Vanaf morgen is het weer zover, Muis gaat weer Op Pad. Nu is het wel zover maar om eerlijk te zijn: zo ver zullen we niet komen. Gingen we normaal bijna een maand op pad, nu is dat, wegens omstandigheden, iets ingekort. Het wordt een dag of veertien. En omdat de tijd wat beperkt is en de benzine loeiduur hebben we het idee opgevat om wat dichter bij huis te blijven om de plekken waar we normaal gesproken blind aan voorbij gaan met een bezoek te vereren.
Plekken die ongezien zijn gebleven in onze haast om beter weer te vinden maar ook omdat we vaak vol haast op weg zijn naar het ‘echte Frankrijk’, iets wat in de Nederlandse ogen pas ruim onder Parijs begint. Plaatsen die we alleen kennen van de bordjes bij de wegafslagen of omdat er een kaassoort naar vernoemd is. Het wordt dus een beetje een ontdekkingsreis. Misschien valt het mee, dit nieuwe gebied, maar misschien ook niet. We zullen het zien.
Natuurlijk kunnen jullie ook weer mee. Met wat geluk, en dat lukt altijd vrij aardig, staat er vanaf het einde van de week iedere dag een nieuwe blog op www.muisoppad.nl en klik dan ‘Het vergeten land 2022’ aan. Op het moment dat je dat gedaan hebt stap je bij ons in en ga je mee, op weg naar nieuwe belevenissen en onbekende oorden. Wil je vrienden meenemen, dat kan altijd, nodig ze maar uit. Enne.... commentaar vanaf de achterbank is altijd welkom. Laat maar wat van je horen.
Ponte-Avancé, Phillipinne, Rétranchement…. Zo op het eerste gezicht lijken we omringd door Franse gehuchten maar niets is minder waar. We staan op de Zeeuwse klei, op de Zeeuws-Vlaamse blauwe zeeklei om precies te zijn. Op zoek naar vergeten gronden leek ons dit een mooie start. Verder westelijk in Nederland kan je eigenlijk niet want daar ligt de Noordzee, een paar kilometer meer zuidelijk en je zit in de Westhoek in België, in het noorden ligt de Westerschelde en om het rijtje maar even te vervolmaken en, hoe gek het ook mag klinken, iets oostelijk van ons ligt Zuidzande.
Vanmorgen zijn we deze kant op gekomen. Als vanouds hadden we ook dit keer weer een probleempje, het zal de vaste lezers niet onbekend voorkomen. We hadden wat lekkage. Nu klinkt dat erger dan dat het was, maar toch. De caravan heeft een vaste tank voor water en nu is het altijd handig om voor onderweg een voorraadje vocht in te hebben. Met een liter of twintig kom je de eerste dag wel door. Nadat ik de eerste gieter in de tank had gegooid ging ik terug voor een tweede gieter. Bij mijn terugkeer bleek ineens het hele pad doorweekt te zijn. Geregend had het niet dus er moest wel een andere oorzaak zijn. Ook de tweede gieter geleegd en maar eens door de knieën gezakt. Uit een rood leidinkje, achter het wiel, kwam het water bijna nog sneller naar buiten als dat het naar binnen gegaan was.
Potverdorie, hoe kan dat nu weer in hemelsnaam. De aftapventielen had ik dichtgedraaid maar daar kwam het water ook niet vandaan. Iets verkeerd gegaan met de servicebeurt? Wie zal het zeggen. Snel de caravanboer maar even gebeld maar het was 17.58 uur dus geen gehoor. Nou, het zat de afgelopen weken toch al tegen dus dit kan er ook nog wel bij. Morgen maar even bellen, dan maar wat later weg. Vanmorgen gebeld en daar kwam de verklaring: ‘Ja, die aftapventielen, die zijn natuurlijk alleen voor de boiler, de tank moet je apart leegmaken. Dat hebben we dus gedaan en als je de stop zoekt, die ligt in het keukenlaatje’. En jawel hoor, toen ik het laatje open trok lachte hij me vrolijk toe. Twee minuten later was het probleem uit de wereld.
Het was een uur of elf toen we het pad af reden. Tweehonderdzeventig kilometer verder vonden we camping De Couter, gelegen tussen de Frans klinkende gehuchten. Het lijkt hier overigens wel klein Babylon aan de plaatsnamen te oordelen. Pyramide, Turkeye, Maagd van Gent, Sasput en Ponte. Maar ook onmiskenbaar Nederlandse namen als Boerenhol, Nummer Eén en Waterlandkerkje zijn we al tegengekomen.
Vanmiddag nog even een rondje gereden. Wat een geweldig landschap hier. Mooi slingerende dijken die vastgehouden worden door enorme knotwilgen of statige populieren. Ze beschermen met hun omarming de akkers met graan, boomgaarden en weilanden. Patrijzen scharrelend op de weg, schichtig wegvliegend wanneer je te dichtbij komt. Fazanten die nieuwgierig hun kop, boven de aarden walletjes die de aardappelen beschermen, uitsteken. Ooievaars, hoog boven de huizen, luid klepperend op hun nesten. En rust. Volop rust. Hier hoor je de bladeren nog ruisen in de wind. Het brengt bij mij herinneringen naar boven. Zaken die ooit gewoon waren maar die heel geleidelijk verdwenen zijn. Zo geleidelijk dat het gemis je ontgaat en je er niet meer bewust van bent en je ze vergeet. Totdat je hier komt, hier in het vergeten land. Dit land dat gelukkig vergeten is door de tijd. Het land dat je helpt om alles wat je vergeten bent te herinneren en dat is mooi.
Vergeetachtigheid wordt niet altijd als een zegen beschouwd maar vanmorgen had ik dat toch wel als zodanig gedaan. Niet voor mezelf maar ik zat meer te denken aan de haan die vandaag het krieken van de dag aankondigde. Onze naaste buurman was het, de haan. Gisteren hadden we geen erg in het beest gehad maar we stonden wel naast het kippenhok waarin hij de baas was.
Nou ja, kippenhok. Het was eigenlijk niet eens echt een hok. Het was zo’n omgebouwd blikken tuinschuurtje dat nu als hok dienstdeed. Zo’n metalen doos waarin het zo heerlijk kan galmen. In de voorkant zat een gat waardoor de kippen naar binnen en buiten konden lopen. Om ervoor te zorgen dat ze niet te vroeg buiten kwamen was er een stuk betongaas voor gezet. Het licht kon er dus wel mooi naar binnen. De haan was dus mooi op tijd op de hoogte dat de dag weer begon. De kippen konden er dus niet uit maar het gekraai lukte dat wel en daar kwamen we achter. Om kwart voor zes al.
Eigenlijk habben we nog wel geluk, de zon komt niet al te vroeg op. Over een maand is het een uur eerder maar kwart voor zes vond ik toch eigenlijk wel vroeg genoeg. ‘Kuthaan’, klonk het bij mij onder de dekens vandaan maar dat kan natuurlijk niet. Kuthanen bestaan nu eenmaal niet. Kuthanen kukelen niet want kuthanen zijn kippen. Een kuthaan is een soort van transgenderhoen. Kuthaan heet met een mooi woord in de Nederlandse taal een oxymoron. Een woord dat een tegenstelling in zich draagt. Althans, bij ons kan het niet, hier misschien wel. We zitten per slot van rekening in Zee-land, wat ook een oxymoron is, net als bijvoorbeeld een zeemeer-min. En zo zijn er nog wel een paar te bedenken: man-wijf, broek-rok, boos-aardig, vol-ledig en onze spitsvondige lezers weten er misschien nog wel een paar… maar voor dat soort overwegingen was het me vanmorgen nog wat te vroeg. ‘Kuthaan’, klonk het dus.
Bij de 23ste kukel vond ik het wel mooi en ben ik er uit gegaan. Tandengepoetst, wandelschoenen aan en met een appel in de zak op pad. Gisteren had de Wallenroute gezien. Wanneer we het over De Wallen hebben krijgen mensen vaak direct associaties met Amsterdam maar dat is hier totaal niet van toepassing. In oorsprong wellicht wel maar die in Amsterdam zijn toch een andere weg ingeslagen. De Wallen hier vormden een verdedigingswerk. In eerste instantie vond ik het vreemd. Midden op de Zeeuwse klei ligt een ‘fort’ maar wat beschermt het nu eigenlijk.
Tijdens mijn wandeling werd het me duidelijk. Vroeger lag hier Het Zwin, een geul die Brugge, ooit een mooie welvarende Hollandse stad, verbond met de zee. Tegenwoordig is Het Zwin bijna verdwenen, hier en daar rest er nog een stukje van, maar aan het begin van de 80-jarige oorlog was dit nog een belangrijke handelsroute. Belangrijk genoeg om het aan de zeekant te verdedigen. Met dit doel werden fort Oranje en fort Nassau gebouwd. Hier verdedigeden de Staatse Troepen hun belangen tegen de vuige Spanjool.
Nadat ze hun doel verloren hadden ontstond binnen de omwalling Retranchement, een klein dorp. Klein genoeg om te worden vergeten en daardoor te blijven zoals het was. Aan de westkant liggen de restanten van het Zwin, verder wordt het omgeven door een prachtige waterpartij. Daar waar de grond voor de wallen vandaan gehaald werd ontstond een sloot, gracht, hoe noem je zoiets. Een prachtige wandeling gemaakt. Een prachtige start van de dag.
Ik schreef het al eerder. Wat een rust hier. De enige man die ik onderweg sprak had geen kippen. Hij had gewoon de wekker gezet. Zo’n soort van mechanische haan. Zo’n ding waartegen je zegt als hij te vroeg begint te rinkelen: ‘Gatverdamme, nou al weer, die Klotewekker!'
Vroeg wakker vanochtend. Dankzij de haan en het Eurovisie Songfestival, het liedjesfestival dat weinig met zingen te maken heeft, had ik het vrij vroeg bekeken gisteravond. Ik lag al op tijd. Nu heb ik een vrij regelmatig slaapritme, nou eigenlijk is het meer een blaasritme. Na een bepaalde tijd is het ding vol en moet hij leeg. Het is het beste om dan het bed maar even te verlaten anders geeft het zo’n bende. Ja, en dan ben ik wakker en heeft het weinig zin om er weer in te kruipen want de slaap vatten lukt dan toch niet meer. Vanmorgen was dat even voor half zes. Het schemerde buiten al en het was een prachtig stille ochtend.
