Hadden alle voorgaande blogs een titel met een reisdoel er in, dit keer is dat niet het geval. We gaan weg zonder doel althans zonder reisdoel. Het doel is net als altijd inspiratie opdoen, genieten, leren en een beetje zon pakken. De eerste drie dingen zijn niet moeilijk, dat lukt altijd. Het laatste is, gezien de onberekenbare weersystemen van de laatste jaren, toch wel wat moeilijk geworden. Helga van Leur is dus een beetje onze reisleidster. Samen met het team van Buienradar probeert ze ons door de depressies heen te loodsen.
We weten dus nog niet wat het wordt: Bretagne, de Sierra Nevada, het Balatonmeer, het Reuzengebergte, de Mazuren, de Povlakte of Liechtenstein, alles is mogelijk. Op naar Terra Incognita dus, het onbekende land. We weten dat het bestaat, we weten alleen nog niet waar het ligt. Net als de ontdekkingsreizigers van weleer laten wij ons leiden door het weer en de wind. Heeft u ook genoeg van de onberekenbare atmosferische omstandigheden in Nederland, stap dan bij ons in. We hebben nog ruimte op de achterbank. Laat u meevoeren naar weer nieuwe avonturen aan onbekende horizonten en probeer, net als wij, de sores van alledag even te vergeten.
De elf weken die tussen onze terugkomst uit Polen/Duitsland en dit moment liggen is er veel gebeurd. Na het afscheid van onze goede oude trouwe rode vierwieler kregen we door tussenkomst van de ANWB een aardige auto in bruikleen. Helaas maar voor drie weken. Helaas, want het reed mooi goedkoop. Alleen de brandstof moesten we betalen en hoewel de prijzen niet helemaal op een hoogtepunt lagen was dat nog dragelijk. Eenmaal terug thuis moest de auto dus weer ingeleverd worden en zijn we gegaan voor een nieuwe. Hierbij logenstrafte ik mijn bewering dat ik nooit een nieuwe auto zou kopen. Ten tijde van die uitspraken had ik namelijk nog niet van de Dacia gehoord.
Dat is het dus geworden, de Dacia Logan MCV, een mondvol. Een mooi stukje Roemeens vakwerk gestoeld op een eeuw Franse ervaring. Voor velen al een reden om er nooit aan te beginnen dus. Voor de vakantie waren we er al naar wezen kijken omdat de Ford toch wel wat mankementen begon te vertonen. Eigenlijk hadden we voor de Ford een oude dag in Polen, Marokko of Turkije in het hoofd maar zoals u weet liep dat anders. Het werd Duitsland, Helmstedt om precies te zijn. Een echte mooie rustige oude dag werd het niet, je kunt eigenlijk beter van een gevalletje euthanasie spreken.
Van een inruil was dus geen sprake meer, de Logan stond ons aan en was budgettair mooi haalbaar. Dat anderen er wat meewarig over spreken omdat hij geen 200 pk onder de motorkap heeft is mijn probleem niet. Wanneer je je altijd door anderen laat leiden kom je uiteindelijk nooit uit waar je zelf wilt zijn en de één zijn paard is de ander zijn ezel moet je maar denken. Uiteindelijk moeten wij er in zitten en wat belangrijker is: ook betalen.
Een ander item wat speelde en nog speelt is moeder. Na een gehaast rondje boodschappen doen bij Deen bracht ze het karretje weg, nam de euro uit het slotje en probeerde die lopende voort in haar portemonnee te doen. Hierbij sloeg ze, afgeleid door de euro, iets te vroeg linksaf en liep niet tussen de glazen schuifdeuren door maar er recht tegenaan. Het raam gaf te weinig mee met als gevolg dat ze op de grond viel en haar heup brak. Geopereerd, pennen in de heup en vanwege een matige botkwaliteit minimaal acht weken rust houden. Na een week ziekenhuis kon ze gelukkig (weer) in het Rekerheem terecht, voor de derde keer in vijf jaar inmiddels. Ik denk dat ze daarmee recordhouder is. Het 'vast klanten comité' stond nog net niet met bloemen en appeltaart bij de ontvangst maar het scheelde niet veel.
Verder aardig druk op het werk: twee man met vakantie, één zieke en iemand die vader werd. Daar kwam nog een mogelijke invalkracht die het op het laatste moment liet afweten bij en er moest binnen een paar weken een pilot opgezet worden voor uitbrengmaaltijden in de wijk. Omdat zorgstructuren aan het veranderen zijn zullen wij ook mee moeten veranderen om aan het werk te blijven. Het 'alle bejaarden bij elkaar' is over een paar jaar verleden tijd. Om kosten te drukken zullen ze langer op zich zelf moeten blijven wonen. De zorg die er bij hoort om dat mogelijk te maken zal dus aan huis gebracht moeten worden. Alle zorg dus ook de maaltijden. Alles is georganiseerd en op 1 september wordt er gestart. Na een maand of twee de mogelijkheden en onmogelijkheden evalueren want op 2 januari moet de pilot een definitief karakter krijgen.
Volop bedrijvigheid dus en dan laten we de gewone, lopende zaken nog maar even buiten beschouwing. Gondelvaart, de HVK en het altijd doorgroeiende gras vroegen ook hun aandacht. En hoewel elf weken tussen twee vakanties niet veel lijkt kwam het over als een half jaar. Ik voelde me dan ook absoluut niet schuldig toen we vanmorgen de caravan voor het eerst achter aan de Logan hingen en weer op pad gingen.
Een echt doel is nog niet bepaald. We zijn eerst richting Hekendorp gegaan waar we een paar dagen bij moeder Kruit gaan staan. Even de familiebanden aanhalen. Het goede weer van de afgelopen dagen heeft inmiddels plaats gemaakt voor dreigende depressies. Terwijl we de luifel aan de caravan bevestigden kleurden vijftig tinten grijs de hemel boven de Lopiker –en Krimpenerwaard. Het bleek een voorbode te zijn van een bijzonder natte middag, avond en nacht. Niet vreemd trouwens in combinatie met vijftig tinten grijs. Helaas was het geen hemelse nattigheid maar nattigheid uit de hemel.
Of de hemel openbrak, stortbuien die hun weerga niet kenden. De caravan leek wel de Ark, bewoond door twee muizen, op de vlucht voor het wassende water. Gelukkig was het weer te slecht voor andere koppels dieren om aan de deur te kloppen. We bleven dus met zijn tweeën. Gelukkig maar want zo groot is ons bed nu ook weer niet. In het vertrouwen dat we dit ook wel weer overleven naar bed gegaan en hebben we de ogen gesloten. We zien vanzelf wel als we weg dobberen welke kant we op gaan en op welke kust we aanspoelen. We hopen ergens op de Seychellen maar het zal wel ergens in een Vinexwijk bij Nieuwegein zijn. Nou ja, het zij zo, dan wordt dat het beginpunt van onze reis naar Terra Incognita.
Een onrustige nacht was het. Regenbuien die ons hutje geselden, wind die probeerde de luifel los te rukken en dat alles spookachtig verlicht door bliksemschichten die voortdurend de donkere hemel spookachtig verlichtten. Bij het ochtendgloren bleek toch dat de haringen aan hun doel voldaan hadden. Ze hadden het hutje op zijn plek gehouden. Geen tropische stranden dus, geen mooi gekleurde tropische dames die slechts gehuld in een bananenblad het ontbijt komen brengen. Niets van dat alles. In plaats daarvan kreeg zogen mijn geitenwollen sokken zich vol met het regenwater wat zich in mijn klompen gedurende de nacht verzameld had. Een keihard ontwaken dus.
Eenmaal buiten bleek dat wij op het laagste punt van de Hekendorperpolder als kampeerplek hadden. Het leek wel of al het water wat vannacht gevallen was naar ons toegestroomd was. Door het gras zag je het in eerste instantie nauwelijks maar er stond zeker een centimeter of drie water rond de caravan. Nu is het voordeel van de camping dat er veel seizoenplaatsen zijn die door de week nauwelijks bezocht worden en zeker niet met weersomstandigheden als vandaag. De meeste mensen hebben prachtige vlonders voor hun hutje liggen om de voeten droog te houden en we hebben maar de vrijheid genomen om er een paar te lenen. Het werkte prima.
Overigens was het in de ochtend weer droog, een mooi windje er bij dus het droogde aardig. We hebben de boel de boel maar gelaten en zijn boodschappen wezen doen. Het eerste doel was de Vrijbuiter in Gouda. Na veel zoeken hebben we het gevonden, vlak bij de plek waar we gedurende de tweede dag van de Tour stonden om het peloton te bekijken. Helaas konden ze ons niet helpen aan wat we zochten: een deurklem. Een hoop kilometers voor niets dus maar gelukkig was de toiletreiniger in de aanbieding. Na aankoop van zeventien dozen hadden we de benzinekosten gelukkig weer terugverdiend. Daarna naar de Emté voor de dagelijkse boodschappen en naar de Boerenbond voor nieuwe klompen. De mijne bleken vanmorgen namelijk niet meer waterdicht en op vakantie zonder, nee, dat voelt niet goed.
Vanmiddag nog even een tokkie gevangen (voor de niet West-Friezen onder de lezers: dit betekent niet dat je iemand van de bekende TV familie Tokkie in de kladden hebt gegrepen, het betekent dat je een dutje hebt gedaan) om de verstoorde nachtrust van vannacht te compenseren. Voor de rest een rustige middag, krantje lezen, een koppie doen en voor de rest eigenlijk niets.
Voor het eten hoefden we niets te doen. Lekker. We zijn vanavond naar Bregtje geweest, een restaurant in Haastrecht. Prima concept, een driegangenmenuutje voor twaalf vijftig. Geen toeters en bellen op je bord maar wel gewoon goed. Een half dozijn slakken gevolgd door lamsbiefstuk met een portsausje en een kaasplateautje met vijgencompote toe. Voor de dames carpaccio, een biefstuk en varkenshaas en een mooi verse fruitcocktail. Paar borrels er bij en voor even ruim vijftig euro hadden we de buik vol. Een gezellige avond. We zaten mooi voor het raam waar we, de sinds vijf uur, weer langzaam aanzwellende regenbuien mooi konden volgen. Om half elf waren we weer terug en na een biertje bij Oma onder de paraplu weer terug naar Villa Drijfsijs. De intensiteit van de buien nam met het verstrijken van de nacht gelukkig af. Zo onrustig als gisteren was het gelukkig niet. Met een beetje geluk kunnen we de boel morgen droog inpakken. Afwachten dus maar even.
In vergelijking met gisteren viel de schade mee vandaag. Toen ik de deur open deed om kwart voor acht was de hemel voor het grootste gedeelte blauw gekleurd. Een mooi gezicht. Voor het terrein om ons heen was de betiteling 'moeras' vrij aardig op zijn plaats maar gelukkig was de luifel droog en regende het niet. We hadden al besproken dat we vandaag vertrekken zouden dus snel inpakken maar. Met pakweg een uur zat alles op zijn plek en konden we de caravan aan de auto hangen. De auto even voor op de camping geparkeerd om de viezigheid die het gevolg was van vallend water maar even met vallend water te verwijderen. Onder de douche dus. Gelukkig was het water in tegenstelling tot de regen lekker warm dus het was geen straf.
Daarna op ons gemak ontbeten bij Oma. Daar even het weerbericht in de Telegraaf bekeken en bepaald welke kant we opgaan. Gekozen voor Luxemburg, de komende dagen licht bewolkt maar droog met een temperatuur van 23 tot 26 graden. Een mooie plek om even te wennen aan betere omstandigheden. Het was half elf toen we wegreden en Heleen, de dame die de stem in mijn TomTom verzorgt, leidde ons richting Antwerpen. Blijkbaar de kortste en snelste route.
Het was vrij druk op de weg, veel vrachtverkeer. Na Antwerpen richting Brussel en daarna Namen. Allengs werd het heuvelachtiger en konden we kijken of verkooppraatjes van de Dacia verkoper over het trekken van een caravan op waarheid berustten. Het viel ons niet tegen. Natuurlijk, het was geen Ford Transit. Een twee liter dieselmotor trekt nu eenmaal meer dan een 900cc driecylindertje. Maar we konden aardig met de stroom meekomen, een kwestie van de juiste versnelling kiezen en een gangetje van rond de honderd kilometer heuvelop was goed haalbaar. Een hele geruststelling. We kunnen dus volop bekeuringen oplopen wanneer we dat willen.
Richting Luxemburg dus. Een kleine vierhonderd kilometer vanuit Hekendorp. Maar na driehonderd kilometer begonnen we het al aardig zat te worden. Gestopt, campingboek op schoot en gekeken of er wat in de buurt te vinden was. De keus viel op Camping Officiel in Arlon. Een camping die gerund wordt door Marja. Ik heb Jan en Nelie er al eens over gehoord, het is de camping met de lekkerste biefstukken van België. Zij staan er regelmatig wanneer ze uit Frankrijk terugkomen. Een mooie afsluiter en de afstand naar huis is vanuit Arlon naar huis goed overbrugbaar.
Het was even zoeken maar ze hadden geen woord teveel gezegd. Een keurige camping hoewel ik, na een maaltijd bij Brechtje, de biefstuk wel wat aan de dure kant vind. Zeventien euro vijftig en dan moet je je bier nog apart betalen. De biefstuk maar gelaten voor wat het was en eerst de boel maar even geïnstalleerd. Wat is het toch lekker wanneer de zon schijnt en de temperaturen aangenaam zijn. Met een half uur waren we campingproof en was het tijd voor een mooie Palm. Wanneer je niet aanspoelt op een palmenstrand moet je maar voor een goede vervanging zorgen, toch?
Vanuit Nederland kwamen er verontrustende berichten over noodweer en Anne had een paar filmpjes gestuurd van de stortbuien in Tuitjenhorn. Blank staande tuinen, overstromende dakgoten en volgelopen straten. De buurvrouw hier komt uit Castricum en die vertelde dat in Noord-Holland overal de stroom was uitgevallen en dat er bruin water uit de kranen kwam. Dan mag je je toch gelukkig prijzen dat je dat achter je gelaten hebt en je hier mooi in het zonnetje kunt zitten.
Blijkbaar heeft Pluvius, de god van de regen, de achtervolging op ons ingezet. Rond een uur of twee vannacht schrokken we wakker, het regenwater wat op de caravan uiteen spatte maakte zoveel lawaai dat het ons uit een diepe slaap haalde. Snel even buiten gekeken of alles veilig stond. Dat was gelukkig zo, niets nat geregend. Af en aan ging het. Soms hard, dan weer wat minder, maar droog werd het tot tien uur niet.
Omdat het hier hoofdzakelijk een doorgangscamping is vertrokken veel mensen al vroeg. Met paraplus boven het hoofd werden de natte eigendommen in caravan en auto geladen en met een teleurgesteld blik reisde men verder. Wel viel het op dat de mensen die terug naar huis gingen iets sacherijniger keken dan de mensen die net op pad gingen. Voor de mensen die terug reisden kon het, gezien de berichtgeving van het thuisfront, alleen maar slechter worden. De rest kon nog enigszins hopen op verbetering.
Na tien uur verbeterde het weer hier ook. De gestaag vallende dikke druppels wijzigden van formaat, werden kleiner en hielden uiteindelijk helemaal op met vallen. Omdat het al enige tijd geleden was dat dit verschijnsel zich voorgedaan had kon ik niet direct op de naam komen van deze weersomstandigheid maar ineens schoot het me te binnen: Verrek, het is droog! Mooi, dan hoeven we gelukkig niet de hele dag binnen te zitten.
We zitten redelijk dicht bij de stad Luxemburg, zo'n 25 kilometer hier vandaan. We zijn er vaak langs gereden maar hebben het nog nooit bezocht. Een mooie gelegenheid om haar ook aan ons lijstje met bezochte Europese hoofdsteden toe te voegen. In de auto gestapt en twintig minuten later stonden we in het centrum. De auto konden we wonderbaarlijk snel kwijt en het Office du Tourisme was ook snel gevonden. Daar even een kaart van het centrum gehaald en aan de wandel gegaan.
Eerst werden we naar het groot Hertogelijk paleis geleid. Een aardig gebouw in het centrum van de stad. Om het kwartier kon je een rondleiding krijgen: kosten een tientje de man en dan kan je in het stulpje van Groot-Hertog Jan kijken. Dit maar achterwege gelaten. Voor het zelfde bedrag heb je 48 gewone Hertog Jannen in de koelkast en als je die op hebt zie je ook heel aparte dingen. Daarna naar de Remparts en Vestiges: de verdedigingswerken van Luxemburg. Grotendeels ontwerpen door de Franse bouwmeester Vauban die de fortificaties van talloze Europese steden heeft ontworpen. Ondanks dat zo'n 90 procent al verdwenen is zagen de overblijfselen er indrukwekkend uit. We liepen langs de overgebleven 10 procent en keerden door een park terug bij het paleis. Dat was de tour Oud Luxemburg. Het had pakweg een half uur geduurd maar de oude stad is niet echt groot.
Daarna het winkelcentrum in. Helaas, het kon ons niet echt bekoren. Sfeerloos, te duur, steriel. De bevolking lijkt voor een groot percentage te bestaan uit mannen in verkeerde, te sombere, maatpakken, vaak met krijtstreep. Ze worden begeleid door te mooie jonge vrouwen die de couture een warm hart toedragen. Vrouwen waarvan ik de indruk krijg dat het niet hún vrouwen zijn, maar vrouwen die een luchtige en onduidelijke functie in hun kantoren vervullen. Vrouwen die een leuke opvulling van de werkruimtes vormen zoals de kamerplanten dat doen in onze huiskamers. Vrouwen die deze opvullende functie houden ze totdat ze cellulitis krijgen, een jaar of 35 worden of zelf opvulling nodig hebben. Dan worden ze ingeruild voor frisse en jeugdige exemplaren zonder putten in de billen en die nog geen lichamelijke problemen met de zwaartekracht hebben. Het verhaal begint dan weer van voor af aan, l'Histoire ce répète, zoals de Fransen dat zo mooi zeggen.
Van kantoor naar kantoor lijken ze te lopen. Bezig met onduidelijke bezigheden maar waarschijnlijk bezig met het opmaken van de cente van de rente die ik niet krijg maar toch ergens moet blijven. Of anders op jacht naar de bonus als beloning voor een niet geslaagd functioneren of mogelijk met één of andere wazige Europese functie. Ja, want ook Europa heeft hier ook legio kantoren en wanneer je goed kijkt zie je de uit die panden de tentakels komen die stiekem proberen je portemonnee te rollen om tegemoet te komen naar de niet aflatende honger naar geld. 'Pecunia non olet' zeiden de Romeinen al: 'Geld stinkt niet'. In tegendeel zelfs, pas wanneer je geen geld meer hebt ga je stinken.
U merkt het al, het zijn niet helemaal mijn types en dat heeft ook zijn weerslag op mijn kijk op de stad. Een zelfde sfeer proefde ik enige jaren geleden ook in Straatsburg. Ook een stad met een hoog Corps Diplomatique en Europees Parlement gehalte. In de binnenstad heeft de oorspronkelijke middenstand plaats gemaakt voor kantoorgebouwen en bankvestigingen. De nog aanwezige winkeliers richten zich dan (begrijpelijk) op de daar werkende veelverdieners. Gucci, Versaci, Louis Vuitton en Rolex worden dan schering en inslag. Begrijpelijk, want waar het is moet je het halen maar sfeer verhogend werkt het niet. Ik weet niet hoe het bij jullie is maar bij mij zijn ze al geweest, daar is niet zoveel meer te halen. Zo weinig zelfs dat ik zeven jaar langer moet werken om de boel weer aan te vullen en om aan de levende behoeftes tegemoet te komen. Helaas....
Na een uur of drie en een sandwich au thon zijn we teruggereden naar Arlon. De hoofdstad van Belgisch Luxemburg. Inmiddels was het weer gaan regenen en dat deed er ook geen goed aan. Arlon, een trieste provinciehoofdstad in de regen. Lege opgebroken straten, trieste verveloze vervallen panden, geen mensen in de straten dus ogenschijnlijk onbewoond, gesloten en sobere winkels, tristesse partout. Triestheid alom dus. Als gevolg van een wirwar van éénrichtingsstraten konden we niet direct ontsnappen aan de stad en hield ze ons nog even gevangen in haar somberheid. We waren blij toen we de Route de Bastogne ontwaarden, de ontsnappingsroute richting caravan.
Het is niet verkeerd om somberheid te ervaren maar je moet er niet in blijven hangen. Dat is niet bevorderlijk voor de levensvreugde. Aangekomen op de camping dus eerst maar even een fles Chardonnay open getrokken en allengs verdween het donkere gevoel en maakte, ondanks de voortdurend vallende regen, plek voor een beetje zonnigheid in het gemoed. Nadat we de intocht van de passanten aanschouwd hadden maar weer eens lekker Hollands gekookt: nasi goreng met pindasaus. Heerlijk zo'n hap uit de polder. Vanavond nog even een rondje gelopen op de camping om te zien wat we allemaal hadden kunnen doen maar gelukkig hebben we niet veel gemist. Voor het zwembad was het niet echt weer en de biefstuk, nou ja helaas, dat doen we thuis dan maar weer.
Vier dagen regen vonden we meer dan genoeg dus hebben we het besluit genomen om vandaag maar te verkassen. Gisteren in Luxemburg heb ik even een krant doorgebladerd om te kijken wat de vooruitzichten waren. Toen zag ik dat in de omgeving van Straatsburg het weer wel redelijk was en er voor de komende dagen ronduit goed weer werd verwacht. Die kant op dus maar. Het oorspronkelijke doel, Saverne, met een fietstocht langs het Marne-Rijnkanaal, houden we dus maar even tegoed.
De hele nacht heeft het weer geregend maar om een uur of half acht was het verminderd tot af en toe een druppel. Gelukkig maar, natte troep opruimen is al geen pretje maar natte spullen opruimen in de regen is twee keer niks. Het was dus bijna droog en tijdens de werkzaamheden ontwaarden we zelfs een stukje blauw tussen al het grijs in. Even voor negen uur was de zooi ingepakt, de caravan hing aan de auto en het enige wat nog gebeuren moest was even douchen. Kwart over negen konden we dus de camping verlaten, op weg richting Straatsburg.
Het weer liet nog steeds te wensen over hoewel we al wel licht aan de horizon zagen en we het idee hadden dat de wolken hoger gingen hangen. Tot aan Metz toch nog een paar regenbuien . Ik begon hevig te twijfelen aan de Franse weersvoorspellers en geloofde niet dat er een plotselinge omslag bij Straatsburg zou zijn. Onze twijfel bleek terecht te zijn want ook boven Straatsburg pakten zich donkere wolken samen en had de hemel een dreigend karakter. De bakens dus maar radicaal verzet. De brug over de Rijn en naar Duitsland, richting Freiburg (Zwarte Woud) gereden. Naarmate er meer kilometers onder ons door gleden steeg de temperatuur en de hoeveelheid blauw in de lucht. Heerlijk, toen we bij Freiburg reden was het tegen de dertig graden. Bijna te warm, het verschil was wel erg groot.
Daar zijn we op zoek gegaan naar een camping. De eerste twee waren ons te groot en nummer drie, de stadscamping van Freiburg zelf, stond helemaal vol. Ja, er was nog wel een klein plekje, maar voor bijna 50 euro per nacht vonden wij dat te duur. Even in de gidsen gekeken en in Oberried was nog een kleine camping. Daar heen gereden en inderdaad, een niet te grote camping voor een acceptabele prijs. Volop ruimte en goed betaalbaar. Wanneer we naar links kijken zien we een weiland met kalfjes, naar links kijken we op de bergen, recht voor ons een boomgaard met bijenkasten en aan de andere kant kijken we zo het dal in. De caravan staat geparkeerd tussen de pruimenbomen in. Een prima plek. We blijven hier zeker een paar dagen. Weinig meegemaakt vandaag, sorry, maar dat wordt morgen wel weer beter.
Dat het hier heerlijk weer is heb ik gisteren al gemeld, maar ook aan mooi weer zitten nadelen. Je stapt in bed met 25 graden met niets of nagenoeg niets om het lijf. Na een uurtje wordt het wat kouder en trek je het laken over je heen. Dan een rond een uur of drie krijg je het toch wat fris, dekbed er over. Een kwartier later wordt je zwetend wakker, dit is toch eigenlijk te heet en besluit een T-shirt aan te trekken en het dekbed van je af te gooien. Tegen een uur of zeven blijkt dat toch weer te koud te zijn en trek je het dekbed weer omhoog.
