steekt een kerktoren boven water uit van een verdwenen dorp. Het verhaal gaat dat het hele dorp geëvacueerd is maar dat de pastoor weigerde te gaan. Toen het water kwam luidde hij de kerkklok tot dat niet meer kon. Er is nooit meer iets van hem vernomen, maar men zegt dat bij mistig weer, wanneer er uit het hooggebergte wolvengehuil te horen is, er aan de oevers van het meer de kerkklok van het dorp nog wel eens gehoord wordt. We hebben de toren gezien maar we konden er geen plaatje van schieten, nergens gelegenheid om te stoppen.
Al met al toch wel een leuke dag gehad. We weten nog niet helemaal wat we morgen gaan doen Hangt een beetje van het weer af. Wanneer het droog is gaan we er vandoor want nieuwe streken lonken. En ja, als het regent? Ach, misschien kunnen we dan even bij de buren aanschuiven voor Albanië – Letland.
Het heeft vannacht geregend , nee, het heeft gegoten. Af en toe gingen onze luiken open om te kijken of de luiken goed dicht waren. En dat waren ze. Het besef dat het buiten zo slecht weer is doet je de warmte van het bed meer waarderen. Genoeglijk trek je het dekbed op tot de oren en helpt de vertrouwde geur van je eigen kussen je weer in slaap te vallen. Het was half negen toen ik de deur vol nieuwsgierigheid openzwaaide. Een strakblauwe hemel lachte me tegemoet. Wat druppels op de auto en een wat vochtige luifel waren het enige wat nog aan het noodweer van vannacht herinnerde. Bijna of het nooit geweest was.
De twijfel sloeg een beetje toe. Gisteren hadden we afgesproken dat wanneer het droog zou zijn we zouden vertrekken en wanneer het regende we bij de buren zouden proberen aan te schuiven. Het zat er een beetje tussen in. Besloten om hier nog maar een dag te blijven, dan kan de nauwelijks natte boel even goed drogen. Nu gaat drogen vanzelf, daar hoeven we niet bij te zijn. Wij zijn dus een dagje naar Lleida gegaan, de stad met een streekfunctie hier. Een kleine drie kwartier rijden maar hier gelden andere normen dan thuis wat dat betreft.
Tom bracht ons keurig naar het centrum waar we de parkeergarage indoken. Toen we eenmaal het daglicht weer zagen richting centrum, dat is hier meestal heuvelop. Lleida is een ontzettend leuke stad om heen te gaan. Een winkelstraat als de Kalverstraat met ontzettend veel variatie en vooral veel winkels die je bij ons niet ziet. Overigens zijn de assortimenten van de winkels die zowel bij ons als hier vorkomen wel ontzettend verschillend,zelfs bij de Lidl en de Aldi.
We troffen het. Er was net een muziekfestival aan de gang. Het varieerde van duo Piep en Kraak tot het plaatselijk jeugdorkest wat kwalitatief niet echt boven de eerste uitstak. Maar het enthousiasme mocht er zijn en het gaat er uiteindelijk natuurlijk om of je plezier hebt in de dingen die je doet. En dat hadden ze zo te zien wel. In een markthal kwamen we een tentoonstelling tegen van de Lleidaanse Bonsaïvereniging. Goh, dat was echt leuk. Olijfbomen van decennia oud, zo groot als een Kaaps viooltje. Maar wel herkenbaar als een olijfboom en dat is het mooie.
Rond een uur of twee even aangeschoven bij Iberico, de plaatselijke hamsnackbar. Het enige wat ze verkopen is broodjes ham, ham met brood en ham. Een beperkt assortiment zo op het eerste gezicht maar je doet het er zwijgen wel toe wanneer je weet hoeveel soorten en kwaliteiten ham er hier zijn. Het zijn er meer dan in Nederland soorten kroketten. De siësta was inmiddels hier en daar al begonnen en meerdere zaken gooiden de luiken dicht, ook het festival hield voor een paar uur de toeter. Ja, wat moet je dan. Maar even naar de oude stad gegaan. Boven op de berg staat een kasteel, het Castello del Rey, hoe kan het ook anders. En nog een kerk, ja, ja, weer één. Lekker boven op, met een hoge toren, dan heb je beter contact. We konden er rondwandelen, net als in de stad maar ook hier, alle deuren dicht. Siësta, zelfs in het huis van de Heer.
Dan maar even kijken of de deuren van de parkeergarage ook dicht zijn maar dat viel gelukkig mee. In de parkeergarage heerst een voortdurende kunstmatige avond dus daar zijn ze ieder besef van tijd kwijt. Behalve dan wanneer het op betalen aankomt. Dan lijkt de tijd hier wel sneller te gaan dan anders. Dat valt altijd. Hoewel, de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat de tarieven hier heel acceptabel zijn. De hele dag lopen shoppen en nog hadden we niets om te eten, op de terugweg dus maar even langs de Lidl. Wat een vertrouwd gevoel. Ook hier weer heel acceptabele prijzen.
Op de camping terug gekomen tijd voor ons terugkerend ritueel, het nuttigen van een mooie droge witte. Heerlijk gezeten in onze blauwe campingstoelen ontvouwde zich voor onze ogen een sketch die door Brigitte Kaandorp geschreven zou kunnen zijn. Jawel, het ANWB echtpaar is terug. Het ANWB echtpaar is natuurlijk niet altijd het zelfde echtpaar. Wanneer een echtpaar, liefst al 25 jaar getrouwd en natuurlijk minstens net zo lang lid van de Landelijke wielrijdersvereniging, aan bepaalde kwalificaties voldoen komen ze in aanmerking voor deze eretitel. We hebben ze al eens eerder ontmoet, ik geloof dat het in Oostenrijk was.
Het echtpaar, dit stel komt uit Drachten, is overal op voorbereid, mooi weer, storm, hagel, onweer, je kunt het zo gek niet opnoemen. Verder zijn ze voorzien van alle mogelijke informatie over de streek, lopen in de zelfde unisex kakikleurige korte broek met dito wandelschoenen, gebruiken de zelfde Nordic Walkingstokken en hebben natuurlijk de zelfde fiets. Damesmodel. Dat vergemakkelijkt het opstappen. De heren hebben meestal al een bepaalde leeftijd bereikt moet u weten, en dan gaat niet alles zo soepel meer. Ze waren me al eerder opgevallen deze week. Ze staan een caravan verder en zijn irritant behulpzaam. Maar gelukkig, een ander stel vangt de klappen voor ons op.
‘Zo buurman, lekker wezen wandelen?’ vroeg dus mijn buurman aan de ANWB buurman. ‘Ja’, was het antwoord, ‘hier in de buurt loopt een heel fijne route waar de Iberische blauwborstgors nog broedt, wel een beetje steil, hellingen tot 8.6% en we hebben zo’n 235 hoogtemeters gemaakt, maar ja, we hebben goede wandelschoenen aan, weet u. En natuurlijk onze Nordic Wandelstokken. Die ontzien de benen behoorlijk. Bij deskundig gebruik, en we hebben bij aanschaf natuurlijk de cursus ‘Niet Mokken, wij wandelen met Stokken’ gedaan, ontlast het de enkels met wel 12 tot 15 procent. Ja, en dat merk je aan het einde van de dag’. Nu wisten we nog niet of het een fijne wandeling geweest was maar de halve ANWB winkel was wel de revue gepasseerd.
Vandaag was het nog erger. Stel je voor. Het blauwe plastic bezempje van de buurvrouw was geblesseerd. Het blauwe plastic steeltje was gehalveerd. Gebroken door te enthousiast gebruik. Ze moet namelijk iedere dag de caravan vegen want Piet, de parkiet, is ook mee en die maakt nogal wat troep. Het was een vervelende breuk, getordeerd met scherpe randjes. Met wat pech haal je daar je handen aan open. Buurvrouw had dus in haar gereedschapskist een tangetje gezocht waarmee ze scherpe randjes probeerde te verwijderen. Zittend in haar stoel, steel tussen haar benen was ze er mee bezig. Niet echt een moment waarop je op de buurman zit te wachten. Maar hij kwam, ongevraagd, en erg aanwezig.