Rugzak volgeladen, wandelschoenen aan en op pad. Op naar het Zwin, hier zo’n drie kilometer vandaan. Eens even kijken wat dat te bieden heeft want ik was wel nieuwsgierig. Het is namelijk alles Zwin wat hier de klok slaat. De Zwinautoroute, fietsroute van de verdwenen havens van het Zwin, Wandeltocht langs de resten van het Zwin, een boek over de vogels van het Zwin tot aan de Zwinburger met zeewier bij MacDonald toe.
Het huidige Zwin is nog slechts een schim van wat het ooit was. Een gat tussen de duinen waar eb en vloed hun werk doen. Een soort van Slufter. Ver landinwaarts komt het water niet, het loopt vast tegen de nieuw aangelegde dijk. Wanneer je daar bovenop staat krijg je wel een idee wat een waterpartij het geweest moet zijn voordat de verzanding toesloeg. Twee kilometer landinwaarts ligt de Oude Zeedijk. Drie kilometer breed was de inham ooit en het ging ruim twintig kilometer landinwaarts. Nu rest nog slechts een natuurgebied dat gedeeld op Belgisch en Nederlands grondgebied ligt.
Ik was alleen en had de zonsopkomst helemaal voor mezelf. Pas na een kilometer of zes kwam ik iemand tegen op het pad in de duinen. Een man met een hond. Een grijze hond, net als ik. Hij moest dus al oud zijn. Met een groet passeerde ik hen. De hond zei niets terug, de man trouwens ook niet. Op het strand was ik weer alleen. Samen met honderdduizend aangespoelde kwallen, glanzend in het licht van de opkomende zon. Oostenwind, die ons het mooie weer bracht, is ongetwijfeld de oorzaak. In de verte twee vroege vissers. Bij Cadzand-bad heb ik de toeristische bebouwing weer opgezocht en ging ik richting het oude Cadzand. Daar trof ik weer een man met een hond. Die reageerde wel op mijn groet, sterker nog, in het half uur dat volgde was hij bijna onafgebroken aan het woord.
Het was een import-Nederlander, vroeger was hij Belg, nu niet meer. Althans, zijn paspoort had hij ingeruild. Belg zijn is geen status, het is een soort van moedervlek. Dat veeg je niet zomaar uit. Het gesprek begon vrij onschuldig. ‘En, hedde Gij schone foto’s maken kunnen?’ Ik kon het beamen vertelde hem de route die ik gemaakt had. Hij woonder hier al achttien jaar vertelde hij. Door heel Europa had hij gewerkt voordat hij hier neerstreek. Daarna kwam het gesprek op Cadzand-bad. Twintig jaar geleden nog een onaangeroerd stuk duingebied met wat doorgangen richting strand. Totdat Vlaamse projectontwikkelaars hun oog op dit gebied lieten vallen. Knokke-Heist was vol en iets verder, op spuugafstand over de grens, lag er in Cadzand-bad braakliggende grond op wat toekomstvisie te wachten en dat trof, dat hadden de mannen. De CDA-fractie van Sluis zag dat ook wel zitten en met gezwinde spoed, hoe toepasselijk in dit verhaal, ging men aan de slag.
Residenties, hotels, appartementencomplexen, vakantieparken, in tien jaar uit de grond gestampt. Cafés, bakkers en supermarkten bevinden zich op de vakantieparken met bijbehorende prijzen. De oude bakker en de Spar in het oude dorp dat 193 zielen telde, wordt de nek omgedraaid. Mogen niet uitbreiden om het nieuwe winkelcentrum in Oostburg niet in de weg te zitten. Knokke Noord wordt deze nieuwbouwpuist nu spottend genoemd. Patjepeeërs uit Knokke laten zich naar de nieuwe Marina varen om bij Sergio Hermans te komen eten. ‘Drie stukjes brood meneer, met wat zalm en rucola. En dat voor driehonderd euro. En dat alleen maar zodat men kan zeggen dat ze bij Sergio gegeten hebben. En na het dessert met de boot weer terug’.
‘Onbetaalbaar voor de oorspronkelijke bewoners wordt het meneer’. Nu is het zo dat zonder ontwikkeling alles stil staat, dat begreep hij ook wel. Punt is dat de dorpen in de omgeving er ook mee te maken kregen. De lokale Prins Bernhardjes begonnen panden op te kopen in de buurt voor de verhuur. ‘Awel, de dorpen lopen leeg meneer. De eigen bevolking kan de prijzen voor de woningen niet meer opbrengen, de scholen sluiten, de middenstand verdwijnt, kortom, het worden spookdorpen. Het grote geld, daar gaat het om, het eigen volk dat wordt vergeten’. Het ging hem aan het hart, dat kon je zien maar hij schepte er duidelijk vreugde in dat bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen de hele CDA-fractie, die hij voor deze ontwikkeling verantwoordelijk hield, weggevaagd was.
Het zou zijn tijd wel duren zei hij. Hij zat nog wel goed maar hij vond het vervelend dat rondom hem heen de huizen leeg kwamen te staan. Slecht onderhouden werden. Tuinen verwilderden. Zijn tuin had daar geen last van zei hij. ‘U komt er straks langs meneer, Badhuisweg 13’. En inderdaad, het was een lust voor het oog, de man zijn tuin. Het zal straks een hoop opbrengen wanneer er een bord in de tuin komt. Want dat gaat natuurlijk uiteindelijk gebeuren. Met een andere kijk op de omgeving en wat weemoedig vervolgde ik mijn pad. Moet ik me nu schuldig voelen voor mijn komst of niet?
Maandagochtend. Voor de meeste mensen beginnen de gewone bezigheden weer. Ook voor mij, met dat verschil dat het me niets uitmaakt of het nu zaterdag of woensdag is. Het verhaal mag verondersteld bekend te zijn. Wederom een prachtige dag, we treffen het. Bloedrood komt hij op, de koperen ploert. Vanaf de camping schiet ik wat plaatjes. Een veilige keus misschien maar ik vind het mooi, het ochtendrood. Daarna de schoenen aan en op pad. Richting het zuiden dit keer. Een mooie wandeling maar helaas geen boeiende ontmoetingen. De mensen hebben waarschijnlijk te veel haast op de maandag, had ik vroeger ook.
Om half tien weer terug. Tijdens het douchen kom ik erachter dat ik gisteren mijn shampoo en badschuim van Rituals, de frisgeur voor oudere heren, herkenbaar aan de grijze flacon, na het douchen vergeten ben. Zal nu wel in een Duitse caravan staan. Een Fendt of een Hobby. Ik denk dat de vinder er van, met ondersteuning van mijn geurtje, bij zijn ega nog even wat grijs genot met fris geurende genitaliën probeert te scoren. Haar dingen laten doen die zij liever allang vergeten zou zijn. Ze moet iedere dag al koken, afwassen en de caravan schoonmaken en dan dat er ook nog bij. ‘Nein, nein, mein Schatz, aan mijn lijf geen polonaise meer. Das war Einmal’. Maar ja, daar heb ik mijn fles niet mee terug. Even met een alternatief naar de douche dus maar en het moet gezegd worden, Klok afwasmiddel schuimt lekker en doet werkloze plekjes weer lekker ruiken.
Besloten dat we morgen gaan verkassen, we knopen er gewoon nog een dag aan vast. Vandaag gaan we nog even de buurt verkennen. Gisterenmiddag hebben we dat ook gedaan, toen zijn we in Damme beland maar omdat het verhaal van gister al vrij lang was heb ik daar niet over gerept. Een leuke stad, of eigenlijk stadje. Groot is het niet, de geschiedenis van Damme is dat wel. De kerk is overigens ook groot. Met een toren van 42 meter. 212 treden voor je boven bent maar dan heb je een prachtig uitzicht over de stad waar Tijl Uylenspiegel zijn avonturen beleefde. Aan de markt vind je het museum dat aan hem gewijd is en er tegenover het restaurant: Tijl en Nele. Nele was de vriendin van Tijl, ze was een lichtekooi, een prostituee. Dat maakt niet uit, haar hart was goed en de broodjes die we kregen waren prima.
Vandaag wederom een rondje in de buurt gedaan. Via wat omwegen in Aardenburg beland. Al bewoond rond in de steentijd maar pas het jaar 179 toen het Castellum Rodanum gesticht werd kreeg het belang. Volgens eigen zeggen de oudste stad van Nederland maar ook Dordrecht, Nijmegen en Geertruidenberg hebben claimen deze titel. Net als veel plaatsen hier had Aardenburg verbinding met de zee via het Zwin maar die is hier totaal verdwenen. Gek dus eigenlijk dat wij in restaurant De Kaaipoort aan de Kaai bij de Haven zaten te eten. Het enige dat nog aan water deed denken waren de paling in het groen en de eend met mandarijnsaus op de kaart. Je kan er rustig heen gaan. Heeft niet echt uitstraling maar het eten is er prima.
Daarna zijn we naar Groede gegaan. Bij de Fonteyn hebben we de maaltijd afgesloten. Met warme chocolademelk. ‘Wilt u puur, melk of witte chocolade?’ was de vraag. Nu komen wij uit Chocomelland dus die vraag was me nog nooit gesteld maar na wat uitleg werd het me duidelijk. Men doet chocoladepastilles naar keuze in een glas en giet daar hete melk op. Even roeren en klaar is Kees. Smaakte prima, chocolademelk zoals het eigenlijk hoort te zijn.
Op de terugweg nog even naar de zee kijken. Stonden we er net komt opeens Ger Klomp het fietspad afrijden. Voor wie niet weet wie hij is: Ger was de ontwerper en bouwer van ons huis in 1987. Ik keek ervan op want volgens mij had ik toch alle rekeningen betaald. Dat bleek want hij was hier op vakantie. Fietstocht via West Nederland naar België en daarna naar Luxemburg was de bedoeling. Mooi, veel succes Gerrit, mooi weer toegewenst, dan hebben wij het ook en weinig lekke banden. Vanavond als afsluiting nog even naar zee gereden. Kijken of de ondergang net zo mooi was als de opkomst maar dat viel tegen. Hopelijk valt het morgen niet tegen en vinden we iets naar ons zin. Eerst maar eens even bepalen waar we nu precies heen gaan.
Eigenlijk zouden we gisteren al gaan maar het werd vandaag. Richting Frankrijk. Reims of omgeving. Het werd het laatste. We staan in de Avesnois. Een regionaal park in het noorden grenzend aan België, in Henegouwen iets onder Charleroi. Een vergeten land. Ooit onderdeel van de Verenigde Nederlanden. Stond onder leiding van Jan II van Avesnes, die later Graaf van Holland werd en in 1297 de West-Friezen bij Vrone de pan in hakte, maar dat weet ook al bijna niemand meer.
