Vrijdag 1 sept 2017: Rimpelloze spiegelingen

Het was niet druk onderweg naar onze eerste pleisterplaats. Niet dat dit veel uit gemaakt zou hebben, we hadden maar zo’n 48 kilometer voor de wielen voor we er waren. Camping Broer was het einddoel en dat hebben we zonder al te veel problemen na 53 minuten bereikt.

Het was vandaag de eerste vakantiedag. De, aan het einde van de vorige blog aangekondigde, periode van 51 dagen zit er op. Tijd om nieuwe horizonten te gaan ontdekken. Na een dag van afscheid nemen, laatste boodschappen doen en inpakken zijn we naar Ransdorp gereden, onze vaste springplank voor nieuwe avonturen. Vanavond gezellig uit eten geweest bij ONS – Ot en Sien, een tentje in Amsterdam Noord, vlak bij de Nieuwedammerdijk. Een geweldige hamburger gegeten. Het was een prima gevuld broodje. Helaas werd tijdens de eerste hap de vulling al tussen de twee kadethelften uitgeperst, een procedé wat normaal pas na zo’n 24 uur plaatsvindt, en belandde op mijn schone broek en overhemd. We zijn nog niet eens op weg of de wasmand is al bijna weer gevuld.

Daarna zijn we naar ‘Eye’ gelopen, een bioscoop annex filmmuseum, gelegen aan het IJ vlak naast het voormalige Shell gebouw. Het is een fantastisch ontwerp wat tot dit boeiende gebouw heeft geleid. Voorwaar een architect met ballen. Als gewichtloos hangen de verdiepingen buiten de muren boven de grond, geen wand is recht, geen hoek is haaks. Constant wordt je verrast wanneer je door het gebouw loopt. De buitenkant is bekleed met platen die je de indruk geven of er met een Japanse puzzel is gespeeld. Misschien ken je ze nog wel van vroeger, die zwarte stukjes hout in allerlei geometrische vormen, waarmee je dan figuren kon maken maar er nooit in slaagde. Iets later, met een cappucino op het terras, het IJ aan de voeten en de bruisende skyline van Amsterdam gespiegeld in het rimpelloze water voor ons hebben we de avond besloten en zijn we de vakantie begonnen. Een betere start hadden we ons niet kunnen wensen.

Galicië is het doel van deze reis, de noordwest hoek van Spanje. Een redelijke kans op goed weer hoewel het daar ook behoorlijk kan spoken. Spanje is ons de afgelopen keren goed bevallen, het land is groot en we zijn nog lang niet overal geweest dus waarom niet nog een keer? We zijn nieuwgierig wat we ditmaal weer op ons pad treffen. Wanneer deze eerste dag de voorbode is van wat er komen gaat kan het bijna niet tegenvallen.

Zaterdag 2 sept 2017: Poix en Picardie

Poix en Picardie heet het hier, een aardig maar slaperig stadje zo’n 30 kilometer onder Amiens, de stad die ons vorig jaar zoveel plezier gaf. De reis hierheen was niet geweldig. Druk en vreselijk slecht weer onderweg maar laten we met het begin beginnen.

Ik was al redelijk vroeg wakker, ongetwijfeld waren de temperaturen van vanmorgen daar debet aan. Elf graden gaf de thermometer aan, niet echt warm dus. Nu hebben we wel een isolatie/verduisteringsdeken die aan de buitenkant van de caravan kan hangen maar die hadden we voor het gemak maar niet opgehangen. We zouden toch maar één nacht blijven. Nou, dat heb ik geweten. Vanaf een uur of vier was ik regelmatig wakker, het leek net of ik de koude adem van de Witte dood van Pierlala in mijn nek voelde hijgen. Om kwart over zeven had ik het wel een beetje gehad.

Buiten was het beter weer dan binnen. De zon kwam net op. Het zachte licht in combinatie met de ochtendmist gaf het land een prachtig aanzien. Later samen ontbeten en wat gefilosofeerd over tuinbeplanting. Er wordt hier namelijk gewerkt aan een soort Engelse landschapstuin die nog wat groen behoeft en er wordt gedacht aan kleurige winterplanten.

Rond half elf reden we weg op een, zoals al gezegd, drukke weg. Erg druk voor een zaterdag. Tot bij Lille was het goed weer maar daar gingen opeens de hemelsluizen open. Grote gedeeltes van de weg stonden blank en sneller dan 40 km per uur kon je met goed fatsoen niet rijden. Af en aan was het met de regen. Geweldige hoosbuien afgewisseld door prachtig blauwe luchten met mooie bloemkoolwolken. Bij Amiens was het gebeurd met de regen. Doorgereden tot Poix en Picardie. Het was inmiddels half zes en daar is een camping. Een municipal, die zie je ook weinig meer, de gemeentecamping. Buitengewoon hartelijk ontvangen en boven verwachting was het druk. De grijze golf trekt weer naar het zuiden nu het hoogseizoen afgelopen is.

Tijdens het zoeken naar een plek kon je merken dat het hier afgelopen week ook behoorlijk geregend heeft, overal was het zompig. Vanavond even uit eten geweest in de plaatselijke brasserie. Een broodje tartiflette, smaakte prima. Daarna nog even bij de festiviteiten van de plaatselijke Congolese gemeenschap wezen kijken, een activiteit die hier op de camping plaatsvindt. Een kleurrijk geheel en de muziek klonk vrolijk maar we zijn toch maar terug gegaan naar ons hutje want ondanks dat we niet veel gedaan hebben was het een vermoeiende dag.