‘Zo buurvrouw, wat zie ik? Pech? Ja, kan gebeuren hé? Wat ben je nu aan het doen? Oh, de randjes weg buigen? Waar doe je dat mee? Oh, met de waterpomptang? Laat eens zien dat ding? Ja, wacht eens, daar kan dat niet mee. Die tang heeft helemaal geen vertanding meer, die glijdt overal zo overheen. Weet je wat, wanneer je volgende keer bij de Lidl komt moet je er zo een kopen met die blauwe handvatten. Vijfvijfennegentig. Ja, ik heb er zelf ook een. Ik zal hem even pakken. Weet je wat? Geef die bezem ook maar even, dan doe ik dat wel even’.
Iets later komt hij terug. Aan de bezem heeft hij aan de steel een stuk van een reserve tentstok vast gemaakt zodat zij niet meer hoeft te bukken. Ondertussen is de buurman ook thuisgekomen. Hij was de hond uitlaten. ‘Zo buurman, ben je er weer? Ja, ik heb even de bezem van je vrouw gemaakt. Ja, je moet de boel af en toe even een goede beurt geven anders wordt het zo stoffig. Ha,ha, ja , een grapje af en toe moet toch kunnen toch? Zeg, ik zie dat je beter voor je vrouw zorgt dan voor je caravan. Wacht even.’ Hij loopt naar zijn auto en haalt er iets uit. ‘Ja, moet je kijken, dit is een borstel met handvat. Voor 2.59 te koop en dan borstel je daar zo het vuil van je caravan mee af. Ja, hier, hou maar eens vast, probeer maar eens. ‘ Gedwee doet de buurman een paar streekjes op zijn caravan, vooral om zijn goede wil te tonen. ‘Nee, kom eens hier, zo moet je dat doen’.
En zo gaat het nog even door. Ik lig helemaal blauw in mijn stoel van het lachen. Plaats af en toe opmerkingen hun kant op. Dat irriteert Jantiene weer maar ik kan het niet laten. De tranen biggelen bijna over mijn wangen. Geweldig vind ik dit. De buren laten alles over zich heen komen maar ik voel de irritatie toenemen. Iets later komt de vrouwelijke helft van het ANWB echtpaar zich er ook nog even mee bemoeien. Het lijkt haar wel leuk, nu ze toch zo’n fijn contact hebben dat ze Facebookvrienden worden. En wanneer ze in de buurt van Drachten zijn moeten ze vooral even langskomen. Ja, gezellig. ‘Ja, we hadden al gezien dat jullie uit Heerenveen komen dus dat is gelukkig niet zo ver voor jullie. Gezellig, ik heb er nu al zin in. Dan zorg ik er voor dat de kleinkinderen er ook zijn!’
Dit in combinatie met een prima maaltijd, mijn avond kon niet meer stuk. Ik heb genoten. Ik denk dat morgen het er niet bij haalt. Morgen gaan we echt weg, net als onze buren. De kans dat de ANWB’ers hier debet aan zijn acht ik niet onwaarschijnlijk. De ANWB ‘ers blijven nog een dag of drie dus de kans dat we die weer ontmoeten is klein. Of ik moet Facebookvriend met haar worden natuurlijk…
We hebben Spanje achter ons gelaten vandaag. Met weemoed want we hebben erg van het land genoten. A la proxima zeggen we, tot de volgende keer, want die komt er wat ons betreft ongetwijfeld. De realiteit krijgt echter de overhand en we weten dat we over een week weer terug moeten zijn. Willen we het op ons gemak doen, en dat willen we, dan moeten we nu een beetje richting het noorden gaan trekken. De Pyreneeën is een relatief smal gebergte waar je zonder al te veel moeite in anderhalf uur doorheen rijdt in noord zuidelijke richting. Het zelfde geldt begrijpelijkerwijs natuurlijk ook voor de rit in tegengestelde richting. Een ander verhaal is het wanneer je het op mijn manier doet.
Bij aankomst op de camping hadden we een kaart van de omgeving gekregen en daarop stonden ook de routes tot aan de Franse grens. Een snelle blik leerde me dat de route die we van de week gereden hadden via een dwarsverbinding aansloot op de weg die naar Toulouse ging. Wat nou TomTom, gewoon weer het oude, vertrouwde hoofdwerk. Instappen en karren. Wij rijden maar bij Campo begon ik toch wel een beetje te twijfelen. De weg was van een ruime driebaansweg versmald tot een geitenpad met de breedte van de Baakmeerdijk en of dat nu het verkeer van een internationale grensovergang zou kunnen verwerken, ik kreeg mijn twijfels.
Voor de zekerheid dus eerst maar eens terug. Gelukkig vonden we nog een mogelijkheid om te keren en toen weer terug, het was gelukkig niet zo ver, een paar kilometer. Bij nadere bestudering van mijn kaartje bleek dat de twee wegen elkaar niet raakten maar langs elkaar liepen. De schaal van de kaart in consideratie nemend was er dus best kans dat er nog een behoorlijke Pyreneeënreus tussen de twee wegen zat. Je wilt het eigenlijk niet maar we hebben toch maar de hulp van Heleen ingeroepen en die stuurde ons weer terug. Daar ging onze tijdswinst. We waren 30 kilometer te ver om de weg weer op te pakken. Nu valt 30 kilometer wel mee maar je moet ook weer terug, 60 kilometer dus. Balen. Toulouse hebben we gelaten voor wat het was, we kozen voor een andere grensovergang.
De tunnel van Bielsa. Een mooie route die kant op en lekker rustig. Eenmaal voor de tunnel moesten we 9 minuten wachten. De lichten gaan om en om op groen. Voor de veiligheid schijnt het en ik kan het me wel een beetje voorstellen want het is een krap tunneltje. In de tunnel, die ongeveer 3 kilometer lang is loopt de weg op van 1680 meter aan de Spaanse kant op naar 1857 meter aan de Franse kant. Ruim 5 procent stijging dus maar hij trok het, hij had er zin in de Logan, wat een raspaardje is het toch.
De afdaling aan de andere kant was van een heel andere categorie. Daar volgt een afdaling van 21 kilometer met een dalingspercentage van 5%. Volgens mij worden hier de nieuwe modellen auto’s getest op hun benzineverbruik. Geen gas geven, auto in zijn drie en zakken maar. Een verbruik van 1 op 63.4 haalde ik gemakkelijk. Het enige waarom je de motor laat draaien is omdat anders je stuurbekrachtiging het niet meer doet maar anders… Hadden we aan de Spaanse kant nog stralend zonnig weer, eenmaal uit de tunnel was het knudde. We belandden direct in de wolken, koud en winderig. Aan de Spaanse kant kon je al zien dat de wolken een poging deden om de bergen over te komen maar daar niet in slaagden en in Frankrijk merkte je dat bijna alle wolken van de wereld tegen de Pyreneeën aan dreven. Het zag werkelijk grijs. Nee, voor het weer hoefden we niet terug. Onderweg kwamen we de oprit naar de Col d’Aspin ( 7de etappe Tour 2016 – vrijdag 8 juli voor wie nieuwsgierig is) nog tegen maar die bewaren we maar voor een volgend keer.
Richting Lannemezan, vandaar naar Auch om uiteindelijk uit te komen in Villeneuve sur Lot. Onderweg zijn we nog even gestopt bij een plaatselijke 'Vide Grenier', ruim je zolder eens op markt. Bijna de zelfde rotzooi als bij ons dus dat hadden we snel bekeken. De bergen zien we allang niet meer, die hebben zich verscholen in de wolken. Met even zoeken vinden we een camping in Pujol, weer één van die mooie Franse stadjes. Een fantastische camping, vier jaar geleden was hier nog een weiland vertelde de Waalse eigenaar me. Petje af voor de man. De boel geïnstalleerd en toen het vaderdagpakket uitgepakt. Voor we weggingen heb ik dit al meegekregen en ik heb me weten in te houden. Jongens, hartstikke lief, bedankt. Ik kan weer even vooruit met het leesvoer wat me ten deel viel.