Net als altijd maken we weinig mee gedurende de reis. Gelukkig maar. Eén keer hebben we anders meegemaakt en daar heb ik weken pijn in mijn buik van gehad. Onderweg trouwens nog wel wat nieuws gezien. De oplossing tegen wanbetalers bij tanken. Je moet om te kunnen tanken eerst over een spijkermat rijden die wel heen ingedrukt kan worden maar terug niet. Bij ons zou dat weinig zin hebben maar hier moet je langs een kassa met een slagboom dus daar kan je ook niet weg. Prima idee.
Na wat campings te hebben bekeken zijn we hier beland. Nou ja, dat wil zeggen, bekeken. Eén bestond er helemaal niet meer, dat kan dus ook. Eén was er nog niet open en een ander zag er niet echt geweldig uit. Toen maar naar Fourmies. Een municipal. Een Gemeentecamping. Ze bestaan dus nog. Als je er nog op één wilt kamperen mag je wel opschieten want ze verdwijnen in rap tempo. Volgens onze gids waren er 50 plekken voor passanten maar ik denk dat ze zich een nulletje vergist hadden. De andere 45 plaatsen waren sinds het drukken van de folder ingenomen door van die vreselijke mobil-homes, Straks heeft iedereen een caravan en zijn er geen campings meer voor, zie je het al voor je?
Wel waren er een paar prachtige, nieuw aangelegde, plekken voor campers en daar mochten we er van de receptionist één van uitzoeken. Bedekt met mooi grijs grint en een nieuw ingezaaid perkje ernaast. Zag er keurig uit. Caravan losgekoppeld, mover aan, en mooi zacht reed de caravan het licht hellende perceeltje af. Aan het einde van het perceel aangekomen hadden we toch het idee dat het misschien wel beter was om de caravan een kwartslag te draaien. Jammer genoeg moest het voorwieltje daarbij over het ingezaaide perkje.
Dat ging wat moeizaam. Het wieltje zakte steeds dieper de grond in en ploegde het stukje groen langzaam maar zeker helemaal om. Er verscheen een prachtig mooi krullende vore in de grond, uitermate geschikt om suikerbieten in te zaaien. Ondertussen groeven ook de wielen zich langzaam maar zeker in het loszittende grint. Met wat geweld kregen we het wieltje weer uit de grond en met de deurmat als ondersteuning hebben we de caravan op zijn plek gekregen. We hebben echter het zekere maar voor het onzekere genomen en hebben de caravan op de scheidingsstenen van het grind -en grasveld gemanoeuvreerd waar hij stevig staat.
En daar staan we nu. Voor zover we hebben kunnen zien zitten we in een prachtige omgeving maar vanmiddag ontbrak ons de moed een beetje om te gaan kijken. 32 graden was het, te warm om je in te spannen. Morgenvroeg dan maar. We nemen contact op.
Het viel een beetje tegen, de wandeling die ik vanmorgen maakte. Het circuit des Etangs des Moines heette het, volgens de bordjes 4 kilometer lang. Geen idee hoe ze aan dat getal kwamen, toen ik aan het einde was stond er bijna 7 kilometer op de teller. Het begin ging nog wel, langs wat aangelegde meren, voor de niet Frans-sprekenden, het was het rondje rond de monnikenmeertjes. Die hebben in het verre verleden hier wat meren uitgegraven voor het kweken van vis. Ik betwijfel trouwens of de mannen zelf prut aan het habijt gekregen hebben. Dat spitten zullen ze ongetwijfeld uitbesteed hebben aan de horigen onder het mom van een uurtje vagevuur minder.
Daarna het bos in. De route was gemarkeerd met gele streepjes op de bomen maar na mijn ontmoeting met de Onze Lieve vrouw van het Bos in haar eigen knusse kapelletje heb ik geen streep meer gezien. Een tijdlang het pad gevolgd waar ik op liep maar er verschenen allerlei kleuren, twee gele strepen, rood-geel, blauwe stippen, maar de enkele strepen waren opeens verdwenen. Mogelijk werd ik even op de proef gesteld door de Dame in het Groen maar dankzij Google hoefde ik Haar gelukkig niet aan te roepen. Gelukkig maar, had ik morgenvroeg ook nog een kaarsje moeten branden. Ik denk dat ze het grapje wel vaker uithaalt want ondanks het vroege uur stonden er al zeker een stuk of zeven te branden, ik was dus niet de eerste vandaag.
Later op de dag op ontdekkingstocht door de Avesnois. We moesten het een beetje op gevoel doen want een uitgestippelde route was niet voorradig bij de Office de Tourisme. Wat een geweldig mooie streek, althans in mei. Alle weilanden kleuren geel en wit van de boterbloemen en het fluitenkruid. Ik denk dat wanneer we een week later gekomen waren het voor een groot gedeelte verdwenen zou zijn want hier en daar is het maaien begonnen. Door het gebied lopen een paar riviertjes, de Helpe in twee varianten, de mineur en de majeur. De eerste stelt niets voor, de tweede is iets groter.
En dan is er nog de Sambre, een wat grotere rivier die hier niet ver vandaan ontspringt en bij Namen de Maas instroomt. En omdat ze vroeger ook geen Russisch gas, kolen of olie hadden, net als wij straks, moesten de boel op een andere manier draaiende houden. En daar werd de Sambre voor gebruikt. Er staan hier een paar prachtige watermolens. Op het moment nog wat vervallen maar volgens de borden wordt er hard aan gewerkt om ze weer werkend te krijgen. Ik denk dat ze voor een wat kleiner dorp de elektriciteit toch wel op kunnen wekken.
Wat we ook verschillende keren tegenkwamen waren muziektenten op een paal. Het orkest moet er met een ladder in klimmen, laddertje weg, luikje dicht en toeteren maar. Of dit nu bedoeld is om de muziek beter hoorbaar te maken of om het orkest in bescherming te nemen bij onvoldoende prestaties, helemaal duidelijk was het niet. Apart wel. Kiosken worden ze hier genoemd. En dan heb je nog de aparte kapelletjes langs de kant van de weg hier, de Oratoires. Ze zien er een beetje uit als omgekeerde oude kanonnen. Het zijn gemetselde blokken van blauw hardsteen met boven in een uitsparing voor een beeldje of een tak buxus, net wat je wilt. En daar zitten dan weer tralies voor want stel je voor dat ze wegloopt.
Een mooie dag met een nog mooiere afsluiting. Sinds de start van de reis deed de spoelinstallatie van het toilet in de caravan het niet meer. Geen nood, een fles water werkt ook maar toch lastig. Een kapot zekeringetje dacht ik. Ik het ding eruit gehaald maar ik kon niet echt zien of hij stuk was. Even een nieuwe erin zou je zeggen. Dat dacht ik ook maar het was een aparte. Drie ampère. Zie je eigenlijk nooit. Ze waren wel te bestellen bij Thetford, die de wc’s maakt. Voor 12,50 had ik hem dan in de brievenbus. Bij diverse autospeciaalzaken was hij ook te krijgen, online dan, en dan kostte het versturen ongeveer 165 keer zoveel als het dingetje zelf.
Vandaag had ik geluk. We kwamen een achenebbisj (over mooie woorden gesproken) automaterialenzaak tegen en daar voor de grap maar even naar binnen. Een alleraardigste dame toverde een doosje onder de toonbank vandaan en voilà, nog geen twee minuten later stond ik weer buiten met twee turquoise zekeringen van 3 amp. Gelijk maar één extra voor de zekerheid. En dat voor in totaal twintig cent. Na wat gefriemel in de ingewanden van de caravan spoelt het water hier nu weer volop. Misschien kunnen we er, met wat huisvlijt, er straks de elektrische auto wel mee opladen.
Vandaag hebben we de ontdekkingstocht in de Avesnois nog even doorgezet. Na een uitermate rustige ochtend zijn we rond een uur of half elf de auto ingestapt maar niet nadat we afscheid genomen hadden van onze Britse buren. ‘Any plans for today?’ klonk het van over de heg. Ik keek op vanuit mijn boek en zag dat Charles net zijn werkhandschoenen aantrok om de tuinslang in het vulgat te stoppen. Ja, dat is toch wel altijd een smerig klussie. ‘Nothing in particular’ was mijn antwoord die ik direct liet volgen door de wedervraag: ‘And you?’ Want om eerlijk te zijn, hoewel ik best wel aardig uit de voeten kan met Engels kan je hem beter aan het woord laten want hij spreekt het ongetwijfeld veel beter.
‘Well, we’re leaving for the Lorrain-area today and in about two weeks we’ll hope to reach Grenoble’. Ja, en toen moest ik. Ik zei dat we nog een dag bleven alvorens we richting Champagne-Ardennen gaan. En dat we nog wel een dag hier wilden blijven omdat we toch wel onder de indruk waren van de omgeving vooral ‘the the astonishing beautiful blooming meadows’. Zo, die was eruit. Stond ik toch bijna even van mezelf te kijken.
En hij waarschijnlijk ook. Hij dacht natuurlijk oh jee, die lult me eruit, dat is geen familie van Louis van Gaal. Gauw zorgen dat ik weg ben. De aandacht ging dus direct weer naar de watertank die net op dat moment overliep. Ja, vertel mij wat. Als het even moeilijk wordt zoeken ze allerlei uitvluchten om er maar onderuit te komen. Kijk maar naar Johnson en zijn Brexitborrels. Ik wenste hem nog een goede en veilige reis. Een schuchter ‘’thank you, enjoy the rest of your stay’, was het laatste wat ik hoorde van de andere kant van de heg tenminste, totdat hij de auto startte en het gevaarte het grint onder de banden liet knarsen terwijl hij wegreed.
Een route langs niet bezochte plekken was het plan schreef ik al, een voortzetting van de ontdekkingstocht. Let wel, was het plan. Het pakte anders uit. Dankzij de talloze wegomleggingen en afgesloten wegen belandden we toch steeds weer op plaatsen waar we gisteren ook geweest waren. Gelukkig was dat vaak uit een andere richting zodat het er toch wel weer anders uitzag.