Zondag 3 sept 2017: Plakkende vingers

Het was koud gisteravond, zo koud dat we het elektrisch kacheltje wel even aan wilden zetten. Zeventien graden is nu niet bepaald een temperatuur dat je zeg, ha, wat is het hier lekker! Nu hebben we een elektrisch campingkacheltje. Het ding is beveiligd. Zodra het omvalt schakelt hij automatisch uit. Het systeem is even simpel als vernuftig. Aan de onderzijde zit een pinnetje wat ingedrukt moet zijn om het kacheltje aan te laten gaan. Dat gebeurt met schakelaartje, wat aan de onderzijde van het apparaat zit en, die ingedrukt staat wanneer de kachel gewoon opgesteld is. Zodra het kacheltje omvalt, schiet de schakelaar naar buiten en doet hij niets meer.

Helaas was het schakelaartje afgebroken dus het kacheltje dacht natuurlijk dat hij op zijn rug lag. Nu hadden we een tijdje terug een pinnetje gevonden waar we niet van wisten wat het was. Gelukkig hadden we het bewaard dus zouden we het kacheltje moeten kunnen repareren. In de gereedschapskist zit altijd een tubetje secondenlijm dus dat kon geen probleem zijn. Gezorgd dat alles klaar stond en het tubetje opengemaakt. Kolere, wat was die troep dun. Het liep zo over mijn handen, het aanrecht, het pinnetje en het kacheltje. Ik had er eigenlijk pas erg in toen ik mijn vingers niet meer van elkaar kon halen en het pinnetje op mijn knokkel geplakt zat. Direct onder de kraan en mijn handen gewassen met tandpasta, dat schuurt tenminste nog een beetje.

Met veel pijn en moeite mijn vingers van elkaar gekregen en het grootste gedeelte van de lijm weten te verwijderen. Voor het kacheltje was echter alle redding te laat. De lijm die er ingelopen was had het schakellaartje op de ‘uitstand’ gefixeerd en eerlijk is eerlijk, het was prima lijm want er was geen beweging meer in te krijgen. Koud in bed dus, maar gelukkig werkte het isolatiegordijn, wat we nu wel opgehangen hadden, perfect dus van het raam had ik geen last. Dekentje extra en we hadden een prima nacht.

Vanmorgen was ik om kwart voor zeven wakker, de biologische klok werkt dus nog volop. Desondanks het feit dat het zondag is, is de bakker hier open. Vanaf een uur of zeven kan je terecht dus ik ben maar eens die kant opgelopen. Op het plein werd op dat moment de markt opgebouwd dus ik was niet de enige die er rondliep. Gewapend met het brood onder de arm even naar kerk gewandeld en daar de zonsopkomst afgewacht. Acht uur was ik weer terug en na een kop thee waren we klaar om in te pakken.

Kwart voor negen reden we weg en zijn we eerst nog even naar de markt gereden. Helaas viel het een beetje tegen. Het bleef hangen in mouwschorten, gebraden kippen en wat groente en fruit. Vervolgens de weg naar Rouen gevolgd. Dat viel niet mee, De ene na de ander wegomlegging en de 85 kilometer die we nog moesten afleggen werden er zonder twijfel 135. Het schoot geen donder op. Bij Rouen maar de snelweg genomen. Uiteindelijk zijn we tot Poitiers gekomen en hebben daar een camping gezocht en gevonden. We zijn in Chauvigny beland, een plaats waar ik het bestaan niet van kende. Wel weer één van de ‘Plus belles villages de France’ trouwens.

We treffen het wel iedere keer.  Boven het dorp torent de ruïne van een geweldig kasteel uit, een fantastisch gezicht. Ook het dorp schijnt de moeite waard te zijn maar dat gaan we morgen zien. Morgen? Ja, morgen! We hebben besloten om een dag rust te nemen om de boel hier even in ogenschouw te nemen. Spanje zal echt niet weglopen is ons idee, en wanneer dat wel zo is gaan we gewoon naar Portugal.

 

Maandag 4 sept 2017: Toet toet

‘Toet toet’ klonk het rond half negen vanmorgen. De bakker, of eigenlijk de bakkeres, kwam het terrein op gereden en vond dat iedereen dat moest weten. Ik was al in de kleren dus ik kon er zo heen en ik was niet de enige. Uit alle hoeken en gaten kwamen de klanten aanzetten. De rij vormde zich als vanzelf. Het schoot lekker op want keus was er nauwelijks: baguette, baguette traditional en croissants. Eigenlijk was er dus maar keus uit twee zaken, de baguette en de croissant. De traditional onderscheidt zich namelijk van het gewone stokbrood door het feit dat hij wat aangebrand is. Dat schijnt te komen omdat de oven waarin de traditional gebakken wordt op hout gestookt wordt. Ik twijfel daar wel eens aan, volgens mij zijn het gewoon wat mislukte baguettes maar zeg dat maar niet tegen de bakker anders is die aangebrand.