We blijven hier sowieso nog een dagje. Zo’n dag in de auto, ik vind het meer dan genoeg. En natuurlijk kunnen we Pujol niet links laten liggen. Dat ligt hier al zo’n 1000 jaar op ons te wachten. Dus na morgen kunnen ze met de sloop beginnen. Voor nu, we kijken nog even naar de volle maan en denken aan de mensen die er mogelijk ook naar kijken. Tot morgen.
Na een reisdag is het altijd prettig om het even rustig aan te doen. Geen wekker is ook wel eens lekker. Toch nog redelijk op tijd er uit. Broodje gehaald, even onder de douche en op het gemak ontbijten. Het leek wel vakantie… Daarna op de fiets naar Pujol. Het ligt hier niet ver vandaan, hemelsbreed misschien een kilometer. Vijfhonderd meter achter ons en dan nog vijfhonderd meter omhoog. En dan opeens is een kilometer toch wel een heel eind. We waren wat blij met de beider oma’s ondersteuningsfietsen want ik denk dat we anders met de tong op de schoenen aangekomen waren. Nu viel het gelukkig nog wel mee.
Pujol, of eigenlijk Pujol le Haut, is één van die stadjes die samen met een stel anderen geklasseerd is als mooiste van Frankrijk. De tijd heeft er stilgestaan. Je waant je direct drie eeuwen terug. Alleen de borden van Miko-ijs, de feestverlichting en de versiering vanwege de EK voetbal verstoren het beeld. Maar, met een beetje fantasie denk je die zo weg. Het was nog rustig toen we aankwamen. Een rondje gewandeld en alles op ons gemak bekeken. Zo groot is het namelijk niet. Ongeveer 60 huizen, twee kerken en de resten van een kasteel. Dan is er nog een stadspoort en de resten van een poort.
Van oorsprong is het een Katharenvestiging. De Katharen, ook wel Albigenzen genoemd omdat hun geloofscentrum in Albi lag, waren afgescheiden gelovigen van de Katholieke kerk. De uitoefening van het geloof had veel weg van het vroege Protestantisme. Katholisme zonder heiligenverering en aanbidding van beelden. Geloof in een pure vorm. Niemand stond er tussen de gelovige en zijn God. Dat was een privé aangelegenheid. Geen beroepsvoorgangers maar mannen en vrouwen uit de gemeenschap die voorgingen. Dat was ook de reden dat Rome niet echt blij was met deze vorm van geloofsbelijdenis. Het woord Kathaar ligt dan ook ten grondslag aan het latere woord Ketter wat wij allemaal wel kennen.
Paus Innocentus (die dus niet zo onschuldig was als zijn naam wel voordeed te zijn) regelde dat er een soort politiemacht in het leven geroepen werd die op alle mogelijke manieren de tegenstander bestrijden mocht. De Inquisitie was geboren. Het is een boeiende maar ook bloedige periode. Er zijn veel goede boeken over verschenen. Het verloren labyrint van Kate Mosse is een historische roman die een mooi tijdsbeeld geeft over deze periode. Een beetje in de stijl van de Da Vinci code (die toen overigens nog niet geschreven was) krijg je een mooie inkijk. Ik heb het met plezier gelezen.
Wanneer je dan rondloopt met deze informatie in je achterhoofd kijk je met een heel andere blik naar de gestapelde stenen. Met wat fantasie hoor je de geluiden van het verleden en plaats je gebeurtenissen van toen in een omgeving waarin ze passen. De inwendige mens heeft echter geen boodschap aan dit alles en liet ons blijken dat het wel eens even tijd werd voor een verfrissing. Koppie thee op het plein dus maar. Lekker even gezeten. Ondertussen werd het steeds drukker en vooral ook warmer dus voor ons tijd om te vertrekken. De terugtocht ging een stuk eenvoudiger dan heuvelop en met een gangetje van een kilometer of veertig per uur ging het richting Villeneuve.
Villeneuve sur Lot, Nieuwstad aan de Lot dus eigenlijk, is een aardige stad. Helaas begint de siësta hier vroeger dan in Spanje en tegen de tijd dat wij er waren lagen de meeste middenstanders op de bank. Hoewel, volgens ons liggen er een hoop de hele dag op de bank. Veel zaken staan te koop, te huur of hebben opheffingsuitverkoop. Het gaat hier niet zo goed. De crisis heeft hier, evenals in Spanje, goed huis gehouden. De mensen stralen het ook een beetje uit. Ze stralen geen joie de vivre uit, geen levensvreugde. Wat te neer geslagen, met licht afgezakte schouders en het hoofd naar het plaveisel gewend bewegen ze zich door de stad. Althans, de genen die we gezien hebben want het was niet druk. Eigenlijk een stad op zondagochtend dus, naar ons gevoel dan. Op zondagochtend is er ook nergens iets te beleven.
Op het Place de Liberté was gelukkig nog wel wat leven. Bij een Baskische eettent, duidelijk herkenbaar aan de vlaggen, was het terras aardig bezet en dat is altijd een goed teken. Daar maar even gaan zitten. Toen de ober ons de kaarten aanreikte zei ik met een stalen gezicht ‘Iskirik asko’ wat dank je wel in het Baskisch betekent. Hij keek me aan met een gezicht van ‘waar heb je het over’. Ik vroeg hem of hij geen Euskara sprak, toch wel gek in een Baskisch restaurant. ‘Euskara? ‘ ‘Ah oui, la langue Basque’ antwoorde ik hem, net alsof ik er les in gaf. ‘Eh, non’ was het antwoord. ‘D’hommage’, jammer dan was mijn antwoord en ik sloeg nonchalant de kaart open maar van binnen lag ik dubbel van het lachen.
Lekker gegeten en na onze maaltijd kwam de stad ook weer wat meer tot leven maar echt super was het niet. Nadat we nog even de St. Catherina met een bezoek vereerd hadden, een foei lelijke rood bakstenen kerk, hebben we de Voie verte maar even opgezocht. Het groene pad, vrij vertaald. Niet omdat het door een groene omgeving loopt maar omdat de fietspaden hier, in tegenstelling tot die bij ons, groen gekleurd zijn. Er loopt een pad van Cahors, hier 160 km vandaan, tot aan het punt waar de Lot en de Gironde samenvloeien. Het viel niet mee om de route te volgen, het fietspaden experiment staat hier echt nog in de kinderschoenen. Stoepie op, stoepie af, hier oversteken, dan weer 500 meter over de weg en de automobilisten kijken je aan of ze een roze olifant zien. Echt veilig voelde ik me niet. Gelukkig kruisten wij het pad met een supermarkt van Leclerc. Snel naar binnen want daar binnen is het veiliger dan buiten.
Nog even boodschappen gedaan en besloten dat we de fles wijn die we net gekocht hadden wel een koel plekje gunden. Terug richting koelkast dus maar. Na het eten de boel even afgebroken want morgen vertrekken we hier weer. Richting huis. Hoever we komen zien we wel. Dat is het voordeel van rustig aan, de tijdsdruk ontbreekt volledig. Vanavond heerlijk gezeten tot dat de muggen begonnen steken. Toen maar naar binnen om de avond vol te maken en dat is tot nu toe nog geen keer een probleem geweest.
De Berry, daar zitten we nu. Het gebied rond Chateauroux en gelegen in de departementen Indre en Cher. Een vrij onbekende streek in Frankrijk waar je eigenlijk zo dwars door heen dendert op weg naar verder gelegen doelen. Dat waren wij ook van plan, ware het niet dat we het rijden een beetje zat waren. Het was middag, kwart voor vijf en we hadden het een beetje bekeken. Met het campingboek op schoot gekeken of er nog een plek in de buurt was waar wij zouden kunnen overnachten en jawel hoor. Camping ‘Les grands pins’, de grote dennenbomen. Een drie sterren camping maar waar ze dat aan verdiend hebben vragen we ons werkelijk af. Daar staan we nu, na een dag bewolking, in de zon. Daar waren ze wel aan toe hier. Het heeft weken geregend en de helft van de camping is afgesloten vanwege de wateroverlast.