Ongetwijfeld hebben jullie het al gemist, onze kerkbezoeken. Dat klopt. In Zeeuws-Vlaanderen waren alle deuren op slot en hier hebben we er ons nog niet aan gewaagd. Tot aan vandaag. Op één van de wegwijzers stond de Eglise fortifiée van Féron. Het is eigenlijk geen kerk maar meer een toren met een stukje kerk eraan vast. De toren kon de hele bevolking van Féron huisvesten wanneer er weer eens rondtrekkende bendes langskwamen en dat gebeurde wel eens. Het dorp lag bijna op de grens van de Nederlanden en Frankrijk in 1614 toen de kerk gebouwd werd was net het Twaalfjarig bestand aan de gang. Meutes huurlingen en werkloze soldaten trokken in het rond om toch nog een centje te verdienen en zaten er helemaal niet mee om een dorp als Féron even met een bezoek te vereren. Dan was het altijd prettig voor de bevolking om je veilig terug te kunnen trekken in de donjon annex kerktoren. Wanneer alle koeien opgevreten waren vertrokken ze vanzelf weer.
Overigens denk ik niet dat ze zoveel last gehad hebben. Wij hadden al moeite om hier te komen met alle déviations. Wanneer je er dan van uit gaat dat er indertijd veel minder wegen waren was het natuurlijk helemaal een crime om het dorp te vinden. Maar zekerheid voor alles, dus toch maar een toren gebouwd.
Daarna hebben we een poging gedaan om in Étrœungt te komen. Geen idee wat daar te doen was maar de naam zag er wel spannend uit. Ik heb er trouwens nog geen idee van hoe je het uitspreekt. Ik heb het even opgezocht en fonetisch klinkt het zo [etʁœ̃] maar om eerlijk te zijn schiet ik daar ook weinig mee op. Dat we het niet konden vinden lag niet zozeer aan de Franse wegbeheerders maar meer aan onszelf. We zagen opeens een mooi weggetje en zijn die toen ingegaan. Het kronkelde nogal en aangezien mijn navigatievermogens niet echt geweldig zijn….
Onderweg nog wel genoten van de windwijzers die de huizen bekronen. Allemaal met een eigen verhaal zo lijkt het. Toen we het eenmaal ontdekt hadden was het bijna gevaarlijk om te rijden. Je zat meer naar boven te kijken dan naar de weg. Het leek die strontvervelende reclame van Plameco spanplafonds wel maar daar zie ik ze zelfs buiten op de fiets naar boven kijken en daar is toch echt geen plafond te bekennen. Net of ik in de caravan naar boven zou kijken of ik misschien door het dak heen een windwijzer kan ontwaren.
Uiteindelijk zijn we beland in Le Quesnoy (Kiezenet toen het nog ‘Nederlands’ was). Een zwaar ommuurde stad met hoge stadswallen en grachten. Vauban heeft er zijn best op gedaan, maar toch niet goed genoeg. Sinds de bouw is het drie keer veroverd geweest. Helaas waren hier ook weer de nodige reconstructies gaande waardoor we onmogelijk de auto konden parkeren. Omdat de dag al aardig begon op te schieten zijn we richting camping gegaan. We waren verder dan gedacht, 45 kilometer was het. We waren eigenlijk met alle winden meegewaaid. Helemaal geen erg in gehad, een mooi teken.
We waren niet de laatsten die vertrokken van Camping Etangs des Moines maar veel mensen stonden er niet meer. Welgeteld 3 tentjes. Ondanks de vermelding dat er wel 50 plekken waren was het voor mij een raadsel waar die dan allemaal waren. De campingcontroleur had waarschijnlijk zijn telraam op de kop gehouden waardoor er wat kralen verschoven waren. Ik kon ze niet vinden. Wel waren er wat camperplekken bij gemaakt. U weet wel, die mooie plekken met dat grijze grint waar je zo heerlijk in weg kunt zakken. Ik schreef het al eerder, straks heeft iedereen een caravan en zijn er geen campings meer. Ja, alles verandert. Ook wij, ja van locatie dan. We zijn verhuisd naar de Marne. Een streek die past in ons rijtje Vergeten landen. Dit land zou het liefst zijn geschiedenis vergeten. Voor wie zich afvraagt waar ik het over heb raad ik aan de film ‘1917’ eens te bekijken. Een indrukwekkend schouwspel.
Chalons-en-Champagne is het geworden. Chalons, vernoemd naar het roemruchte geslacht Chalon, graven van het gelijknamige gebied. Drie steden zijn er naar ze vernoemd. Op die manier blijven ze dan ook voortleven. En tijdens hun leven waren ze ook de baas in Orange. Graaf van Chalon en prins van Orange. Totdat in 1554 de laatste Chalon de adem uitblaast. Orange vervalt aan een verre neef van hem, Willem van Nassau. Maar niet alleen Orange erft Willem, ook de wapenspreuk ‘Je maintiendrai Chalon’. Nou, daar kan je natuurlijk weinig mee want de enige Chalons die er nog zijn zijn dooie Chalons. Willem had nog geen wapenspreuk en laat hem dus direct maar aanpassen. Nu weet je dus waarom Hofleverancier Bakker Beerse die spreuk aan zijn voorgevel heeft hangen. Niet dat je door dit soort kennis voortaan je krentenbollen goedkoper krijgt maar ik vind het toch altijd leuk dit soort weetjes. Voor als je een keer met Eén tegen honderd mee mag doen misschien.
Het was nog droog toen we de bakker binnengingen maar toen we weer buitenkwamen glom het asfalt en de regen zorgde voor zo’n broeierige zomerse stank. Het werd trouwens wel tijd dat het ging regenen. De scheuren stonden in de grond. Niet dat die paar uurtjes regen veel verschil zullen uitmaken voor Agrarisch Frankrijk maar ze zullen er toch wel blij mee zijn. Bijna de hele reis regen gehad maar ondanks dat hebben we toch een mooie rit gemaakt. Honderdveertig kilometer achter de wielen voor we hier aankwamen rond drie uur.
Zoals gezegd, we staan op de stadscamping van Chalons. Heerlijk. Een doorgangscamping. Zo’n camping waar de mensen de volgende ochtend al vroeg vertrekken. Zo vroeg dat ze eigenlijk niet in de gaten hebben wat voor vervelend mannetje er nu eigenlijk naast ze staat. Eén die ze observeert, bestudeert en een karikatuur van ze maakt in woorden. Ja, en natuurlijk soms in beeld maar dat is alleen om de woorden kracht bij te zetten. Zo ook die Engelsman die vanmiddag naast ons kwam staan in zijn grijze Volkswagen Transporter.
Ik had er geen erg in dat het een Brit was. Twee man voorin, lette niet op aan welke kant het stuur zat. En verder was de nummerplaat geel, ik was dus direct op het verkeerde been gezet. Ze kwamen in zo’n Volkswagen Transporter, zo’n vieze stikstofuitbrakende ouwe rotbus. Je kent ze wel. Zo’n bus die Groen Linksleden om laten bouwen tot vakantiebus en dan daarmee vrolijk roet, stank en stikstof uitblazend naar Frankrijk rijden om tussen de koeien te kunnen wildkamperen want het mag natuurlijk niets kosten. En wanneer ze dan terugkomen zitten ze vol met goede ideeën. We moeten de veestapel in Nederland maar eens even flink inkrimpen anders wordt onze uitstoot te hoog en mag ik straks niet meer met mijn stinkbus naar Frankrijk.
En ondertussen vergeten ze voor het gemak maar dat ze met hun ritje Frankrijk al twee kubieke kilometer ijs op Groenland hebben laten smelten. Zulke figuren. De NIMBY’s. De Not in my backyard figuren. Iedereen moet alles maar voor lief nemen als ik er maar niet aan mee hoef te doen. Ik bedenk wel wat anderen moeten doen en wat goed voor ze is. Net als Femke Halsema die Amsterdam niet eens meer in mag met haar Mercedes maar gelukkig een Hybride van de gemeente heeft om haar naar de garage te laten rijden waar de oude stinkdiesel staat zodat ze er toch nog even lekker, buiten de stad, lekker tussen de boertjes, mee kan karren. Dat soort hypocrieten.
Maar laat me even gaan, terug naar de Engelsman. Nadat hij was uitgestapt liep hij mijn kant op, zwaaiend met een verlengsnoer in zijn handen. ‘Electricity’, zei hij. Zoals ik al schreef, ik had er geen erg in dat hij Engels en dankzij de leeftijd en veelvuldig discoteekbezoek in mijn jeugd is mijn gehoor ook niet meer wat het was. Ik begon dus een uitgebreid verhaal in het Nederlands tegen hem dat de stroompaal waar ik in gestekkerd was al vol zat maar dat er achter de Ariba die rechts van hem stond vast nog wel een gaatje te vinden was. ‘And how is that in English? ‘, zei hij. Ik keek op. Wat er vervelend, miezerig, rotkereltje ben je, lelijke rotbrit, schoot het door me heen. Dat kostte hem punten. In plaats dat hij nu had gezegd: ‘I’m terribly sorry Sir but I don’t speak Dutch as well als Louis van Gaal speaks English so would you be so kind to explain it in English please.’ Dan ben je een kerel, dan heb je ballen. Maar nee hoor. ‘And how is that in English?’ kreeg ik terug. Nu had hij geluk dat Galant mijn tweede voornaam is dus ik vertelde het hele verhaal nog een keer in de man zijn taal. ‘Thank yo so much’, zei hij en dat viel dan toch nog wel weer mee.
Ondertussen stonden onze stoelen ook en met een mooie 1667 in het glas keken we toe hoe de Britten zich installeerden. Charles stekkerde de auto en deed de achterklep open. Afgeladen vol was de kar, hoe ze er nog bij konden was me een raadsel. Hij pakte de stoelen die bovenop lagen en zette het tafeltje neer. Iets later ging de linkerdeur open en kwam Camilla de auto uit, een flink uit de kluiten gewassen dame die vergezeld werd door twee schapen. Mijn ogen rolden bijna uit mijn kassen. Twee schapen. Wie neemt er nu twee schapen mee op vakantie. Het moesten wel schapen zijn want ze begonnen direct gras te vreten.
Totdat er één begon te blaffen. ‘Blatende schapen blaffen niet’, luidt het spreekwoord dus er moest wel iets mis zijn en toen een van die Texelaars ook zijn achterpoot nog optilde en tegen de boom aan piste wisten we genoeg. Dit was wel een heel rare kloon van Dolly. Gelukkig hadden de buurvrouw er weinig erg in dat de buren zaten te gluren. Maar daar komt ze morgen wel achter wanneer ze onderweg bij TikTok de foto’s bekijkt die die nacht Viral gegaan zijn en dan zichzelf herkent, liggend op de zonnestoel vergezeld van twee schapen. Helaas is het dan te laat om verhaal te gaan halen want ze rijden dan in die vieze stinkbus al halverwege Orange…...