Ondertussen verschijnt de zon boven de bergen en verwarmt dan ook de caravan. Snel stijgt de temperatuur en je begint te zweten onder het dekbed en gooit dat van je af. Even later gooi je ook je shirt in de hoek waar je hem een paar uur eerder vandaan gehaald hebt. Ondertussen lig je nog lekker op bed met niets of nagenoeg niets om je lijf en wordt het al behoorlijk licht. Je Calvinistische inborst maakt dat je niet langer kunt/mag liggen zonder schuldgevoel. Carpe diem, pluk de dag zullen we maar zeggen. Iets later zit je buiten maar wat je doen moet is je een raadsel. Eigenlijk had je net zo lief nog in je nest gelegen.
Zo is dus onze nacht dus ook verlopen. Vanmorgen mooi in het zonnetje aan het ontbijt, nog na suffend van een te warme nacht. Iets waarvan ik vijfentwintig jaar geleden ongetwijfeld het bestaan ontkend zou hebben. Een nacht kon niet heet genoeg zijn in die jaren. Zo zie je maar, langzaam maar zeker is alles aan verandering onderhevig. Gelukkig hielp een volle kop Earl Grey en een goed ontbijt ons de ochtend door en na een frisse douche hadden we het gevoel de hele wereld weer aan te kunnen.
Zaterdag vandaag. We weten niet helemaal hoe de Duitse Middenstand functioneert maar we nemen het zekere voor het onzekere. Boodschappen voor het hele weekend. Je moet er niet aan denken dat je morgen geen bier of Chardonnay meer hebt in de koelkast. Eten is natuurlijk altijd te krijgen, dat is geen punt. Ook nog even wat ansichtkaarten gekocht. Hoewel we ons er erg in beperkt hebben zijn er nog altijd mensen die in het dit digitale tijdperk leuk vinden om nog even iets in de brievenbus te vinden, vooral de mensen zonder digitale aansluitingen.
Vanmiddag zijn we op pad gegaan. De omgeving verkennen. We vonden het te heet om te gaan fietsen dus die hebben we maar laten staan. De auto met airco genomen. Airco, een nieuw fenomeen. Vroeger had niemand airco in zijn auto en ik heb ook lange tijd het nut er van ontkend. Waarschijnlijk kwam dat omdat ik het zelf niet had. ‘Ach, voor die tien warme dagen per jaar’ zei ik dan. Maar inmiddels hebben we meer dan tien warme dagen per jaar. En het is natuurlijk zo, je preekt altijd voor eigen parochie. Heb je het niet dan verdedig je dat standpunt maar heb je het wel dan verslijt je iedereen voor gek die het niet heeft. Bijna niets menselijks is mij vreemd en ook ik herken mezelf hierin. Maar ja, nu hebben we het wel en maken er dus vrolijk gebruik van.
Een rondje Swarzwald dus. Het zal je niet verbazen dat Oberried het startpunt was. Daar is de camping en moesten we de eerder gekochte boodschappen naar toe brengen. Het bestuderen van de kaart maakte het bepalen van een route niet eenvoudig. Het raasde van de groene weggetjes. Voor degene die voor het eerst bij ons op de achterbank meerijdt, een groene weg is landschappelijk aantrekkelijke route. De term is afkomstig van het feit dat in de atlas er langs de weg een groene lijn getrokken is. Ik ben er gek op, meestal klein, smal en bochtig. Met altijd wat te beleven langs de kant.
Ook ditmaal. Eerst naar Sankt Peter gereden en daarna hebben we de Swarzwalder Panoramastrasse genomen. Een prachtig kronkelende weg met om de vijf meter een vergezicht. De weg leidt naar Kandel, geen dorp maar het hoogste punt van de route. Op Kandel is een plek waar parapenters en deltavliegers starten. We hebben ons er zeker een uur staan te vergapen aan de opstijgende en landende vliegers. Het blijft boeiend. Het wordt toch tijd om dat zelf een keer te gaan doen.
Na Kandel volgde de prachtige afdaling naar Obertal en vandaar zijn we naar Gutach gereden. Een gewone groene route, maar wel mooi. Daarna kwamen we ongemerkt op de Deutsche Uhrenstrasse. Om het maar even oneerbiedig te zeggen De Koekoeksweg. De koekoeksklok ist ein tupische Swarzwälder Invention, een typische Zwartwouder uitvinding. Want wees nou eens eerlijk, hoe kom je er op? Van een klok die via ‘koekoek’ de uren aangaf is het een hele cult geworden. Zo kwamen we bij Hohweg de grootste Koekoeksklok ter wereld tegen. Een huis wat omgebouwd was tot klok. De klepel ging zachtjes heen en weer en omdat het bijna half zes was hebben we de koekoek even afgewacht. Een vogel als een struisvogel kwam uit het dakluik tevoorschijn en met een lawineveroorzakend volume gaf het doormiddel van het aloude ‘Koekoek’ aan dat het half zes was. Nou ja, half zes, dat moest je aan de hand van de wijzers bepalen. Voor wat het gekoekoek betrof was het voor het zelfde geld half drie of één uur. Voor een blinde is zo’n klok dus niet handig, vooral niet rond een uur of één. Dan is het zeker twee keer gokken hoe laat het nu eigenlijk is.
Daarna nog even het Uhrenmuseum ingegaan. Nou ja Museum, het was eerder een winkel. Wanden vol met koekoeksklokken, variërend in prijs van 39,90 tot 998 euro. Niet te geloven. Wat zullen ze toch iedere keer weer lachen wanneer ze iets verkopen. Ik denk dat ze een marge van op zijn minst 93 procent hebben. Geweldig gewoon. Alle klokken gaven een andere tijd aan. Dat was mooi, voor iedere tijdszone op de wereld was er wel een exemplaar. Ik zag op mijn horloge dat het inmiddels bijna zes uur geworden was. We moesten er niet aan denken om die uit zijn krachten gegroeide Pino nog een keer aan te moeten horen dus hebben we de TomTom maar weer even ingesteld op ‘Huis’. Dat viel tegen, nog 63 kilometer. Gelukkig hadden we een mooie en goede weg en met ruim een uur waren we weer thuis. Daar even een mooie pan wok gemaakt met spätzle, een soort eiernoedels uit de streek. Het ging verbazend snel. Al halverwege onze verplichte fles Chardonnay konden we aan tafel.
De camping is aardig volgelopen vandaag. Het was hier zo heerlijk rustig. Zaterdag is het vandaag dus morgen zullen er waarschijnlijk weer een hoop mensen weer thuis moeten zijn. Vooraan staan er zelfs al een paar in de starthouding: caravan nog aangekoppeld en op het randje van de helling. Een klein zetje is morgen genoeg, zonder te starten kunnen ze dan de eerste drie kilometer afdaling doen. Scheelt toch weer mooi in het vakantiebudget.
Zoals we al verwacht hadden waren er de nodige lege plekken op het moment dat wij de deur van de caravan opendeden. Het loopt echt een beetje op zijn einde zo lijkt het. Voor ons nog niet trouwens, de eerste week zit er nog niet eens op. Wat een prima gevoel. Tijdens ons kopje thee weer eens een nieuwe ervaring. Opeens werd de camping overspoeld door koeien. De koeien van de boerderij waar de camping bij hoort moesten verweid worden. Het lijkt op een spelfout maar dat is het niet. Verweiden betekent het vee naar een andere wei brengen. Ik zou overigens niet weten wat je aan een koe zou kunnen verwijden, alles is volgens mij al vrij wijd. Afijn, naar een andere wei dus en dat moest via de camping. Ons pad was direct opnieuw geplaveid met verse vlaai die de geur van de bloeiende Alpenkruiden in een oogwenk verdrong. Gelukkig droogt het hier als een tierelier dus de stank is vrij snel verdwenen.
Na het kopen van brood gisteren kwamen we er achter dat de bakkers hier ook op zondag geopend zijn. Hadden we dat eerder geweten dan hadden we nu niet aan de ouwe kuch hoeven zitten. Het ontbijt bestond uit wat stoffige plakken zuurdesembrood. Gelukkig maakten de verse aardbeien die het brood bedekten een hoop goed. We hadden de hele dag voor ons zelf. Het klinkt wat gek want eigenlijk is dat in je vakantie vanzelfsprekend maar wat ik er mee bedoel te zeggen we hadden geen huiselijke verplichtingen als boodschappen, de was of de hut schoonmaken. Een bijna ongekende luxe. Dus maar weer net als gisteren.
Op naar de groene weggetjes dus maar weer. Hebben we gisteren het gebied ten noorden van Oberried bekeken, nu gingen we richting het zuiden. Na een paar kilometer kwamen we het Erholungspark Steinwasenland. De auto maar even geparkeerd om te kijken wat het was. Nou, volgens ons niet veel. Een kabelbaantje, een paar rodelbaantjes en een dierentuin met polyester dinosaurussen. Misschien wel leuk met kinderen maar wij slaan een beurt over. De weg vervolgd naar Schauinsland. . Ogenschijnlijk een onuitspreekbaar woord maar wanneer je het uit elkaar peutert valt het wel mee.We hebben al eens eerder zo’n woord gehad tijdens onze vorige tocht. Toen ging het om Kampfmittelbelastesgebiet. Schauinsland is eigenlijk Schau in das (= ins) Land, ‘Kijk het land in’ vrij vertaald. Schauinsland is een bergtop, gelegen bij een dorp met de zelfde naam. Voor ik me nu aan een kip – ei discussie ga wagen: nee, ik weet niet wie er eerder was.
Iets onder de top konden we de auto kwijt. Vijftig meter verderop was een liftstation met een restaurant er bij. Daar eerst maar eens een cappucino genomen. Daarna de tocht ondernomen naar de top. Helaas was het liftstation het eindpunt van een kabelbaan die uit het dal kwam. Een gemakkelijke manier om naar boven te komen was er dus niet. Gelukkig hadden we onze ANWB wandelschoenen en dito korte broek met buiktasje aan en zijn we de uitdaging aangegaan.
Na een tocht van 563 meter door het donkere Swarzwalder Wald waren we bijna bij de top. De trap van 48 treden die volgde bracht ons boven op de 1284 meter hoge berg. Boven op de top staat de Eugen Keidel Turm, een uitzichtstoren van 33 meter hoog met een uitzichtplatform op 22 meter. Nog 84 treden te gaan dus. Eenmaal boven was het echt de moeite waard. Hoewel het een beetje heiig was kon je toch een eind kijken. In de verte waren schimmig de contouren van de Jungfrau en de Eiger te zien, zo’n 150 kilometer hier vandaan.
De Eiger, de moordende berg, dat ik die nog mag aanschouwen. De beroemde berg waar Clint Eastwood in The Eiger Sanction in 1975 als kunsthistoricus Jonathan Hemlock zijn oude professie als huurmoordenaar weer op moest pakken. Ik kan de onhoudbare spanning nog voor me halen. Met samengeknepen billen zat ik in het rode pluche van zaal Victoria in Alkmaar en was onthutst door het verrassende plot. Een plot waar ik nu niets meer over vertel voor het geval jullie nieuwsgierigheid gewekt is en je de film nog wilt gaan zien. De Eiger was helaas in het echt niet zo spannend als in zaal Victoria en na een minuut of tien had ik het bekeken. De vierentachtig treden dus maar weer afgedaald en richting liftstation gelopen.
De terugweg had een dalend karakter, was dus minder inspannend en ik had meer tijd om op de omgeving te letten. Een meter of vijftig bij ons vandaan liepen twee dames van een jaar of twintig ons tegemoet, bergop dus, een warm klusje. Omdat de buitentemperatuur rond de dertig graden was heb je dan nogal snel last van transpiratievorming. Daar had één van de dames klaarblijkelijk ook last en om te controleren of ze nog wel okselfris was tilde ze haar arm op en nam een snuif van de vrijkomende lucht. Hoe de toestand was kon ik op die afstand niet beoordelen maar toen ze ons passeerden maakte ik een paar luid snuivende geluiden gevolgd door een zacht, maar duidelijk hoorbaar, bah…. Terwijl ik omkeek zag ik haar ook omkijken. Ik schoot zo vreselijk in de lach dat de tranen me over de wangen rolden. De meiden keken zeker drie keer om, waarschijnlijk niet begrijpend waarom ik zo lachte. We moesten de afdaling helemaal onderbreken omdat ik niet meer kon van het lachen. Zelfs nu tijdens het schrijven rollen de tranen weer uit mijn ogen, zo leuk vond ik het. Ja eerlijk, de leukste dingen in het leven zijn echt gratis.
Toen we weer in de auto zaten zijn we richting Wieden en Belchen gegaan. Een mooie route door het bos met onderweg nog even een picknick. Wel was het behoorlijk druk op de weg. Het is zondag vandaag dus waarschijnlijk maken veel mensen een uitstapje. Overal staan auto’s langs de weg geparkeerd en zie je mensen, gewapend met skistokken, wandelingen maken. Ik denk dat Daarna via de Titisee en de Grüne Strasse weer richting ‘huis’ gegaan. Een prachtige route. Rond een uur of vier waren we weer terug op de camping. Ligstoelen uitgeklapt en onder de pruimenboom lekker even niks liggen doen.
Overigens lijkt het er op dat met het einde van de vakantie er niet alleen een Armada van vertrekkende vakantiegangers is maar ook van komende. Leek het vanmorgen nog leeg hier, vanmiddag stroomden de lege plekken zomaar weer vol. Pensionado’s, mensen zonder kinderen en zuinige apen nemen bezit van de vrijgekomen percelen. De camping is een soort van terrassencamping en wij staan op de bovenste laan. We kunnen dus alles prachtig bekijken en becommentariëren. Zo reed er om half vijf een zwarte Audi op het pas vrijgekomen veldje onder ons. Een jong stel, naar later zou blijken uit Drogeham in Groningen. Duidelijk voor het eerst samen op vakantie. Tent geleend van de ouders maar hoe zet je zo’n ding nou op.
Een spekkie naar mijn bekkie dus, ik ging er even lekker voor zitten. De tent bleek een zelfde exemplaar te zijn als waar wij 35 jaar mee gekampeerd hebben dus ik zag direct al waar het fout ging. Maar ja, je moet ze eerst even een kans geven om de boel te laten mislukken voordat je je er mee gaat bemoeien. Na pakweg anderhalf uur stond eindelijk de middenpaal en uit de bewegingen die het tentzeil maakte kon ik opmaken dat er iemand met zijn tanden de middenpaal vasthield, met zijn rechterbeen de luifelstok probeerde te positioneren terwijl hij met zijn rechterhand de haringen probeerde aan te geven om de voorste scheerlijnen mee te bevestigen. Kijk, op zo’n moment weet je, nu wordt mijn hulp gewaardeerd. In een eerder stadium zien ze je waarschijnlijk als een bemoeizuchtige bejaarde. Ik heb ze verteld welk twee touwtjes ze achter moesten vastmaken. Dan staat de tent geborgd, valt de middenstok niet meer om en heb je je handen vrij om de luifel vast te maken. En jawel hoor, het werkte. Ik maakte nog even een opmerking van: ‘Ja, een heerlijke tent. Wij hebben er altijd met plezier mee gekampeerd en als je het even doorhebt hoe het moet staat hij in pakweg twaalf minuten’. Dat is natuurlijk erg lullig om te horen als je al anderhalf uur bezig bent, het zweet op je rug staat, je heel andere dingen van plan was met je meisje in een tent en je bent nog maar op een derde van de werkzaamheden. Gelukkig hebben ze nog even de tijd om de schade in te halen. Ze blijven twee weken en overmorgen wordt het hier rotweer. Niets romantischer dan regen op een tentdoek.
Vanavond lekker gegeten, varkenshaas van de grill met een groene salade en een compositie van aardappelblokjes met kappertjes, peterselie, augurk en ui. Aardbeien toe. Vanavond de dag nog weer even herbeleefd. Dat is het mooie van bloggen, je beleeft alles meerdere keren en de foute dingen… die vergeet je gewoon op te schrijven.
Onze planning zegt dat dit de laatste dag wordt in Baden Württemberg. Als alles goed gaat vertrekken we morgen. Dat wil zeggen, wanneer het weer goed is want bij slecht weer blijven we nog een dagje staan. Dat klinkt tegenstrijdig maar de vooruitzichten kondigen slechts één dag echt slecht weer aan en om precies dan in te gaan pakken en op te gaan bouwen zien we eigenlijk niet helemaal zitten. Waar de reis eventueel heen gaat weten we nog niet, we zien het wel.
Waar de reis vandaag heen ging hadden we gisteren al min of meer bepaald. We zitten vlak bij Freiburg im Breisgau en na twee dagen platteland hebben we besloten om de stad maar even te bekijken. Het is maandag vandaag en onze verwachting was een beetje dat het net zo als in ons land is. Op maandag moet alles weer een beetje op gang komen. Geen haast dus vanmorgen. Echt heel rustig aan. En dat was gelukkig want wanneer we vroeg vertrokken waren hadden we de slapstick van de dag gemist.
Naast de tent waar ik gisteren over schreef staat een vouwwagen. Zo te zien een oud dingetje, het doek een beetje ingezakt, scheerlijnen slap, stokken scheef maar afijn, dat moet je lekker zelf weten. Ik schreef al eerder: ‘De één zijn paard is de ander zijn ezel’, wat voor de één een hele rijkdom is telt voor een ander niet mee. Hij wordt bewoond door een jong stel, voor in de twintig. Ik had ze gisteren al met het ‘tentstel’ horen praten. Die hadden de tent van de ouders geleend, de klapkar was ook van ouders geleend, haar ouders. En vanmorgen stonden de ouders ineens op de stoep. Ik had het idee dat het een beetje onverwacht was, iets van een dag te vroeg.
Pa, een massieve man van rond de 320 pond, stapte uit zijn auto en waggelde een rondje om de klapkar heen. Zonder de kinderen te begroeten begon hij over de wijze van opzetten, dat leek volgens hem nergens op. Toen dochterlief zich probeerde te verdedigen hoorde ik hem schreeuwen: ‘En van wie denk jij dan dat die wagen is dan, nou dan, van wie dan? Nou dan, krijg ik nog antwoord dan?’ Ja, daar was weinig tegen in te brengen. Het kind was er duidelijk mee aan. Vriendlief had het ook niet makkelijk. Hij wilde natuurlijk zijn meisje in bescherming nemen maar om nou tegen je schoonvader in te gaan, de man die zijn klapkar, zijn trotse bezit, aan jou heeft toevertrouwd, was natuurlijk ook wat moeilijk. Als een geslagen hond liep hij ogenschijnlijk al kwispelstaartend heen en weer tussen zijn schoonvader en zijn liefde. Opgelaten proberend de boel te sussen maar niet goed wetend wat te doen.
Ondertussen was ook moeder uit de auto gekropen. Begon zich direct met de waslijnen te bemoeien. Was er af, nieuwe lijnen spannen en de was er weer op. De tafel en de stoelen stonden ook niet goed, direct werd er een nieuwe plek ingeruimd, de tent werd opengeritst, het frame aangepast, de gordijnen recht gehangen, de keuken onderhanden genomen en noem maar op. Ondertussen klonk het steeds weer: ‘En wat denken jullie ervan dan? Nou dan, krijg ik nog antwoord dan?’
Gewekt door het lawaai kwamen ook de tentbewoners uit hun tentje tevoorschijn gekropen. Ze hadden waarschijnlijk verwacht aan de jongelui twee gezellige maatjes te hebben. Althans, die indruk kregen we gisteren wel. Nou, heb je er zomaar, gratis en voor niets, twee boze ouders bij. Ja, wat moet je dan. De ontbijttafel werd meegenomen naar de achterzijde van de tent en daar gingen ze zitten eten, afstand nemend van hun ‘nieuwe vrienden’ en het gekrakeel wat ze maakten.
Na een half uur begon de ergste woede te tanen en plofte Pa vermoeid in een stoel. Het moment voor ons om in te gaan pakken want als er toch niets meer gebeurt en escalatie niet meer in de lijn van de verwachting ligt is het nutteloos om te gaan zitten wachten op iets wat hoogstwaarschijnlijk toch niet gaat gebeuren. Auto ingeladen en op naar Freiburg dus maar.
In tegenstelling tot andere Duitse steden is Freiburg erg levendig. Een mooie stad met veel historie. Nu is het wel een beetje herbouwde historie. Op 27 november 1944 is Freiburg namelijk behoorlijk gebombardeerd door de Royal Air Force. Voor en na deze datum was de stad ook al doel voor bombardementen maar op deze datum vond Operation Tigerfish plaats. In opdracht van ‘Bomber Harris’, de commandant van de Bomber Command werden op die dag 14.525 bommen op de stad afgeworpen. De hele oude stad werd verwoest en er vielen bijna 3.000 dodelijke slachtoffers en duizenden gewonden. Als door een wonder bleef de oude Munsterkerk gespaard en stond als een baken in de verwoeste binnenstad. Een zinloze verwoesting want deze actie diende geen enkel militair doel. Harris wilde door middel van zogenaamde tapijtbombardementen op steden de Duitse moraal breken maar dat is nooit gelukt. De bombardementen op Berlijn, Hamburg en Dresden hadden uiteindelijk niet het door hem voorspelde resultaat.
Mooi herbouwd dus, rondom de kerk is een prachtige replica van een middeleeuwse stad op de fundamenten van de verwoeste panden herrezen. Een levendige stad in tegenstelling tot veel andere Duitse steden die we nogal saai vonden. Misschien ligt het wel aan het feit dat het een universiteitsstad is en dat het bijna op een drielandenpunt ligt. Duidelijk komen de Frans – Duitse mix naar voren en de Zuid Duitse invloed is ook duidelijk merkbaar. De officiële taal is natuurlijk Duits maar het hier gesproken dialect is Allemannisch. De taal van de Allemannen, de stam die de noordkant van de Alpen beheerste in de nadagen van het Romeinse Rijk. Onverstaanbaar en onbegrijpelijk. Tijdens gesprekken op straat hoor je de één wat rauwe keelklanken maken en je denkt nou, die heeft ook lelijk last van zijn strot. Zijn gesprekspartner barst dan in lachen uit en antwoord met een zelfde rochelend geluid. Wanneer je dit tijdens de Oktoberfeesten zou meemaken was het nog te begrijpen maar nu, zomaar op straat…
Even terug naar Freiburg. Rondom de kerk was een leuke markt, het was al bij twaalven dus de kans dat men in ging pakken was niet denkbeeldig. Maar rond twaalven nog niet want dan moet er geluncht worden. Net als in Noord Duitsland staan hier veel zogenaamde Food trucks, een soort rijdende snackbars met dit verschil dat ze geen snacks verkopen maar leuke maaltijden. Pasta’s, biologische maaltijden, soepen, Aziatisch en noem maar op. Leuk die verscheidenheid. Aan de andere kant van de kerk was de zogenaamde Wurstenallée, een soort Braadworstboulevard. Een stuk of tien tenten die alleen maar braadworsten verkochten. Wel in verschillende variaties maar het blijven braadworsten. Nadat we de markt bekeken hadden toch nog even de kerk in. Ik heb het al eens eerder gememoreerd, ik heb niet veel met de kerk maar wel met de gebouwen.
De Munster kwam van binnen nogal streng over, donkere steensoorten en elke vorm van uitbundigheid ontbrak. Dat vonden we wel aan de buitenkant. Daar zitten de waterspuwers. Via de waterspuwers wordt het regenwater afgevoerd. Vaak zijn het duivelse of dierlijke figuren maar de middeleeuwse bouwers waagden zich ook wel aan frivoliteiten. Ik heb er een foto van gemaakt, staat onder aan de blog. Kijk maar even of je het herkent.
Daarna de stad in, leuk winkelaanbod. Ja, natuurlijk ook hier een C&A en een H&M maar ook heel veel onafhankelijke winkeliers. Zo hebben we een heel tijdje doorgebracht in een reisboekenwinkel. Heerlijk, landkaarten bekijken. Waarschijnlijk een afwijking van me maar van een mooie kaart word ik altijd gelukkig. Wat ook bijzonder aan de stad is zijn de zogenaamde Bächle, een soort kanaaltjes die in de straten liggen en waar water doorheen loopt. Oorspronkelijk bedoeld als afvoer kanalen en overal aanwezig. Ook veel kunst en kunstenmakers in de straten, kortom de moeite waard.