Het was een prima broodje (we hadden de gewone) en hebben heerlijk zitten ontbijten. Daarna zijn we naar Leclerc gereden, de Franse Albert Heijn. Die verkoopt namelijk ook benzine en dat kwam goed uit want daar hadden we echt behoefte aan. De wijzer gaf bijna ‘leeg’ aan en daar kom je niet ver mee. Een lekker gevoel was het toen tank weer vol was. Daarna even boodschappen gedaan en naar de bricomarché, vrij vertaald de klusmarkt. Ik heb jullie al op de hoogte gesteld van het lijmavontuur en dat de verwarming het niet meer doet. Wij even op zoek naar een nieuwe en voor 17,50 hadden we een nieuwe. Dat wil zeggen, bij het afrekenen verscheen op het display van de kassa 15 euro. Nu ben ik van nature geen herrieschopper dus ik heb er maar geen punt van gemaakt. We zijn weer gered.

De spullen even ‘thuis’ gebracht en daarna een rondje in de buurt gaan rijden. Het groene weggetjes verhaal hoef ik natuurlijk niet meer uit te leggen. Het meest in de buurt liggende groene weggetje leidde ons naar Lussac les Chateaux. Een prachtige weg langs de oevers van de Vienne leidde ons er heen. Onderweg nog even bij de ‘Roches David’ gestopt. We hadden er geen idee van wat het was toen we het bordje zagen staan maar de nieuwsgierigheid won het. Na ongeveer een kilometer zandpad kwamen we bij een bord aan dat ons zei dat we er waren. We hadden er nog steeds geen idee van tot dat we de auto uitgestapt waren. We stonden boven op een klif en keken zo’n zestig meter recht naar beneden. Een prachtig gezicht over de Vienne en de aanliggende landerijen kregen we voorgeschoteld. We hebben er een aardig tijdje zoet gebracht. De natuur was er ‘impressionante’, overweldigend.

Na pakweg een half uur hebben we de weg vervolgd. Ook zijn we nog een bisonfokkerij tegengekomen. Ik had altijd het idee dat het gigantische beesten waren maar dat viel een beetje tegen. Kleiner dan de gemiddelde koe. Wel leuk om er even te kijken. De rit was echt de moeite waard, het enige minpuntje was de kerncentrale van de EDF in Civaux. De twee gigantische koeltorens die bij het complex horen domineren het landschap en het is geen verfraaiing te noemen. Lussac was in de atlas ook aangegeven als interessante plaats maar meer dan leuk konden wij het niet waarderen. Aan het einde van de middag nog even Chauvigny bezocht. Het is een unieke plek, in het dorp stonden vijf kastelen binnen één omwalling. Stonden zeg ik, de kastelen staan nog maar de ommuring is verdwenen. Van het oudste kasteel is ook het grootste gedeelte verdwenen maar het is als zodanig nog wel herkenbaar.

Helaas was het maandag vandaag, de nationale rustdag, de scholen zijn ook hier weer begonnen, het toeristenseizoen is ten einde en men heeft het volgens mij wel even gehad. Dat was te merken. Het treintje wat gratis door het dorp heen rijdt heeft gisteren de laatste rit gemaakt, alle musea en bezienswaardigheden zijn gesloten en verschillende horeca etablissementen hebben hun jaarlijkse reces. Ik vind het onbegrijpelijk maar ogenschijnlijk zit men niet op de ‘grijze golf’ te wachten, de vakantiegangers die wel iets te besteden hebben en die zonder jengelende kinderen de terrassen willen bevolken. Maar dan moeten ze natuurlijk wel open zijn. Nou open was er niets, ja, het gemeentelijk openbaar toilet maar dan had je het ook wel gehad. Ook in het dorp zelf waren alle winkels gesloten, het gaf niet echt de indruk van een bruisende stad.

Daarna maar terug naar onze stek. De traditie van het ontkurken van een fles Sauvignon Blanc weer opgepakt en lekker in de doorbrekende zon gezeten. We zaten heerlijk. Het hele campingleven ontvouwde zich weer voor ons. De nieuwkomer die de opgedane kennis van zijn cursus ‘Caravan achteruit rijden’ wilde demonstreren maar wat niet helemaal lukte. De buurvrouw die leek te zijn weggelopen van een garden party en die hooggehakt, gehuld in netkous en kokerrok met split, met de neusjes in de wind, de volgeladen gifgroene afwasbak richting washok bracht. Het was een lust voor het oog. En dan was er ook nog de van onder tot boven getatoeëerde man die in zijn zwembroek op sandalen met witte sokken zijn tentje aan het opzetten was. Ja, voor de oplettende kijker was het weer genieten. En dat hebben we dan ook gedaan.

Morgen rijden we weer verder, richting Spanje. De blog heet niet voor niets: ‘Galicië’. Het wordt dus een dag met minder belevenissen, dat weten we nu al. Wat we ook al weten is dat we dat in de komende weken wel weer in zullen halen. Dat is namelijk altijd gebeurd.

Dinsdag 5 sept 2017: La cuenta

Vroeger moest ik inwendig altijd een beetje lachen wanneer mijn ouders niet met de moderne techniek uit de voeten konden. Zo heeft het een tijd geduurd voor ze de radio bedienen konden, de juiste teletekst pagina op konden roepen en met de draadloze telefoon om konden gaan. Dat zou mij niet gebeuren hield ik mezelf altijd voor. Hoe bestaat het dat ze het niet begrijpen… maar nu begrijp ik het. Ik begin namelijk ook problemen te krijgen met apparatuur waarvan anderen zeggen dat het o, zo, gemakkelijk is. Vandaag hadden we het met de Tomtom, het apparaat wat ik altijd de Hemel in geprezen heb als de uitvinding van de eeuw.