Een prachtige markthal staat er in Chalon, groot en hoog. Uitgevoerd in staal en hout. Iedere week wordt hij drie keer gebruikt. Drie keer is het markt in Chalon en vandaag is één van de drie dagen. Het was vrij eenvoudig te vinden en een parkeerplek hadden we ook zo maar toen…. Toen begon het gesodemieter met de parkeermeter. Ze hebben hier van die moderne meters. Kenteken invoeren, tijd vastleggen en dan kan je betalen op de manier die je wilt. Cash, kaart of telefoon. En dat laatste lukte niet. Helaas had ik niet in de gaten dat er op zaterdag een gratis limiet gold van twee uur en dat je daarna weer op moest hoepelen. Ik iedere keer proberen te betalen voor iets dat gratis was en dat lukte slecht. Gelukkig bracht wat ongevraagd advies uitkomst, nog bedankt.
Ook buiten de hal is het markt op zaterdag. Buiten de groente en het fruit heeft het een groot oubollig karakter. Telefoonhoesjes, mouwschorten, wat roestig gereedschap, ouderwetse jurken en alles wat dies meer zij om Willem Duijs maar even te citeren. Wat een verschil met binnen. Prachtige winkeltjes, hoewel je het eigenlijk zo niet kan noemen. Een ontzettend gevarieerd aanbod, prachtig gewoon. Van kwartels tot kalebasplantjes en van pastinaak tot biologische pijnboompitten. Slagers, thuiskazers, vishandelaren, patissiers, bloemenverkopers, traiteurs, van alles en nog wat. Kwaliteit, dat kon je zien, trots op hun handel. Mooi om weer eens mee te maken.
Eenmaal weer buiten kwamen we nog een stuk markt tegen maar de vergelijking met in de hal was zodanig dat we ons er snel doorheen geworsteld hebben. Met nog twintig minuten op de klok konden we precies nog even de Eglise de Vaux bezoeken. Hadden we ook nog niet gedaan, bij deze dus. Daarna terug naar de auto, gelukkig was alles in een straal van 250 meter dus dat was mooi te doen. Omdat we op moesten hoepelen van de parkeerplek hebben we dat maar gedaan en een nieuwe plek gezocht. Gevonden aan de oever van de Nau. Hoewel Chalons aan de Marne ligt is het oude centrum gebouwd op een eiland tussen de Nau en de Mau die iets verder weer de Marne instromen. Snel nog even een wandelroute gehaald bij het VVV, net op tijd want de sleutel zat al bijna in de deur.
Leuke stadswandeling gemaakt met natuurlijk een bezoekje aan de St. Etienne, de kathedraal en toen de geestelijke honger gestild was werd het tijd voor de echte honger. Bij De Diplomate prima zitten eten en voor een vooroorlogse prijs. Een mooie terrine van rog, bestrooid met kappertjes, vergezeld door een remoulade met dragon, een salade van parelgort en tomaten, groene salade, gestoofde prei en frites voor 12 euro. Dat zijn nog eens prijzen. Het was gezellig op het plein waar we zaten, het jaarlijkse bierfestival was aan de gang en hoewel het er nog niet druk was gaf het toch ambiance.
Groot is het centrum niet dus na de lunch besloten om het platteland maar even met een bezoek te vereren. Indrukwekkend, groots en ruim zijn de trefwoorden maar ook leeg, kaal en eentonig. Het is maar welke bril je opzet. Kilometers graan en bieten. Wanneer je er een uurtje rondrijdt heb je alle schakeringen groen die er zijn wel gezien. Zo af en toe kom je een dorpje tegen dat een verlaten indruk maakt. Waar we nog wel even voor omgereden zijn was het kampement van Atilla de Hun. Het is een rondlopende dijk, midden in het landschap van ongeveer 4 meter hoog met een diameter van 350 meter. Best klussie, zo zonder kruiwagens of shovels. Hier verbleven de Hunnen voordat ze door een troepenmacht van samenwerkende Gallische stammen en Romeinen op 20 juni 451 de pan in gehakt werden. Het verhaal maakt het boeiend maar het was of je in Sint Maarten naar de Omringdijk zat te kijken. Daar is ook het verhaal boeiender dan de dijk hoewel je er wel altijd bij stilstaat hoeveel werk het geweest moet zijn om de boel aan te leggen.
Driemaal is scheepsrecht en dat geldt ook voor de kerkenbezoeken van vandaag. In L’Épine kwamen we de derde tegen, nou ja, derde…. Eerst hadden we een kerk, toen een kathedraal en nu een basiliek. Ja, ja, er is nogal wat variatie in Godshuizen. Dan hebben we het nog niet eens gehad over kapellen, schuilkerken, DOM’s en plekken met bijzondere verschijningen zoals de grot in Lourdes en het putje in Heiloo. In de omschrijving stond ‘een bouwwerk van flamboyante late gotiek’ . Nou, dat was het zeker en nog volop in gebruik. De nonnen fladderden lekker in het rond en ook de mannen in zwarte jurken waren rijkelijk vertegenwoordigd.
Ondertussen vond ik het wel tijd worden voor wat echt avontuur en zijn we teruggereden naar de camping. Zaterdag: dus vandaag komen de grote hordes vakantiegangers aan. Nieuwe tenten, gehuurde campers, geleende caravans, kortom, waarschijnlijk weer een mooie basis voor een goed verhaal. Ons weer voor de tent geposteerd met een 1664, de laatste fles ’67 was er helaas gisteren doorheen gegaan, en wachten maar. Maar helaas. Aan onze kant kwam niet veel, althans weinig boeiends. Dan maar weer Geert Mak ter hand genomen. Die boeit namelijk altijd.
Champagne en succes worden vaak in één adem genoemd. Begrijpelijk. Wanneer de kurken knallen en het bruisende druivensap uit de fles spuit dan is er wat te vieren. Dan heeft er iemand succes. Te pas, maar ook te onpas, zien we de flessen tevoorschijn komen. Nu zijn mensen net kopieerapparaten, wat ze zien willen ze zelf ook. Ze gaan ervanuit dat wanneer je Champagne drinkt je wel succes moet hebben maar dat is natuurlijk niet zo. Dat is de wereld op zijn kop.
Maar de handel ziet het wel graag zo. Het areaal waarin de druiven groeien waaruit Champagne gemaakt is duidelijk afgebakend en wordt niet uitgebreid. Ook het aantal hectoliters dat geproduceerd mag worden is bepaald. Dus wanneer iedereen nu naar de Champagne grijpt zal de prijs stijgen en dat is natuurlijk prachtig voor de handel.
Maar Champagne is meer dan alleen de bubbelwijn. Ook het departement waar we nu zitten heet Champagne, néé, is Champagne. De wijn is namelijk vernoemd naar het land en niet andersom. En dat Champagne en succes niet altijd hand in hand gaan hebben we vandaag gezien. We hebben vandaag namelijk de Toeristische Champagneroute gereden. Nu hadden wij het idee dat we door de wijngaarden zouden gaan rijden maar dat pakte anders uit. We werden door het landbouwgedeelte van het departement geleid. Kilometers tarwe, rogge, koolzaad en bieten in deze streek, ik schreef er gisteren al over. De bedrijven worden steeds groter maar net als bij de Champagne is het areaal beperkt. Er is niet meer grond als dat er is. De kleine boer bestaat hier bijna niet meer.
Tussen de onafzienbare arealen liggen kleine dorpjes waar je de leegloop kunt zien en kunt voelen. De stilte en de leegte zijn bijna tastbaar, de straten zijn leeg. Leefbaarheid in de dorpen neemt af, de bevolking trekt weg en de boel raakt in verwaarloosd. Niet helemaal vergelijkbaar met de situatie in Zeeland maar de gevolgen zijn wel gelijk, de oorspronkelijke bevolking vertrekt. Maar in tegenstelling tot Zeeland komen hier geen toeristen wanneer de bevolking weggaat maar raakt de boel in verval. Hier en daar kwamen we nog een bakker tegen en een kleine kruidenier maar daar hield het mee op. Geen klanten, geen handel, geen bestaansrecht.
Toch hebben we een prachtige dag gehad. Ondanks dat je de achtergrond kent heeft is dit verval iets boeiends voor ons, hoe gek het ook mag klinken. We zijn het niet meer gewend. Bij ons wordt alles opgeruimd. Geen ingestorte krotten, omgewaaide bomen, scheef hangende deuren en afgevallen luiken. Wij komen uit een opruimwereld, dat is een andere wereld. Zelfs het bos werd tot voor kort aangeharkt zodat er geen dode takken meer bleven liggen. Hier is dat anders. En daar kijk je soms met verbazing naar.
Een grijze muur kwam onze kant op vanochtend. Toen we de douche in gingen was het nog droog. Maar hadden ons niet af hoeven drogen, toen we eruit kwamen goot het en eenmaal bij de caravan waren we weer doorweekt. Gelukkig hoefden we niet veel meer te doen buiten, konden ons rustig opnieuw drogen en wachten tot het weer droog werd. Kort maar hevig was het, met een kwartier was het weer droog, niet echt helemaal maar bijna helemaal. Het bleef een beetje druilerig. We liepen er nog doorheen hier want onder het eten hadden ze de tv aanstaan vanavond en toen zag ik echt hagelstenen als tennisballen.
Negendertig kilometer hebben we gereden, naar Epernay, in het hart van de Champagne. Met een wat afwisselender omgeving hopen we. Chalons was een leuke stad, omgeving was mooi maar eentonig. We gaan het beleven. We mogen hier blijven tot donderdagochtend. We werden vriendelijk doch dringend verzocht om dan weer op te hoepelen in verband met de toestroom van toeristen in verband met Hemelvaart.
Verdorie, wordt het niet eens tijd dat we stoppen met die christelijke feestdagen en het hele jaar laagseizoen in gaan voeren. Dan maak ik er voor onze verhuur het hele jaar hoogseizoen van, wanneer het niet wisselt heb je er toch geen erg in. Direct maar even achter de computer gekropen om te kijken of er nog campings waren waar er plek is met Hemelvaart, en zowaar, ook nog wat gevonden. Achteraf weet ik het nog, vorig jaar in Twente hadden we hetzelfde probleem.