Rond een uur of vijf zijn we weer terug gegaan, nog even een snelle boodschap alvorens we gingen controleren of er bij de buren nog dodelijke slachtoffers gevallen waren. Dat was niet het geval. Gebroederlijk zat de familie rond de tafel als betrof het een verjaardag in Staphorst. Gezelligheid was dus troef. Iets later ging men barbecueën en het was duidelijk dat tijdens onze afwezigheid de pikorde was bepaald. Schoonzoon in spé had het onderspit gedolven. Hij liep met drank te sjouwen, vlees te grillen en gedienstig te zijn dat het een lieve lust had. En zo zie je maar weer, uiteindelijk komt alles op zijn pootjes terecht.
Om wat meer activiteit bij de lezers van de blog te creëren heb ik een prijsvraag bedacht. Ik heb foto’s van voor en na de aankomst van de ‘klapkarouders’ en aan jullie de vraag: Zoek de zeven verschillen. Voor de meest originele en complete oplossing stellen wij een fles originele Zuid Duitse Chardonnay als prijs beschikbaar. Oplossingen kunnen gedaan worden via de ‘reactie’ mogelijkheid onder aan de blog. U heeft tot 20 september de tijd om uw oplossing in te sturen. Over de uitslag kan wel worden gecorrespondeerd maar het zal geen invloed hebben op de beslissing van de jury. Veel succes!
En opeens was daar een rotklap naast ons. Verdwaasd zaten we om half zeven rechtop in bed terwijl de wind om de caravan waaide en een fijne motregen voortjoeg. Geen idee wat er aan de hand was maar zodra ik mijn hoofd rond het randje van de voortent gestoken had zag ik het: de luifel van de caravan van de buren was door de wind opgetild en over hun dak heen geblazen. Nou, zou je zeggen, dat is mooi, blijft je caravan mooi droog met al die regen. De eigenaar dacht daar heel anders over en wilde de constructie redden. Het was zo’n oprolding en hij stond vast met twee touwtjes, vol in de wind. Dat kan niet goed gaan en dat bleek.
Snel mijn stappers aangetrokken en in mijn Schotse pyjamabroek en een T-shirt wat ik in de haast verkeerd om had aangetrokken ben ik naar hem toe gegaan om een handje te helpen. De buren van de andere kant waren ook al in actie. Jantiene kwam al aan met het opstapje zodat ik even hoger kon reiken. De hele boel was verbogen en zat in de knoop, zo leek het. Hoe we het weer uit elkaar moesten krijgen, ik zag er niet echt een gat in. Op dat moment kwam ik tot het besef dat ik mijn bril nog niet op had dus dat mijn hulpactie waarschijnlijk meer kwaad dan goed zou doen. Jantiene snel mijn bril gehaald en toen hadden we met vijf minuten de boel van het dak, de poten ingeschoven, en de hele boel weer in de hoes waar het thuis hoorde. De schade viel denk ik nog wel mee.
We werden hartelijk bedankt en snel weer terug naar ons hutje want het begon steeds harder te regenen. Na een kop thee besloten we om het vertrek nog maar een dag uit te stellen en er nog maar even lekker in te kruipen. Gelukkig had de reddingsactie niet al te lang geduurd dus het bed was nog niet helemaal afgekoeld, dat in tegenstelling tot onszelf. Dan maar even de Deken tot aan je neus optrekken en je bent zo weer vertrokken. Dat was ook de buurman want toen ik om een uur of negen weer wakker werd zou ik even kijken hoe het ging maar hij was er niet meer. Met de noorderregen. Als een dief in de nacht. Zeker bang dat hij zijn waardering een stoffelijke vorm moest gaan geven. Een kratje bier was het zeker wel waard. De krepser.
De regen werd allengs minder maar we hadden ons besluit al genomen. Met de paraplu boven het hoofd een extra dag geboekt en ons brood opgehaald en lekker op ’t gemak ontbeten. Daarna, of we nog geen water genoeg gezien hadden, even douchen. Het weer was inmiddels opgeknapt en omdat het toch wel erg vroeg is om in te pakken nog even een rondje in de buurt gekeken. Eerst gingen we de kant van Zastler op, een plaatsje hier vlak bij. Daar kan je de berg op naar de Toter Man. Niet echt een naam die tot een bezoek uitnodigt maar de nieuwsgierigheid won het. Een mooie rit de berg op, klimmetjes van ruim 17% over een smal weggetje. Boven aan gekomen zagen we wat skiliften en een restaurant. Waarschijnlijk was dat het restaurant van de Toter Man want het was gesloten. De laatste sneeuw bleek ook gesmolten te zijn dus skiën kon ook niet. Weinig te beleven dus. Terug dus maar.
Op de terugweg even gestopt bij de Hochfahner Hutte. Een berghut die op de rand van een natuurgebied ligt. Wat de bedoeling er van is was me niet helemaal duidelijk maar ik denk dat het een soort overnachtingsplaats is voor wandelaars. Het was een wonderlijke plek. Er stonden koeienschedels op stokken, een altaar met plastic kiepwagens, een fluitketel in een boom en nog veel meer. Echt een plek om even rond te kijken. Daarna de weg weer terug genomen want om nu twee keer de beklimming te doen leek ons wat overdreven.
Een blik in het ‘groene weggetjesboek’ bracht ons naar de Hexenlochmühle, de Heksenmeermolen. Een watermolen met twee schoepraderen. De raderen drijven niets meer aan maar het gaf een idyllisch plaatje. Wat toeristische rommel er omheen, Hausgemachter Konfiture, Swarzwalder Tannenhonig, Koekoeksklokken, rozenkransen gemaakt uit echt Württemberger Eichholz, Fijnspar notenolie, Vlierbessenwijn en meer van dat soort gedoe. Even kijken, doorlopen en snel vergeten. Er was ook een terras, dat was interessanter. Lekker gaan zitten en een koppie besteld. Het was inmiddels al een uur of twee dus we kregen al weer trek. Een punt appeltaart er bij en een Bauern Feinwurst mit Käse Zwölfstunchen, een typisch streekgerecht wat hier door de boeren als twaalfuurtje gegeten wordt: kaas, worst en brood. Je ziet het al, de cultuurverschillen zijn niet zo erg groot. Halverwege ons twaalfuurtje, zo rond kwart over twaalf, begon het weer te regenen. Gelukkig was het terras waar we zaten overkapt met parasols maar ook de temperatuur daalde direct. Het laatste kwartier van het twaalfuurtje aten we dus maar in vijf minuten op en snel weer terug naar de auto.
De regen ging over in hozen. De waterdruppels vormden bijna een gordijn. Ik bedacht me toen dat wanneer je met de zelfde snelheid van de berg afrijdt als de waterdruppels vallen je niet nat wordt. Wel even geprobeerd maar als gevolg van het aantal bochten in de weg was het niet haalbaar. Wel merkte ik dat wanneer ik een stukje vol gas kon ik de ruitenwissers zachter kon zetten maar ik weet niet of dat mijn theorie ondersteunt. Ik kon ze per slot van rekening ook zachter zetten toen ik stil stond. Wellicht een leuk gegeven voor een afstudeerproject?
Maar weer terug naar de camping. Daar vonden we alles nog in goede staat terug. De buren hadden het minder. De geleende tent van pa en moe had wat lekplekken maar met wat emmertjes en een afwasbak was dat probleem ook wel op te lossen. Vanavond even gewokt, geblogd en alvast de eerste spullen opgeruimd. Zo tegen zonsondergang ging de zwarte bewolking over in wat vriendelijker wit met stukken blauw er tussen dus voor wat morgen betreft hebben we goede hoop.
Vanavond nog even een probleempje. De kraan begon een eigen leven te leiden. Zo nu en dan begon hij spontaan te lopen en stopte er dan weer mee. Nu is het natuurlijk geen gewone kraan maar een elektrische. Een elektrisch probleem dus. Ik had wel een idee wat het was, er zit een veertje in de kraan die een palletje terughaalt wanneer je de kraan weer dichtdraait. Als die los zit kan dat wel eens storingen veroorzaken. Heb ik al eens eerder opgelost. Kraan uit elkaar gehaald en geprobeerd om met een pincet het veertje weer op zijn plaats te krijgen maar het is zo'n verrekt klein rotding. Op een gegeven moment had ik hem bijna toen hij tussen mijn pincet vandaan sprong en nergens meer te vinden was. Nou ja, pech. Dat lossen we van de week wel weer op. Voorlopig maar even flessen vullen.
Dan nog even over de prijsvraag: het gaat goed, de eerste oplossingen zijn al binnen en het ziet er veelbelovend uit want ook de eerste omkooppogingen zijn al gedaan. Blijf zo doorgaan, we staan overal voor open.
Ik was al vroeg wakker vanmorgen, zo rond half zeven. Dat komt omdat mijn darmritme nog steeds denkt dat ik ’s morgens aan het werk moet en me op deze wijze het bed uit helpt. Het was prachtig helder toen ik naar buiten stapte, geen wolkje aan de lucht. Wel was alles nog doorweekt maar met tenten is het meestal zo: tien minuten de zon er op en alles is weer droog. Wachten op het zonnetje dus maar. Op weg naar de sanitaire voorzieningen ontdekte ik nog iets nieuws. Naast ons waren ineens twee tenten verschenen. Waar het gisteravond nog leeg was stonden er nu twee. Zo uit de grond geschoten als waren het paddenstoelen. Ik had wel iets gehoord gisteravond maar kon het niet goed thuisbrengen. Dat was het dus geweest.
Afijn, ik moest dus ‘to the loo’ en toen ik klaar was zei ik ‘toedeloe’, ik ga nog even lekker liggen. Kwart voor acht was het bij mijn tweede ontwaken, een schappelijker tijd. Eerst een kopje thee en Helga van Leur even bellen waar we heen konden. Alles oostelijk en zuidelijk van ons zag er niet zo goed uit. Richting midden Frankrijk dus maar. Helga, bedankt, wij weten waar we heen gaan. Toen nog een koppie koffie gedaan en daarna de boel inpakken. De natte boel vertraagde het wel wat maar met een uurtje waren we klaar. Douchen en op pad. In Oberried eerst even naar de bakker gegaan. Een paar prima belegde broodjes gekocht en wat brood mee voor onderweg.
Daarna onderweg gegaan richting Mulhouse (F), althans dat was de bedoeling. Volgens mij hebben we per ongeluk uit het rijtje voorkeuren Mulheim ingedrukt, een bergdorpje wat wel richting Mulhouse ligt maar de wegen lopen niet helemaal parallel. We vonden het al vreemd, telkens wanneer we Mulhouse op een bord zagen staan moesten wij de andere kant op. Ik dacht eerst dat het te maken had met de instellingen van de navigatie. Meestal heb ik tijdens de vakantie de optie ‘snelweg vermijden’ aan om op plekken te komen waar je anders nooit zou komen. ‘Snelweg vermijden’ in combinatie met ‘De kortste route’ geeft altijd nog grotere verrassingen. Het duurt drie keer zo lang maar dat maakt me niks uit. Het lag dus niet aan de instellingen en nadat we vastgelopen waren bij een hotel in het bos bij Sulzburg leek het ons wel tijd om te kijken of we er wat aan konden doen. Een paar keer aan en uit en toen was onze wegwijzer weer helemaal up to date.
Richting Dijon hebben we genomen. Volgens de weersvoorspellingen een veilige keus en toen ik van de week een reactie las uit ‘De Morvan’ dacht ik bij mezelf: daar zijn we eigenlijk ook nog nooit geweest. Via Belfort naar Vesoul, daarna via Gray naar Dijon. Even voor Dijon hebben we het campingboek er bij gepakt. Het is inmiddels 1 september geweest en dan begint het naseizoen weer. Tijd om de kortingskaart weer even uit de kontzak te trekken. Scheelt per nacht tussen de 4 en 10 euro dus wel de moeite waard. En jawel hoor, in Pouilly en Auxois, in het hart van de Morvan vonden we een camping die aan onze eisen voldeed. Klein, rustig, niet duur en na 1 september nog minder duur. Daar naar toe gereden en jawel hoor, ze hadden nog een plek vrij met stroom. De laatste, de andere 29 plekken waren bezet door mede koopjesjagers. De grijze generatie, die zich het liefst hult in wit vakantiepolyester, was weer op pad. Plekken zonder stroom, de zogenaamde kampeerplekken, bedoeld voor tenten, die waren er nog genoeg.
De boel opgezet en wat ons opviel waren allemaal gaten in de grond en een soort gangetjes. Nou ja, daar zou ik later wel even naar kijken. Boel weer opgezet, ging voortvarend en we waren precies op tijd klaar. Zeven uur, tijd voor een neutje. Tevreden zaten we in de stoel, voor ons uit te kijken toen we opeens snuitjes uit de gaten voor de tent zagen komen. Niet één of twee, nee overal verschenen ze. Kleine muisjes die vrolijk door de gangetjes heen en weer raceten. Wel grappig maar niet iets waar we op zaten te wachten. Gelukkig hadden ze voor de washokken net grind gestort dus gewapend met de afwasbak ben ik richting washokken gelopen en heb daar de teil vol geschept. Hier het grind in de gaten gestort en deze actie nog twee keer herhaald. Toen waren de grootste gaten gevuld en was mijn zin ook op. We zien wel of het geholpen heeft.
Na het eten was het vrij snel donker dus eigenlijk niets van de omgeving gezien, komt morgen wel. Vanavond wel mooi buiten gezeten, windstil en heerlijk weer en een graad of zestien. Prima uit te houden dus. Het zal straks wel niet laat worden want zo’n reisdag is altijd vermoeiend. Geen wekker dus maar uit de inleiding hebben jullie kunnen afleiden dat dat geen garantie is voor uitslapen.
De hemel was grijs en een waterig zonnetje deed verwoede pogingen om er een gaatje in te prikken. Na veel pogingen lukte dat eindelijk om een uur of tien en werd het direct een stuk aangenamer. De reisdag van gisteren zat er nog een beetje in dus rustig aan maar. Brood gehaald, eitje gebakken en op het gemak ontbeten. Daarna zijn we, totaal onvoorbereid, een tour gaan maken. Chateauneuf-en- Auxois stond er op de borden. Klonk niet verkeerd. Wij die kant op. Onderweg passeerden we Vanderesse-en-Auxois, een dorp gelegen aan het Canal de Bourgogne. De camping ligt ook aan het kanaal maar er liggen zulke hoge dijken langs dat we nog geen kijkje hebben genomen.
Dus maar even naar Vanderesse. We reden daar over een sluis heen en zijn even gaan kijken. Het is een heel wonderlijk kanaal, het loopt vaak tussen twee dijken door en overbrugt een verval van 378 meter. In totaal maken 189 sluizen dit mogelijk. Wanneer je nagaat dat het kanaal 242 kilometer lang is heb je dus om de anderhalve kilometer een sluis. Echt opschieten doet het volgens ons dus niet. Het is gebouwd in een tijd dat tijd nog niet echt een issue was. De bouw startte in 1775 en het was 1832 toen de laatste schop de grond in ging. Zevenenvijftig jaar dus maar gezien de kunstwerken die gebouwd moesten worden is dat niet echt verwonderlijk. Al die sluizen, verder nog aquaducten en een tunnel, de Voûte, van 3333 meter lang die het kanaal onder het stadje Pouilly-en-Auxois voert. Dat alleen al was een project van 10 jaar.
Scheepvaartverkeer is er nauwelijks, alleen nog wat pleziervaart en een rondvaartboot. Hoewel rondvaart, hij kan alleen heen en terug, een rondje maken zit er niet in. Het kanaal is ook niet geschikt voor de huidige binnenvaart. Het is maar 5 meter 20 breed en dat stelt dus echt niets voor. Ongeveer de Achtersloot bij ons thuis. Het is wel een landschappelijk heel mooi bouwwerk. Over de fietspaden die er langs lopen kan je geweldig mooi fietsen en daar wordt dan ook volop gebruik van gemaakt. Wij hebben er ook even lekker gewandeld, twee van de sluizen bekeken, op zo’n 500 meter van elkaar af en met wat mensen gepraat die er op een camperterrein stonden. Helaas moest de man er staan, zo vertelde hij. Het kostte hier maar 5 tot 6 euro per dag en op een camping ben je toch gauw meer kwijt. Ja, en ze moesten het wel op deze manier doen want hij had maar een klein pensioentje maar ondertussen wel een kar van ruim anderhalve ton onder de kont. Dat wil ik óók! Dan maar arm. Nou ja, nog 9 jaar, 1 maand en 15 dagen en 4 uur, dan is het hopelijk zo ver. Ik hoop dat ik het mag beleven.
Na ons bezoek aan Vanderesse (klinkt trouwens opvallend Vlaams) zijn we doorgereden naar Chateauneuf. Ruim voor het dorp werd al aangekondigd dat dit één van de ‘Plus Belles Villages de France’ is, een van de mooiste stadjes in Frankrijk. Er is een lijst met pakweg 50 à 60 van dit soort plekken. We hebben er nu verschillende bezocht en het moet gezegd worden, ze waren allemaal echt de moeite waard. Chateauneuf ligt op een berg en het geeft een prachtig panorama over het onderliggende dal. Auto buiten het stadje geparkeerd en lopend naar binnen. Inderdaad geen woord teveel gezegd, je waant je, op de auto’s van de bewoners na, zo in de middeleeuwen. Echt de moeite waard om eens te gaan kijken. We troffen het vooral dat we buiten het seizoen zijn, het was mooi rustig en het geheel werd niet ontsierd door allerlei circusattracties die mooie dingen dan zogenaamd nog aantrekkelijker moeten maken maar er meestentijds slechts afbreuk aan doen.
Helaas was het kasteel, een optrekje van de Hertogen van Bourgogne, gesloten hoewel het anders op de borden stond. Jammer, maar helaas. Een rondje door het dorp was ook al erg de moeite waard. Ook nog even naar de kerk. Het interieur was eenvoudig, zeg maar sober uitgevoerd. Het leek wel een protestantse kerk, zonder tierelantijnen en versieringen. Dit exemplaar zal wel voor de dorpsbevolking zijn geweest, in het kasteel zelf had men zonder twijfel een eigen kapel. Na een uurtje weer terug naar de auto en hebben op de bonnefooi de weg naar La Buissiere sur Ouche genomen. Er werd aangegeven dat er een klooster in La Buissiere is en dat klopt inderdaad. Na een prachtige rit reden we door een poort wat de ingang van het oorspronkelijke klooster was maar wat nu door leken wordt bewoond. Wel een aardig dorp maar ik vraag me steeds af: waar leven ze hier van? Daarna doorgereden naar de ingang van het klooster.
Op de borden langs de weg stond dat je in het klooster gelaafd en gespijsd kon worden tussen 14.00 en 17.00 uur dus dat kwam mooi uit. Het was inmiddels kwart over twee en monniken en drank, bestaat er een mooiere combinatie. Toen ik vroeger mijn schoonouders in Eindhoven bezocht ging ik ook altijd graag even naar de Achelsche Kluis, een klooster net over de grens, bij Peer. Mooi pils en een belegde broodjes, een geweldige combinatie. Helaas was de kerkklok stuk dus de ingang was ook nog op slot. Helaas. Nu waren het hier wel Cisterciënzer monniken, een orde die zwijgzaamheid hoog in het vaandel heeft staan dus om nou te zeggen wat een pretletters, nee. Je kunt beter de Trappisten hebben voor een beetje gezelligheid. Nou ja, dan regelen we het zelf wel vandaag.
Daarna naar Commarin. Daar slaat het kasteel van de Prins van Talleyrand, bisschop van Dijon en minister van Buitenlandse zaken onder Napoleon Bonaparte. Hoezo: scheiding van kerk en staat? Aan het pand te zien had hij duidelijk meer dan de Balkenende norm verdiende maar dat kwam waarschijnlijk door alle bijbaantjes. Voor 2.80 mochten we het terrein op en daar hebben we even een wandeling gemaakt. Echter, de prachtige gobelins, kunstwerken en antieke meubelen kregen we niet te zien. We kwamen het kasteel niet in. Naar we later begrepen kan dat alleen met een begeleide tour, één keer in de twee uur en om nu nog anderhalf uur te wachten, ik denk niet dat die wandtapijten zo mooi waren. Ook het exterieur was wat saai en vervallen.
Daarna richting de Sources de la Seine, de bron van de Seine. Dat hebben we niet gehaald. Nadat we onderweg nog even gepicknickt te hebben was het ondertussen zo laat dat we maar weer richting huis zijn gegaan en daarmee kwam een dag cultuur tot haar einde. De bronnen laten we even voor later. Boodschapje gedaan, even de auto schoongespoten want die zag er niet uit en terug naar de camping. Lekker gegeten vanavond, cevapi, gebakken aardappelen en sla. Kon niet beter. Vanavond nog even een wandelingetje gemaakt richting de Voûte van het Canal de Bourgogne, de tunnel waar ik het al over had, die vlak bij de camping ligt, ongeveer 500 meter lopen. Helaas werd het al snel donker en konden we weinig meer zien. Dan maar weer terug, voor een bloggie en een bakkie. Vanavond aan de Weduwe Joustra kruidenbitter met aspirine in plaats van bier en pinda’s, ik ben een beetje griepig. Waarschijnlijk een gevolg van de airco in de auto. Was ik nu maar bij de bewering gebleven dat je het voor die tien dagen per jaar eigenlijk helemaal niet nodig hebt.
De nacht die ik gemaakt heb met de weduwe Joustra resulteerde er in dat ik vanmorgen een stuk blijder uit bed stapte dan dat ik er gisteren instapte. Een best wijf die weduwe. Jantiene bleef nog even liggen. Die had een verstoorde nacht gehad als gevolg van mijn onrustige gedrag. Jammer maar ik zeg maar zo, je gaat niet iedere nacht met de weduwe Joustra onder de lakens. Geen wonder dus.
Eerst even gedoucht en daarna een wandelingetje richting dorp. Even naar de bakker en de slager en ook nog even gestopt bij de makelaardij voor een folder. Niet dat ik een woning in de Auxois ambieer maar ik vind het altijd leuk om te kijken wat het hier nu allemaal kost. Terug naar de camping waar alles nog stil was. Buiten even thee gezet en op mijn gemak de lectuur doorgenomen.
Na mijn tweede koppie hoorde kwam er leven uit het hutje. Na het ontbijt en overleg besloten om het nog resterende gedeelte van de Auxois maar even te doorkruisen. Voor het oorspronkelijke plan, een bezoek aan Dijon, was het inmiddels aan de late kant. Stellen we nog even uit. Richting het noorden gereden en een stuk het Canal de Bourgogne gevolgd. Richting Vitteaux over de D970.
De weg bracht ons door St. Thibault waar we een wonderlijk gebouw ontdekten, later bleek het een kerk te zijn. Het bestond uit een koor van 28 meter hoog, een klokkentoren die aanmerkelijk lager was en een kerk gedeelte wat er tussenin zat. Even stoppen en naar binnen toe. Toen we de deur openden keken drie mensen ons aan. Naar bleek twee Franse toeristen en de kerkbewaarder / rondleider / voorzitter van het genootschap St. Thibault. Hij was net begonnen met een uitleg en vroeg of wij ons aan wilden sluiten bij het gezelschap. Nou gezelschap, je kon er net aan een potje Halma mee spelen, zo groot was de groep nou ook weer niet. Wij ons aangesloten en toen werden we, aan de hand van een houtsnijwerk wat zijn leven uitbeeldde, ingewijd in het leven van de Heilige Thibault.
Een kind van rijke ouders was Thibault en een beetje recalcitrant. Hij is het adellijke leven een beetje zat en besluit om met zijn vriend Walter te kiezen voor een bestaan als heremiet in de Ardennen. Dat verveelde klaarblijkelijk want iets later vertrok hij daar om de Camino te lopen naar Santiago de Compostella. Vandaar uit zijn ze naar Trier gegaan om daar weer een beetje te kluizenaren. Daarna nog even een pelgrimage naar Rome. De bedoeling was om vandaar via Venetië ook nog maar even een tochtje te maken richting Heilig Land. Walter werd echter ziek en ging dood. Thibault had er toen ook geen zin meer in en ging met een groep heremieten samenwonen. Gek, want één van de kenmerken van een kluizenaar is toch dat ze zich in afzondering terug trekken. Maar dat zal wel weer één van de mirakelen van het geloof zijn die ik niet begrijp. Het alleen zijn in een groep beviel hem blijkbaar ook niet want even voor zijn dood, in 1066, hij was toen 33, werd hij monnik in de Camaldulenzer orde.