Over negenen is het inmiddels maar het is de langste dag vandaag dus het zonnetje is nog niet onder. Vanmorgen rond een uur of negen vertrokken en nadat we een uur of twee binnenweggetjes door de Lot en de Dordogne richting het noorden hadden gehad toch maar gekozen om voor een opschietweg. Richting Brive en daarna Orléans ingetypt. Dat hebben we niet gehaald maar we zijn toch al aardig op weg. We blijven hier een dagje hangen om te zien of hier wat te beleven is. Dat zal ongetwijfeld meer zijn dan vandaag. Op een verdwaalde mus na die zijn nest niet kon vinden en een ruzie tussen wat Bulgaarse vrachtwagenchauffeurs na weinig beleefd. Helaas lieve volgers, het kan niet alle dagen feest zijn. Morgen beter!
Gisteren schreef ik het al, we zijn in de Berry, een streek in de omgeving van Chatauroux. Er is hier veel te zien in de omgeving maar na een wat trage start hebben we gekozen om naar het Regionaal Park van de Brenne te gaan. Het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets en dat deed het ons gisteren ook nog niet. Het rek met informatiemateriaal bij de receptie van de camping informeerde ons hierover. De Brenne is een gebied wat gekenmerkt door de aanwezigheid van veel kleine meren. Kunstmatige meertjes, aangelegd vanaf de vroege Middeleeuwen tot aan het begin van de vorige eeuw. Ze zijn bedoeld voor de viskweek.
Zoetwatervis was hier een populair product vroeger, veel meer dan nu. In Nederland gold dit ook maar de enige zoetwatervissen die tegenwoordig nog met regelmaat gegeten worden zijn paling en snoekbaars. Wie eet er nu nog karper, zeelt of voorn? Hier zie je nog wel gerookte karper en tegenwoordig wordt ook de meerval gerookt verkocht. Die wordt trouwens in ons land ook steeds populairder. Het feit dat de binnenvisserij nagenoeg verdwenen is zegt toch wel genoeg. Ieder dorp had vroeger zijn eigen visser, in Koedijk waren er zelfs twee, Jan Tiesjema en Jasper de Vet. Hoe is het mogelijk dat ze het hoofd boven water hielden? Maar nu even terug naar de Brenne.
Zoals gezegd, een gebied met veel meren. Een gebied van 166.000 ha met ongeveer 2000 meren en meertjes. Dun bevolkt, er wonen slechts 60.000 mensen in het gebied. Wat ook gek is, is dat de meeste grondeigenaren buiten het gebied wonen. Die verpachten de vis en jachtrechten aan de lokale bevolking. Dat is slechts een beperkte groep, voor de rest is het dus moeilijk brood verdienen hier, op wat landbouw na. De viskweek is waarschijnlijk toch wel lucratief want sinds de jaren ‘80 van de vorige eeuw is het verboden om vijvers bij te graven die groter zijn dan 100 vierkante meter. Dit om de totale leegloop van het gebied te voorkomen.
Met deze info in de kontzak zijn we richting het westen gegaan. Het is niet ver van hier, een kilometer of 25 verderop liggen de eerste meren. Het vervelende is echter dat men in de Berry alle percelen omplant heeft, overal staan struiken en bomen omheen. Je kunt dus eigenlijk niet zien waar je naar kijkt. Hier noemt men dit de Bocage, bij ons het coulissenlandschap, ja, en tussen de coulissen in liggen de meren. Het was dus even zoeken voor we wat zicht kregen. Uiteindelijk kregen we een bordje dat er een uitzichtspunt was. Wij erheen als ornithologen in spé. Voor een mooie dwarsgestreepte roodpootgroenborstgors rijden we graag een stukje om. De meertjes die we te zien kregen waren echt een lust voor het oog. Na de hop heb ik hier vandaag mijn eerste kwak gespot. Een kleine reigersoort die bij ons bijna niet voorkomt. We kwamen er trouwens pas vanavond achter met behulp van onze vrienden van het Internet.
Op zich is het landschap wat saai, het heuvelt wel iets maar daar is het ook wel mee gezegd. Lange rechte wegen doorkruisen het en gaan van dorp naar dorp. De dorpjes zijn wel aardig maar wanneer je hier heen komt moet het echt met het doel zijn om vogels te spotten. Dan heb je je de tijd van je leven denken we. Een soortgelijk gebied kennen we uit Oost-Frankrijk, Les Dombes. Daar heb je geen beplanting tussendoor en daar lopen de wegen als het ware tussen de meertjes door. Voor de gewone bezoeker een stuk interessanter. Dat neemt natuurlijk niet weg dat dit een geweldig belangrijk gebied is voor de natuur. Honderden soorten watervogels komen hier voor, veel zoogdieren, amfibieën en reptielen en zelfs de Europese landschildpad kan je hier vinden. Maar het is echt een gebied voor de gespecialiseerde enthousiasteling.
Halverwege zijn we gestopt bij het Maison de Brenne, het informatiecentrum van het gebied. Daar even lekker gegeten. Omringd door allemaal ‘Baardmannetjes’ (en natuurlijk ook vrouwtes) zaten we daar te lunchen. Een mooie belegde bruine snee brood met een groene salade, aangemaakt met walnotenolie, een toppertje. Helaas viel de Jus d’orange na Spanje toch wel tegen. Daar allemaal verse Zumo, hier uit een flesje. Een wereld van verschil. De prijzen helaas ook.
Tijdens het wachten op onze mooie belegde bruine snee met geitensmeer viel mijn oog op twee dames die ook gebruik maakten van de faciliteiten van de uitspanning. Het waren echt van die types van: Ja hé, men wil een fietspad aanleggen door het gebied waar mijn duurbetaalde woning op uitkijkt. Zit daar niet nog toevallig een beschermde aardworm die net in het broedseizoen zit? Dan kunnen we de aanleg nog even stoppen’. ‘ Samen met de buurvrouw, die na het definitief worden van haar scheiding en de verdeling van de Gazelle en de Ferrari, ook wel weer iets om handen wil hebben, even snel met de vriendinnen van de cursus GVD (Golf vaardigheids diploma) een werkgroep opgericht. Flyeren in de buurt en met de nieuw aangeschafte Rode gids van bedreigde diersoorten in de hand op zondagochtend door het weiland baggeren op zoek naar iets speciaals. Eigenlijk niets gevonden maar na bestudering van het boekje dacht één van de dames toch dat ze een wilgkikker had gespot. Die broeden voornamelijk in oude knotwilgen en laten er nu net drie van die bomen in de buurt staan. n Werkgroep ‘Red de Dwarsgroengestreepte wilgkikker’ is een feit. Direct Loretta even gebeld want die kenden ze nog van Trainingsgroep ‘Het onwillige pondje’ , een item van tien minuten in Koffietijd en landelijke aandacht is een feit. Hier kan de politiek niet meer omheen. Het uitzicht is voorlopig verzekerd en we hebben weer een doel in het leven. Dat soort types dus.
Afijn, die zaten dus op het terras. Op studiereis voor de club, gesponserd uit de kas. De één, 200 kilo zwaar, in kuitbroek met Alpenschoenen, verder geheel in het zwart gekleed, waarbij de felrode bril echt de aandacht trok, was gewapend met een verrekijker waarmee ze de ezels die in het tegenover gelegen weiland aan het bestuderen was. Buitengewoon interessant. Ze informeerde haar vriendin, de secretaresse van de werkgroep, voortdurend over de voortgang die de hengst bij de ezelinnen boekte. Aan haar blik kon je bijna zien dat zij, na haar scheiding onbetreden gebied gebleven, wegdroomde bij de beschrijving van de activiteiten in het weiland. Het maakte zichtbaar emoties los. De vriendin wil ik ook niet onbeschreven laten. Haar schoenen waren waarschijnlijk bij de zelfde winkel gekocht, evenals de kaki kuitbroek. Haar bloes was wel een beetje frivool gezien het doel waarvoor ze hier zaten . Kleurige fantasiebloemen op een witte achtergrond. Gelukkig maakte haar ronde zwart benen brilletje dat weer goed. Duidelijk was te zien wie de voorzitster was en wie haar mocht begeleiden. Ik heb genoten. Voor mijn geestesoog ontwikkelen zich dan altijd dingen die zich waarschijnlijk nooit voorgedaan hebben of voor zullen doen maar voor mij zijn ze bijna realiteit. Ik geniet er van. Ik vond het jammer toen ze om de rekening vroegen en gingen.