Niet veel spannends gedaan vandaag. Vanmiddag even wezen winkelen. Vooral het bezoek aan Gammvert was leuk. Een soort Welkoop. Volop tuinplanten daar. Een hele bak met verschillende tomaten meegenomen, een artisjok en nog wat pepers. Hopen dat ze het overleven tot thuis. Vanavond uit wezen eten in het Popup-restaurant bij de camping. Het was goed, alleen jammer dat de gebakken aardappelen gefrituurd waren maar daar kon dat meisje die onze spullen kwam brengen ook niets aan doen. Morgen hopelijk meer nieuws, voor vandaag kan ik er weinig meer van maken.
Een paar dagen geleden had ik het er al over, het is al tijden droog hier. Maar vannacht is daar verandering in gekomen. Godallemachtig, wat heeft het geregend vannacht. Ik word toch niet snel wakker ’s-Nachts maar vannacht vormde een uitzondering op de regel. Wat een verschil met vanmorgen. Blauwe lucht met hier en daar een wit wolkje. Maar je kon wel merken dat het vannacht te keer gegaan was. Toen ik de natte mat over het wasrek hing zeek het water eruit.
Mooi weer voor een lopie. Rugzak om en rond acht uur op pad. De stad wilde ik niet in, dat gaan we morgen samen even doen maar de rivier vormt dan een beetje een probleem. Op de ene oever ligt de stad, op de andere de niet-stad. Punt is, dat wanneer je naar de laatste wilt een brug over moet en die zijn niet echt dik gezaaid hier. En als je dan een rondje wilt lopen ga je het liefst over een andere brug weer terug. Het was een beetje op de gok want de kaart die ik had was 1:200.000, dat betekent dat één centimeter op de kaart twee kilometer in het echt is en dan heb je weinig ruimte voor details.
Toch maar gegaan en via de brug kwam ik aan de overkant waar ik bij het Canal Latéral de la Marne kwam. De Marne zelf is slecht bevaarbaar, daarom heeft men er een kanaal langs gegraven. Hier en daar een sluisje om gelijk op te gaan met het verval van de rivier en klaar is Kees. Bij de sluis die ik tegenkwam, sluis nr. 15, stond een oude baas te vissen. Dik en ongeschoren, kladdige broek, trui vol gaten, hond aan een touw en een roestige Renault 4 vol met deuken.
Hij pakte net in. ‘En, nog wat gevangen?’, vroeg ik. ‘Nee, weer niets’, zei hij ‘het water is te warm. Zelfs in het midden is het 15 graden en dan bijten de vissen niet meer. Het heeft hier natuurlijk al vier maanden niet geregend en dan krijg je dat’. Toen ik de opmerking plaatste dat hij dan misschien beter kon gaan zwemmen omdat het water toch niet zo koud was kwam er een luide lach uit zijn tandeloze mond. Nee, dat was toch niets voor hem, dan maar liever geen beet. We namen afscheid en een paar kilometer verder kon ik de Marne weer oversteken. Terug naar de camping.
Het weer leek wat onvoorspelbaar dus na het eet -en douche ritueel zijn we de auto ingestapt om deel twee van de Champagneroute te rijden. Ditmaal het Épernay-gedeelte. Mooi rondje alleen bij Le Paradis kwamen we bij een wegomlegging terecht. Het was gelukkig net etenstijd dus alle mannen die bezig waren om het riool aan te leggen zaten net te eten. Mooie gelegenheid om er even langs te ‘sneaken’. Maar helaas, op een gegeven moment liepen we toch vast. Geprobeerd om een alternatieve route te vinden maar daarbij liepen we vast in de wijngaarden. Daar liet een aardige dame, die net aan de gang ging met het leiden van de ranken, ons weten dat dit niet zou lukken. Net op tijd gingen we terug, de mannen stapten net weer in de shovels, vrachtwagens en walsen om aan de gang te gaan.
Deze route gaf trouwens weer een heel ander beeld als de andere route, eigenlijk alleen maar wijngaarden hier. Hoewel de dorpen hier ook uitgestorven leken gold dat niet voor de wijngaarden. Overal waren mensen hard aan het werk en zag je tractoren en van die rare wagentjes die speciaal ontworpen zijn om tussen de wijnstokken te werken, aan de gang. Prachtige weggetjes met mooie vergezichten. Opeens zag ik iets bijzonders staan langs de kant van de smalle met hoge bermen waar we op reden. Roze en lila klaprozen. En omdat we bezig zijn om thuis een bloemenstrook aan te leggen leek het ons wel leuk om daar wat zaad van mee te nemen. En daar ontmoetten we ook Benjamin.
Benjamin was niet echt een bloemenliefhebber, zo leek het. Benjamin was meer van de telefoons. En van stevig doorrijden. Stevig doorrijden op een grote blauwe trekker. Een New Holland. En achter zijn kont aan hing een nog grotere gele aanhangwagen. Ik zag hem uit de verte al aankomen en liep naar de auto. Daar gebaarde ik hem dat hij even moest wachten en dat ik de auto wel even weg zou zetten. We stonden vlak bij een kruising en dan kon hij er makkelijk langs. Maar met een brede lach op zijn gezicht gebaarde hij dat dat niet nodig was, dat hij er wel langs kon. En dat lukte. Met een flinke gang reed hij langs de auto. De trekker passeerde probleemloos maar de aanhanger, die wat breder was, had er wat meer moeite mee. Maar inderdaad, hij kwam er langs. Alleen toen het laatste stukje aanhanger langs de Dacia ging stond de laatste op een wonderlijke manier bewegen en schoof als vanzelf zomaar tien centimeter meer naar de kant.
Nu kon het niet zijn dat de auto van schrik opzij geschoven was. Auto’s schrikken niet zo snel. Ik deed dat wel toen ik naar de achterkant keek. Die leek meer op een pas geopend sardineblik en het mooie metallicgrijs was binnen een paar seconden veranderd in geel met prutstrepen. Kut, hij heeft er tegenaan gezeten. Benjamin reed inmiddels al driehonderd meter verder, vrolijk bellend en met het rechtervoetje stevig op het gaspedaal. Met gang er achteraan maar dat viel niet mee. In Frankrijk kunnen de trekkers namelijk veel sneller rijden dan in Nederland maar we haalden hem in. Direct foto’s gemaakt van de nummerplaten en geprobeerd om hem te laten stoppen. Dat ging niet vanzelf. Dorpje in, dorpje uit en alle wegen zitten vol met slingers. Verder was de combinatie een meter of 15 lang dus daar ben je niet zomaar voorbij. Pas een kilometer of vijf, zes verder, nadat ik hem ingehaald had en langzaam remmend midden op de weg ging rijden met mijn alarmlichten aan ging er bij hem ook een lichtje branden. Dat was mooi want zo’n licht was Benjamin ogenschijnlijk niet.
Ik liep naar hem toe en zei dat het niet helemaal goed gegaan was. ‘Ja’, zei hij, ‘ik dacht al dat ik wat voelde’. Waarom stop je dan niet even, lul? ‘Is het jouw trekker?’ vroeg ik, maar dat bleek niet het geval te zijn. De trekker was van zijn vader, of liever, van het bedrijf van zijn vader. Toen ik hem duidelijk gemaakt had dat ik de zaken toch wel even wilde regelen vroeg hij of ik achter hem aan kon rijden. Dat deed ik al een tijdje dus iets meer kon er nog wel bij. Een kilometer of tien verder kwamen we bij het woonhuis van Benjamin aan.
Daar was zijn moeder aanwezig. Doodzenuwachtig. Hij had haar al gebeld want dat kon hij goed, rijden en bellen samen. Ze had het schadeformulier al voor een groot gedeelte ingevuld. Onder het geruzie tussen moeder en zoon door hebben we de rest samen gedaan met onze verzekeringsvrouw Yvon op de luidspreker. Dit om er zeker van te zijn dat het goed zou gaan. Ondertussen bleek dat ik nog steeds Allrisk was dus dat was direct een zorg minder. Na het invullen zat moeder met tranen in haar ogen. Was helemaal van het padje. Ik had het idee dat er meer speelde en dat het laatste woord er nog niet over gesproken was. Maar dat is mijn probleem niet. Mijn probleem is om kosteloos de schade te laten repareren, maar dat is een zorg voor thuis.
Ja, en dan. De draad maar weer opgepakt. De route weer proberen te vinden. Het eerste gedeelte kwam ons buitengewoon bekend voor en toen we een weg tegenkwamen waar allemaal roze klaprozen groeiden wisten we dat we op het goede pad zaten. En ja, we hopen dat het lukt met het klaprooszaad. Zodat we over een paar jaar kunnen zeggen wanneer we de roze klaprozen zien bloeien: ‘Weet je nog, die dag bij Épernay, dat toen met die trekker en die belhamel die reed, ja, hoe heette die ook alweer?’ En dan zal er waarschijnlijk een glimlach op je gezicht verschijnen maar voorlopig is dat nog lang niet het geval.
Het was een beetje jammer maar we waren wat teleurgesteld. Het viel niet mee, Épernay. Hoewel er een groot gedeelte van de stad op de Werelderfgoedlijst staat viel het ons niet mee. De auto raakten we vrij gemakkelijk kwijt vanmorgen, vlak bij het centrum. Meestal gaan we bij een stadsbezoek eerst even naar het VVV maar dat was even zoeken vanmorgen. We konden het zo 1, 2, 3, niet vinden. Gelukkig bracht Google uitkomst, met Maps hadden we het vrij snel gevonden.
Daar even uitleg gekregen van een bijzonder enthousiaste dame. ‘Ja, en hier vindt u champagnekelder zus, daar is champagnekelder zo maar wanneer u iets anders wilt zien dan heb je daar ook nog champagnekelders. Die zijn van wat kleinere huizen en hebben een wat familiaire ontvangst. En wanneer je daar heengaat kan je ook nog een bezoek aan de kelders brengen. En dan hebben we natuurlijk ook nog de Avenue de Champagne. Daar moet je geweest zijn’. En zo ratelde ze nog even door. Nu zijn we eigenlijk niet zo geïnteresseerd in het Champagnegebeuren. Het is leuk dat het er is maar het doet ons eigenlijk weinig.
Een stadswandeling leek ons wel wat. Want in zo’n stad daar moet natuurlijk iets te zien zijn. Cultuur en couture, architectuur en avontuur. ‘Ja, natuurlijk, een stadswandeling kunt u ook maken. Wanneer u de roze lijn op de kaart volgt komt u langs diverse champagne proeflokalen en wanneer je wilt kan je natuurlijk dan ook nog even door de Avenue de Champagne lopen. Dat is buitengewoon interessant, hier vindt u champagnekelder zus, daar is champagnekelder zo en wanneer u ook nog iets anders wilt zien dan zijn daar en daar ook nog kelders van kleinere huizen….’ Het leek wel een herhaling van zetten. Ik bedankte haar en wij weer naar buiten.