Hij moet blij geweest zijn dat hij in de elfde eeuw leefde want volgens mij had hij niet echt veel wonderen verricht. Niet genoeg in ieder geval om heilig verklaard te worden. Tegenwoordig is daar wel even meer voor nodig.. Dan moet je bijvoorbeeld Paus zijn geweest, dan wordt je het bijna automatisch. Maar ja, Paus word je natuurlijk niet zomaar, het is bijna een wonder wanneer je dat wordt. Wel beschouwd werkt het bij Pausen dus net andersom maar uitzonderingen bevestigen de regel, nietwaar?
Een heel verhaal dus van de goede man. En hij was al moe zei hij want hij kwam net terug van een trip uit Italië. Zo, leuk Italië, repliceerde ik, vakantie? Nee, dat was wel even een hele domme opmerking. Hij was met de Association des Amis de Saint-Thibault en Auxois (De vereniging van vrienden van St. Thibault in Auxois, een soort fanclub dus) op pad geweest en zijn rol als voorzitter van het genootschap had het nodige van hem gevergd. Ieder jaar gaan ze een keer met het genootschap op pad, altijd naar een plek die in het teken staat van Thibault. Ach, ik ken ook mensen die ieder jaar op vakantie gaan naar plaatsen die in het teken staan van de sneeuw of de zon dus zo gek is dat niet.
Daarna kregen we het interessante deel van de rondleiding, de geschiedenis van de kerk. Een gebouw uit de 11de eeuw. Nadat een groep monniken de botten van Thibault had weten te bemachtigen moest daar nog een representatieve rustplaats voor gebouwd worden en dat werd de kerk in het dorp Fontaine. Het dorp werd ook maar direct omgedoopt tot St. Thibault, dat was makkelijker zoeken voor de aannemer. De werken begonnen in 1260 maar lang heeft het geheel niet gestaan, in 1359 werd tijdens de 100-jarige oorlog de boel alweer vernield. Direct begon men weer te bouwen. Over het hoe en wat zijn er weinig gegevens alleen dat in 1686 een gedeelte, het voorportaal, instort. Maar ja, we zijn dan ook alweer ruim drie eeuwen verder. Welk gebouw houdt het tegenwoordig nog zolang uit? Het portaal wordt herbouwd maar een eeuw later zakt het alweer in elkaar, het kan het gewicht van de klokkentoren die er bovenop stond niet houden. ‘Geen gelazer’, zei Viollet hertog van Bourgondië, ‘we bouwen gewoon een nieuwe’. Waarschijnlijk was het geld een beetje op want het werd een kleine. Wel werd de boel nog wat opgeleukt met gargouilles, de waterspuwers waar ik een week geleden nog op wees. Grappige dingen, hier zijn het duiveltjes en apen.
Al dat gedoe leidde tot het wonderlijke gebouw wat we op de vorige pagina tegenkwamen. De buitenkant is nu door de ‘Amis’ gerestaureerd en ziet er prachtig uit en nu nog de binnenkant. Ze hebben nog 30.000 euro eigen geld nodig om de fondsen van de overheid los te krijgen. Mijn bijdrage zal ze niet helemaal over de streep helpen maar alle beetjes helpen moet je maar denken. We werden bedankt voor ons bezoek en de bijdrage en hulden ons weer in de blauwe auto voor de volgende ontdekking.
Iets later passeerden we Vitteaux, een leuk stadje maar uitgestorven. Het enige levendige was de route Departementale die er dwars doorheen liep en die vergeven was van het vrachtverkeer. Snel doorgereden tot we in Possanges kwamen. Terwijl we daar stopten om naar het daar aanwezige kasteel te bekijken viel ons oog opeens op iets veel leukers. Aan de overkant van de weg stond een boerderij. Nu zijn het allemaal nogal trotse mensen hier die graag laten zien wat ze bereikt hebben. Diploma’s aan de muur, foto’s met jezelf een bekend iemand in je restaurant, een getuigschrift in een lijst, dat soort dingen. Het zelfde geldt hier voor de boeren. Het veefokken is hier tot kunst verheven en men is het trots op om de Charloiskoe op een hoger plan te brengen. Tijdens iedere jaarmarkt, veemarkt of patroonheilige dag is er wel een veekeuring waar men waardering van de deskundigen op kan doen. Nu kwamen we de deur van een superfokker tegen. Er zitten onderscheidingen op de deur vanaf 1979. Voor paarden, geiten, jongvee, koeien en stieren. Een leuk gezicht, staat tussen de foto’s, tel ze maar even.
Een bordje: Flavigny-sur-Ozerain met teken er bij wat aangeeft dat het een bezienswaardigheid betreft. Iets later weer het bordje: een van de mooiste plaatsen in Frankrijk. Gisteren schreef ik er ook al over. Trouwens, vandaag leerde ik dat het er 100 zijn. Ook schreef ik dat we er nog nooit één tegen gekomen waren die tegenviel. Welnu, dit was de eerste. Mogelijk omdat we gisteren zo genoten hebben in Chateauneuf. Het enige leuke wat we vandaag tegenkwamen was een anijsfabriek: Les Anis de Flavigny, sinds 1591. Een respectabele leeftijd dus al. Sinds de revolutie gevestigd in een klooster. Volgens de makers is het recept sinds 1591 onveranderd. Wie ben ik om daar aan te tornen. Een geweldig mooie winkel zat er aan vast en we hebben ook nog even een rondje door de catacomben gemaakt die uit de middeleeuwen dateren. De fabriek hebben we helaas niet kunnen bezoeken, die is alleen ’s morgens open voor bezoek. Daarna een rondje dorp wat dus niet helemaal meeviel. In het centrum kwamen we Le Grenier (de Zolder) tegen. Dit is een samenwerkingsverband van 15 agrariërs die door middel van een restaurant hun spullen aan de man proberen te brengen. Prima gegeten, tartiflette en een ratatouille met ovenaardappelen en gevulde tomaat en courgette. Goed van smaak, het had alleen wat warmer gemogen.
Dat gold ook voor de kerk er tegenover. Even snel de neus om de deur gestoken, we kunnen het niet laten. Direct werden we door de Gardien in de kladden gepakt voor een leuke uitleg. Jantiene sloop weg achter een pilaster want die had het wel een beetje gehad met die religieus-bouwkundige verhalen in het Frans. Listig wist ze de uitgang te bereiken en ging daar lekker op een bankje zitten totdat ik weer tevoorschijn zou komen. In dit geval duurde dat niet zo lang. Het was geen groot verhaal maar wel bijna groter dan de kerk. Wel bleef ik nog even talmen bij de Engel, een beeldhouwwerk met een mysterieuze glimlach, één waar de Mona Lisa bij in het niet valt. Inderdaad, het was een mooie jongen of moet ik zeggen een mooie het (ik weet namelijk niet of engelen vrouwen, mannen of hetten zijn). Gelukkig kon ik me er van losrukken en ging snel naar buiten waar mijn eigen engel (vrouwelijk) zat te wachten. Ons rondje afgemaakt en daarna op pad naar Alésia.
Alésia, vooral bekend bij de lezers van Asterix en Obelix. In Alésia vond in 53 en 52 voor Christus de Gallische opstand plaats tegen de Romeinen onder leiding van Vercingetorix. In Frankrijk wordt graag gesproken over de Slag bij Alésia maar dat was het niet. Het was een belegering die de Galliërs uiteindelijk verloren. Wanneer Nestorix, de oudste bewoner van het dorp van Asterix en Obelix weer over de Slag bij Alésia begint wordt er altijd wat lacherig over gedaan. Zij wisten wel beter hoe het in elkaar zat. Dit in tegenstelling tot Napoleon III. Die had na de verloren oorlog tegen de Pruisen in 1870 weer even een bindende figuur nodig die het Franse Volk bijeen zou houden. Een soort Jeanne d’Arc dus maar dan anders. Die figuur vond hij in Vercingetorix. Het verhaal werd door deze amateur historicus even verfransifiseert en in plaats van een tragische martelaar werd de Gallische leider opeens een held.
De slag heeft dus niet plaats gevonden. In plaats daarvan was er een opstand van de Galliërs tegen de Romeinen. Vercingetorix wist de Gallische stammen, en dat waren er nogal wat, er van te overtuigen dat het beste voor Gallië was om de Romeinen er uit te schoppen. Nu schopte je de Romeinen er niet zomaar uit, daar was wel even wat voor nodig. Ze probeerden dat door de tactiek van de ‘Verschroeide aarde’ te gebruiken. Terwijl de Romeinen naar het noorden oprukten om hun gebied maar weer eens te vergroten verbrandden de Galliërs alle graanvelden, namen de veestapels mee en zorgden er voor dat er niets meer te eten was. De aanvoerlijnen voor de Romeinen werden steeds langer en dus rukte het leger steeds langzamer op. Bij Clermont Ferrand had Juul in 52 v.C. al een pak slaag gekregen en daarom had hij zijn legermacht versterkt. Daarbij kreeg hij hulp van de Germanen die ook een hekel hadden aan de Galliërs. Dat is trouwens eeuwenlang zo gebleven.
Het Gallische leger trok zich steeds verder terug tot aan Alésia, een grote versterking bij het huidige Alisa Sainte Reine. Daar wachtten ze op de hulp van de overige stammen maar indertijd kon je niet zomaar even bellen van: ‘Hee jongens, het is zover. Waar blijven jullie?’ Daar gingen soms maanden overheen. De vaste Gallische troepenmacht verschanste zich dus in Alésia terwijl de Romeinen een beleg aangingen met 10 legioenen en 6000 ruiters. Een apart beleg, Alésia werd ingebouwd. Eerst werd er een gracht om de versterking heen gegraven. Daarachter kwam een palissade met een lengte van 12 mijl en om de 80 meter een wachttoren. Daarna een stuk grond waar de Romeinen zich verschansten en daarachter weer een palissade met een lengte van 18 mijl om de eventueel te hulp schietende Galliërs tegen te houden. Flink klussie dus.
Ondertussen zaten de Galliërs in Alésia en zagen hun voorraden slinken. Besloten werd dat de genen die geen waardevolle bijdrage aan de strijd zouden kunnen leveren Alésia moesten verlaten, dat waren toch alleen maar mee-eters. Die werden dus naar buiten gestuurd en kwamen in het niemandsland terecht. Vrouwen, kinderen, bejaarden smeekten de Romeinen voor doortocht maar die lieten ze waar ze waren. Een afschuwelijke dood was dus het gevolg. Uiteindelijk kwamen de hulptroepen en werden de Romeinen van twee kanten tegelijk aangevallen maar ondanks hun ondertal wisten ze de strijd in hun voordeel te beslissen. Dat was hoofdzakelijk te danken aan de inzet van de Germanen. Na twee dagen van strijd zagen de Galliërs het zinloze van de strijd in en besloot Vercingetorix zichzelf, in ruil voor het leven van zijn mensen, uit te leveren aan de Romeinen.
Die gingen daarmee akkoord, namen hem mee naar Rome waar hij gevangen werd gezet en op zaterdag en zondag in het Circus tentoon werd gesteld. Na vier jaar had iedereen hem wel gezien en werd hij door verwurging om het leven gebracht. Niets heldenverhaal dus, het enige heldhaftige was dat hij zichzelf opgaf. Een heel verhaal dus en het enige wat wij er van gezien hebben was een standbeeld. Verder troffen we het want er was net een Engelse tolk die het hele verhaal vertelde en dat erg boeiend en duidelijk deed.
Ondertussen schoot de dag alweer lekker op en besloten we om terug te gaan naar Pouilly. Daar was nog markt. Rond een uur of half zes waren we weer terug. De auto geparkeerd en naar de markt. Dat viel wat tegen: welgeteld zes kramen. Wel leuke dingen, eten uit de omgeving. Even wat plaatselijke worst gekocht en geitenkaas. Dat samen met wat brood en wijn en wij hebben weer gegeten. Brood en wijn vormen toch eigenlijk de essentie van het leven. Dat is een van de lessen die wij vandaag tijdens onze kerkbezoeken wel geleerd hebben.
We zitten op dit moment in het département Côte d’Or, een onderdeel van de regio Bourgondie, ooit een belangrijk hertogdom met als hoofdstad Dijon. Het hertogdom bestaat niet meer, Dijon wel en omdat het redelijk in de buurt ligt zijn we er vandaag een dag heen geweest. Het rijden in Dijon is een drama, de ene éénrichtingsweg volgt de andere op en net wanneer je denkt, nu gaan we rechts wordt je linksaf gedirigeerd. Het duurde een paar rondjes centrum maar toen hadden we ook een top parkeerplek, hartje Centrum. Dijon is geen grote stad, 140.000 inwoners, anderhalf keer Alkmaar dus ongeveer, maar wel een stad met een ongelooflijke rijke historie. Vooral zijn er veel gebouwen die dateren uit de 13e en 14e eeuw, de gloriejaren van het Bourgondische Rijk.
Eerst even naar het Office de Tourisme gewandeld want de ervaring leert dat je met wat informatie meer ziet. Daar kregen we de ‘Uiltjesroute’ aangereikt, een wandeling door het centrum die volgens de informatie pakweg een uur zou duren. Nou ja, kregen, 3 euro 50 maar aan het eind van de dag bleek dat dit niet te duur was. De uil is een soort mascotte van Dijon. Het uiltje is in één van de steunberen van de kathedraal gehouwen en het verhaal gaat dat wanneer je het met je linkerhand aanraakt je een wens mag doen. Nu mag je natuurlijk altijd wel een wens doen maar de combinatie uil – wens schijnt te werken. Ik weet trouwens niet of men er op de camping wel blij mee is wanneer er een bus Bulgaarse Burlesquedanseressen en een tankwagen met Leffe Blond het terrein op komen rijden. En dan weet ik nog niet eens wat Jantiene gewenst heeft. We zullen het beleven. De route is vrij eenvoudig te volgen, om ongeveer de tien meter zijn koperen plaatjes in het plaveisel bevestigd dus gewoon de uiltjes volgen.
Eerst werden we teruggestuurd richting Jardin Darcy, een aardig stadsparkje wat oorspronkelijk als waterberging voor de stad dienst deed. Vervolgens langs Hotel la Cloche, praktisch gelegen tegen het station aan. Omdat treinreizen in de 19de eeuw nog niet zo snel ging werden reizigers die de trein Parijs – Mediterranée namen hier onder gebracht. De lus richting postkantoor hebben we maar overgeslagen, daar stond de auto geparkeerd en het plein hadden we al bekeken.
Vervolgens kwamen we bij de markthallen. Vier dagen in de week is hier markt waaronder zaterdag. Ha, we treffen het dus dachten we. Maar helaas, de mensen hier hebben een ander ritme, toen wij kwamen gingen de kooplui net weg. Er stond nog een klein beetje handel wat wel een indruk gaf maar de hal was al voor het grootste gedeelte leeg. Overigens heb je in veel landen dit soort markthallen. In Riga is een hele grote en in Spanje en Hongarije zijn we ze ook al tegengekomen. Een prettige manier van op de markt lopen, altijd droog en de gewone winkels en de marktlui zitten elkaar op deze manier niet dwars.
De route bracht ons langs verschillende interessante panden die eigenlijk slecht te beschrijven zijn. Nou ja, slecht te beschrijven zijn ze eigenlijk niet maar het voelt eigenlijk als een soort braille. Je moet het pand er naast zien. Een paar dingen wil ik jullie niet onthouden. We kwamen aan bij maison Milliére, een geweldig mooi vakwerkhuis uit 1483. Het is bijna nog in originele staat. Er is nu een theeschenkerij in gevestigd. Ook is er een groot gedeelte van de film ‘Cyrano de Bergerac’ met Gerard Depardieu opgenomen dus als je nieuwsgiering bent: even naar Netflix of Popcorntime toe.
Daarnaast is een mosterdwinkel. Dijon is natuurlijk wereldwijd bekend vanwege de mosterd. In het pand zit een vestiging van Moutarderie Fallot maar… die komt uit Beaune. Dat is voor ons ons geen bezwaar. We hebben ons vergaapt aan de soorten mosterd die er te koop zijn. Van zoet naar heet. En natuurlijk alles proberen, jammer dat ze geen bitterballen verkochten. Gat in de markt zou je zeggen. Overigens werden er heel acceptabele prijzen gevraagd, dat viel alles mee. Helaas kwamen we later de fabriekswinkel van Maille tegen, wel een echt Dijonnais bedrijf maar ja, toen waren we al voorzien.
Verder hebben we nog de kerk bezocht van Saint Philibert, ook weer zo’n onduidelijke plaatselijke heilige. De kerk is gesticht door de regionale wijnbouwers midden 12de eeuw, een mooi tijdje terug dus al. Een bijzondere plek want de openbare burgemeesterverkiezingen van Dijon werden in het voorportaal van deze kerk gehouden. Na de Franse Revolutie kreeg de kerk een andere bestemming; die van paardenstal. Nu is dat niet zo gek, de kerk van Koedijk heeft die functie ook gehad tijdens de Frans – Russische schermutselingen van 1799. Banken aan de kant en een baal hooi in het midden. Drinken kan mooi uit het doopvont. Toen de boel na de revolutie weer wat genormaliseerd was vertrokken de paarden en kreeg de kerk de functie van zoutopslag.
Tegenwoordig is het volgens ons een soort ruimte voor allerhande kunstuitingen. Toen we binnenkwamen zagen we overal bankstellen staan die bekleed waren met van die rode pluchen tafelkleden. Net als het kleed wat vroeger bij Oma op tafel lag. Een wonderlijk gezicht, al die bankstellen die kriskras in die ruimte stonden. De kunstenaar bedoelt er ongetwijfeld mee dat hij het huiselijk gevoel tijdens de bezoeken aan de kerk altijd ontbeert heeft. Dat heeft zijn kind-zijn in de weg gestaan en daar heeft hij waarschijnlijk de pré –en post-puberale depressie van opgelopen waar hij nu nog steeds mee worstelt. Verder geeft zijn expositie uiting aan de angst die hij heeft gevoeld als misdienaar bij de pater wanneer hij het Omnipotentus moest oefenen, de reden dat hij nu nog steeds zittend moet plassen. En dat hij dat gevoel nu, dankzij een ruimhartige gemeentelijke subsidie en zijn toch moeilijk te verwoorden kunstuiting, probeert te verwerken. Met wat uitleg moeten ook wij de abstracte vormgeving ervan toch wel kunnen begrijpen. Ik durf te wedden dat het verwerkingsproces hem niet lukt en dat hij er nog wel een paar exposities en de nodige subsidies voor nodig heeft. Nou ja, zolang er geen Europese subsidies, waar ik dus aan meebetaal, mee gemoeid zijn heb ik er weinig moeite mee.
Na nog de nodige kerken, musea, binnenplaatsjes en mooie hoekjes bekeken te hebben en waar ik jullie niet verder mee zal vermoeien werd het tijd om de inwendige mens even te versterken. Even gestopt bij een gezellig terras. Een crèpe en een gaufrette forestière besteld, koppie thee en koppie koffie er bij en lekker even bij gekomen.
Ondertussen begon de middag te vorderen en de in de voormiddag bijna verlaten winkelstraten begonnen vol te lopen. Allengs werd het drukker. Er was ook een soort internationaal muziekfestival aan de gang in stad. Verschillende landen waren vertegenwoordigd. We hebben eerst al een tijd bij een soort Kiteman-achtige band staan kijken (La Clate) waar we erg van genoten hebben en zelfs een CD van gekocht hebben. Ook later nog genoten bij een quasi Braziliaanse drum and bass groep, een steelband uit de Carribean en een soort Louisiana brass band.
Verder nog een paar kneuterige groepen zoals de doedelzakgroep uit Bretagne en een boerendansgroep met trekzakken uit de Auvergne wat het aanhoren niet waard was maar toch, het kinderlijk enthousiasme van de deelnemers was ontroerend. Wat we wel misten waren de klompendansgroep ‘Ons genoegen’ uit Grootegast en visserskoor ’t Dronken dobbertje uit Elburg. Die hadden het feest compleet gemaakt. Maar alle gekheid op een stokje, het was een leuk gebeuren.
Rond een uur of zes zeiden we de stad vaarwel en gingen weer ‘huiswaarts’. Na de boodschappen een eenvoudige maaltijd. Eieren met spek. Echter niet zo eenvoudig dat het niet kon mislukken. Tijdens de eerste sessie stond de gaspit niet echt lekker waterpas, de pan lazerde er van af en de eieren verdwenen voor 75 procent in een muizengat. Gelukkig ging het de tweede keer een stuk beter. Een rustige avond gehad. Wel binnen want het wordt wel steeds kouder hier. Na het eten gaf de thermometer nog maar 16 graden aan, tijd dus om naar binnen te verhuizen. Wat morgen brengt zien we wel weer. Waarschijnlijk slaan we de kerk voor een keertje over, vandaag hebben we er al vijf bezocht.
Het was stralend weer vanmorgen dus lekker in de luie stoel gelegen. Koppie thee, koppie koffie, wie doet je wat. Besloten dat het vandaag onze laatste dag in Pouilly is, morgen gaan we westwaarts. Voor dat het zover is nog even van het mooie weer genieten. Op de fiets want die hebben we niet voor niets meegenomen. Na het noenmaal opgestapt voor een tocht die ons grotendeels langs het kanaal zou voeren.
Het kanaal is een buitengewoon interessant bouwwerk ontdekten we vandaag. We kwamen er achter dat het geen aflopend karakter heeft zoals ik eerst dacht maar het gaat gewoon met de glooiing van het landschap mee. Er zijn zoveel bijkomende kunstwerken gebouwd dat men het water te allen tijde op niveau kan houden. Zo zijn er langs het kanaal een soort hulpkanalen gegraven die een ander profiel hebben dan het kanaal. Zo kan je op een bepaald punt water aftappen en het later weer bijvoegen. Verder zijn er op de hoogste punten, zoals hier bij Pouilly, waterreservoirs aangelegd (hier één met 320.000 kubieke meter) die water kunnen toevoegen aan het hoogste punt, want daar is de kans op watergebrek natuurlijk het grootst. Rondom Pouilly liggen vier van dit soort reservoirs.
De reservoirs worden gevoed door natuurlijke bronnen als beekjes en riviertjes en wanneer het reservoir op peil is loopt het overtollige water er gewoon weer uit en volgt de oorspronkelijke weg. Verder kunnen hier ook weer de hulpkanalen worden gevoed zodat je het water overal heen kunt sturen. Maar ook kan er water vanuit het kanaal in de hulpkanalen gevoerd worden bij bijvoorbeeld overvloedige regenval. De kade steekt ongeveer maar 40 centimeter boven het water uit dus het is wel zaak om dat te kunnen reguleren. Vooral wanneer je weet dat het kanaal vaak tussen twee dijken doorloopt en het omliggende land behoorlijk lager ligt.
Verder loopt hier in Pouilly het kanaal door een tunnel, de Voûte. Ruim drie kilometer lang. Je kunt over het ‘dak’ van de tunnel heen fietsen, om de 150 meter staan er torens die toegang tot de tunnel geven en voor beluchting zorgen, vergelijkbaar met de ‘hyacinten’ die dat bij de Velsertunnel doen. Waarom men hier overgegaan is tot de bouw van een tunnel is me absoluut een raadsel. Mogelijk was het hier niet mogelijk om nog hoger te bouwen met sluizen omdat de mogelijkheden voor een reservoir ontbraken, anders zou ik het niet weten. De tunnel ligt hier op het hoogste punt van het kanaal, in het noorden en zuiden loopt het kanaal naar beneden. Gevoelsmatig een vreemde situatie.