Het was niet meer mogelijk om ons reisdoel in te voeren. Ik had waarschijnlijk een verkeerd commando ingevoerd maar ik kon er niet achter komen hoe ik dat gedaan had. ‘What the fuck, vroeger hadden we ook geen navigatie en kwamen we ook overal. Uit dat ding, wij komen wel waar we heen willen’. Maar dat viel tegen. We zaten bij Poitiers in de buurt en moesten naar het zuiden. Nu had ik zomaar in mijn hoofd dat we naar Limoges moesten rijden, dat ligt ook zuidelijker, maar dat was niet het geval. Limoges ligt zuidoostelijk en Niort zuidwestelijk, dat hadden we in moeten voeren.

Dapper dus richting Limoges gereden. Ondertussen was Jantiene het gevecht met de navigatie aangegaan en na 93 kilometer, 17 kilometer voor Limoges dus, was ze er achter wat het probleem was. Er stond een digitaal schakelaartje verkeerd. Mooi vervelend, Na zo’n 100 kilometer rijden lag de Spaanse grens 20 kilometer verder dan bij vertrek. Had Alva maar zo’n Tomtom gehad, dan was de 80-jarige oorlog in tien minuten afgelopen want Nederland had hij nooit kunnen vinden.

Opeens, als uit het niets, klonk de stem van Heleen de Geest weer in de auto. Vertrouwd als altijd. Nog 468 kilometer naar San Sébastian stond er op het scherm. Toch vertrouwden we het niet helemaal en reden toch door richting Limoges. Al vrij snel ontdekten we dat we helemaal verkeerd zaten. De 468 kilometer was opeens 472 kilometer geworden en het werd steeds meer. Tijd dus om het roer om te gooien en ons over te geven aan één van de verworvenheden van deze eeuw, de Tomtom. En warempel, het ging goed, het telde af. Even had ik nog de angst dat we naar een Franse Saint Sébastien geleid werden maar na controle bleek dat niet zo te zijn.

Via Angoûleme, Bordeaux en Biarritz bereikten we eindelijk na veel kilometers de Spaanse grens. Onderweg hadden we al een camping gezocht bij San Sébastien en rond een uur of half zes kwamen we daar aan. Niet echt het soort camping waar wij altijd ons vertier zoeken maar meer echt zo’n ‘Toeristen moeten vermaakt worden anders vervelen ze zich-camping’. De reden dat we hier naartoe zijn gegaan is het feit dat het dicht bij San Sébastian ligt en dat de bus voor de camping stopt. In 20 minuten ben je in het centrum. Dat is makkelijker dan met de auto en ook veel goedkoper, het kost 1,70 voor een enkeltje en voor dat geld kan je nog geen half uur parkeren.

Het was dat ik wat moe was maar eigenlijk had ik het bij de receptie al gehad. Ik keurig in het Spaans verteld dat we een plaats wilden hebben voor 3 nachten, twee personen, auto en caravan, krijg ik in het Engels antwoord. Dan heb ik direct de pest in. Ik spreek dan misschien niet 100 procent zuiver Spaans maar zij spreken maar 35 procent zuiver Engels. Ik kan daar niet tegen en vind het eigenlijk beledigend. Maar, zoals ik al zei, ik was wat moe en had eigenlijk geen zin om verder, met of zonder de hulp van Heleen, naar een camping te gaan zoeken. De plaats die we toegewezen kregen was niet gek dus toch maar besloten om te blijven.

Vanavond op de camping gegeten, lamskoteletjes en tortilla met salade. En gek, toen ik hier zei: ‘Puede usted me hacer la cuenta por favor’ kreeg ik niet in het Engels de vraag waar ik het over had maar keurig de rekening op een schoteltje en dat maakte eigenlijk mijn dag weer goed.

Woensdag 6 sept 2017: Watermanagement

Tegenwoordig is de kleurentelevisie een algemeen goed, sterker nog, ik denk dat je niet eens een zwart wit televisie meer kunt krijgen. Kleuren zijn mooi want ze kunnen een betekenis overdragen. Misschien weet je het nog wel van vroeger op de kaarten die aan de wand hingen met aardrijkskunde. Blauw op de kaart is bijvoorbeeld water. Nu is dat natuurlijk niet echt zo want wanneer je je vinger over het blauw haalt zal je zien dat hij droog blijft. Toch zegt iedereen dat het blauw water is. Een rode kleur geeft steden weer, dit stamt uit een tijd dat de meeste dakpannen rood waren en de daken nog niet bedekt waren met asfalt. Paars is heide, geel is zand en groen geeft weer dat er in dat gebied veel planten groeien. Of dat nu bomen zijn of gras vertelt men er niet bij. Zo is de Beemster groen maar ook de Hoge Veluwe is groen terwijl het toch om een heel ander soort groen gaat.

Even terug naar de televisie. Wanneer je goed oplet wanneer Amara Omwuka het weer presenteert kan je zien dat de noordkant van Spanje groen is. Dat betekent dus dat daar veel planten groeien. De rest van het land is geel en bruin, daar groeien dus wat minder planten. Dat komt omdat het noorden vochtiger is dan in het andere gedeelte. Daar is het wat droger. Dat komt omdat het in het groene gedeelte wat meer regent. En het regent er niet omdat het er groen is maar het is groen omdat het er meer regent. En met ‘wat meer’ bedoel ik flink meer. Dat hebben we vannacht en vanmorgen aan den lijve ondervonden.