Snel ons bordje leeg gegeten want met hen verdween ook de gezelligheid. We hebben onze rit voortgezet en uiteindelijk kwamen we uit bij het Maison de la Nature. Dit was in het gebied waar ook de schildpad nog in het wild voorkomt. Wij hebben hem echter niet gezien. Zelfs de loslopende schapen waarvoor gewaarschuwd werd bij het Maison hebben we gemist. Misschien is een bezoekje aan Specsavers toch geen gek idee. Een teleurstellend bezoek, personeel wat duidelijk niet geïnteresseerd was in de bezoekers en nee, het had geen uitstraling. De temperatuur liep inmiddels al weer aardig naar de 35, 36 graden en we hadden het eigenlijk wel gezien. Op weg dus naar Chateauroux om boodschappen te doen.
In de plaatselijke Carrefour even inkopen gedaan. Een dozijn flessen limonadesiroop, die van hier is zo lekker en goedkoop. Meenemen dus maar. Direct maar even getankt, dan kunnen we morgenochtend direct doorrijden. Eenmaal terug op de camping de stoelen in de schaduw gezet en siësta gehouden. Van 6 tot 7 lekker met de ogen dicht. Liggen te pitten als een os. Daarna even koken, voortent eraf en toen ben ik nog even het zwembad ingedoken het was heerlijk. De eigenaresse had speciaal voor mij het hek nog even los gemaakt. Rond een uur of half tien werden we echter naar binnen verjaagd door de muskieten. Klein als ze zijn, ze zijn ons de baas. En daar zitten we nu, binnen in ons stukje vakantieplastic, 28.2 graden is het op het moment, middernacht wijst de klok aan. Een broeierige nacht zal het wel worden maar niet in de mij favoriete vorm.
Drieëntwintig dagen geleden is het dat we voor het laatst regen hebben gezien maar vandaag is het weer zo ver. We zijn tot Amiens gekomen. Amiens, de stad aan de Somme in Noordwest Frankrijk. Zoals ik al schreef hadden we gisteren voor een groot gedeelte de boel al ingepakt dus na het gaan van de wekker was het eigenlijk een klusje van niets. Het wakker worden was eigenlijk het grootste probleem. We hoefden niet te ontbijten want de bakker was nog niet geweest dus dat zouden we onderweg wel even doen.
Het was rond half negen toen we de camping afreden en we werden uitgezwaaid door de eigenaresse die ons ook zo geweldig ontvangen had. ‘Bonne route’ klonk het ons na. Het klonk oprecht en dat is altijd fijn Richting Chateauroux, een kilometer of acht. We waren er voor dat de Dia open was, Dat zou nog zeven minuten duren. Een paar minuten voor negen rolden de luiken omhoog en wij naar binnen. Hele winkel doorgezocht en geen brood te vinden. De Dia, de enige winkel in Frankrijk die geen brood verkoopt, hoe is het mogelijk. Gelukkig was de kassière behulpzaam, ze wees ons aan de overkant een bakker aan. Dat we die gemist hadden.
Jantiene naar binnen en brood gehaald. Ik achter de auto en de caravan losgekoppeld. Die piepte en kraakte namelijk nogal tijdens het rijden en wanneer je dat een uur of zes moet aanhoren dan heb je het ook wel een beetje gehad, nietwaar? Toen hij losstond zag ik het direct: een droge knop. Een beetje olijfolie er op, extra vergin, werkt altijd. De boel weer aangekoppeld en op dat moment kwam Jantiene ook weer opperdan met twee gesandwichte stokbroden onder de arm. Vol verwachting renden we weg en geen piep meer te horen. Onderweg richting Orléans, terwijl de kilometers onder ons door verdwijnen, hebben we de stokbroden soldaat gemaakt.
Bij Orléans leidde de navigatie ons richting Parijs. Misschien wel een korte route maar achteraf bezien kan het niet de snelste route geweest zijn. Parijs, het hart van de republiek. Het is alleen jammer dat de kransslagaderen de toevoer van de benodigde zuurstof eigenlijk niet meer aankunnen. De Périferique, eens het toverwoord wanneer je het over wegenbouw had, is verouderd. Dichtgeslibd, vies en vol. De wanden van de tunnels gekleurd door het grauw uit de uitlaten en nietszeggende graffiti. Het hart moet door de toevloed van mensen en wensen steeds harder kloppen en het vaatstelsel is hierop niet aangepast. Verstopping is het gevolg. Een infarct kan bijna niet uitblijven.
Honderdduizend stinkende dieselauto’s draaien hun rondjes rond de stad, de chauffeurs verhit, geïrriteerd en gehaast. Roet uitblazende vrachtwagens, bestuurd door vermoeide Oost-Europeanen die onder tijdsdruk hun goederen moeten afleveren, op de vingers gekeken door baas en tachograaf. En dan heb je natuurlijk ook nog de toeristen, al dan niet met aanhanger, die zich met klotsende oksels in het gedrang begeven, door hun onbekendheid met het gebied irritatie opwekkend bij de autochtonen. Hier tussendoor flitsen de motoren en scooters die met doodsverachting ieder gaatje benutten om zich sneller te tonen dan de rest. Afslag Lille kwam in zicht en ik was blij toe.
Vijf minuten na de afslag was het of Parijs niet bestond. We werden door verstilde dorpjes geleid tot onze rit onverwacht langs de kastelen van Chantilly voerde. Chantilly, een plek waar de Franse adel zich op manieren vermaakte en waar fantastische feesten gegeven werden. Chantilly, de plek waar La Fontaine zijn fabels schreef, waar toneelstukken als Tartuffe het daglicht zien wanneer Molière door het bewegen van zijn pen over het perkament de hoofdrolspelers geboren laat worden. En niet in de laatste plaats de geboorteplaats van één van de meest bekende garnituren in de moderne keuken: de Crème Chantilly, geklopte room met vanille. Wij laten vaak de vanille weg maar noemen het hetzelfde: slagroom. Een uitvinding van François Vatel, de hofkok in de 17de eeuw. Naar verluidt één met een heel groot élan: tijdens een driedaags feest wat door de Prins van Condé gegeven werd was er tekort vis. Er waren al eerder wat kleinere incidenten geweest en dit was voor Vatel de druppel. Een dergelijke beschamende vertoning kon hij niet verwerken. Hij klemde een rapier tussen de deur en de post en wierp zich in het blanke staal. Wat een vak-eer! Dat hoef je van mij niet te verwachten wanneer de spruitjes wat hard zijn. Wanneer dat namelijk wel zo was had ik niet eens de 23 gehaald. Maar met mijmeren verdwijnen de kilometers niet richting achterbumper. Gas op de plank dus.
Dat viel niet mee in Chantilly en aangelegen gehuchten. Sinds 1650 is hier geen wegenbouwer aan het werk geweest. De wegen zijn geplaveid met zwerfkeien. Wat zal het vroeger toch oncomfortabel gezeten hebben in zo’n calèche, ondanks dat ze in een soort veersysteem hingen. Luchtbanden waren er niet, het was echt anti-plof. Gelukkig ging iets verder het wegdek over in een soort Franse lappendeken. Men is hier namelijk gewoon om reparaties niet grondig aan te pakken maar iedere onvolkomenheid in het wegdek apart te behandelen. Het ziet er een beetje uit als patchwork, lapje hier, lapje daar, geen gaatjes meer? Alles voor elkaar! Maar om te zeggen dat het comfortabel rijdt? Nee dus.