Langs het kanaal gefietst dus. Bij de camping begonnen en naar de haven van Pouilly gefietst. Daar staat een soort bouwwerk waarin een schip ligt wat oorspronkelijk de scheepvaart regelde door de tunnel heen. Ik vroeg me al af hoe dat zou gaan, er zijn geen kades in dus de schepen konden niet gejaagd worden. Stoomschepen leek me ook wat sterk want dan is de tunnel vergeven met rook en viezigheid, zo ruim is hij namelijk niet. Naar nu lag er op de bodem van de tunnel een ketting die door het schip liep. Aan de ketting trok het schip zich elektrisch voort. Boven op de boot staan twee sprieten die je het beste kunt vergelijken met de sprieten die op een trolleybus staan. Bootje achter het schip hangen en je wordt gewoon door de tunnel heen gesleept. Uiterst ingenieus.
Na de haven, wat waarschijnlijk wel een verzamelplaats was voor boten die gesleept moesten worden, gingen wij noordwaarts. Gedurende ongeveer twee kilometer volgden wij het kanaal en we kwamen in totaal zeven sluizen tegen met een verval van ongeveer een meter of drie.Althans, dat maakte ik op uit een verhaal van één van de sluiswachters waarmee we aan de praat raakten. Op dit moment was het kanaal niet op peil vertelde ze. Het niveauverschil was nu wel vier meter. Gedeeltelijk kwam dat doordat het veel te droog was geweest maar ook omdat het kanaal geen economisch doel meer dient. De paar bootjes pleziervaart lonen de moeite niet.
Het was duidelijk te merken dat het haar aan het hart ging dat men het kanaal een beetje liet verkommeren. Iets verder hebben we een afslag genomen het binnenland in. Dit gedeelte van het kanaal ligt in open gebied en het was nogal winderig. Richting Chateau de Chailly, een gigantisch golfresort. Daar reden we ook weer langs één van de reservoirs. Het aanvoerende kanaal stond droog en mocht wel eens uitgebaggerd worden. In het midden tierden de lisdodden welig. Zo op het eerste gezicht was er weinig plaats meer voor water. Maar wat er niet is hoef je ook niet kwijt moet je maar denken, en zo denkt men hier waarschijnlijk ook.
Thoissy-le-Desert was de volgende stop. De naam is al een beetje een indicatie voor de genoemde droogte maar nu weet ik niet of ‘le Desert’ (de woestijn) recentelijk is toegevoegd. Daarna richting Meilly en via het vliegveld van Maconges naar Vanderesse. Daar waren we van de week ook al maar dan met de auto. Tijd voor een pitstop want het heuvelachtige terrein had onze kelen ook droog gemaakt. In een Engelse theetuin een mooie Dardjeeling proberen te scoren maar dat lukte niet. Het werd dus een ordinaire Earl Grey. Gelukkig maakte de zon een hoop goed.
Daarna het kanaal weer gevolgd. Aan deze kant van Pouilly gedeeltelijk door het bos, een stuk luwer dan aan de andere kant van Pouilly. Hier kwamen we zonder twijfel het rijkelijkst gedecoreerde sluiswachtershuis van de omgeving tegen. Vol getimmerd met allerlei oude gereedschappen en overal rondom de sluis bloembakken. Een vrolijk gezicht. Na pakweg een kilometer of vier kwamen we de andere kant van de tunnel tegen (of was nu onze kant de andere kant. Wellicht even bij drs. P. te rade gaan: ‘De overzij noemt men andere kant, maar is men daar eenmaal aanbeland wordt deze kant d ’andere kant’, dichtte hij overtuigend in zijn kraker over het pontveer ‘Heen en weer’. Dat geeft dus ook geen oplossing.)
Hier stond nog een oorspronkelijk informatiebord (zie foto) met een toch wel andere tekst dan het nieuwere bord bij ons. Hierop wordt vermeld dat de tunnel tussen 1826 en 1832 is aangelegd, aan onze kant wordt gesproken van 1822 tot 1832. Verder wordt op het oude bord gewag gemaakt dat de tunnel gegraven is door ‘Ouvriers Espagnols’, Spaanse gastarbeiders dus. Waarschijnlijk wordt dit door sommigen als een aantasting van de Franse trots gevoeld en heeft men geprobeerd om dit gedeelte van de tekst onleesbaar te maken. Overigens wordt er bij het nieuwe bord helemaal niet meer van buitenlandse inbreng gesproken. Om maar eens met Mgr. Simonis te spreken toen hij het over de broekenvoelers had: ‘Wir haben es nicht gewusst’. Jaja, maar ondertussen.
Zoals gezegd, vanaf hier kan je dus over ‘het dak’ van de tunnel fietsen. Dat hebben we dus gedaan. Een prachtige allee, omzoomd door platanen. Alleen bij de kruisende snelweg moesten we even een omweggetje maken maar even later kwamen we weer op het oorspronkelijke pad. Zo kwamen we als vanzelf bij ‘onze kant’ van de tunnel uit en was de camping onder handbereik. Toch een leuk ritje, 37 kilometer in totaal met wat aardige klimmetjes. We moesten wel een beetje voorzichtig doen want de batterij van Jantiene haar fiets is net ‘gereset’. Hij was vorige vakantie al na een kilometer of zeven leeg. Nu was het de vraag hoelang hij het uit zou houden en dat viel dus alles mee. Volgende rondje kan dus wel even langer, maar zoals gezegd, dat wordt niet hier maar wat meer westelijk. Morgen horen jullie meer.
Zoals gisteren al gemeld was het vandaag een verhuisdag. Eén zonder wekker want we zouden niet zover opschuiven, zo rond de 60 kilometer bleek. De buren waar we al een paar dagen naast staan gaan vertrekken ook. Richting Beaune was het eerst maar dat is vannacht weer veranderd. Ze zijn nogal van de veranderingen. Volgens ons zou het wel eens goed zijn wanneer ze van partner zouden veranderen. Ze passen namelijk helemaal niet bij elkaar. Haar mond staat niet stil en hij zegt geen woord. Zij de hele dag in de weer, als er wat gebeuren moet staat ze vooraan en hij doet geen zak. Het is een beetje een type van veel bewegen en weinig doen. Gisteravond heel doenig doen met zijn spullen opruimen, zijn fiets op de drager zetten duurde al een uur. Ondertussen zaten wij aan een mooie Blanc de blancs, even een kleine uitspatting dus. Bij ons stond alles nog vanmorgen, hij kwam al bij de bakker vandaan toen wij er uit kwamen en we konden gelijk van de camping afrijden want hij had nogal wat tijd verspeeld met het afsoppen van de zolen van zijn slippers. Wat een Jan Hannes.
Het was koud vanmorgen, een graad of 8. Ik eerst kijken of de koelkast vannacht open gestaan had maar dat was niet het geval. Strakblauw was het toen we de deur opendeden en de temperatuur steeg ook per kwartier. Heel rustig aan en om half elf waren we klaar. Daarna de auto in en richting Les Settons. We hadden twee campings op het oog, een kilometer of tien uit elkaar en die in Les Settons was het dichtst bij. Na een prachtige rit van pakweg anderhalf uur via allerlei binnendoortjes kwamen we er aan. Eerst even kijken dus met een stalen gezicht langs de receptie lopen (die overigens onbemand bleek te zijn) en een rondje camping. Mooie camping, ruime plaatsen maar helemaal verlaten. Drie tenten stonden er. Of dat het nu is, we weten het niet. Doorgereden naar Ouroux-en-Morvan. Een aardige camping, iets meer bezetting en wat ook telde, een bijzonder aardige man bij de receptie. Hartelijk en gezellig.
Samen met hem een plek gezocht, er waren er zat. Even met de kompasapp van de telefoon gekeken waar we het meeste zon hadden en daar de boel opgezet. Het was wel wat winderig dus de luifel er aanhangen duurde wat langer dan normaal maar toen we eenmaal stonden was het helemaal voor elkaar. Lekker in het zonnetje maar je moest wel de luwte opzoeken. We kijken uit over de Morvaniaanse weilanden met de beroemde witte Charolaiskoeien. Lekker rustgevend.
Daarna even de wasmachine gevuld met onze vuile was want na 14 dagen heb je wel wat. Twee keer draaien dan is alles weer schoon en kunnen we de tweede helft van dit reces ook zonder problemen aan. Terwijl de Miele draaide even naar het dorp. De plaatselijke supermarkt is gevestigd in een voorkamer en bestaat uit drie stellingen en een vrieskist. Alleen het hoognodige zou je denken maar wie schetste onze verbazing toen we daar ook nog mosselen en black tigergarnalen zagen liggen. De man had echt van alles en als hij iets niet heeft wat je wilt hebben dan heeft hij het morgen. Toen nog even naar het Bureau de Tourisme wat hier ook is. Het is onderdeel van het postkantoor.
Het is ongelooflijk, een dorp van niks en er is van alles. Een paar garages, een kapper, een bank, een postkantoor, een ‘supermarkt’, twee bakkers, een apotheek, een makelaardij, drie cafés, twee restaurants, twee campings en drie hotels. Dat is dan wat ik gezien heb. Dan nog wat ik allemaal gemist heb want het halve dorp hebben we nog niet gezien. Het lijkt Koedijk wel in de jaren vijftig, drie melkboeren, drie ‘supermarkten’, een postkantoor, een smid, een benzinestation, twee kappers, twee slagers, twee bakkers, twee schuitenmakers, een sigarenwinkel, een klompenboer, drie timmerbedrijven, drie cafés, een zaadhandel en dan nog alles wat ik in de gauwigheid vergeet.
Daarna snel weer terug naar camping want de wasmachine draaide ook nog natuurlijk. Toen we gingen kijken was hij net klaar. Hup de droger in en de volgende lading. Ondertussen even macaroni gekookt en afgewassen en daarna was was twee ook klaar. We zaten al vroeg binnen vanavond, zoals gezegd, het waaide nogal en ook de temperatuur liet nogal te wensen over. Het is nu tien uur en de thermometer wijst tien graden aan. Wel een beetje de verwachting. De krant had het over nachten van rond de zes graden en overdag dan weer vijfentwintig. Kijk, dat is iets waar ik meer naar uitkijk. Als de wind dan ook nog een beetje gaat liggen is het helemaal voor elkaar.
Zoals jullie merken, weinig nieuws vandaag. Weinig meegemaakt. We hadden het zelf ook graag anders gezien maar het is nu eenmaal zo. Morgen, wanneer we weer langs ’s-Heren wegen op ontdekkingsreis gaan is het ongetwijfeld weer anders. We laten het weten.
Koud en helder, dat was het vanmorgen. Gelukkig steeg de temperatuur snel en was het rond een uur of tien al heel aangenaam. Gisteravond de informatie die we van het VVV gekregen hadden even goed bekeken en besloten dat we richting Vézelay zouden gaan. Vézelay, een dorp zo’n 40 kilometer hier vandaan wordt ook gerekend tot één van de mooiste plaatsen van Frankrijk en herbergt nr. 84 van de Unesco werelderfgoed monumenten, de Basiliek Ste. Madeleine. In de auto dus en langs ’s Heren wegen richting Vézelay.
Gisteren heb ik het nog niet genoemd maar de omgeving hier is heel anders dan waar we een paar dagen geleden waren, bij Pouilly. Veel heuvelachtiger, veel echt bos, de weilanden worden afgescheiden door heggetjes, gewoon aantrekkelijk. En zo was ook onze tocht, aantrekkelijk. Een heel afwisselend landschap onderbroken met schijnbaar verlaten dorpjes. Onderweg een paar keer gestopt om van het uitzicht te genieten. De eerste stop die we maakten was bij Pierre Perthuis. Er is een prachtige brug over de Cure die vanaf een nog hogere brug mooi kunt bekijken. Een mooi dorp wat toebehoorde aan vestingbouwer Vauban. Dit dorp en de landgoederen eromheen waren een cadeautje van Louis voor zijn verovering van Maastricht. Iets verderop staat het kasteel van waar hij de ontwerpen voor zijn talloze vestingwerken maakte.
Iets verder kwamen we bij de zoute bronnen van Saint Père. Hier komt al sinds de prehistorie zout water de grond uit borrelen. Dat vond men wel mooi want zout was een kostbaar product. Zozeer zelfs dat zich in zout liet uitbetalen voor gedane diensten. Ons woord salaris is hier zelfs nog van afkomstig. Nu zijn die zoute bronnen niet alleen gebruikt voor de zoutwinning maar ook als geneeskrachtige baden. Nu weet ik niet of het zout er uitgehaald werd voor –of nadat de Romeinen er de billen in wasten maar dat maakt me eigenlijk ook niet uit want ons zout komt uit Boekelo. Deze thermen, zoals de Romeinen de baden noemden, zijn hier teruggevonden en daar kon je naar gaan kijken als je wilden. Voor vijf euro de man kon je een antieke badkuip bekijken. Dat was niet helemaal ons idee, we wilden wel even een bad nemen maar dat kon (nog) niet. Naast de site werd wel een groot gebouw neergezet dus het zal me niets verbazen wanneer het binnenkort wel kan.
Iets verder ligt het dorp Saint-Père- sous-Vézelay zoals het officieel heet. Een dorp van niets, 253 inwoners, met een geweldig grote kerk. Het moet gezegd, het is een juweeltje. Een prachtig open voorportaal, in kerkbouwtermen de nartex genoemd. Daarachter een prachtige lichte kerk. Wel een beetje achterstallig onderhoud maar daar werd aan gewerkt. Het is eigenlijk wel tegenstrijdig, hoe minder mensen er naar de kerk gaan hoe meer geld er in gepompt wordt om ze te behouden. En hier in Frankrijk raast het echt van de kerken die wel een opknapbeurtje kunnen gebruiken. Maar ja, eenmaal opgeknapt, en dan? Dan stroomt hij echt niet zomaar vol met gelovigen. Ik heb hier ook nog geen kerk gezien met een andere bestemming en dat zou natuurlijk makkelijk kunnen. Een bibliotheek, bioscoop, cultureel centrum, mogelijkheden genoeg, denk maar eens aan Paradiso in Amsterdam. Oh ja, ik vergeet nu natuurlijk de kerk in Dijon, die had wel een andere bestemming. Die met de bankstellen, maar die is al sinds 1789, sinds hij dienst deed als paardenstal aan de gelovigen onttrokken.
Daarna naar Vézelay. Het ligt boven op de Colline Eternelle, de eeuwige heuvel. Zoals de naam al doet vermoeden, we moesten een stukje omhoog. We konden niet zo ver want de auto moest buiten het dorp geparkeerd worden. De rest van de klim moest lopend afgelegd worden. Wellicht heeft dat een louterend karakter. Een leuk stadje met volop kleine middenstand. Een dorp ook wat ligt op een samenvloeiing van wegen uit het noorden die richting Santiago de Compostella gaan. En dat is goed te zien ook, de Jacobsschelp is in vele vormen in het dorp aanwezig en er wordt goed verdiend aan de pelgrims. Ook is er nog iedere dag een samenkomst van caminolopers. Allemaal op weg, ieder met zijn eigen beweegredenen.
Na een klim van 700 meter kwamen we bij de top aan waar de Basilique Sainte Marie Madelène een prominente plek in neemt. Toen wij aankwamen waren net de middaggebeden achter de rug denken we want er kwam een hele golf monniken en nonnen uit de kerk lopen. Wat me verbaasde was dat er veel heel jonge mensen tussen zaten. Een constatering die we ook al deden in Studenica in Servië. Er zijn er niet veel meer maar ze kunnen nog wel een paar jaar mee.
Snel even wat plaatjes geschoten want monniken zijn net een bedreigde diersoort, want buiten films zie je ze zelden. Ik weet ook niet of ze op de rode lijst van ‘Bedreigde soorten’ voorkomen. Zou eigenlijk wel moeten maar zolang die nonnen zelf geen eieren gaan leggen blijven ze een bedreigde soort. Daarna terug gelopen naar de hoofdingang van de basiliek. We konden ook een zijingang nemen maar om de kerk als geheel te ‘ervaren’ leek het ons beter om via de hoofdingang naar binnen te gaan. De deur zit hier niet in de voorgevel maar in het fronton, het is het zelfde maar bij een kerk heet het anders.
Ook hier een nartex, een voorportaal, de gang dus eigenlijk, wat geen deel uitmaakt van de kerk. Wanneer je zelf ook geen deel uitmaakt van de kerk hoor je hier eigenlijk te blijven totdat je het licht gezien hebt. Dan mag je pas naar binnen. Wij, een beetje stout, zijn toch stiekem naar binnen gegaan. En daar wacht je dan een kerk zoals je die nog nooit gezien hebt. Licht, ruim, sober door het ontbreken van beelden, schilderijen en andere ‘versierselen’ zoals je die in andere kerken wel aantreft. Eigenlijk is soberheid niet het goede woord, eenvoud zou beter zijn. Het is indrukwekkend door de geweldige lichtinval en eenvoud. Een indrukwekkend gebouw. Het is de kerk met het grootste koor in Frankrijk. De bouw was gereed in 1140, bijna 900 jaar geleden. Ik vind het bijna niet te bevatten dat men in die dagen tot het bouwen van zulke gebouwen in staat was. Wat een vakmanschap en kennis moeten er toch zijn geweest. En wat zullen de mensen zich een ontberingen getroost moeten hebben om dit voor elkaar te krijgen. Want laten we niet vergeten, iedere steen die hier gestapeld is hebben mensen moeten betalen, en in ruil voor wat eigenlijk?
We hebben er de tijd voor genomen en het op ons in laten werken. Het religieuze aspect doet voor mij absoluut niet ter zake maar toch doet het iets met je, het maakt je bewust van je tijdelijk verblijf hier en dat je goed met de tijd die je hebt moet omspringen. Dat doen ook de Drentse dames die we op de stoep tegen kwamen. Een bus vol was er, op weg naar Santiago. Wij troffen een groepje van vijf die op de foto wilden met een stel ezels van een dame die ook op weg was. ‘Ah, mieden, zal ik um dan ja, maar efkes niemen dan, ja?’ vroeg ik in onvervalst Gronings dialect, ‘dan kunt oe dur ja allemaal tegeliek op’. Bleken het Drenten te zijn. Wel op de grens met Groningen woonden ze, maar ja, toch Drenten. Ik had het eigenlijk ook wel kunnen weten. In Groningen wonen alleen maar knorrige communisten die de strokartonfabriek plat gooien, zoals Fré Meis, katholieken komen daar nauwelijks voor. Gelukkig namen ze het me niet kwalijk. Ze waren in opperbeste stemming. Met de touringcar op bedevaart. Ik had ze al eerder zien lopen, rugzak met schelp op, een stok mee, ANWB broek en bergschoenen aan. Dan worden ze afgezet op de stoep en lopen een rondje kerk, doen een mis, eten een georganiseerd broodje en de bus met airco weer in. Op naar het volgende heiligdom. ‘Maar de leste vief kilometer loppen wie ja wel zelfst hoor’, verzekerde één van de dames me nog. Gelukkig maar.
Nog een heel tijdje in de tuinen van de basiliek te hebben doorgebracht gingen we weer richting auto. We hadden het plan om nog even iets te eten in het dorp maar dat ging niet door. Siësta. Je kunt het je niet voorstellen. De straten vol met potentiele klanten en dan ga je op de bank liggen. Rustig aan de afdaling gedaan, een paar andere straten genomen. We kwamen uit waar we wilden zijn, bij het parkeerterrein. We hadden alle tijd want ik had een parkeerkaart voor de hele dag. Het was één uur voor twee euro of vier euro voor de hele dag. De keus was niet moeilijk dus. Toen we terugkwamen was ik klaarblijkelijk geïnspireerd tot het doen van goede daden dus zie tegen een dame die net geld in de meter aan het gooien was: ’Wacht maar even, dan krijg je mijn kaart, kan je de hele dag staan’. Blijkbaar vertrouwde ze me niet of ze sprak geen Frans want we keek me erg wantrouwend aan en ging door met het laden van de automaat. De man die achter haar stond had er wel oren naar en pakte het ticket dankbaar aan. Ja, om maar even in Bijbelse sferen te blijven: geef aan Caesar wat voor Caesar is maar als het even kan geef dan maar niks. Zo zie je maar weer, een goede daad zit in een klein hoekje.
Daarna zijn we naar Avallon gereden, een grote stad in de buurt. Een kilometer of vijftien van Vézelay. Op een gegeven moment een bord: Avallon par la Vallée du Cousin. De Cousin, een riviertje wat aan Avallon haar bestaansrecht gaf. Een prachtige rit door de vallei. Halverwege gestopt en aan de over van de rivier lekker zitten eten. Een paar kilometer verder konden we richting Centrum en daar de auto neergezet. Een leuke stad maar ook weer erg rustig. Een wandeling gemaakt door het centrum maar eigenlijk niets indrukwekkends tegengekomen behalve de Tour de l’Horloge, de klokkentoren annex stadspoort uit 1456. Via wat omwegen weer terug naar de parkeerplaats en toen naar de Auchan, een hedendaagse kathedraal van consumptiedrift. Een supermarkt van, ik schat 4 ha groot. Alles is er te krijgen tot in het kwadraat. Niet te geloven. En het is vervelend want je neemt altijd te veel mee. Nu is dat in ons geval niet zo erg want in Ouroux is morgen niets te krijgen. Mercredi, fermeture de tous les commerces. Het is maar even dat je het weet, heb je niks in huis dan moet je op een houtje bijten.
De dag vorderde al aardig dus richting Ouroux dus maar. In Lormes nog even naar een uitkijkpunt gereden waarbij ik de auto nog bijna in de prak reed. Verblind door de zon reed ik zo de stoep op en bijna tegen een muurtje aan. Kwam gelukkig goed af. Boven bij het Belvedère even op adem gekomen en daarna terug. Vanavond, als begeesterd door de dag, eenvoud troef. Gerookte zalm, sla en gebakken piepers. Simpel is vaak het lekkerst. Geprobeerd om buiten te eten maar het werd snel te koud. Naar binnen dus maar waar we ook de rest van de avond doorgebracht hebben. En morgen? Nog geen plannen, we zien wel.
Nog twee steden in de omgeving ontbraken op ons lijstje: Château Chinon en Autun. Vandaag na het eten, zo om een uur of elf de auto in en via allerlei omwegen (de beroemde groene weggetjes) richting Château Chinon gereden. Via een behoorlijke omweg want we hebben even op de camping gekeken waar Jan en Nelie gestaan hebben, of dat wellicht iets voor ons was. Vierentwintig kilometer hier vandaan dus dat viel wel mee maar het bracht ons wel uit de richting van Château Chinon. Een mooie rit was het. We moesten richting de Yonne, een hier nog kleine rivier die noordelijker met de Seine samenvloeit en dan haar naam verliest. Onderweg vult de Yonne nog een paar stuwmeertjes waaronder het Lac de Pannesière-Chaumard. Daar ligt een gebied omheen wat als waterbuffer dienst doet, Wanneer het regent loopt het onder en verandert het in een soort moerasgebied. Daar zijn we even gaan kijken bij een vogelobservatorium. Een houten pad op palen hield ons op ongeveer twee meter van de grond af. Er was weinig te zien, wat wilde eenden en een verdwaalde koet maar de plek was prachtig. Ook kon je aan de sporen in de modder onder het pad dat er aardig wat wild in het gebied huisde.
We moesten aan de westzijde van de Morvan zijn en daar ligt net het hoogste gedeelte. Prachtige weggetjes en weer geen mens op de weg. Kom je een auto tegen dan is het drie van de vier keer een Nederlander. Vanwege wat weg opbrekingen moesten we ook nog wat omrijden. Onder het lekkende Aquaduct van Montreuillon doorgereden en via Tavernay richting Epiry. Was niet te missen. Inderdaad, ze hadden geen woord teveel gezegd, volop ruimte en het zag er erg verzorgd uit. Rondje gekeken maar er was niemand aanwezig. Daarna naar Château Chinon gereden via allerlei kleine binnendoor wegen. Stil en leeg, dat is de eerste typering die ik wil geven. Niet een stad waar je graag de hele middag door zou willen brengen.
Château Chinon is de stad waar François Mitterrand burgemeester was voordat hij in de landelijke politiek ging en president van de Republiek zou worden. Daar ontleent men hier ook een beetje status aan. Want ja, een echte stad is het niet eens. Rond de 2441 inwoners, met de omliggende gehuchten meegerekend (4551) zijn het er 6992. Niet echt een opstap waarvan je zegt, nou nou, daar zal je een vracht ervaring hebben opgedaan. We zullen jou maar eens kandidaat stellen voor het presidentschap. Maar toch is hij het geworden en hij wordt hier vereerd als een heilige.