Gisteren, toen we hier aankwamen, reden we langs de boulevard van het Playa de Congas, het schelpenstrand in San Sébastian. Afgeladen vol was het. Het was ook goed warm hier, een graad of vijfentwintig. Maar het was ook een beetje drukkend. In West Friesland zou men zeggen dat het een beetje bollig weer was. En bol weer is meestal een voorbode van onweer. Dat klopte. Het begon om een uur of half zes vanmorgen. Toen vielen de eerste dikke druppels op het dak en we werden er wakker van. Gelukkig maar want zo waren we net op tijd om de dakluiken nog even te sluiten. Na een wat aarzelend begin gingen een paar minuten later de sluizen echt open.

Ook schreef ik al dat de plek er wel mee door kon. Ja, we hebben wel eens beter gestaan natuurlijk, maar ook wel eens wat slechter. Het perceeltje wat we toegewezen gekregen hebben loopt wat af. Nu staat de caravan wel recht maar aan de voorkant hebben we 15 centimeter ruimte tussen de bodem van de caravan en de grond en aan de achterkant is dat zo’n 40 centimeter. Op zich niet erg maar het geeft wat problemen met het opzetten van de luifel. Die krijg je er in zo’n geval nooit mooi aan. Dat merkten we gisteren al met het opzetten, hij stond niet strak. Aan de kant waar we weinig ruimte hadden hielden we doek over en verscheen er in ‘het dak’ een zakker. Aan de andere kant kon ik de boel wel strak trekken en was er niets aan de hand. Met de verwachting dat het wel droog zou blijven (in Spanje is het immers altijd mooi weer) hebben we het, met hoop van een goede afloop, maar zo gelaten.

Nu heeft regen, en water in het algemeen, de eigenaardige eigenschap dat het zich op het laagste punt verzamelt. In ons geval maakte het water zelf een laag punt. De ‘zakker’ liep vol. Toch wel gauw een emmer of drie hing er. Gelukkig was ik net klaar met de luiken toen ik voor de zekerheid toch maar even voor ging kijken. Inmiddels was de straat die voor de caravan loopt veranderd in een snelstromende rivier. Om de boel te redden moest ik de zakker wel omhoog duwen, het frame was niet zo gelukkig met de extra belasting. Dat ging prima, het water liep zo langs de zijkant van de luifel naar beneden. Daar eenmaal aangekomen deed het precies wat ik net al beschreef, het zocht een weg naar het laagste punt en dat lag aan de andere kant van de caravan.

Als een soort tsunami stroomde het water over de bodem van de voortent, alles nat makend wat er op zijn weg lag. En dat was genoeg, schoenen, stoelen, matjes, vloerkleed, de groentekist en noem maar op. En wanneer het nu bij één golf gebleven was had het allemaal niet zo erg geweest maar het  bleef gieten met als gevolg dat om de paar minuten de zakker even geleegd moest worden. Ondertussen had ik de pioniersschop ook ter hand genomen om de plassen die zich voor de tent vormden te lijf te gaan. Met de punt kon ik een geul trekken waardoor het water wegliep.

Gewapend met een kop koffie zat ik in mijn onderbroek op het trappetje af te wachten wanneer ik de boel weer een zetje moest geven. Een vervelend gevoel, het gaf me een beetje het idee dat ik met zelfdestructie bezig was. Met iedere actie die ik deed om de luifel te redden maakte ik op een andere plek de Janboel groter. Gelukkig ging de regen na anderhalf uur over in een zachte motregen om iets later helemaal te stoppen. Een dichte mist was alles wat er restte. Gelukkig kon ik nog even mijn bed in. Lekker, want mijn voeten waren inmiddels ijskoud geworden. Tevreden en toch wel met een zekere trots sloot ik mijn ogen. Dit in de wetenschap dat wanneer koning dit stukje watermanagement gezien zou hebben hij waarschijnlijk wel even waarderend geknikt hebben. En ik kan u verzekeren, dat voelt goed.

Rond een uur of negen hebben we bij daglicht de schade even opgenomen en eigenlijk viel het wel mee. Natuurlijk was het wel vervelend dat je, wanneer je naar buiten ging, direct natte sokken had, maar daar bleef het gelukkig bij. Omdat het nog steeds mistig en wat druilerig was konden we ook niets drogen. We hebben de boel dus maar gelaten zoals het was. We hadden gister al het idee geopperd om vandaag maar even wat rustig aan te gaan doen en wat in de omgeving rond te kijken.

We hebben de kustweg gevolgd. Voordat we daar echter waren moesten we de berg af waar de camping op is en dat was een geweldig mooie rit. De laaghangende bewolking en de druipende bomen gaven de omgeving iets mysterieus. Verschillende malen kruisten we de wandelweg naar Santiago en ze liepen er hoor. Gehuld in gekleurd plastic, schelp om de nek, dapper de elementen trotserend, op weg naar… ja, dat verschilt voor iedereen. Ieder heeft zijn eigen reden om de tocht te lopen.