Nu was Jantiene op krukken vandaag, we wilden een beetje inspanning vermijden dus leek een ritje met het Toeristentreintje ons wel wat. Ik vind het altijd ongelofelijk truttig wanneer ik zo’n ding zie rijden maar je komt natuurlijk wel overal langs en dat zonder dat je gips slijt. Half drie zou het ding zijn volgende rit maken volgens de dienstregeling. Eerst maar even eten dus. Dat kon even verderop. Net op tijd! Er was nog een tafeltje vrij bij Le Progres aan het Place de la République. Lekker gegeten, een Salade Nicoise en gegratineerde camembert met gebakken aardappeltjes.
Prachtige ambiance, iedereen die gezien wil worden, een hoop cackerdecack, tuuttuutláaláa en poehaa, toeristen die zo nodig aan de Champagne moeten en daar dan heel geleerd bij gaan zitten kijken, een genot om te zien. Eén gemis, geen alcoholvrij bier. Dat zou je toch eigenlijk wel verwachten in zo’n wereldstad. We hadden alle tijd en dat was lekker. Rond kwart over twee bij waren we bij het dieseltoeristenautotreintje maar we hadden pech. Of eigenlijk hij had pech, het ding wilde niet starten. ‘Ja, morgen rond deze tijd kunt u het proberen’ zei de machinist maar helaas, dan zitten we ergens anders en om nu terug te rijden voor zo’n ritje….
Toen toch maar de rose lijn gaan volgen maar helaas, het was het niet. Het had iets van Luxemburg en Straatsburg, geen uitstraling, althans, niet datgene wat voor ons een stad boeiend maakt. Halverwege werden we ingehaald door een toeristentreintje. Ik riep nog even naar de machinist, hij glimlachte breed en haalde zijn schouders op of hij zeggen wilde: ‘Sorry….’ Daarna zijn we nog even drie keer door de Avenue de Champagne gereden. Dat is de straat die tot Werelderfgoed is gebombardeerd. Daar zijn alle grote merken vertegenwoordigd. Moët en Chandon, Mercier, De Castellane, Mignon & Mignon, Contesse Lafond, Lefèvre, Bergère, De Venoge en Collard-Picard om er maar een paar te noemen maar er zijn er nog véééél meer.
Indrukwekkende panden die er staan. Dikke auto’s ervoor maar het doet mij de broek niet bollen. Aan zo’n gesprek van gisteren, met die halve zwerver die stond te vissen beleef ik eigenlijk meer plezier. Ja, en toen volgde het hoogtepunt van de dag. Een bezoekje aan de Bricomarché. De Franse uitvoering van Hornbach, Praxis en Karwei in één. Heerlijk om daar eens te kijken. Alle leed lag direct weer achter me. Niks gekocht maar dat maakt niet uit. Dat was even een leuk uitstapje. Zoveel kleuren hamers en wat een sortering cement. Om je vingers bij af te likken.
Bij de caravan nog even buiten gezeten, we dachten, even lekker buiten te gaan zitten maar deze Municipal ligt, zoals zovele, dicht bij een sportcomplex. De rugbyclub vierde dat het morgen Hemelvaart is met een barbecue. Volgens ons gingen er halve koeien op, zo rookte het. Tata Steel was er niets bij. Wij werden dus naar binnen gejaagd. Dan maar binnen eten. De laatste avond hier. Een enerverend verblijf was het hier, met ups en downs. Morgen weer op pad, gelukkig hebben we nog iets weten te vinden.
Hemelvaartsdag. Iedereen vrij op donderdag en vrijdag een snipperdag, weekend er achteraan en je hebt vier vrije dagen achter elkaar. Een hoop mensen hadden dat van tevoren al bedacht, wij niet. Toen we hier aankwamen werden we dan ook vriendelijk verzocht of we donderdagochtend op wilden hoepelen omdat ze dan elke plaats nodig hadden voor de reserveringen. En dat doen we graag. Vooral na de nacht die we hebben gehad. Net als een hoop Municipales ligt de camping naast een sportcomplex.
Gisteravond werden de barbecues al opgestookt bij de rugbyclub voor wat nachtelijke feesten en ze hadden er zin in. Drie uur, half vier werd het. Gegil, ruzies, claxonnerende auto’s, luide muziek uit de luidsprekers, kortom een gezellige, zeg maar feestelijke boel. Ja, voor de leden van de rugbyclub dan want bij ons werd dat iets anders ervaren. Maar ja, het is een zaak van perceptie moet je maar denken, het hangt er net van af aan welke kant van de schutting je staat.
Vanmorgen dus helemaal laat eruit. Acht uur. Op zich valt dat nog wel mee maar we moeten verkassen vandaag. Ja, moeten, bij aankomst hier werd gevraagd of we zo vriendelijk wilden zijn om donderdag op te hoepelen omdat het voor het hele weekend al volgeboekt is. En zo vriendelijk zijn we, Épernay vonden we niet alles en de directe omgeving willen we eigenlijk zo snel mogelijk weer vergeten maar ja, dat wisten we maandag natuurlijk nog niet. Toen waren we gewoon vriendelijk.
Gelukkig hebben we een camping kunnen vinden, de eerste die ik wel aardig vond had nog een plekje voor ons. Waarschijnlijk ook lezers van de blog. Ik kon een digitaal verzoek indienen en twee uur later kreeg ik groen licht om te betalen. Alleen voor twee uur konden we niet terecht. Geen punt maar het was maar 100 kilometer. We konden dus wel heel rustig aan doen. En dat hebben we gedaan.
Onderweg nog even boodschappen gedaan, ook hier doen de grootgrutters niet aan christelijke feestdagen. Ook nog even een croissantje gescoord bij de beste croissantenbakker van de Marne in 2015. Ik vroeg aan de dame achter de balie of ze hier die prijswinnende croissants verkochten en of ik er nog één kon krijgen en dat kon. Ze had er nog één liggen voor me, ik trof het. Iets later bleek dat ze geen had woord gelogen. Hij smaakte of hij al sinds 2015 op de plank lag. Allemachtig, wat was het ding droog.
Uiteindelijk stonden we om kwart voor twee voor de camping en we waren niet de eersten. We sloten achteraan in de rij maar het ging gelukkig snel. Mooie camping, ruime plaatsen en redelijk geprijsd. Het is wel leuk, de halve camping staat vol met Citroën TA’s, de Traction Avant, de eerste productie-auto met voorwielaandrijving. Modellen van begin jaren zestig. In alle uitvoeringen en kleuren. Die hebben hier hun jaarlijkse bijeenkomst.
Even was ik bang dat Jan Bijpost hier ook nog zou zijn want die heeft ook zo’n ding. Je weet wel, Jan de Motormepper. Als ik zijn verhalen mag geloven wordt er zonder hem eigenlijk niets georganiseerd bij de Citroënclub. Hij beweerde laatst dat ze de vereniging uit dankbaarheid eigenlijk al de Jan Bijpost-Citroënclub wilden noemen maar dat was volgens Jan zijn eigen woorden zelfs hèm te gek. Nou, ik kan je vertellen, het is Jan niet gauw te gek.
We hebben de camping nog even afgezocht en voorzichtig, en vooral niet te luid, geroepen maar gelukkig, we konden hem nergens vinden. Zelfs nog even voorzichtig geïnformeerd, zo van: ‘Weet u misschien of Jan Bijpost er ook bij is, u weet wel, jullie Koedijker karrentrekker’, maar als antwoord kregen we: ‘Jan? Jan Wie? Nee, nog nooit van gehoord’, en dat was voor ons weer een hele geruststelling. Het lot was ons barmhartig gezind.
Later in de middag nog even in de buurt rond gekeken en het is hier wel aardig. Mooie omgeving. Ik denk dat deze camping, Le Samaritain in Buzancy een heel aardig alternatief kan zijn voor Camping Officiel in Arlon. Het ligt maar 40 kilometer verder en Arlon is ook niet meer wat het geweest is en er liggen in ieder geval geen sportvelden naast. Maar laten we nog even wachten met het geven van het eindoordeel totdat we de croissants hier hebben geproefd. Dan weten we het zeker.
In de folder die we bij aankomst kregen stond dat er verschillende mooie wandelingen in de buurt te doen waren. Ik dus, gisteren al, naar de receptie om een kaartje te halen. Er stonden er drie op, Le chemin des Castors (het Beverpad), Chemin des trois villages (de drie dorpentocht) en de Chemin des Mesmes maar ik ben er nog steeds niet achter wat dat nu betekent. Ik heb gekozen voor de gulden middenweg, de driedorpentocht. Twaalf kilometer. Na een minuut of tien kwam ik bij een paar meren waar volgens de informatieborden nu sinds 2018 de bever voorkomt. Mooi rondje maar ik ben geen bever tegengekomen. Helaas, zelfs geen aangevreten bomen. Via Harricourt naar Bar-les-Buzancy en toen de polder in. Nou ja, polder. Het heuvelde behoorlijk. Twaalf kilometer hier is qua inspanning toch wel wat meer dan twaalf kilometer thuis.
Langs bossen, graanvelden, beekjes en bronnen, kortom, erg afwisselend. Tweeëneenhalf uur later kwam ik weer bij de caravan aan, een ervaring rijker want hier moest ik op via de bordjes lopen. Thuis ken ik de weg vrij aardig maar hier ben je zo de draad kwijt en moet je vertrouwen op de kaart en de kleurtjes die overal op aangebracht kunnen worden. Op paaltjes, bomen en stenen. Overal kunnen ze staan.
Na terugkomst eerst gegeten en toen besloten om naar Sedan te gaan. Het was niet zulk geweldig weer, een beetje miezerig en koud, dus een rondje stad kan dan altijd. Ligt redelijk in de buurt. Ik ken het nog van vroeger, toen ben ik er ook eens geweest. Nou ja, geweest, ik ben erdoor gereden met de motor. Ik heb altijd het idee gehad ‘Daar moet ik nog eens heen’, en dat was nu het geval. Gaandeweg de rit klaarde het gelukkig wat op en het werd zowaar nog lekker weer.