Zo heb je hier de Place François Mitterrand met de François Mitterrand fontein, van de zelfde ontwerpster als de fontein bij Centre Pompidou in Parijs. De Ancien Marie, het oude raadhuis waar de oude François de scepter zwaaide. Verder het Espace François Mitterrand en het Musée de Septenat waar je alle cadeaus kunt bekijken die François tijdens zijn zittingstermijn als President gekregen heeft. We hebben het maar gelaten voor wat het was en reden rond een uur of twee richting Autun. Mooi over het platteland. Onderweg nog even lekker zitten picknicken en af en toe even stoppen om van het uitzicht te genieten. Uiteindelijk kwamen we terecht in Autun en daar de oude stad in gegaan.
Soms is rust een verrijking maar het komt ook voor dat het afbreuk doet. Zo zou je het centrum van Autun graag zien als een levendige stad maar dat was het niet. Je kon wel een kanon afschieten in de winkelstraten en dan raakte je nog niemand. En dan alle verkoopsters of caissières die de hele dag niets te doen hebben en op je afkomen als vliegen op de stroop. Nee, dit was te rustig. Een klein uurtje in de stad doorgebracht en toen maar weer terug naar de camping. Het was nog redelijk vroeg en het was geweldig weer. Een tijdje in de zonnestoel trok ons ook wel. Half zes terug en toen was het nog 25 graden dus dat was prima. We konden nog even lekker van de zon genieten.
Overigens staat er voor de komende dagen een weersverandering op het programma vertelde Helga. Tijd om te verkassen dus. We hebben de omgeving aardig bekeken en wanneer we nog langer blijven is de kans groot dat we in de regen moeten verhuizen. En dat is, zoals jullie je nog wel uit Oberried kunnen herinneren, niet onze favoriete bezigheid. We hebben ons even ingelezen en een richting uitgezocht. Het wordt overal rotweer dus dat had geen invloed op de beslissing. We blijven in de buurt, ongeveer 100 kilometer dus dat is makkelijk te doen. De wekker hoeft dan ook niet gezet te worden. De camping in Epiry aan de Yonne wordt het in elk geval niet. Wat het wel wordt? Dat bewaar ik voor morgen.
De vallende bladeren kleurden ons pad terwijl wij de Morvan verlieten vanmorgen. De populieren kleuren geel, beuken rood en eiken bruin. Een palet aan herfstkleuren, iedere soort heeft zijn eigen teint en het totaal maakt het landschap tot een prachtig levend schilderij. De herfst is vroeg hier, de droogte afgelopen zomer is daar debet aan. Gelukkig komt er een einde aan de droogte, voor ons wat te vroeg, voor de boeren wat te laat, maar het komt. Helga belde. Over twee dagen komt er een weersomslag die een paar dagen gaat duren. Niet getalmd dus en op pad, op naar de volgende stek. Vooral omdat verhuizen in de regen geen hobby van ons is.
We hebben Ouroux verlaten. Toch wel met een beetje weemoed in het hart want het was goed toeven daar. Maar omdat we toch een beetje een planning maken, voornamelijk in verband met het weer, zijn we vertrokken. Wat een mooie streek, de Morvan. Ik had er al eens eerder van haar schoonheid gehoord maar in de haast naar het zuiden te gaan zijn we er altijd vol gas voorbij gereden. Stom. En zo zullen er nog wel meer plekken zijn die we in onze haast missen. En niet alleen plekken. Contacten, emoties, ervaringen. Snel gaan we er aan voorbij omdat er altijd nog iets anders wacht, iets wat schijnbaar nog belangrijker is maar wat het vaak toch niet blijkt te zijn.
De bebladerde wegen leidden ons uit de Morvan, richting Avallon. Daar aangekomen veranderde het landschap ineens. De in herfsttooi gehulde heuvels van de Morvan maken plaats voor een glooiend landschap met grootschalige landbouw in plaats van bos en met hagen omzoomde kleine weiden. Akkers, groot als Nederlandse polders, getooid met de gouden stoppels van pas geoogst graan en met hier en daar een vergeten dorp. Soms wekt het de indruk een schaakbord te zijn, de boeren zijn al begonnen met ploegen. Achter hun tractoren scheuren de ijzeren ploegscharen de dampende aarde open en doen het landschap van kleur veranderen. Ze worden gevolgd door zwermen vogels die hun voordeel met hun arbeid doen. Hun tafel is gedekt.
Migennes is ons doel. Een kleine stad, gebouwd op de plek waar de Yonne en de Armançon samenvloeien en de laatste ophoudt te bestaan. Een kruispunt van wegen, een samenvloeiing van rivieren en een knooppunt van spoorlijnen, dat is Migennes. Niet meer. Maar het is niet de plaats die ons riep, het is de omgeving. Migennes ligt in het hart van een interessante omgeving. Een omgeving die ook met slecht weer, het weer wat ons wacht, het nodige te bieden heeft. Na twee uur en 120 kilometer bereikten we ons doel. Het was vandaag nog geweldig weer en daar hebben we van genoten. Heerlijk in de zon gezeten, genieten en jezelf koesteren met het grote nietsdoen. Je moet het even leren maar wanneer je het door hebt vraag je je af, waarom heb ik dit niet eerder ontdekt.
Het was lekker zonnig toen we richting Guédelon reden vanmorgen. Guédelon is één van de redenen dat we nog een paar dagen hier in de omgeving staan. Het is een project wat in 1997 gestart is. Het doel: de bouw van een 13e eeuws kasteel zonder hedendaagse hulpmiddelen. Zoals de vaste lezers ongetwijfeld wel opgevallen is verbaas ik me iedere keer weer over het vakmanschap van de vrijmetselaars (de oorspronkelijke kerkenbouwers) en de bouwers van kastelen en burchten. Hoe is het in ‘s hemelsnaam mogelijk om met de beperkte middelen van toen zulke bouwwerken neer te zetten. De dag zou ons een hoop leren.
Rond half twaalf bereikten we het terrein waar men bezig is met de bouw en alles wat er bij hoort. Het was wat lastig te vinden want een goed adres hadden we niet, alleen de naam van de gemeente en de bewegwijzering was matig. Zo matig dat we op een gegeven moment helemaal de verkeerde kant op gingen. Ongetwijfeld hebben we een bord gemist of hebben vervelende toeristen het bord achter in hun auto gestopt. Toen we echter geen borden meer zagen begon er een lichtje te branden, terug dus maar totdat we weer op de juiste weg kwamen. Ondanks dat we ruim buiten het seizoen zitten was het parkeerterrein behoorlijk gevuld. Volgens zeggen is dit dan ook de tweede toeristische van de Bourgogne, alleen het Hôtel de Dieu in Beaune trekt meer bezoekers. Overigens heb je in de grote bezoekersaantallen weinig erg. Het terrein is zo groot en de diverse werkplaatsen liggen wijd verspreid. Weinig ophopingen dus.
Kaartje gekocht voor een heel redelijke prijs (12 euro p.p.) en naar binnen. Het was voor de werklui net etenstijd dus wij hebben ook gelijk maar een bak koffie en een broodje gehaald. Nadat dat op was hebben we de uitgestippelde route op het terrein gevolgd. Als eerste zijn we naar de steengroeve en de steenhouwers gegaan. Het kasteel wordt gebouwd in een oude steengroeve en de stenen die benodigd zijn voor het kasteel worden daar handmatig gewonnen. Helaas was het waarschijnlijk een lange lunch want er was nog niemand aan het werk. Later maar even terug dus.
Daarna hebben we een tocht door het omringende bos gemaakt . Er staan overal overkappingen waar scholieren les krijgen in ‘vergeten’ technieken. Zo worden er bijvoorbeeld met houten blokken tongewelven gebouwd om het principe te leren begrijpen. Ook de bouw van verschillende types ramen en muren, van romaans tot gotisch, worden zo geïmiteerd. Iets later kwamen we bij het aardewerkatelier aan. Daar was men net weer begonnen en kregen we uitleg. Uit een leemput die iets verder op het terrein ligt wordt leem gewonnen waarvan tegels en dakpannen gemaakt worden. Ook gebruiksaardewerk werd hier vervaardigd.
Een zo te zien ontzettend zwaar werk om de leem tot een verwerkbare massa te maken. Alles omscheppen en met de hand kneden. Daarna gaat de klei mallen in en wordt tot dakpan of tegel gevormd. Die laat men in de open lucht een paar weken drogen en als ze er ongeveer 3000 hebben, een oven vol, worden ze gebakken. Tussen de 10 en 12 uur op ongeveer 1000 graden. Voor de hele bouw heeft men ongeveer 25.000 dakpannen nodig. Hetzelfde geldt voor het gebruiksaardewerk zoals borden, bekers, pannen en kannen. Ja ook pannen, want in die tijd werd er in aardewerk pannen gekookt.
Daarna zijn we naar de spinnerij gegaan, helaas was daar niemand aan het werk maar wel in de verfmakerij. Daar maakt men van natuurlijke pigmenten verf die gebruikt worden om de ruimtes in het kasteel te kleuren of om wol en linnen te kleuren. Alle kleuren hebben een pastelkleurige uitstraling, geen knallende kleuren dus, maar er zat wel variatie in. Daarna naar de houtbewerkers. Zij maken van bomen planken en balken. Met een bijl hakken ze zo de balk uit de boom. Ik wist niet wat ik zag. Ik vroeg of er toen nog geen zagen bestonden maar die waren er al wel. Die waren er al wel maar met een bijl gaat het veel sneller en preciezer was het antwoord. Het leek mij een beetje sterk maar toen we een half uurtje later, na het bezoek aan de watermolen, weer langs kwamen had hij een stam van een paar meter lang van een vlakke kant voorzien. En echt strak. Niet te geloven.
Daarna bij de watermolen wezen kijken. Dat viel ons een beetje tegen. Ten eerste was het de enige plek waar het eigenlijk te druk was en het principe van de molen, of het nu op water of op wind is, is ons eigenlijk wel bekend. Daarna hebben we toch nog een tijdje bij de houtbewerkers zitten kijken, een fascinerend gezicht. Vervolgens naar de touwslager, de smid, het timmeratelier, de speciemakers, mandenmakers en noem maar op. Ieder vak heeft zijn bijzonderheden. Het is een dorp van ambachtslieden wat er om de bouwplaats is. We keken werkelijk onze ogen uit. De tredmolens waarmee de goederen omhoog gehesen worden. Noem maar op.
Daarna het ‘kasteel’ in. Nou ja, het is natuurlijk nog geen kasteel maar je kunt je de uiteindelijke vorm goed voorstellen. De woonvertrekken, ontvangstruimtes, keuken, voorraadruimtes zijn klaar en geven een mooi beeld van hoe het wordt. Aan de torens wordt nog gewerkt. Op enkele plekken zijn de muren op hoogte en op andere plekken moet het bouwen eigenlijk nog beginnen. Het project, wat inmiddels een Entreprise geworden is (een bedrijf) moet natuurlijk wel interessant blijven om te bezoeken. Er zit geen cent overheidssubsidie in en trekt ieder jaar 300.000 bezoekers.
Ondertussen waren we weer terug bij het begin van onze rondwandeling, bij de steengroeve en daar hebben we nog even staan kijken bij de mannen die van rotsblokken hanteerbare stenen maken. Ze ‘lezen’ de stenen en slaan er dan rechte blokken vanaf. En echt geen lullige steentjes hoor, zo van het formaat van een middenklas auto. Wij stonden te kijken bij een stel mannen die een blok van ongeveer een kubieke meter hadden. Met een kwartier was het verwerkt tot stenen van ongeveer 20 centimeter dik. Dat ging veel sneller dan ik verwacht had. Volgens de informatie die we kregen is er ongeveer 30 miljoen kilo steen nodig dus ze kunnen voorlopig nog wel even vooruit. Daarna zijn we nog bij de steenhouwers geweest die kalksteen verwerken voor decoratieve elementen zoals raampartijen, raam en deurposten en trappen. Ik verbaasde me over de snelheid waarmee de stenen in de gewenste vorm gehakt worden. Ook hier ging dat veel sneller dan ik verwacht had.
In 1997 is men dus begonnen met 40 vaste werkkrachten, dat zijn er inmiddels 50 en men verwacht dat het kasteel rond 2025 klaar zal zijn maar, zei een van de werknemers, maar als het vijf jaar later wordt is dat ook geen punt. Het is een bedrijf dus er moet zo lang mogelijk geld aan verdiend worden. Dat is waarschijnlijk tijdens de bouw makkelijker dan dat het klaar is. In Frankrijk zijn er namelijk al genoeg kastelen die ‘af’ zijn. De werknemers hebben ook helemaal geen haast en hebben alle tijd om je wat uit te leggen of te vertellen. Wanneer het klaar is zal er wel een dorp omheen gebouwd worden. Het was half zes toen we het terrein verlieten, een prachtige dag was het. Ik kan het iedereen aanraden die hier in de buurt is, ga even kijken. Om trouwens een idee te krijgen kan je ook terecht op www.guedelon.fr waar ook een paar filmpjes te zien zijn over de voortgang. Leuk om te zien.
Toucy. Een vrij kleine plaats in het uiterste westen van de Bourgogne. Zo op het eerste gezicht niets bijzonders. Er loopt een Route Departementale doorheen, heeft een aardige kerk en het is de geboorteplaats van Pierre Larousse, de Franse van Dale en Winkeler Prins in één persoon verenigd. Zes dagen in de week een heel gewoon stadje. Behalve op zaterdag. Op zaterdag komt de hele omgeving bijeen in Toucy voor de markt die er gehouden wordt. Toen we het afgelopen week met de juffrouw van het VVV over markten kregen raakte ze helemaal een beetje opgewonden: ‘Dan moet je zaterdag naar Toucy, een geweldige markt. Met producten uit de hele streek’.
Omdat met hier toch een ander ritme heeft dan bij ons hebben we de wekker maar gezet. Komen bij ons de markten rond een uur of elf pas op gang dan hebben ze hier het hoogtepunt al gehad. Zo rond een uur of twaalf, half één begint men de spullen bij elkaar te zoeken en pakt in. Dat zal ongetwijfeld ook te maken hebben met het ritme van de klanten. Vroeg er uit en zo rond een uur of één even een rustuurtje. Dan wordt er dus niets verkocht. Als marktkooplieden sta je er dan ook voor Jan met de korte achternaam. Maar wanneer je na het dutje als markt verdwenen dan richt je de klanten vanzelf wel af. Dan zorgen ze wel dat ze vóór hun dutje de inkopen gedaan hebben. Want kopen op de markt, beter kan je het in Frankrijk niet krijgen.
Ondanks de slechte weersvooruitzichten zag het er vanmorgen mooi uit. Een mooie blauwe hemel maar helaas liep de lucht snel vol met grijs. Om half negen zaten we in de auto en om kwart voor negen kregen we de eerste regendruppels op de voorruit. Toen we in Toucy aankwamen goot het. Gelukkig lagen onze poncho’s in de auto, die aangetrokken dan hoef je in ieder geval niet met zo’n vervelende paraplu te lopen. Ook dankzij het weer was het natuurlijk niet zo druk maar we denken dat ook een hoop handelaren het af hadden laten weten, er waren veel lege plekken tussen de kramen in.
Het is inderdaad een hele regionale markt, veel producenten die hun eigen producten verkopen. Kaas, groente, eieren, beesten. Ja, ook beesten. Konijnen, duiven, kwartels, kippen, parelhoenders, eenden, ganzen, kalkoenen, alles is te koop. Bij ons zou Marianne Thieme direct Kamervragen gaan stellen. Of de minister wel op de hoogte is dat ze dieren gebruiken om vlees te produceren? Nou, dan zou het roken op het Binnenhof. Hier hebben ze daar geen last van. Als ze honger hebben draaien ze een kip de nek om, hebben ze lekkere trek dan is het een eend. Om met Jack Kruijer te spreken: ‘Alles wat loopt, vliegt en zwumt vreten we op’.
Het was een hele grote markt, het hele dorp stond vol. Ook aparte dingen. Een slager die zelf worsten stond te maken. Hij had een hele pan met bloedworstblubber en een bak met uitgespoelde darmen. Knoopje er in anders loopt hij weer leeg, andere eind aan de trechter, een paar scheppen blubber in de trechter en je laat de darm vollopen. Dan heb je bijna een worst. Nog een kwartiertje in de kookketel en klaar is de worst. Jantiene grilde er bij voorbaat al van en bij nader inzien had ze gelijk. Ik heb een stuk geproefd. Het was nog warm, een weeïge, zachte, flauwe smurrie. Ik ben geen zeur met eten maar dit was echt niet lekker. Dus kom je ergens Boudouin tegen, laat het maar liggen.
Ook vrouwen met alleen maar eieren. Eigenlijk een triest gezicht Zittend onder een grote paraplu, rekken met eitjes op een campingtafel, wachtend in de hoop dat er iemand een dozijn meeneemt. Een kraampje met alleen maar slakken, eigengemaakte geitenkaasjes of groente die zo te zien van de volkstuin kwam. Natuurlijk ook de gewone marktdingen. Zaken die je hier vaker tegenkomt en bij ons nauwelijks meer: boerengereedschap, mouwschorten, theedoeken, plantgoed zoals sla, kool en prei en zelf gevlochten manden. Je merkte dat het echt een evenement is, iets waar de mensen naar toe leven. Het café zat om half elf al vol. Net als wij een hoop mensen aan de koffie, maar ook lekker aan een biertje of een glas witte wijn. Bekenden begroeten elkaar en er is sprake van een amicale sfeer. Luchtige, inhoudsloze gesprekken. Niets moet en er mag een hoop.
Na een uur of twee hadden we de markt en de regen wel bekeken en zijn we naar Auxerre gegaan. Een stadswandeling à la Dijon gedaan. Alleen volgden we hier niet de uiltjes maar Cadet Roussel, een soort Berend Botje maar dan Frans. Een mooie stad Auxerre, veel historie. Veel vakwerkhuizen met ontzettend leuke details. Maar ook hier weer, buiten het centrum, wat uit drie straten en een plein bestaat, is het stil en leeg. Geen mens op straat, het leeft niet echt en dat is jammer. Overigens speelde het weer ook een rol. Het regende inmiddels niet meer maar een grijze lucht geeft toch een heel ander beeld dan wanneer het zonnetje schijnt.
Dat gold waarschijnlijk ook de stelletjes die gingen trouwen. Zaterdag is dé trouwdag in Frankrijk. Omdat Auxerre toch nog wel een flinke stad is stonden ze hier weer in de rij voor het stadhuis. De gasten wachten het bruidspaar op, wanneer die aankomen is het even wachten tot ze aan de beurt zijn en gaan dan naar binnen. En inmiddels komt het volgende paar er alweer aan. Iedereen stond opgedoft in té blote jurken te koukleumen tot ze aan de beurt waren. Daarna rijdt het paar wat net getrouwd is luid toeterend weg, op pad naar de kerk waar het huwelijk dan ‘echt’ bezegeld wordt. Want ja, wanneer je getrouwd bent voor de wet en niet voor het bed heb je er nog niets aan.
Een mooie wandeling was het maar net iets te lang. Op driekwart hebben we besloten om te stoppen. Net iets teveel mooie gebouwen, cultuur en historie voor één dag. Wat dat betreft was het in Dijon een betere wandeling. Op de camping eerst maar eens de gekochte olijven, kaas en worst op tafel gezet. Even een pannetje soep gekookt en het eten was klaar. Onder de luifel is het nog prima uit te houden. Het is inmiddels elf uur en achttien graden. Wel is het weer beginnen te regenen maar dat deert ons op dit moment absoluut niet. Integendeel zelfs, ik beschouw het als romantiek verhogend.
Het aangekondigde slechte weer bleef uit dus een dag caravan werd ons bespaard. Er waren een paar opties voor vandaag maar we hebben voor Chablis gekozen, een 20 kilometer van hier. Chablis is de naamgever voor de wijnen uit deze streek. Het was mooi want vandaag is het zondag en op zondag houdt men in Chablis de Bourgondische Markt. Veel eten en drinken dus en dat is aan ons wel besteed.
Het was nog vrij rustig toen we aankwamen, een parkeerplek was dus snel gevonden. Een leuke markt maar er waren vrij veel handelaren die we van de week in Toucy. Alleen het weer werkte toen niet mee en nu wel. Het was zonovergoten, al snel ging de jas uit. Halverwege kwamen we een stroopwafelboer tegen, een geëmigreerde Nederlander die hier stroopwafels aan de man probeert te brengen. Het was geen vetpot vertelde hij maar het begint te komen, men begint waardering voor het product te krijgen. Wel moest het recept aangepast worden. Hij vult ze nu met karamel en kaneel, dat vindt men lekkerder dan alleen suikerstroop.
Aan het einde van de markt weer een bloedworstenboer die zelf de darmen liep te vullen. Even een blik in zijn pan geworpen en ik had direct al geen trek meer. Om jullie er van te overtuigen heb ik er ook even een plaatje van gemaakt. Zie hieronder. De Fransen kan je er niet van overtuigen. Ze stonden werkelijk in de rij om de nog dampende boudin te kopen. Het ging met meters tegelijk. Ondanks dat het een flinke markt hadden we het eigenlijk met een uurtje al bekeken. Voornamelijk omdat het eigenlijk een herhaling van van de week was.
Bij de ‘ingang’ van Chablis (een aardig stadje overigens) was het VVV. Daar even een kaart opgehaald met de wijnroutes er op. De Vendanges zijn begonnen, de druivenpluk, en het leek ons wel leuk om daar even een blik op te werpen. Het was even zoeken maar uiteindelijk vonden we het begin van de route. Al snel raakten we het spoor bijster maar dankzij onze VVV kaart en een volle tank vonden we op een gegeven moment toch weer aansluiting. Een leuke route. Onderweg even uit de auto om te kijken en we schrokken eigenlijk wel een beetje. Hier en daar een minuscuul trosje en voor de rest waren alle takken leeg. Alleen de kale stelen hingen nog, geen druif er aan. Nu had ik wel gelezen over zware hagelbuien hier maar dat het zo’n desastreus effect zou hebben had ik niet verwacht.
Iets verder was men met een machine in de weer waarvan we niet wisten wat het was. Naar later bleek was dit een automatische druivenplukker. Die rijdt over de rijen druivenstokken heen, schudt ze op de één of andere manier, vangt de druiven op en verzamelt ze in een grote bak van een paar kubieke meter. Als de bak vol is wordt hij geleegd in een roestvrijstalen kar die door een trekker naar de pers gebracht wordt. Dat was de oplossing van het raadsel, de rijpe druiven er af, de stelen hangen nog en af en toe blijft er een klein trosje onrijpe druiven hangen. Niks hagel, naar we later hoorden was dat verleden jaar al.
Iets verder, in de buurt van Fleys, was men ook aan het plukken. Terwijl we stonden te kijken werden we door de trekker chauffeur gewenkt. Als we wilden kijken konden we beter dichterbij komen, dan kon je het tenminste goed zien. Aardige kerel, of we even druiven wilden proeven. Nou, wat dacht je. Heerlijk zoete Chardonnaydruiven, die men hier de Beaunois noemt, de druif uit Beaune. Wel wat klein maar dat is de variëteit. Hij vertelde dat de wijnboer waar hij op dit moment voor reed (hij was ingehuurd) 14 hectare druiven had en dat zijn vaste baas 130 hectare had. Het is altijd even kijken waar je aan het werk kan, het ene perceel kan net een paar dagen eerder klaar zijn dan het andere.
Er wordt nog wel met de hand geplukt vertelde hij, maar dat is alleen op de erg steile heuvels waar de machines niet kunnen komen. Dat zijn dan ook vaak de betere Cru’s (Premier en Grand Cru, de hoogste en tweede kwaliteit). Die komen vaak van steile zuidelijke hellingen. Dan vangen ze meer zon en daar zijn de druiven zoeter met als resultaat een hoger alcoholpercentage en een betere smaak. De plukkers zijn hoofdzakelijk Portugezen, dat zijn pas werkers vertelde hij. Wanneer de Fransen pauze houden dan gaan de Portugezen gewoon door.