Onderweg richting Amiens nog een paar keer gestopt op een parkeerplaats om wat te eten maar de toestand waarin de plekken verkeerden ontnamen iedere trek. Het begint me steeds meer op te vallen. Frankrijk is aan het verpauperen, vooral rond de grote steden. Het krijgt steeds meer Balkan uitstraling. Vuil langs de wegen, variërend van mineraalwaterfles tot fauteuil, kapot gescheurde vuilniszakken, plastic, herinneringen aan menselijke activiteiten variërend van papier tot latex, en noem maar op. Leegstaande panden met ingegooide ramen, vervallen fabrieksterreinen, schreeuwerige reclames en borden waarop staat dat ze te huur zijn om nog meer schreeuwerige reclame op te zetten. Parkeerterreinen waarop je nauwelijks kunt parkeren omdat het hele wegdek kapot gereden is en zo zijn er nog wel een paar voorbeelden op te noemen.
Jammer. Vroeger veegde ik dit soort dingen graag onder de mat omdat ik graag in Frankrijk was. Nog wel trouwens maar toch wel iets minder dan vroeger. De afgelopen jaren hebben we reizen gemaakt naar onbekende streken waarover ik, wanneer ik eerlijk ben, toch wel wat vooroordelen had en waarbij ik eigenlijk toch wel een beetje bedrogen uitkwam. Het was er vaak beter dan ik verwacht had en hetzelfde gold voor de bevolking. De wereld zit vaak anders in elkaar dan je denkt op hoe je hoopt dat het in elkaar zit. Het is eigenlijk net als het leven. Dat is wat je gebeurt terwijl je andere plannen maakt. Dingen zijn niet zo als je wilt dat ze zijn, ze zijn zoals ze zijn.
Onderweg nog even een uitstapje gemaakt naar een Camping a la Ferme, een boerderijcamping maar omdat we daar waarschijnlijk de enige klant waren omdat het terrein er nogal verlaten uitzag hebben we daar van af gezien. Het zou deze reis al de derde keer zijn. Doorgereden naar Amiens. Camping de luxe, lekker voor de laatste paar dagen. Helaas, ook dit keer hebben we ons in de luren laten leggen door louche tekstschrijvers. Het viel tegen. Een mooie camping, kampend met wateroverlast. Iedereen staat op de parkeerterreintjes omdat je anders tot je as in de blubber zakt. Verdorie, de snackbar is alleen in het weekend open en ik moet alle verlengsnoeren aan elkaar knopen om stroom te krijgen. En dat terwijl het regent.
We hebben 23 dagen geen regen gehad. Nou, ze kunnen we wat. Even een plekje gezocht die nog redelijk droog was en vervolgens (bijna) alle kleren uit en in de onderbroek de luifel opgezet. Wanneer we die namelijk niet hebben staan de fietsen en de stoelen in ons hok en wordt het toch wel erg vol. Trouwens, de temperatuur was niet verkeerd, 24 graden, en wanneer je dan droog zit is het goed uit te houden. De camping heeft dus niet veel te bieden, stad en ommeland vast meer maar dat laat ik jullie morgen weten.
Amiens, stad aan de Somme. Dikwijls gelegen op het slagveld. De sporen zijn nog zichtbaar. Uitvalsbasis van de Australische troepen toen ze op 1 juli 1916, nu bijna 100 jaar geleden, de aanzet gaven tot de slag die zou leiden tot de terugtrekking van de Duitsers in dit gebied. Vreselijk is er hier huis gehouden. Eén dode per vierkante meter terreinwinst was geen uitzondering maar meestal lag het dodental hoger.
Amiens, ook de stad met de grootste kathedraal van Frankrijk. De hoogste, de langste, de breedste. Een immens bouwwerk, een voetbalstadion zou er bijna in passen. De Notre Dame uit Parijs past er twee keer in. Wereld erfgoed, en terecht. Honderd jaar geleden in deplorabele staat als gevolg van een zinloze strijd tussen wereldmachten maar nu één van de beter onderhouden monumenten die we de afgelopen tijd gezien hebben.
Maar vooral is Amiens voor mij de plaats waar een van mijn favoriete schrijvers gewoond en gewerkt heeft. Het was hier waar Jules Verne woonde en zijn verhalen heeft geschreven. Weliswaar geboren in Nantes maar uiteindelijk verhuisd naar Amiens waar hij zijn geld als effectenmakelaar verdiende. Daarnaast schreef hij en niet onverdienstelijk. Ik was drie –of vierentwintig toen ik hem ontdekte. Jantiene was lid van de ECI boekenclub. Daar kon je boeken voor een mooie prijs kopen maar je moest er wel ieder drie maanden één kopen. In de catalogus viel mijn oog op de pas nieuw uitgegeven: ‘Blauwe bandjes’. Alle verhalen van Jules Verne werden opnieuw uitgebracht. Toen we de eerste delen thuis ontvingen was ik direct gegrepen. Een schrijver naar mijn hart, ik kon me helemaal in zijn verhalen verplaatsen. Net als veel anderen beschouwde ik hem als een visionair, een man met een toekomstvisie.
Aan de ene kant klopte dit, maar aan de andere kant was het vooral een man die ontzettend goed op de hoogte was van technische ontwikkelingen. En dat waren er veel eind 19e, begin 20e eeuw. Verder had hij een geweldige visie over hoe de dingen zich zouden kunnen ontwikkelen. In veel gevallen zat hij heel goed in de richting, in andere gevallen zat hij er faliekant naast. Maar dat mag. Ik heb dat vermogen helemaal niet. Ik weet nog dat, toen één van mijn beste vrienden ongeveer 35 jaar geleden een videorecorder gekocht had, ik hem vroeg wat je daar nu in Godesnaam mee moest doen. ‘Ja, dan kan je televisieprogramma’s opnemen en later kijken’. Ik moest vreselijk lachen. In die tijd hadden we anderhalve zender en alles wat je wilde zien speelde zich af tussen acht en half elf. ‘Wanneer je ze zien wilt dan kijk je toch gewoon’ zei ik. Of hij niets gehoord had ging hij verder: ‘Ja’ zei hij, ‘je kunt natuurlijk ook films kijken’. Films kijken, hoe dan? ‘Ja, die kan je huren’. Ik snapte er niets van. Een videotheek, niemand had er nog ooit van gehoord maar Appie zag het al helemaal gebeuren en hij kreeg gelijk. Een paar jaar later had iedereen zo’n ding in de kamer staan.
Hetzelfde gebeurde met de CD speler en de mobiele telefoon. Allemaal ontwikkelingen die ik met een meewarige blik bekeek maar die mij uiteindelijk inhaalden. Het was toen niet te voorzien dat 20 jaar later iedere scholier op de fiets zit te wappen en films zit te kijken. Wat ik wel zag zitten was Internet. Ik was er al mee bezig voor het bestond. Ik was toen lid van de genealogische vereniging en via een inbelconstructie kon je in de bestanden van de vereniging kijken. Ik had op mijn 286 een programma wat Telix heette en waarmee je volgens een soort van Fax protocol contact op kon nemen met een computer die ook op de telefoon was aangesloten. Na een hoop gekraak en gepiep kwam dan een verbinding tot stand en kon je via C:*.* bestanden opvragen. Meer dan één bezoeker was niet mogelijk en wanneer ik online was kon de rest van de familie niet bellen, maar jongens, wat een ontwikkelingen. Vijfentwintig jaar geleden, je kunt het je nauwelijks voorstellen. Om het wat lomp te zeggen (maar daar ben ik wel goed in) het had de snelheid van dikke stront bij zeven graden vorst maar het werkte. Het klinkt de jeugd nu zo primitief in de oren, of je op mammoeten jaagde, maar toen was het top of the bill.