Ik heb het al eens eerder geschreven, niets zo onbetrouwbaar als de menselijke herinnering. Het was een teleurstelling. In mijn gedachte was het een stoere ommuurde stad, gelegen op de vlakte op een kruispunt van wegen ergens op de vlakte aan de Maas. Wanneer je er aan kwam rijden zag je het in de verte al liggen. Misschien heeft de tijd mijn herinnering wel ingehaald of ben ik vergeten hoe het was maar er deugde niets van. Corona heeft ook hier haar sporen achter gelaten. Veel leegstand in de winkelstraatjes, dicht geverfde etalages, dichtgespijkerde deuren. Kom je in de buurt, trap je gas maar in.
Even geluncht op een terrasje en toen naar een Centre Commercial. Morgen gaan we terug naar Nederland en we nemen altijd nog wat spullen mee hier vandaan. Het meeste was geen probleem maar toen we naar de mosterd gingen zoeken konden we het niet vinden. Op mijn vraag aan één van de winkeldames waar ik de mosterd kon vinden kreeg ik het antwoord dat er geen olie meer was. En olie is toch een belangrijk onderdeel van mosterd. Een beetje een lulverhaal.
Later vandaag kreeg in het echte antwoord. Mislukte mosterdzaadoogst in Canada, oorlog in Oekraïne. We hebben het nog even opgezocht en het klopt. Het veranderde klimaat krijg de schuld. Een slecht jaar voor Maille in Dijon. Normaal gesproken staan de schappen vol met potjes van onze vaste mosterdboer, nu staat er helemaal niets. Tijd dus om de Flevopolder maar even vol te gooien met mosterdzaad. Toch wel wat teleurgesteld weer naar huis toe. Gelukkig wel over een fantastische toeristische route. Hopelijk verloopt morgen net zo rustig als vandaag want we hebben van de week al genoeg enerverende dingen langs de weg meegemaakt.
Een aanmoediging had het moeten zijn, de prijs, een vorm van waardering. Zoiets als je zwemdiploma. Natuurlijk een misslag kan altijd, als je je hoofd maar goed boven houdt en aan de overkant komt. Maar helaas, zoals nu leek was het een molensteen. En met een molensteen om je nek zwemt het moeilijk. Dan zak je naar beneden en beleef je waarschijnlijk toch wel even wat benauwde momenten.
We staan op dit moment op Camping de Geulvallei in Meerssen. Of eigenlijk tussen Meerssen en Valkenburg in. Vanmorgen nog in Noord-Frankrijk en nu zijn we hier. We zijn hier al eens eerder geweest, een paar jaar geleden. De Corona was net uitgebroken en wij moesten nog met vakantie. Het was in het najaar, koud, regen, we hadden eigenlijk beter thuis kunnen blijven bij de warme kachel. Maar ja, net een nieuwe caravan gekocht en dan wil je hem natuurlijk toch uitproberen. Het buitenland werd niets want daar waren we niet meer welkom en ja, Limburg, dat is voor ons toch bijna een beetje buitenland.
Het was hier toen rustig, er was weinig te beleven in de buurt en dus moesten we onszelf maar een beetje kietelen. Een goed boek, kacheltje aan en ’s-avonds lekker uit eten. Campingrestaurant ‘Bie de Groeve’, lekker dichtbij, bij de entree van de camping. We werden met alle egards ontvangen, zaten lekker te luisteren naar de regen die op de ramen tikte, hadden fijne bediening en hebben heerlijk gegeten. Wat tafeltjes met gasten van de camping en wat autochtonen. Er heerste een rustige en ontspannen sfeer en met een blij gezicht betaalden we de rekening en gingen tevreden terug naar de hut.
Vanavond was min of meer de afsluiting van onze eerste vakantie dit jaar. Ja, de eerste, er komen er nog een paar. Geen zin om te koken. Eigenlijk geen verrassing, dat hebben we de hele vakantie al niet, dus even uit eten. ‘Bie de Groeve’ denk je dan meteen. Dat herinnerden we ons nog. Het verschil tussen toen en nu is dat het restaurant in de tussentijd beloond is met de prijs ‘Beste campingrestaurant van 2022’ door de keurmeesters van de ACSI-gids, dé campinggids van Nederland. Een geweldige aanmoediging. We denken dat door die waardering het animo om hier te eten veel groter is. Zaten er een paar jaar geleden nog dorpsbewoners in het restaurant, nu was dat geenszins het geval. Maar vol zat het wel. Ramvol. Afgeladen met campinggasten, met hun kinderen en hun honden. Binnen, buiten, overal.
Ik had vanmiddag besproken, 'Graag een tafeltje voor twee, binnen, niet op het terras als het mogelijk is', had ik gevraagd. ‘Natuurlijk is dat mogelijk en als het vanavond lekker weer is kunt u er altijd nog voor kiezen om buiten te gaan zitten’, was het antwoord. Dat klonk prima dus afgesproken dat we om acht uur zouden komen. Zeven uur negenenvijftig meldden we ons, keurig op tijd en we werden direct naar een tafel op het terras gedirigeerd. Dat had op zich geen punt geweest wanneer het lekker weer was. De terrasverwarmingen stonden aan maar het was er echt niet aangenaam. Een koude wind langs je rug en dan zit je daar met een groot glas koude Gerardus dubbel. Ik had beter warme chocomel kunnen bestellen.
Afijn, ik naar gérante en gevraagd of er echt geen plekje binnen was. En die was er, op de kop van een lekkere, lange, gezellige, lege tafel met 10 onbezette stoelen eraan. Mooi dicht bij de openstaande deur die de toegang vormde voor het personeel richting terras. Wanneer er net een personeelslid in de deur stond waaide het er inderdaad minder dan buiten maar tochtte het er des te harder. Maar eerlijk is eerlijk, het was er aangenamer dan op het terras. Zelf maar even de melding gedaan zodat men de bestelling om kon zetten. Daar was even niet aan gedacht. Vervelend wanneer het eten op het terras op jou staat te wachten terwijl je zelf ergens anders zit te wachten.
We zagen het al om ons heen. Ook hier kampt men met personeelstekort. En dan bedoel ik van geschoold personeel. Kelner zijn is namelijk een vak. Er liep schooljeugd genoeg rond met een schort voor maar een schort maakt je nog geen kelner. Ze deden hun best en waren ontzettend vriendelijk maar ze liepen in het rond als blinden in het doolhof en zonder goede aansturing leer je het natuurlijk nooit. Nee, ik had niet het idee dat ze helemaal wisten waar ze mee bezig waren. Jammer.
Nee, dan de kelner bij Café Zwart op het Spui in Amsterdam. Wanneer je daar met vijf man gaat zitten op een vol terras en je bestelt allemaal iets anders schrijft hij niets op, komt met het goede terug, zet het bestelde zonder vragen precies op de goede plek neer en wanneer je na vijf rondjes af wilt rekenen zegt hij ogenblikkelijk en zo uit zijn hoofd: ‘Dat is zoveel of willen jullie apart betalen? Pin of contant?’ En wanneer je het narekent klopt het altijd. Dat is pas een kelner. En hij heeft niet eens een schort voor.
We hebben het vanavond maar bij een hoofdgerecht en een espresso gehouden. Jammer, morgen mogen ze nog een keer in de herkansing, dan gaan we lunchen. Dat moet bijna wel beter gaan, de vakanties lopen op zijn eind, en het weekje hoogseizoen hier ook. Dan komt de grote leegloop hier waarschijnlijk wel op gang en moet het bedienend personeel ook de schoolbanken weer in. Dan zal de rust hier wel weer terugkeren. En rust heb je soms even nodig. Dan kan je even op je gemak kijken hoe je de knoop kunt ontwarren waarmee de molensteen om je nek zit gebonden.
Laatste dag alweer, gaat snel wanneer je niet zoveel hebt. Zo te zien geldt dat voor een hoop mensen vandaag. Het Hemelvaartweekend is weer achter de rug en links, rechts, voor en achter verdwijnen, één voor één, de vakantiegangers hier weer van de camping. We hebben zicht op twee veldjes, van de twaalf die er stonden zijn er rond een uur of tien vakantiegangers nog maar drie over. Nu begint het langzaamaan weer de uitstraling te krijgen van toen wij er twee jaar geleden stonden.
Langzaam klaart het op en komt er zelfs blauw voor de dag tussen de grijze wolken. De voortent stond er nog niet aan. Besloten om die er nog even snel voor te trekken nu het droog is. Gek? Nee hoor, dat valt wel mee. We halen de kasten leeg en laten de hut hier staan. Straks komen Martine en Symen hier heen. Die gaan hier drie weken de buurt verkennen. Zoveel mogelijk gebruiken dat ding, of hij hier nu stil staat of in de stalling. Dan kan hij beter hier staan, daar is hij per slot van rekening voor gemaakt.
Rond kwart over één komen ze aan, later dan verwacht. Het was gierend druk op de weg. Heel Nederland leek wel op pad. Ik had het gisteren al aangekondigd, lunch in Bie de Groeve. Gelukkig is de hectiek van gisteren gelijk met de vertrekkende gasten verdwenen. De rust is weergekeerd. De scholieren zitten weer aan hun huiswerk en de vaste ploeg heeft het werk weer overgenomen. Met schort én met kennis van zaken. Prima gegeten en wat een rust.
Drie uur. Hup in de auto. Het is nog steeds druk op de weg en pas rond een uur of zes krijgen we de Vlotbrug in zicht. We rijden er voorbij en gaan snel even bij moeder kijken. Die heeft het een paar dagen goed benauwd gehad afgelopen week, het gaat nu gelukkig weer. Morgen is moeder twee aan de beurt, die was helemaal niet lekker toen wij in Zeeland zaten. Reden voor ons om daar wat langer te blijven dan de bedoeling was maar dat was geen straf. Het was een mooie en verrassende start van een lekkere break, laten we het zo maar met een goed Nederlands woord noemen.
Nog twee dagen vrij maar genoeg te doen. Morgen de auto regelen, de gaten moeten weer dicht en de deuken eruit, het groene dak voor op de schuur komt dinsdag, de deur wordt ook geleverd. Was, boodschappen, telefoontjes en noem maar op. Bijna ben je blij wanneer je weer aan het werk mag, dan keert de rust en het ritme weer terug. Maar gelukkig wordt dat ook weer een sleur, ik schat dat zo een kleine honderd dagen, dan gaan we weer. Hopelijk verloopt het vertrek dan wat soepeler. We hopen dat jullie ook een mooie reis hebben gehad. Graag nodigen we jullie uit voor een volgende reis. Wel hopen we dan op wat meer lawaai de achterbank want we zijn gek op groepsreizen. Tot dan!