Met busladingen komen ze aan. De pluk in de Champagnestreek is net over, daar beginnen ze altijd 14 dagen eerder dan in de Chablis, en als ze daar klaar zijn trekken ze hierheen. Rond de twintig dagen duurt hier de pluk en dan trekken ze weer verder. Dat maakt ook duidelijk waarom de hogere cru’s zoveel meer kosten. Met twintig man pluk je op een dag ongeveer een hectare maar dan moet je goede plukkers hebben en dagen maken van 12 tot 14 uur. En dan komen dan nog twee man bij die de oogst naar de perserij brengen. Met een machine doe je met 3 man (één op de plukmachine en twee op de trekker die heen en weer rijden) per dag 3 hectare. Dat zou dus neerkomen op ongeveer 66 mandagen. Natuurlijk hangt het er wel van af hoe goed het seizoen is. En plukken is ontzettend zwaar vertelde hij, mand op je rug, heuveltje op, heuveltje af en iedere keer heen en weer lopen om te lossen.
Uit de grond staken ook slangen en ik vroeg me af waarvoor die waren. Ik dacht eerst dat het was om de druiven eventueel water te geven maar dat was niet zo. Dat is om de druiven te benevelen met water wanneer het vriest. Wanneer de bloesems aan de druivenstok zitten en er komt vorst dan wordt er water verneveld zodat de vorst de bloesem niet kan beschadigen. Vroeger zette men grote vuurpotten neer (bougies noemde hij ze, kaarsen). Er moest er dan om de vijf meter een staan. Dan waren ze de hele nacht in de weer om de boel brandend te houden en het was een grote vieze stinkzooi. Het is eigenlijk hetzelfde systeem als wat men in de Betuwe gebruikt voor de fruitbloesems. Overal zie je hier ook bij de akkers grote reservoirs voor water waaruit men kan putten. Ondertussen waren er drie vrachten in zijn aanhanger gelost en moest hij richting Persen. Een interessante ontmoeting. Na een vriendelijke groet gingen we ieder een ander kant op.
Bij Beru zouden we nog een kasteel bezoeken maar daar hing een bordje op de deur: Fermé pendant les vendanges: gesloten tijdens de pluk. Jammer maar helaas. Het was lekker weer dus de koelbox maar even uit de auto getrokken, twee stoelen en een tafel neer gezet en lekker gepicknickt. Sommigen denken dat je dat op een kleed op de grond moet doen maar dan verschillen we van mening. Op de grond lopen namelijk allemaal 6, 8 of meerpotige aardbewoners die ook allemaal mee willen eten, of wel van de tafel ofwel van mijzelf. Wanneer je op een stoel zit en het eten op een tafel zet verminder je de kans dat ze ongenodigd komen mee-eten.
Iets verder hebben we besloten van de route af te wijken en naar Noyers sur Serein te rijden. Weer één van die honderd mooiste plaatsjes. En inderdaad, dit was er weer één. Het hele stadje ademde middeleeuwen. Met de bouw was men begonnen in 1491, Amerika stond nog niet eens op de kaart. In 1515 was de eerste dienst. Dit jaar precies 500 jaar geleden dus. En hij stond er bij of hij nog wel 500 jaar meekon. De rest van de stad was ook erg de moeite waard. Erg veel panden uit de 15e en 16e eeuw, allemaal in een geweldige staat. Ooit was het stadje ommuurd, van de torens zijn er nog 15 geheel of gedeeltelijk over. Even lekker in het zonnetje gezeten aan een kopje koffie en thee. Eigenlijk het enige niet middeleeuwse van dit dorp dus. Koffie en thee kwamen later. Trouwens, de rekening was ook niet helemaal middeleeuws, € 7,30 moest ik betalen, meer prijzen voor de komende eeuw. Maar goed, het parkeren was gelukkig weer gratis. Dat scheelde.
We hadden net de bodem van het kopje in zicht toen de eerste spetters regen naar beneden vielen. Dikke druppels. Geen jas mee natuurlijk dus hollend naar de auto. Nog weer verkeerd gelopen want we hadden de kaart op zijn kop maar uiteindelijk hebben we hem toch gevonden. Het begon echt even te gieten dus maar besloten om terug naar de camping te gaan. Het was ondertussen ook al tegen vijven en we zaten ongeveer een uurtje rijden van de camping af. Onderweg kwamen we trouwens nog weer een nieuwe rariteit tegen. Hadden we afgelopen week nog gezien dat de boeren trots de prijzen die hun vee gewonnen heeft op de staldeuren spijkeren. Vandaag kwamen we het huis van een jager tegen die de afgesneden poten van wilde zwijnen op zijn deur had gespijkerd. Een wonderlijk gezicht. Ik weet trouwens niet of hij er van ieder varken nu 1 of 4 hoeven op zijn deur had zitten.
Ondertussen werd het gelukkig wel weer droog en koud is het helemaal niet dus we konden mooi nog even buiten zitten. Vanavond hadden we luie wijven diner: patat gehaald, mayo hadden we zelf. Elf uur is het nu, ik zit nog lekker onder de luifel, 18 graden dus best uit te houden. Boven me spetteren de regendruppels uiteen op het tentdoek. Geen wind dus het deert me niet. En morgen is het maandag en ik ben iedere maandag vrij. Geen reden om naar bed te gaan dus, we zitten hier goed.
Gedurende de nacht is het waarschijnlijk gestopt met regen, vanmorgen was het droog en strakblauw. Vandaag hebben we Sens bezocht. Ik weet niet hoe het komt maar we hebben goede herinneringen aan Sens hoewel we er in het verleden nauwelijks één dag doorgebracht hebben. Op vakantie met de tent, begin jaren negentig vorige eeuw, onder weg naar het noorden vonden we in Sens een plek op de Camping Municipal. Een heel kleine camping aan de rand van de stad. Tegenover ons stond een familie uit Zuid Amerika. Een groep zoals je die vroeger ook wel bij ons tegenkwam, van die panfluiters die op braderieën en als straatmuzikant hun brood verdienden. Vriendelijke lui en uitermate geïnteresseerd in de rode klompen waar Anne indertijd op liep.
We hadden de toen de gewoonte om wanneer we verkast waren ergens uit eten te gaan. De tentenboel inpakken en weer opzetten kostte vrij veel tijd, ondanks dat iedereen zijn eigen klusjes had. De één zorgde voor de luchtbedden, een ander bouwde de keuken in elkaar, nummer drie hielp met de tent opzetten. Als alles goed ging konden we met anderhalf uur staan. Op doorreis echter zetten we alleen de tent op en sliepen met elkaar op de lange regel. Geen keuken, geen slaaptent er in, gewoon met zijn allen bij elkaar. Dan was het alleen tent opzetten en luchtbedden oppompen. En omdat we ál heel vroeg een beddenpomp hadden was dat zo gepiept.
In Sens dus ook, tent opzetten, bedden er in en een restaurantje zoeken. Die vonden we aan de voet van de kathedraal, een imposant gebouw in het hart van de stad. Het was een warme avond herinner mij me nog, een plein omgebouwd tot terras, muziek en we zaten heerlijk. We waren geïmponeerd door de kathedraal naast ons. Wat we gegeten hebben staat me niet meer bij maar dat is ongetwijfeld nog wel terug te vinden in de oude verslagen. Niet te laat terug naar de camping, de kinderen waren nog klein. Ik denk dat Anne een jaar of vijf, zes was. Komen we terug zien we toch één van die Inca’s op Annes klompen over de camping banjeren. Anne in de stress, wij wat minder. Vader en moeder Inca waren ontzettend opgelaten kan ik me nog heugen. Afijn, klompen terug, tranen gedroogd en voor de eerstkomende 20 jaar een leuke herinnering.
Terug naar vroeger dus vandaag. Meestal valt het tegen en met die mogelijkheid had ik al rekening gehouden. Een aardige rit langs de Yonne was het. Af en toe een paar druppels regen op de voorruit maar over het algemeen toch redelijk weer. Na een ritje van ongeveer een half uur reden we Sens binnen en in een ooghoek zag ik het: de camping. Gekeerd, en de auto voor het hek geparkeerd. Op een bord stond dat de camping op 15 september de laatste dag draaide: gisteren dus. Geen bezwaar, het hek was nog los en ik ben even het terrein opgelopen. Het was nog kleiner dan ik me herinnerde. Ik denk ook dat er in die vijftien jaar geen steek veranderd is en nog geen 7 cent geïnvesteerd. Nog precies hetzelfde. Ik kon het niet helemaal controleren maar het had me niet verbaasd wanneer mijn ‘traces de freigner’ (remsporen) nog op het sanitaire keramiek gestaan hadden. Erg leuk om weer te zien.
Met wat omwegen vanwege wegwerkzaamheden zijn we in het centrum van Sens beland. Auto konden we snel kwijt. Heerlijk, overal gratis parkeren. Vlak bij het centrum stonden we. Overal markt. Het liep helaas al een beetje op zijn einde dus hup, hup. We hadden gelezen dat het de hele dag zou zijn maar dat gold niet voor de kramen met voedingsmiddelen. De rest bleef wel staan. Net als in veel andere steden is er in Sens een overdekte markthal maar die wordt op dit moment gerenoveerd. Nu was het in een soort grote tent, waarschijnlijk niet groot genoeg om iedereen te accommoderen. Vandaar dat de textiel en dergelijke buiten stonden.
Het eerste waar ons oog op viel was een hoedenkraam. Nu weten we dat Anne al een tijd op zoek is naar een hoed maar dat haar maat in Nederland eigenlijk niet te krijgen is. In Frankrijk zijn er gelukkig wel meer mensen maar haar maat. Met veel ge-app en bellen kregen we de maat door en via whats-app foto’s doorgestuurd en zo een hoed uitgezocht. Nu zat Anne net bij Martine, die zag de kraam, haar oog viel op een turquoise hoed en wilde er ook gelijk één. Nou ja, na een half uur en een hoop plezier met een alleraardigste verkoopster die ook als paspop fungeerde, hebben we twee hoeden aangeschaft. Snel even terug naar de auto om die dingen er in te leggen en toen een rondje stad.
Op het kerkplein aangekomen herkenden we alles direct maar toch is het iets anders dan we ons herinneren. Het plein was groter, voller, leuker. Wanneer je dingen na lange tijd terug ziet zijn ze toch meestal anders dan ze er uit zien in je herinnering. Dat heb ik wel geleerd van interviews met prof. Wagenaar voor t.v., die met bijvoorbeeld getuigenverslagen van de rechtbank volledig de vloer aanveegde. Hij zei dat er niets onbetrouwbaarder is dan de menselijke herinnering. Het menselijk brein produceert zelf een beeld zoals dat het beste past bij een herinnering. Ik ben er van overtuigd dat dit zo is. Al talloze keren heb ik voor de artikelen die ik voor de Historische Vereniging schrijf mensen gesproken die een heel ander beeld hadden van gebeurtenissen en situaties als welke ik uit geschreven bronnen haalde. En ik ben geneigd om de geschreven bronnen geloofwaardiger te achten dan de herinnering. Alleen is het jammer wanneer je hun verhaal dan naast je bron legt. Mensen vinden dat niet prettig en voelen zich niet serieus genomen of zelfs beledigd. Jammer is dat. ‘Die Muis weet ook alles beter’, krijg je dan achteraf te horen terwijl dat toch niet zo is. Muis weet namelijk niet alles beter, hij vergelijkt alleen de zaken.
Terwijl wij vijftien jaar geleden op ons eten zaten te wachten heb ik naar mijn beste weten, dus het zal wel niet zo zijn, een poging gewaagd om de kathedraal te betreden. Omdat het avond was trof ik hem gesloten. Nu was dat anders. De deur was los. Wat een fantastisch bouwwerk, ook aan de binnenzijde. Niet een donkere kerk als die we gisteren aantroffen. Ruim driehonderd jaar ouder dan de kerk waar we gisteren waren en wat een verschil. Licht, hoog, ruim. Een loflied op de bouwkunst. De bouw is begonnen in de twaalfde eeuw, toen liepen ze bij ons nog in berenvellen. De slag bij Vrone (27 maart 1297) had nog niet eens plaats gevonden. Toen werden hier al zulke gebouwen neergezet. Het moet gezegd worden, er zal in de tussentijd nog wel iets aan vertimmerd zijn maar de basis is toen al gelegd.
Tijdens ons bezoek kwamen we er achter dat dat al veel eerder was. We hebben de catacomben bezocht en kwamen er achter dat de basis Romeinse Thermen zijn, een soort Italiaanse sauna dus. Die waren hun tijd ook al ver vooruit. Vloerverwarming, stoombaden, rioleringssystemen, alles was er toen al. Na een bezoek aan de kerk hebben we ook het naastgelegen Musée de Sens bezocht. Helaas viel dat ontzettend tegen. De entréeprijs was niet hoog maar wel té hoog. De uitleg summier en dan nog uitsluitend in het Frans. Verder was het een rare mengelmoes tussen antiqua en moderne kunst, voor een simpele ziel als ik was de link moeilijk te leggen. Maar gelukkig voor de kunstenaars deel ik de subsidies niet uit.
Maandag is het vandaag, en dat is ook niet bij ons een goede dag om de stad in te gaan. Hier dus ook niet. In de hoofdstraat wel leuk gelopen en rond gekeken. Het was inmiddels al een uur of vier dus we begonnen wat honger te krijgen. Weinig zaken die ons aanspraken. De tentjes die open waren hadden geen klandizie en waren leeg. Daar ga je dus ook niet zomaar zitten. Besloten dat dit bezoek voldoende beantwoorde aan onze vraag naar nostalgie en we zijn richting Centre Commercial gereden waar alle grote grootgrutters huizen. Bij de Subway een broodje laten samenstellen en een bakkie gedaan en daarna naar de Auchan voor boodschappen. Daarna terug naar huis. Onderweg nog een Fransoos tegen gekomen die zijn auto in de prak had gereden. ‘Hulp nodig?’ Nee, dat had hij niet. Ik kon niet begrijpen dat hij op dat punt zijn auto op zijn kant kon krijgen, het zal wel weer zo’n ongelooflijk domme inhaalactie zijn geweest, zo een waar je hier voortdurend mee wordt geconfronteerd. Nou ja, dan rijden we maar verder.
Weer veel nieuwe gezichten op de camping, waarschijnlijk zijn ze morgen weer verdwenen. Gek, wanneer je er een paar dagen staat voel je je echt al autochtoon. Of je er al jaren woont. Na wat spaghetti, witte wijn en een afwas zijn we naar binnen getrokken. De buitentemperaturen zakten snel. Gekeken of we morgen vertrekken maar we hebben toch maar besloten om nog een dag te blijven staan. Het bevalt ons hier wel. En ja, als je ergens gesetteld bent….
Het was een onrustige nacht. Stortbuien geselden de caravan. Hoewel we warm en droog lagen stond het lawaai van de dikke druppels op het dak een ononderbroken nachtrust toch wel in de weg. Pas tegen de ochtend hield het regenen op en konden we de gemiste uren aan slaap inhalen. Half elf werd het. Zo laat ben ik de laatste 43 jaar niet meer mijn bed uitgekomen. Snel even de schoenen aan en brood halen.
De buurt hebben we al aardig afgestroopt dit jaar. Natuurlijk blijven er altijd nog 101 dingen over om te bezoeken maar het weer moet er naar zijn en het moet een beetje je smaak zijn. Verder zijn er veel zomeractiviteiten afgelopen, we zitten immers al op half september. Zelfs de premier is vandaag weer aan het werk gegaan na zijn reces. Nou dan is het echt wel over met de pret. In mijn grote Michelin kaartenboek stond Montargis ook nog met groen omstreept. En je weet het: is het groen dan moet je het doen. Groen geeft altijd verrassingen, of het nu wegen of steden zijn.
Gezien het late opstaan was ons vertrek niet al te vroeg, de aankomst dus ook niet. Een oude stad met smalle straatjes is het en dat betekent dat er altijd een hoop éénrichtingsverkeer is. Ben je dus even in de war dan wordt je door de borden weer de hele stad doorgestuurd. Na een tijd zoeken vonden we een parkeerplek aan de rand van het Canal de Briare. Parkeren is hier gelukkig nog vrij goed te betalen, voor vier uur was ik twee euro zestig kwijt. Het kanaal waar we aan stonden ligt net buiten het oude centrum dus even een brug over en we waren er.
Een bezoek aan het VVV leerde ons meer over de stad. Montargis dateert al uit het begin van de jaartelling. De Romeinen (ja, die weer) hadden het belang van de plek al onderkend en vestigden zich daar. De stad is gebouwd op een plek waar drie rivieren samenkomen, de Loing, de Puisseaux en de Vernisson. Later zijn daar nog wat waterwegen bijgekomen: in 1602 heeft men het Canal de Briare aangelegd, in 1692 werd het Canal de Orleans gegraven en het Canal de Loing wat de twee verbindt kwam in 1720 gereed. Een waterrijke toestand dus. Het stadje is eigenlijk op allemaal eilanden gebouwd want het water stroomt er aan alle kanten doorheen. Het is een vrij kleine stad maar het aantal van 131 bruggen laat de invloed van het water toch wel zien. Net als bij eerdere steden hebben we hier ook weer een stadswandeling gemaakt. Nu waren het niet de gebouwen die de boventoon voerden maar de bruggen. Een aardige wandeling waar we vanaf geweken zijn om nog even de binnenstad in te gaan. In de enige winkelstraat gekeken of er nog iets van onze gading was en even wat gedronken en gegeten.
Eerder hadden we al de kerk bezocht. Ja, de deur stond open en wat doe je dan. Daar zagen we een prachtig raam ter ere van één van mijn favoriete heiligen: Sinterklaas. Behalve dat hij de beschermheilige is van de kinderen is hij natuurlijk ook de hoeder van schippers en varensgezellen. Het is niet voor niets dat je bij veel havens een Nicolaaskerk vindt. En met zoveel water als hier in de buurt is kan het niet anders als dat hij hier vereerd wordt. Dat was nog weer even leuk. Een ander aardig detail hier was dat de originele beschilderingen van de kerk in ere hersteld waren. Oorspronkelijk waren de kerken niet kaal aan de binnenkant maar werden ze aan alle kanten beschilderd. Het was eigenlijk één groot prentenboek. Leuk om dat een keer tegen te komen.
Na ons winkel en eetuitstapje zijn we teruggegaan naar de auto. We stonden aan het Nivernaiskanaal zoals ik al schreef. Daar kwam net een boot aanvaren die geschut moest worden. Wij even gekeken. Terwijl hij de sluis in voer werd ons gevraagd of we even de touwen aan de bolders wilden bevestigen. Natuurlijk, geen probleem. Aan de praat geraakt met de opvarenden, een Iers koppel. Die hadden de boot, van oorsprong een Friese tjalk, gekocht en voeren er nu mee over de Franse kanalen en rivieren. Het was wel prettig dat ze zo’n Nederlandse platbodem hadden vertelden ze. Ze hadden een diepgang van 60 centimeter en veel van de Franse kanalen zijn erg flook zoals men het bij ons zegt; ondiep dus. Nog een paar dagen dan waren ze weer terug in Briare (de naamgever van het kanaal) wat aan de Loire ligt. Daar stalden ze hun schip in de winter, zelf gingen ze terug naar Ierland en kwamen dan volgend voorjaar weer terug. Dan was Nederland het doel. Friesland, ze wilden de geschiedenis van hun schip uit gaan zoeken. Het schutten ging vrij snel en toen de sluisdeuren weer opengingen namen we afscheid. Leuk zulke contacten.
Via een andere weg dan we gekomen waren weer terug naar Migennes. Vanavond even betaald en zitten praten met Valérie en Martin, de beheerders van de camping. Eigenlijk had ik het idee dat het hun camping was, dat ze het overgenomen hadden van de gemeente. Veel gemeentes stoten namelijk hun campings af. Vaak zijn dit soort campings herkenbaar aan een paar dingen: ze liggen vaak bij sportvelden of accommodaties zoals een zwembad, de naamgeving (wie noemt zijn camping nu ‘Les Confluents Leo Lagrange’ naar een oude socialistische minister van sport?) en het groen is vaak fantastisch onderhouden. Verder zijn de plekken ook meestal mooi ruim.
Dat was niet het geval. Zelf komen ze uit Lille en hebben deze baan nu vijf maanden. De camping is open tot 1 november en ze zagen er al naar uit dat hij sloot. Het zijn dus Ch’ti, mensen uit het noorden die ch’ti aan al hun zinnen plakken. Er is een film over gemaakt: ‘Bienvenue chez les Ch’tis’ een geweldige komedie. Niet van dat oubollige gedoe van Louis de Funès maar echt leuk. Brak alle records in Frankrijk, meer dan 20 miljoen bezoekers. Die moet je echt gaan zien. Het duurt even voordat hij op gang is maar na 20 minuten is hij helemaal geweldig.
Ze vroegen wat wij er van vonden. Eerlijk antwoord gegeven waar het beter kan naar ons idee en ik denk wel dat dat op prijs gesteld werd. Daar heb je namelijk meer aan dan klanten die zeggen dat alles prima in orde was, in de auto stappen, wegrijden en dan tegen elkaar zeggen dat ze het nog nooit zo slecht getroffen hebben. Nu was dat hier niet zo, het was prima voor elkaar maar sommige dingen konden wel beter. Zo hangen er boven in de WC talloze spinnenwebben met dooie vliegen er in. Wanneer je komt schoonmaken zie je die niet want dan kijk je naar beneden, naar de pot die geboend moet worden. Wanneer ik echter in de WC kom en ik sta daar met Jodokus in mijn hand kijk ik meestal omhoog, anders raak je de bril nooit. En dan zie je dat ongedierte daar zitten.
Vanavond de laatste avond hier dus. We zaten tot een uur of tien onder de luifel. Toen begon het zachtjes te regen. Inmiddels is de motregen overgegaan in een flinke bui. Hopelijk is het morgenochtend weer droog, niets zo vervelend als met regen inpakken.
De hele nacht regen op het dak, het ging aardig te keer. Op het moment dat we er uit kwamen leek het nog wel te regenen maar dat waren waterdruppels die uit de bomen vielen. Hoewel alles behoorlijk doorweekt was viel het inpakken ontzettend mee. In ieder geval geen water op onze kop. Met gang alles gedaan en op het moment dat we weg reden begon het weer te regenen.
Het is de laatste week al weer, wat zeg ik, de laatste paar dagen. Het plan is om zaterdag thuis te zijn want in de week daarop mag ik weer aan de arbeid. De boel moet toch betaald worden. Naar Koedijk is het nog een kleine 800 kilometer, het zou te doen zijn in een dag, maar niet van harte. Daar gaan we wat kilometers van af halen. Het kompas dus richting noord, nou ja, dat doet hij eigenlijk al vanzelf, gas geven en rijden maar. Binnendoor want we hoeven toch niet zoveel kilometers, iedere meter die we nu pakken is zaterdag winst.
Rijdende voort werd het weer steeds slechter, van af en toe een buitje tot flinke stortbuien. De route die we aangeboden kregen was ook niet echt geweldig maar daar was het weer natuurlijk debet aan. Op een gegeven moment passeerden we Nogent sur Seine en toen hebben we besloten om het heft in eigen handen te nemen. Koers gezet naar Epernay en Reims via de Voie de Liberté, de weg van de vrijheid die de geallieerden in 1944 volgden uit Parijs richting Berlijn. Links en rechts van de weg doemden de wijngaarden van de Champagne op. Ondanks de verhalen die we van de week in de Chablisstreek hoorden waren ze hier nog niet klaar met plukken. Hier wordt wel alles met de hand geplukt, overal zag je de gekleurde regenpakken tussen de druivenranken. En inderdaad, veel auto’s langs de kant van de weg die de letter P (Portugal) droegen maar ook veel auto's uit de Baltische staten. Geen benijdenswaardige baan op dit moment.
Na Epernay werd het weer steeds slechter en iets verder, in Reims, barstte er een geweldig onweer los. Bliksemschichten verlichtten de hemel en in de perioden tussen de flitsen in zag de wereld grijs van het water. De wegen veranderden in halve rivieren en de bermen waren doorweekt. Daar had ook een bus last van die een slippertje gemaakt had. Het zag er niet echt dramatisch uit maar de voorkant was er wel af en de sleepwagen stond al klaar.