Jules Verne had ook het vermogen om dit soort ontwikkelingen te voorzien. Misschien dat ik hem daarom wel zo waardeer. In hem herken ik de dingen die ik zelf niet zag maar wel graag zou kunnen. In zijn boeken nam hij me overal mee naar toe en gebeurden de meest ongelooflijke dingen. Hij heeft me talloze keren meegenomen naar onbestaanbare plekken en situaties. Dat ik hem hier weer in Amiens ontmoet stemt me dankbaar. Maar met Jules begon onze dag vandaag in Amiens niet, hij besloot hem.
Ons ontbijt duurde kort vandaag. Ik had een ‘complet’ besteld, een volkoren. Volgens ons was het al een dag of twee oud, droog, smakeloos, gewoon niet lekker. Dan maakt het niet uit wat je er op smeert, het smaakt gewoon niet. Na twee sneetjes en een kop koffie zijn we de auto ingestapt en richting centrum. Bij de receptie dus nog even gestopt en de bestelling voor morgen aangepast ‘Omdat het brood niet te eten was’. Het leverde me alleen wat lege en niet-begrijpende blikken op. Het is spijtig om te zeggen voor de dames maar de kamelen in Artis hebben een intelligenter uitstraling dan de dames van de receptie hier. Auto in de stedelijke catacombes geplaatst die men ook wel parkeergarage noemt. Hoe meer je afdaalt, hoe vaster de klemmende greep om je keel wordt, een claustrofobisch gevoel maakt je bijna van je meester. Te benauwde gangen leiden je uiteindelijk bij een te kleine plek. Krap, donker en muf. Maar ja wat moet je. Het bordje: exit brengt je uiteindelijk weer naar het daglicht. Het daglicht wat verblindend werkt.
We stonden in het hart van de stad. Een boeiende stad Amiens. Geen stad die je in Noord Frankrijk verwacht. Daar is iets sombers en grauws de verwachting maar aan dat beeld voldoet de stad echt niet. Ze leeft. Ze heeft een uitbundigheid die niet bij haar omgeving en geschiedenis past. Bij de stadsgrenzen heeft men de Somme in verschillende stromen geleid en allemaal lopen ze door de stad heen. De hoofdstroom zorgt nog steeds voor het transport maar de zeven wat kleinere stroompjes zorgden in het verleden voor de aanvoer van vers water en de afvoer van alles wat de mensen kwijt wilden. Een mooi systeem. In Nederland hadden de steden ook grachten voor vervoer, aanvoer en afvoer. Helaas werden dit in veel steden stinkende sloten omdat het ontbrak aan doorstroming van het water. Dat zal hier niet het geval geweest zijn omdat de Somme altijd blijft stromen.
Op naar de kathedraal dus maar. Werelderfgoed schreef ik al. Een indrukwekkend bouwwerk. Honderdvijfenveertig meter lang, ruim 42 meter hoog, het transept is 70 meter. In totaal heeft het een oppervlak van 8800 vierkante meter. We hebben met be- en verwondering rondgelopen. De ramen uit de 15de eeuw hebben nog niets van hun glans verloren en de beschilderingen uit de zelfde periode geven het gebouw een aparte uitstraling. Vooral het beeldhouwwerk en houtsnijwerk maakten grote indruk op ons. Niet de voorstellingen maar het vakmanschap trof ons. We hebben zeker ruim een uur in het gebouw zoet gebracht zonder ons ook maar een moment te vervelen.
Ik heb er al eerder over geschreven, zij het in een andere context. Labyrinten in kathedralen. In veel kathedralen zijn ze, ze vallen alleen niet erg op. Wanneer je het niet weet loop je er zo overheen. Die in Chartres is heel erg bekend maar hier is ook een geweldige. De doolhof wordt ook wel ‘De weg naar Jeruzalem’ genoemd. Dat moet je natuurlijk overdrachtelijk zien. Hierbij staat Jeruzalem voor het paradijs en dat ligt in het midden. Het is geen gemakkelijke weg maar hij is er wel. Even goed zoeken net als in het echte leven. Om een beeld te krijgen moet je maar even de volgende link aanklikken en kijken: https://www.youtube.com/watch?v=UoWxPaESVYE Het geeft je ook gelijk een mooi beeld van het gebouw. Let maar niet op de muziek want die is niet echt geweldig.
Zoals gezegd, na ruim een uur waren we weer buiten en gaven we ons over aan de zonden van deze tijd. We gingen winkelen. Volop winkels gezien maar niets gekocht. Inmiddels was het lunchtijd hier. Alle kantoren liepen leeg. De straten raakten gevuld met zwarte puntschoen en strakke kokerrok. Langzaam zochten ze hun weg naar de nog lege terrassen, een kwartier later waren ze gevuld. Het was geluk dat wij nog een tafeltje vonden wat vrij was. Heerlijk hartige taart met sla gegeten en een café Gourmand toe.
Zoals gezegd lopen vertakkingen van de Somme door de stad heen. Een oude wijk is St. Leu, doorsneden door verschillende grachten. Een leuke wijk met kleine huisjes en gekleurde gevels. Veel terrasjes en alternatieve winkeltjes, alleen jammer dat ook hier een grote leegstand is. We kwamen hier door heen op weg naar de Hortillonnages. Dit zijn een soort akkertjes à la Geestmerambacht. Driehonderd hectare akkertjes liggen hier, de meesten slechts per boot te bereiken. Het worden hier de drijvende tuinen genoemd. We wilden eigenlijk een rondvaartje maken om een beeld te krijgen maar moesten hiervoor anderhalf uur wachten. Ja, te gek kan ook natuurlijk. In die tijd rijden we bijna naar Giethoorn heen en terug. Dat hebben we dus maar over geslagen. Terug naar de auto, boodschappen gedaan en toen naar Jules. Dat was een mooie afsluiting van de dag.
Terug op de camping zagen we dat de leegloop van vanmorgen zich al weer redelijk hersteld had. Een hoop nieuwe klanten. Er stond weer volop recreatieplastic om ons heen. Omdat het bijna de laatste dag is stemde ons dat toch wel wat weemoedig en hebben we besloten om het vrijheidsgevoel nog maar even te verlengen. Geen thee en direct aan de witte dus maar. Het was lekker weer dus we konden lekker buiten, zittend in de klapstoelen, nog even mijmeren over de afgelopen periode. Maar laten we niet wegzakken in weemoed, we hebben nog een paar dagen te gaan en neem van ons aan, die gaan we ten volle benutten.
Het is nog niet eerder gebeurd. We hebben ons vanmorgen verslapen. De wekker stond op half acht en tegen half negen werd ik wakker. Er stond wat druk op de achterdeur dus ik moest er uit. Ik keek op de klok en het was bijna half negen. Bijna de tijd dat wij wilden vertrekken. We gaan vandaag richting huis. Nou ja, naar huis. We stoppen even eerder. We gaan vanavond naar mijn broer in Ransdorp. Hij heeft wel ruimte om de caravan te stallen en het is een mooi moment om het vakantiegevoel rustig aan af te bouwen. Omdat ik rustig aan lekker vind hadden we een vroege start gepland en dat plan leek nu wat getorpedeerd.
Even brood gehaald en betaald. In tegenstelling tot bij de ontvangst was de bezetting bij de receptie uiterst goed. De eigenaar zat er zelf, geassisteerd door de stagiaire die ons van de week ook al van dienst was. Wat een prettige man, beleefd, geïnteresseerd en wat eigenlijk het belangrijkste was, zonder gezeur verleende hij de ons rechtmatig toekomende korting. Een fijn gevoel. Het afbreken ging sneller dan verwacht en om negen uur zaten we aan het ontbijt. Daarna nog even douchen en de caravan aankoppelen. Dat viel nog even niet mee. De grond was doorweekt en ondanks het geringe gewicht van onze caravan was hij toch wat in de grond gezakt. We stonden eigenlijk in twee kuilen en konden de caravan er niet handmatig uit krijgen. Gelukkig kregen we ongevraagd hulp van een paar Britten die tegenover ons stonden. Dat duwtje extra was net genoeg om de kar op het pad te krijgen. Even aankoppelen, nog even naar het sanitair om de plee te legen en hup, op pad.