In Zarautz aangekomen zijn we even het bij het strand wezen kijken. Het zal u niet verwonderen, het was leeg. Wel waren er een paar surfers die probeerden de golven te bedwingen. Toch nog wel een tijdje zitten kijken, het is een leuk gezicht. Ondertussen klaarde de hemel wat op en werd het zelfs wat aangenamer. Het werd toch nog een mooie middag waarin we veel gezien hebben. Aan het einde van de middag kwamen we op de camping terug en waarachtig, het was droog en hier en daar was zelfs een stukje blauw aan de hemel te ontdekken. En, als een contradictio in terminis, dit blauw had gelukkig met water niets van doen.

 

 

 

 

Donderdag 7 sept 2017: Donostia

Om half elf vertrok de bus richting San Sébastien. Voor één euro zeventig bracht hij ons naar het centrum van de stad na een mooi ritje door de bergen. We zijn al een paar haltes voor het eindstation uitgestapt en liepen van het Gipuzkoa plaza zo de oude stad in. Het stadsplan van San Sébastian is kinderlijk eenvoudig, alle straten liggen haaks op elkaar, dus verdwalen kan je eigenlijk niet.

Het was niet de eerste keer dat we hier waren, vier jaar geleden hebben we de stad ook al een keer bezocht en de indruk die we er toen van kregen was eigenlijk nauwelijks veranderd. Het is een levendige stad, veel groen, veel kunst en het bruist. Het straalt vriendelijkheid en ‘alegría de vivir’ (levenslust) uit. Er wandelen is gewoon genieten. Het raast er van de kleine winkeltjes en boetieks en natuurlijk de vele barretjes die om een uur of elf al vol beginnen te lopen.

Donostia, zoals de stad in het Baskisch genoemd wordt, is namelijk de hoofdstad van de Europese gastronomie. Nergens vind je namelijk zoveel sterrenrestaurants bij elkaar. En niet alleen de haute cuisine is hier rijkelijk vertegenwoordigd. Het is ook de tapashoofdstad van Spanje. Rond een uur of elf zet men de bars vol met bladen hapjes en happen van allerlei soort. Een lust voor het oog en natuurlijk ook voor de smaakpapillen. Er is een ongelofelijke variatie in en ieder bezoeker ‘moet’ er natuurlijk over mee kunnen vertellen. Vanaf dat tijdstip stromen de bars dus vol.

Overigens heten de tapas hier geen tapas. In Baskenland heeft men voor alles een andere benaming. Hier noemt men ze pinxtos (pinktsjos), naar het stokje wat er in ieder hapje zit. In veel bars hebben de pinxtos de zelfde prijs, je bewaart dus de stokjes en dan kan men precies zien wat er afgerekend moet worden. Wanneer er hapjes bij zitten die duurder zijn kan er een ander stokje in zitten of men rekent het direct af. Een mooi systeem. We kwamen ook nog even langs de bar waar we vier jaar geleden gezeten hadden. Helaas, naar binnen gaan zat er niet in, het was afgeladen vol.

Het is overigens wel opvallend: de ene tent is afgeladen en in de volgende zit geen mens. Dat betekent dus dat al die toeristen zich toch een beetje laten leiden door het aantal bezoekers wat er aanwezig is. Misschien een idee voor de uitbaters waar het niet zo druk is om gewoon vijftien Spanjaarden in de tent te zetten en ze allemaal een gratis borreltje en een bitterbal te geven. Een beetje Flamenco op de achtergrond en voor je het weet heb je een bus Japanners in je tent. En die hebben wel wat te besteden. Het geld moet op in tien dagen, want meer vakantie hebben ze niet, dus je steekt overal een wat luxe stokje in, en de kassa kan gaan rinkelen.

Wij zijn dit keer op de Boulevard Zumardia gaan eten, aan de achterzijde van het oude casino wat nu het gemeentehuis is. Een paar broodjes uitgezocht met zalm en kip en een Zuma del dia, een sap van de dag. Vandaag hadden ze appel/sinaasappel/banaan, erg lekker. Toch is het wat jammer, hoewel Donestia een geweldige stad is word je tijdens een tweede bezoek toch niet verrast, daar is het eigenlijk te klein voor. Eigenlijk heb je een verwachtingspatroon wat te hoog is. Vorige keer heb je zo genoten en in je herinnering is alles beter. Ik wil niet zeggen dat het tegen viel maar het verrassingselement was er niet meer en dat is jammer.

Desalniettemin was het toch een prima dag. Aan het einde van de middag zijn we terug gegaan naar de camping. Het was prima weer en de boel was bij ons nog klam, althans vanmorgen. Voor we weggingen hebben we alle heggen en hekken vol gehangen met natte spullen en warempel, ze waren droog. We hebben direct maar de voortent van de caravan afgehaald. Hij was nu droog en dat willen we graag zo houden tot morgen want dan gaan we verkassen. De blog heet niet voor niets ‘Galicië’. Eigenlijk hebben we geen doel bepaald maar wel een richting: op naar het westen. Waar we uitkomen hangt van veel factoren af, we zien het wel. We houden jullie op de hoogte.

Vrijdag 8 september 2017: Playa Espana

En, hoewel de blog ‘Galicië’ heet zijn we daar nog niet aangekomen. We zitten een paar kilometer voor Gijon, in het Prinsdom Asturië, tussen Cantabrië en Galicië in. Het is één van de kleinere autonome gebieden in Spanje het voert nog steeds trots de titel Prinsdom hoewel Asturië al in 1037 door Castilië ingelijfd is. Men is hier echt een beetje in het verleden blijven hangen. Maar gelukkig maakt dat het er voor mij niet minder op, ik worstel een beetje met het zelfde probleem.