We hadden geen zin om in deze natte omstandigheden een camping te zoeken en zijn dus maar doorgereden richting Laon. Laon ligt in het departement Aisne, alleen het departement Nord scheidt ons nog van België. Aisne is wat betreft toerisme wat achtergebleven gebied en dat is jammer want het is wel de moeite waard. Genoeg te zien maar dan moet er wel accommodatie zijn waar je kunt verblijven. En die moet je met een lichtje zoeken. Het campingboek wat toch wel aardig uitgebreid is gaf in heel Aisne maar zeven adressen.
Het is Sucy geworden, een dorpje op een kilometer of vijftien afstand van Laon. Het was even zoeken maar toch gevonden. Het is een soort thema-camping. Western. Naast een camping kan je er tipi’s huren, slapen in huifkarren, in een soort blokhutjes en in Pipowagens. De receptie en de bar zitten in de ‘saloon’. Toen we aankwamen brak de hemel open en zagen we dat er boven al dat grijs toch nog wel wat blauw aanwezig was. Blijkbaar heeft de Voorzienigheid toch nog wel iets met ons op.
Snel de boel opgezet voordat het weer zou gaan regenen. Om een uur of zeven stond de boel en konden we gaan koken. Ondertussen ging de wind steeds meer liggen en werd de hemel werd steeds minder bewolkt. Vanavond een tamme avond verwachten we. Ook hier is het rustig. We zijn er toch al even en hebben nog geen schietpartij gehoord. Morgen moeten we dan nog wel het bestelde brood ophalen maar voor de rest nog geen plannen, we zien wel.
Na de ochtendrituelen zijn we richting Laon vertrokken. Het was niet meer echt vroeg, een gebruik na een reisdag. Via de nodige omwegen kwamen we in Laon aan. Het was nog een hele zoekerij. Laon is gelegen op een berg, althans de oude stad, en om daar met de auto te komen is een heel gedoe. We hadden beter de kabeltrein kunnen nemen en de auto bij het station kunnen parkeren, maar we kwamen er later pas achter dat dit mogelijk was. Laon is natuurlijk een stad waar onze familie, althans Jantiene haar kant, nogal de nodige binding mee heeft.
Ze is namelijk gelieerd aan Bertrada van Leon, beter bekend als Bertrada met de grote voet omdat ze een klompvoet had. Dat was de dochter van Charibert, graaf van Laon en kleindochter van Martin, ook graaf aldaar. Bertrada trouwde met Pepijn de Korte, koning van de Franken, en werd moeder van Karel de Grote en voilà, nu gaat er alom een lichtje branden. Er zitten natuurlijk nog wel de nodige geslachten tussen maar de binding is er. En verder is natuurlijk Boudewijn met de IJzeren arm, de eerste graaf van Vlaanderen, een andere opa van haar, er ook geboren.
Het centrum van een stad ligt altijd bij een kerk. Eerst een kerk en daarna een stad er om heen bouwen was het devies. De kerk op het hoogste punt, mooi dicht bij de hemel en dan houdt de clerus ook gelijk lekker droge voeten. En aangezien onze GPS ons meestal naar het centrum van steden brengt rijden we meestal (bijna) tegen de kerk aan. Ook dit maal. Nu was ook hier niet de kerk het eerste. Ja, daar heb je ze weer, die Romeinen. Lugdunum noemden ze de plek maar er waren meer Lugduna. Zo werden ook bijvoorbeeld Lyon en zelfs Katwijk Lugdunum genoemd. Nadat het Romeinse gezag verdwenen was werd de stad in de vijfde eeuw een bisschopszetel. De oudste kerk werd rond 800 vervangen door een Karolingische die door opa Karel werd ingewijd maar die door brand verloren ging. Daarna is besloten om de kathedraal te bouwen. Ogenschijnlijk een gek idee om zo’n grote kerk in een relatief kleine stad te bouwen maar Laon was indertijd één van de grootste steden van Frankrijk met ongeveer 15.000 inwoners. De bouw duurde van 1155 tot 1235. Dat lijkt lang maar vergelijk het eens met de Noord-Zuidlijn. Daar is men al sinds eind jaren negentig mee aan de gang en er rijdt nog steeds niets. Dat zal nog wel een paar jaar duren ook.
Het resultaat mag er zijn. Mooi, licht, hoog, ruim. Wat vooral in het oog springt, is de lantaarn. De meeste kerken zijn gebouwd in een kruisvorm en bij sommigen is op het snijpunt, de viering genoemd, een toren gebouwd. Dat is de vieringtoren. Soms zijn daar weer ramen in verwerkt. Dan noemt men het de lantaarn(toren). Bij deze kerk geeft dit een zo ongelooflijke lichtinval dat het ogenschijnlijk de hele kerk verlicht. Verder is het een ontzettend groot gebouw. We hebben het niet kunnen controleren maar volgens de informatie is kathedraal gebouwd volgens de ‘gouden snede’. Een wiskundige formule : a : b = (a+b) : a, is de basis van dit alles. Het is daarom dat het gebouw zo in evenwicht is en zoveel rust uitstraalt. Ik moet natuurlijk ook wel bekennen dat ik, met mijn gebrekkige wiskundige kennis, het eigenlijk niet helemaal begrijp maar als ze het zeggen zal het wel zo zijn.
Aan de buitenkant zijn ook wat grappige dingen te ontdekken. Zo heb ik iets met gargouilles, de waterspuwers. Het lijkt wel of de bouwers de vrijheid kregen om te maken wat ze wilden want ze hebben de meest fantastische uitingsvormen. Wat leuk is bij deze kathedraal is dat er aan de achterkant zeven zitten die de zeven hoofdzonden verbeelden: luiheid, gulzigheid, hoogmoed, onkuisheid, gierigheid, woede en jaloezie. Alle dingen eigenlijk die het leven interessant maken. Wat aardig is, is het feit dat ze allemaal uitkijken op het bisschoppelijk paleis wat achter de kerk staat. Een aardige vingerwijzing in mijn ogen. Nog een aardigheid is het verwerken van dieren in de torens. Zo zijn er beelden van ossen, een nijlpaard en een neushoorn in de voorgevel verwerkt. Stiekem heb ik het idee dat de laatste twee pas bij restauraties toegevoegd zijn maar zeker weten doe ik het niet.
Genoeg gekerkt voor vandaag. Laon in! Ik schreef het al eerder, Alkmaar op een regenachtige woensdagmiddag boeit ook niet hoewel het een mooie stad is. Hetzelfde geldt voor Laon. Daarbij komt nog dat we zo langzamerhand een overkill van mooie steden gehad hebben. Het één overtrof het ander en op een gegeven moment zie je het eigenlijk niet meer helemaal. Dan moeten de dingen er echt wel uitspringen. Na vier weken sterrenmaaltijden wil je ook wel weer eens een bal gehakt nietwaar?
Het was geen bal gehakt maar wat we wel in Laon gehad hebben is de slechtste maaltijd in tijden. Op een gegeven moment begon het te regenen en zijn we een café ingedoken. Je kon er ook te eten krijgen dus dat trof. Een oude baas achter de toog, dat wekte al wat mededogen. Liep wat gebogen, trok iets met zijn linkerbeen en had zijn ene broekspijp nog wat opgerold of hij zo van zijn doortrapper gestapt was. Een beetje een opa-figuur. Een koffie en thee besteld en een broodje sardines en een camembert met rauwkost. De koffie kwam uit een pot die al klaar stond en de warme melk werd gezeefd zodat er geen vellen in mijn koffie kwamen. Potje warm water voor de thee van Jantiene. De boel werd gebracht en hij zei dat hij wel even bezig zou zijn met zijn broodjes. Gezien zijn leeftijd geen onlogische opmerking.
De koffie smaakte naar verlopen olie, ik heb al een hoop gore koffie gehad in mijn leven maar deze sloeg alles. Volgens mij zet hij ’s ochtends om een uur of zeven een keteltje en doet daar dan de hele dag mee. Helaas zaten er geen vellen in want daar ben ik dan wél weer liefhebber van. (Zie ook blog ‘Het fluus’ in Balkan 2013). De thee van Jantiene smaakte een beetje naar Sri Lankaans badwater, een beetje Orange Pecco met wat chloorwater. Het kon haar niet echt bekoren. Ondertussen was de oude baas de voordeur uitgegaan en liep aan de overkant van de straat een winkel in waar hij iets later met twee stokbroden onder de arm weer naar buiten kwam. Hiermee verdween hij direct in de keuken.
Na een klein kwartier kwamen de sandwiches. Zag er goed uit, mooi doorgebakken brood en rijk belegd. Helaas was de camembert veranderd in ham. Nou ja, een kniesoor die daar op let. Een lekker broodje ham is ook altijd lekker en de sla, tomaat en komkommer maakten het helemaal af. Na de eerste hap en vijf snelle kauwbewegingen trokken onze wenkbrauwen wat omhoog, vertraagde het kauwtempo en was het even denken. Wat klopt er niet? Tot dat je er achter komt dat de ham wel eens bedorven zou kunnen zijn. Een lichtzure, wat ranzige smaak vulde de mond en wij vulden de servetjes met vers gekauwde hamsandwich. Nou, dan het andere broodje maar. Aan de sardines mankeerde weinig maar wat ons wel opviel was dat ze dit jaar wel erg duur zijn, het broodje was summier belegd. Waarschijnlijk was de uien goedkoper. Dat lag er ruim op, gesneden in plakken van een duim dik.
De koffie en thee hadden we ondertussen stiekem al in de spoelbak gedumpt toen het baasje nog in de keuken bezig was dus we hadden nog steeds dorst. Een biertje uit de tap en een Jus d’abricots besteld, daar kan toch weinig mee misgaan zou je zeggen . En inderdaad, de jus was prima maar voor de zekerheid hebben we maar niet naar de datum gekeken. Het biertje was helaas al dood voor het op tafel stond. Nu is er een trucje om dood bier weer even op te schuimen en dat gaat als volgt: hand op het glas, twee keer hard schudden en klaar is Kees. Waarschijnlijk was twee keer één keer teveel want alle koolzuur werd wakker en ik kon met mijn hand de druk niet beheersen.
Aan alle kanten spoot het bier tussen mijn hand en het glas vandaan met als gevolg dat de het enige lekkere op tafel, het broodje sardines, rijkelijk besproeid werd met bier en dus ook niet meer te eten was en het glas bier half leeg raakte. Een dure actie dus. Als een goede huisvader kwam de oude baas met een kladdige theedoek naar ons toe om de tafel af te nemen maar daar hadden we de servetten al voor gebruikt. Ontzettend gelachen hebben we. Het was welbeschouwd niet goedkoop maar dit vergeet je je leven niet meer. Tranen biggelden over onze wangen, dat is ook wat waard.
Snel weer Laon in. Daar kwamen we de beroemde kabeltrein tegen, de Poma 2000. Een uniek gebeuren dus een retourtje gekocht. Naar beneden richting het Station en per kerende post weer terug. Eén euro twintig, met zijn tweeën heen en weer was dus goedkoper dan een half glas bier kostte. Eerst wat zitten pielen met de kaartjes automaat. Wij gooiden er eerst geld in en maakten dan een keus maar dat moest andersom. Het is dat een vriendelijke jongeman ons daar op attent maakte anders hadden we er nog gestaan. Nadat we de kaartjes gestempeld hadden kwam de Poma er aan en konden we direct instappen. Een leuke ervaring, het voelde een beetje als een rodelbaan. Beneden even uitgestapt in het station maar daar was niets te beleven. Hup de trein maar weer in dus en omhoog. Daar eenmaal aangekomen weer uitgestapt en waren we even ver als een kwartier daarvoor. Daarna onze wandeling afgemaakt en weer richting auto.
Het was nog vrij vroeg in op de terugweg richting dal kwamen we borden tegen: Route Laonnais: Circuit par monts et merveilles, De route van Laon, Route over bergen en langs mirakelen dus, vrij vertaald. De stad bekeken, te koud voor een wandeling, te vroeg om bij de caravan om aan de Chardonnay te gaan dus wellicht wel een goed alternatief. De route volgen dan maar. Een leuke route. Veel gezien. We zijn zelfs nog in Nouvion geweest, de woonplaats van René uit ‘Allo allo’. Met Fawlty Towers, Blackadder en Monty Pyton één van de leukste Engelse televisieseries die ik ken. Afijn, René heeft een café in Nouvion, een fictief dorp in Frankrijk. Hij is lid van de Résistance maar dat mag natuurlijk niemand weten, vooral zijn vrouw Edith niet. Zijn café is een komen en gaan van de Duitse Wehrmacht, de Franse Résistance en dorpsbewoners. Dan zijn er nog twee Engelse piloten die ondergedoken zijn, en heeft hij een verhouding met zijn twee serveersters die dat ook weer niet van elkaar mogen weten. Chaos alom dus. Sommigen zullen het niets vinden maar ik vind het geweldig, ga er ook echt voor zitten. Nouvion, eigenlijk een soort bedevaartsoord. Net als het graf van Heintje Davids. Hoewel je niet echt weet of ze daar wel echt begraven is want die kwam na ieder afscheid ook weer terug.
Zoals gezegd, een hoop gezien. Kerken, die hebben we maar gelaten voor wat ze waren. De ruïnes van een oud klooster die heel mooi waren in combinatie met boomgaard met uitsluitend oude fruitrassen. Een mooi verzorgde tuin. Ook kwamen we nog in een dorp waar iedereen een grot achter zijn huis had. Oorspronkelijk werd hier het steen gedolven wat gebruikt werd voor de bouw in Laon. De ontstane grotten werden snel in beslag genomen door boeren, burgers en buitenlui die ze wel konden gebruiken, als woning, schuur of werkruimte. Ook nu nog worden ze gebruikt. Er wordt hooi in opgeslagen, ze worden gebruikt als garage of als houtopslag. Verder zijn we nog een monument tegengekomen waarbij zowel 1814 als 1914 herdacht werden. Tijdens het eerste jaar had Napoleon hier zijn laatste overwinning, tegen de Russen. Een jaar later zou hij zijn Waterloo vinden bij Waterloo. Bij het tweede jaartal heroverden de Fransen een fort hier in de buurt, Le Caverne du Dragon, op de Duitsers. Een prachtige overwinning naar het schijnt maar wanneer het ereveld zag waag ik dat te betwijfelen. Een soort Pyrrhus overwinning denk ik. De gevallen Duitsers zijn er ook begraven maar in een veldje achteraf. Een ‘prachtig’ monument siert de plaats. Een soldaat van de Keizerlijke Garde en een Franse soldaat anno 1914 houden samen de Franse Tricolor omhoog.’ Vive la France’ luidt het opschrift.’ Vive la vie’ zou ik liever zeggen.
Inmiddels liep de klok al aardig naar vijf uur. Tijd om weer terug te gaan want we zaten inmiddels ruim dertig kilometer van de camping af en we moesten ook nog even proviand halen voor de avond maaltijd. Terug dus maar, boodschappen gedaan en gekookt. Ondertussen kwam er een ouderwetse hoosbui over, het zag weer grijs. Na een half uur werd het weer droog maar het was ondertussen wel aardig afgekoeld. De rest van de avond hebben we dus maar in de caravan doorgebracht. Morgen is het eigenlijk de laatste vakantiedag, overmorgen weer terug naar Koedijk, rustig aan dus maar.
Een laatste dag geeft toch altijd, gewild of ongewild, een apart gevoel. Wat kunnen we nog doen om de vakantie nog completer te maken? Wat willen we nog doen of zien of meemaken? Nou, eigenlijk niets van dat alles. De afgelopen weken hebben ons weer veel gebracht. Mooie plekken, goede verhalen, aardige mensen, ontroering, verbazing, ontzag en humor waren ons deel. Beter kan je het toch eigenlijk niet treffen. Het weer is niet geweldig hier. Jammer, maar dan pas je je programma een beetje aan en blijven er altijd nog genoeg leuke dingen over om te doen. Natuurlijk, mooi weer is altijd meegenomen maar wij zijn niet echt van die types die continue van de koperen ploert proberen te genieten. Er is zoveel meer, je moet je er alleen even voor openstellen.
Soissons was nog groen omlijnd. We waren vroeg wakker geregend dus we waren mooi op tijd. Via een omweg richting Soissons dus. Bij St. Nicolas des Bois hebben we een boswandeling gemaakt bij de Falaises de Saint Gobain. Een mooi gebied met krijtrotsen in het bos in plaats van aan zee. Veel grotten gezien maar de combinatie van steile hellingen en een natte ondergrond maakten dat het niet makkelijk toegankelijk was. Het vocht en de herfst zorgden voor een rijkdom aan paddenstoelen, in alle soorten en maten stonden ze hier.
Na een uurtje de reis weer hervat. Hierbij kwamen we door Coucy-le-Chateau-Auffrique. De weg versmalde ineens omdat het verkeer door een stadspoort uit de 12de eeuw moest rijden. De resten van twee geweldige torens stonden aan weerskanten van de weg en een fantastische muur omringde het stadje. Tot een kleine eeuw geleden waren de muren nog onaangetast en torende de hoogste donjon van Europa (54 meter) boven de wachttorens uit.
Van 1914 tot 1917 is de stad bezet geweest door de Duitse troepen die er een hoofdkwartier gevestigd hadden. Het was vast een veilig gebied in die periode want zelfs de Kaiser is er twee keer geweest. In 1917 keerden de kansen echter en trokken de Duitsers zich terug. Dit gebeurde echter niet nadat men de donjon en toegangstorens met 58 ton springstof opgeblazen had. Het doel blijft een beetje een raadsel maar jammer is het zeker. Op dit moment zijn er restauratiewerkzaamheden bezig maar dat gebeurt door vrijwilligers. Het zal dus nog wel even duren voordat de boel in zijn oude luister is hersteld.
Doorgereden naar Soissons. Toen we uit de auto stapten bevonden we ons weer in een bijna uitgestorven stad. De regen dwong ons een restaurantje in waar we zijn gaan eten. Na het debacle van gisteren was dit een openbaring. Heerlijk gegeten. Het duurde wel allemaal een beetje lang maar het was het zeker waard.
Daarna de gebruikelijke stadswandeling gemaakt waar we na wat omwegen ook langs de resten van de Saint Jean des Vignes kwamen. Dit was ooit een groot abdijcomplex met een heel grote kerk. Alleen de voorzijde met de twee torens staat er nu nog. Ik was in de veronderstelling dat dit ook in één van de twee wereldoorlogen gebeurd was maar het was al iets eerder. In 1567 gingen de Hugenoten hier aardig te keer en hebben de abdij met de grond gelijk gemaakt. In de 19de eeuw heeft men de kerk afgebroken ten behoeve van nieuwbouw maar de torens laten staan. Een wonderlijk gezicht, je kijkt er dwars doorheen. Je kunt nog een rondje door de cryptes lopen maar daar houdt het eigenlijk mee op.
Nadat we hier geweest waren hield ons bezoek aan Soissons ook op, het begon weer te gieten. Nog even naar het plaatselijke Centre Commercial geweest om de koelkast te vullen en toen weer terug. We waren vroeg maar terwijl de regen op het dak viel voelden wij een soort van huiselijk genoegen om bij het elektrisch kacheltje te zitten. Een glaasje witte wijn erbij verhoogde dit gevoel. We hopen dat het morgenochtend een beetje droog zal zijn. De spullen krijgen we zeker niet droog mee maar jullie weten het… met regen inpakken is niet onze hobby.
Ja, zo’n laatste dag, altijd een gedoe en nooit echt vakantie. De boel ingepakt, helaas was alles zeiknat. Nou ja, dat drogen we thuis wel weer. Even een gedoe om van de campingplaats af te komen. De combinatie van regen en vette klei had het veldje waar we stonden veranderd in glijbaan. Daarna kwam er direct een helling, een grindpad met allemaal losliggende kiezels. Het was even spannend maar na een meter of twee kreeg ik gelukkig grip en kwamen we boven.
De snelste route ging naar mijn gevoel de verkeerde kant op, naar St. Quentin. Ik had verwacht dat we recht omhoog, naar het noorden dus, zouden gaan. We hebben ons toch maar overgegeven aan de techniek en uiteindelijk klopte het. Na een lange rit door de binnenlanden van Noord Frankrijk kwamen we toch nog wat onverwacht een bord tegen dat we de grens van België zouden gaan passeren. Om Mons heen, richting Brussel waar het dank zij een aanrijding geweldig vast stond, richting Nederland. Nog even een geweldige plensbui gehad maar voor de rest verliep de reis voorspoedig maar de avond was al begonnen toen we thuiskwamen en direct begint het gewone leven dan weer.
De zakken wasgoed uit de caravan en de machine laden, koelkastje leeghalen en de natte spullen drogen. Even een uurtje bezig en toen aan de macaroni die Anne voor ons gekookt heeft. Lekker, en wat geeft zo’n afwasmachine een hoop gemak. Geen gesleep meer met je vuile spullen naar een washok waarbij op de terugweg je net afgewassen en gedroogde spul weer natregent omdat er net een bui valt. Maar toch, weggaan, dingen ontdekken, indrukken opdoen, mensen ontmoeten, geen krant en tv en reizen zijn toch wel aan ons besteedt. We zijn er gek op.
Het is overigens nog niet helemaal afgelopen. Vanavond nog even naar de eindafsluiting van de BEM feesten. De BEM staat voor Berger-Egmondermeer die dit jaar 450 jaar bestaan. Het eindfeest is op de boerderij waar Anne werkt en wij waren ook nog uitgenodigd om een borreltje te halen. Laat je niet schieten toch? Morgen even naar Zaanstad. Jim loopt zijn laatste profwedstrijd, de van Dam tot Damloop. Vorig jaar was het er ook gezellig dus dit jaar verwachten wij dat ook wel. Pas woensdag weer aan het werk, ik kan dus nog even acclimatiseren.
Iedere avond heb ik met plezier de verhalen geschreven. Eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik tijdens het typen de inhoud van de koelkast bij nog wel eens de hand heb om de smeuiigheid van de verhalen wat te verhogen. En het moet gezegd worden, ik krijg de verhalen makkelijker op papier maar soms wil ik nog wel eens een foutje maken omdat ik wat minder scherp ben. De fouten ontdek ik meestal wel later bij het teruglezen maar soms blijft er nog wel eens één staan. Daarom deze verbetering op een verhaal wat ik geschreven heb. In het verhaal van vier september schrijf ik over Graaf Violett van Bourgondië. Helaas heb ik hier een vergissing gemaakt, die heeft namelijk nooit bestaan. Ik heb het verhaal gedeeltelijk uit een Franse folder vertaald en die citeerden Violett le Duc, letterlijk vertaald Violett de Graaf, Dit heb ik vertaald als Graaf Violett wat dus niet zo is.
Zijn volledige naam was Eugène Emmanuel Violett-le-Duc. Hij was architect en een hele belangrijke, daar kwam ik later achter. In de negentiende eeuw was hij betrokken bij bijna alle restauratiewerkzaamheden in Frankrijk hoewel hij soms wel eens wat doorsloeg. Dan werden de gebouwen meer gerestaureerd naar zijn ideeën dan naar historische waarheden. Overigens was hij dé grote inspirator van Berlage en Cuypers die hetzelfde deed bij ondermeer de bouw van kasteel De Haar. Het was dus zijn naam en niet zijn functie. Het is dus niet te danken aan de graven van Bourgogne dat de kerk van St. Thibaut een nieuwe klokkentoren heeft maar aan de architect.
De winnaar van onze prijsvraag van 31 augustus: Zoek de verschillen is ook bekend geworden. De prijs zullen we binnenkort bij de winnaar gaan uitreiken zodat wij bij het ontkurken van de fles ook nog kans hebben op een glaasje. Het was weer een mooie reis. Wellicht vond u de verhalen wat minder sappig dan andere jaren. U was niet de enige, wij vonden het ook. We waren laat dit jaar en bij gebrek aan medekampeerders maak je ook minder contacten en beleef je minder. Mensen en ontmoetingen maken de gebeurtenissen. De omgeving vormt slechts het decor maar is natuurlijk wel belangrijk ingrediënt. We hebben daarom besloten om volgend jaar maar even in een wat beter bezette periode op reis te gaan. Ongetwijfeld is het weer dan ook wat beter en hebben we dan wat meer ontmoetingen. We hopen dat u ook dan weer met ons meereist. Graag tot dan.{TI-20aug}