In tegenstelling tot de afgelopen maand hebben we er nu voor gekozen om de tolweg te nemen. We zitten in Amiens en de tolweg loopt pakweg tot 25 km onder Lille. We moeten ruim 400 kilometer. Nu lijkt dat niet veel maar met de caravan schiet je veel minder op dan zonder. Bij Lille begint het tolvrije gedeelte tot huis aan toe dus vooruit dan maar. Het viel mee, voor € 13,50 mochten we bijna 100 kilometer péage gebruiken. Onderweg kwamen we nog wat Kroaten tegen die op weg waren naar Lille. Vanavond schijnen ze tegen Portugal te moeten spelen. Ik hoop dat ze winnen. Niet dat ik voor Kroatië ben maar ik vind die Romario en consorten zulke vervelende, arrogante haantjes. En aanstellers. Ik hoop dat ze gewipt worden. Maar ja, het leek me ook wel leuk wanneer Albanië door zou gaan en dat lukte ook niet.
De lucht betrok steeds meer en bij Antwerpen kregen we de eerste regen. Tot aan Utrecht bleef het regenen maar toen we uiteindelijk in Ransdorp aankwamen was het weer droog. Mart was gelukkig al thuis, hij had vandaag een uitstapje met mijn moeder en wist niet precies hoe laat hij weer terug zou zijn. Even de boel geïnstalleerd en vanavond zijn we uit wezen eten. Op camping Amsterdam, waren we nog nooit geweest. Een leuke plek. Het is even zoeken maar wanneer je de steeds sterker wordende weedlucht volgt kom je er van zelf.
Meestal kan je hier leuk eten maar vanavond was er het maandelijkse Polder Salsa Event. Een ongeveer 10 mans salsaband zorgde voor de begeleiding van de plaatselijke salsafanaten. Daarnaast was er een barbecue. We hadden Marco, de buurman van Mart, ook opgehaald en gevieren maakten we gebruik van het BBQ-buffet begeleid door plaatselijk gerstenat. Tijdens het eten was de band nog niet begonnen maar was er een workshop salsa. De hele vloer stond vol en onder leiding van een enthousiaste man werden de basisbewegingen duidelijk gemaakt. Tegen de tijd dat we klaar waren met eten begon de band te spelen. Een gezellige boel. De muziek pakt je en of je wilt of niet, je gaat vanzelf bewegen. Een bijzonder gevarieerd publiek, ontzettend leuk. Dames die zich speciaal voor de avond gekleed hadden, mannen die zich een Zuid-Amerikaanse uitstraling hadden proberen aan te meten. Een mix van mensen die er plezier aan beleefden, een mix zoals de wereld is. Een combinatie van plezier, beweging, spanning, erotiek en ritme. Salsa heeft alles. Salsa is als het leven. Een plezier om het mee te maken.
Rond een uur of half tien zijn we terug gegaan want Marco had nog een verjaardag. Hem afgezet en wij nog even richting ’t Zwaantje, het dorpscafé van Ransdorp. Helaas was daar de deur dicht maar misschien was dat wel beter. Het was een lange dag. Maar wel een goede. We zitten nu in de caravan, voorlopig de laatste avond. Morgen echt de laatste etappe, een ritje van niks, vijftig kilometer. Dat is te doen.
Wanneer je ergens zondagsrust verwacht is het toch wel aan de boorden van het IJsselmeer. Spakenburg, Elburg, Zwartsluis en Vollenhove zijn er allemaal voorbeelden van. Het moet gezegd worden, Ransdorp, de plek waar we nu staan, ligt toch wel 500 meter van het water af maar toch. De beheerder van het terrein achtte het zijn taak om ons te melden dat het al tien over half negen was. Een melding die we voor lief namen. We hielden ons slapend en de beheerder keerde onverrichter zake terug en kroop er ook nog even in. Gelukkig had hij nog wel even het NRC voor de deur gelegd. Half tien vonden we een betere tijd om er uit te komen. We hadden per slot van rekening een vermoeiende vakantie achter de rug.
Rustig aan, met een kopje thee, de commentaren over de Brexit en de EK gelezen. Vier weken geen nieuws gezien, gehoord, of beleefd. Wat heerlijk. En toch, op het moment dat het weer voorhanden was wil je weer graag alles weten. ‘Even horen wat voor weer het wordt’, net of je er met die kennis iets aan kunt veranderen. ‘Even kijken wat er gebeurd is’, eigenlijk beter niet. Vijfennegentig procent is ellende, de rest gelogen. Wat een rust zonder die kennis. Helaas komt het einde in zicht en wordt alles weer ‘gewoon’.
Na het ontbijt zijn we nog even naar het strand geweest. Blijburg, het aangelegde strand bij IJburg. Nadat we de Jane Mansfield brug hadden gepasseerd, de BH-brug die IJburg met het vasteland verbindt reden we langs de rand van de wijk. Een mooi project, veel afwisseling en het besef dat hier 15 jaar geleden alleen nog maar water was maakt het alleen nog maar interessanter. Aan het einde van de bebouwing ligt het strand. Een relatief nieuw project. Je waant je echt je echt op het strand, er staat een geweldig leuk paviljoen met alle toeters en bellen. Het is nog in de opbouwfase maar wanneer het klaar is zal het ongetwijfeld een publiekstrekker eerste klas zijn. Daarna nog even huisjes gekeken maar of het iets voor ons was betwijfel ik. Bovenbudgetmatige bouw en dan doel ik voornamelijk op ons budget. De prijzen van het goedkopere segment lagen rond de 3000 euro per vierkante meter dus alleen het toilet komt al op 8000 euro en dan zit je letterlijk en figuurlijk echt krap. Een mooi ijsje besloot ons bezoek aan dit project.
Na nog een kop thee de caravan ingeladen. Bij ons wachtte het huis, bij Mart het gras. Het was al tien dagen niet gemaaid en schreeuwde om een goede beurt. We waren het pad nog niet af of we hoorden de Stiga al ronken. Het was druk op de weg maar, om met de Fransen te spreken, wel fluïde, met andere woorden, het stroomde goed door. Rond een uur of vier stonden we op de Kanaaldijk, of we nooit weg geweest waren. De caravan kreeg ik in één keer achteruit op het pad, we hadden ook de nodige oefening gehad. Met vereende krachten het hok op zijn plek gezet en iedereen na een maand afwezigheid weer begroet. Ook natuurlijk onze nieuwe huisgenoot Loki, de remplaçant van Snuit, het ons helaas ontvallen konijn. Gelukkig heeft hij een waardig opvolger gekregen. Anne en Jim hadden de taken tijdens onze afwezigheid fantastisch waargenomen en een prima maal voor ons klaar gemaakt. Omdat we toch nog wel een beetje in de vakantiemodus zitten de laatste halve fles Chardonnay nog even voor het eten soldaat gemaakt.
Volgende week wachten ons weer de taken van alledag. Het gewone leven gaat gewoon door. Het vooruitzicht hierop maakt de waardering op de afgelopen weken alleen maar groter. Wat hebben we weer een geweldige tijd gehad. Mooie streken gezien, leuke, aardige en interessante mensen ontmoet, gelachen, ons verbaasd, geamuseerd, kortom eigenlijk alleen maar goede dingen meegemaakt. Een paar kleine dingetjes heb je altijd maar die zijn we nu eigenlijk alweer vergeten. De accu is weer helemaal opgeladen en dat is mooi. Vooral omdat we weer twee maanden voort moeten voor de volgende reis gepland staat. Eind augustus gaan we weer een maand op pad. Het doel staat nog niet vast maar dat zoeken we voor die tijd wel uit. Wanneer jullie deze reis genoten hebben zijn jullie weer van harte uitgenodigd om dan ook weer virtueel plaats te nemen op de achterbank en van een afstandje onze belevenissen mee te maken. Voor nu bedankt voor de reacties en we zien jullie graag terug.