Vanmorgen zijn we dus uit San Sébastian vertrokken. Het was een rustige ochtend, gisteren hadden we bijna alles al ingepakt. Ja, op een paar dingen na, het is vrij lastig wanneer je de stroomkabels een dag voor vertrek al inpakt en ook het opstapje kan je beter tot het laatst bewaren anders heb je kans dat je bij het verlaten van de caravan ongelofelijk op je platte plaat gaat. Maar voor de rest was alles ingepakt. Rond acht uur ging ik even brood halen toen er al een camper voor de poort stond. Een Nederlander natuurlijk, die had niet gezien, of niet wilde zien, dat de receptie pas vanaf negen uur open was.

De man stond voor de deur te wachten en ik zei tegen hem dat hij nog wel even een broodje en een bak koffie in de bar kon gaan halen want het zou nog wel even duren. Hij beweerde echter dat je al eerder weg kon. Hij had gisteren betaald en het hek zou voor hem open gaan. ‘Ja, en de sleutels dan, en je pas en het nummerplaatje, die moet je toch nog inleveren?’ ‘Die mocht ik zo in de brievenbus gooien’, zei hij. Toen ik twee minuten later, gewapend met een stokbrood onder de arm, de bar uit kwam zag ik nog net zijn achterlichten de hoek omgaan. Verdorie, had ik dat geweten, dan hadden we om negen uur al ter hoogte van Bilbao gezeten. Nou ja, het was niet anders.

Om even over negen reden wij de berg af, richting het westen. Hup de snelweg op. Tot Bilbao was het nog tolweg, voor een heel redelijk tarief overigens, en daarna was het helemaal gratis. En, hoewel ik eigenlijk het hele jaar gratis over de snelweg rijd, is dat hier toch iedere keer weer een verrassing. De weg was een feest van herkenning. ‘Kijk, daar hebben we nog gestaan en toen zijn we daar en daar naartoe gegaan’.  Het verbaasde ons eigenlijk hoe ver westelijk we vorige keer gekomen waren. Het was verder dan dat ik nu ingeschat had. Na de Picos de Europa, het stukje hooggebergte midden in Noord Spanje, hield het op. Verder dan Ribadesella waren we niet gekomen.

Vandaag zijn we tot Gijon gereden. We hadden geen idee waar we naartoe zouden gaan want de campinggidsen gaven verrassend weinig campings aan in dit gebied. Gelukkig wist de Tomtom er meer te vinden en uit een tiental campings hebben we deze gekozen, eigenlijk zonder te weten wat het was want Tom spreekt geen waardeoordeel uit. Iets voor de stad ligt Quintes, een dorp aan de kust, waar Camping Playa España ligt. Ik vond de naam eigenlijk nogal pretentieus, zo van, toettoet lálá, wij zijn dé camping van Spanje toen ik er achter kwam dat de naam toch ergens anders aan ontleend was. Het ligt aan de Ensenada de España, de Spaanse baai, een klein inhammetje waar een klein, naamloos stroompje de zee inloopt. Het viel goed mee, 200 meter van het strand in een oude boomgaard met goede ruime plekken.

Verder was het vandaag eigenlijk de eerste dag dat de zon volop scheen dus het kon niet op. Vanaf morgen de buurt maar eens even verkennen, er is genoeg hier. Gijon, Oviedo, Cudillero, en zo zijn er nog wel een paar plekken op te noemen. Helaas, beste lezers, vandaag weinig spannends beleefd op een kapot achterlicht en wat bosbranden na, maar dat is nu eenmaal zo op reisdagen. Morgen beter zullen we maar zeggen.

Zaterdag 9 sept 2017: Hoge golven

‘In Noord Spanje regent het veel vaker dan in de rest van het land. Galicië is de natste en meest winderige streek in Spanje….’. Tot zover een citaat uit de Capitool reisgids ‘Noord Spanje’.  Meestal neig ik er naar om reisgidsen met een korreltje zout te nemen maar bij deze wil ik jullie deze gids aanbevelen, hij is uitermate betrouwbaar. Vannacht was het weer raak. Rond een uur of twee werden we weer wakker van de regen. Het lijkt wel of een mooie dag hier direct wordt afgestraft met slecht weer. En het was slecht kan ik je verzekeren. Harde windvlagen, felle regenbuien afgewisseld door momenten van relatieve rust waarin de bijna volle maan het slagveld bescheen.

Gelukkig staan we een stuk beter dan in San Sébastian, geen lekkage en zakkers, we konden dus lekker blijven liggen. Met af en toe je oor boven de dekens om jezelf gelukkig te prijzen dat je zo lekker warm en droog ligt. Vanmorgen toen ik er uit stapte was de schade niet noemenswaardig. Twee kleine plasjes die in no-time weggewerkt waren. Daarna brood wezen halen. Het kwam net uit de oven en rook heerlijk. De lucht zag blauw dus wat kon ons gebeuren. Nou, daar kwamen we achter. Nog geen tien minuten later zag de hemel weer zwart, viel het water met bakken uit de lucht en stond de luifel te klapperen dat het een lieve lust had.

Buiten dat het regende was er weinig aan de hand. Geen reden voor ons om thuis te blijven. Gisteren heb ik nog even overwogen om naar de start van de Vuelta te gaan. De laatste etappe start hier zo’n 40 kilometer vandaan maar we hadden weinig zin om in de stromende regen te gaan staan. We moesten ook nog even boodschappen doen dus zijn we maar naar de dichtstbijzijnde metropool gereden: Villaviciosa. De stad ligt aan een Ria, waar in tegenstelling tot een rio, er geen water de zee instroomt maar waar er zeewater bij hoog tij het land inloopt. Het is een soort waddengebied. Wij waren er met laag water dus het zag er uit als een blubberige stinkboel en zo rook het ook. Ik kan me voorstellen dat het bij vloed een heel ander aanzien geeft.

We troffen het, de jaarlijkse hardloopwedstrijd was net aan de gang en we kwamen er midden in. Tientallen agenten langs het parcours zagen er op toe dat wij de lopers niet voorbij gingen en dat kon ook bijna niet want op de as van de weg stond om de paar meter een pilon. Waar die niet stonden, stonden dus agenten. Van allerlei pluimage heb ik ze gezien; de Policia Municipal, de Guardia Civil, de Policia Nacional, Guardia Civil Trafico, dan nog Bombero’s, en goedwillende vrijwilligers. Of de koning zelf meeliep. Eénmaal aangekomen in de stad konden we gelukkig uit de parade ontsnappen maar de plaatselijke winkels hebben we door de afzettingen niet kunnen bereiken.

Op naar Xixon, of Gijon zoals wij het beter kennen, dus maar. Ondertussen kwam het water af en toe met bakken uit de lucht. Zonder overdrijven: we hebben mensen de rivier in zien springen om droog te blijven, zo hard ging het. Niet echt het weer voor een gezellige stadstoer dus. Gijon is trouwens helemaal geen stad voor een stadstoer. Het centrum wordt gedomineerd door een stadsparkje , met overigens heel mooie beplanting, waar kunstwerk in staat wat het meest lijkt op een stel Noord Koreaanse raketten als voorpost van de Grote Leider. Hier vlak bij zijn we in een gigantisch winkelcentrum beland en hebben we daar de middag doorgebracht. Toen we weer buiten kwamen was het inmiddels half vier, waren de straten verlaten en de gewone winkels gesloten. Het leek Staphorst op zondag wel, alle gordijnen dicht, sigarettenautomaten leeggehaald en geen mens op straat.

Nou is dat niet helemaal waar want daarmee zou ik ook de Staphorsters te kort doen. Natuurlijk zijn er op zondag wel mensen op de weg in Staphorst. Twee keer per dag zelfs. Eén keer voor de vroege en één keer voor de late dienst. Getooid in de zondagse boezel met gesteven hul en lakleren schoenen op weg naar de Tempel van de Heer om daar onder luid gezang het Goede te loven en het Kwade te verfoeien. Een soortgelijk verschijnsel vindt hier trouwens ook plaats en wel op zaterdagmiddag, een middag als vandaag. Hele groepen mensen, gehuld in het rood-wit van de plaatselijke voetbalclub, Sporting Gijon, op weg naar het stadion om de plaatselijke Godenzonen aan te moedigen in hun strijd tegen de infame tegenstander. Onder gezang worden de goeien aan gemoedigd en de kwaden weggehoond. Vandaag waren de kwaden, de wolven in schaapskleren, die van  Oviedo, het was dus een derby. Helaas voor de Gijonezen bleef het bij een 1-1 stand.

Vanavond zijn we nog even, tijdens een moment van droogte, naar het strand gewandeld. Buiten de twee strandwachten, twee Spaanse bezoekers, een loslopende hond en onszelf was er niemand op het strand. Het herfstachtige weer heeft de zee behoorlijk in beweging weten te krijgen. De éne na de andere golf beukte met geweld op het strand of spatte op de rotsen uiteen. Even een paar leuke plaatjes geschoten en daarna even geprobeerd of ik nog een leuk filmpje kon maken en dat lukte.

Nu is het met dit soort dingen natuurlijk altijd zo dat je indruk wilt maken. De golven moeten nog groter lijken dan de Japanse tsunami en wil je dat bereiken dan moet je filmen uit een laag standpunt, dan tonen de golven hoger. Ik ben dus wat vooruit gelopen, het strand liep behoorlijk af en met de camera bijna op de grond ben ik aan het filmen geslagen. Nu had ik meer oog voor de camera dan voor de golven en ik had er dus geen erg in dat er een behoorlijk grote golf aankwam. In het display van de camera viel hij nog wel mee. In werkelijkheid was dat niet zo. Op het moment dat mijn klompen vol spoelden met koud zeewater had ik er echter wel erg in. De snelle reactie waarmee ik mijn knieën strekte had als gevolg dat de camera gelukkig droog bleef maar dat ik zelf tot aan mijn knieën doorweekt was. Ik lag helemaal in een deuk. Ik moest zo verschrikkelijk lachen. En ik was de enige niet, de strandwachten vonden het ook ontzettend grappig. Lang zijn we niet meer gebleven. De strandwachten ook niet trouwens, want toen wij weggingen was het gedaan met de gezelligheid en het strand leeg.

Ondertussen loopt de camping alweer aardig vol. Ik kijk er van op. Wat opvallend is, is dat het allemaal wat ouderen zijn die een busje omgebouwd hebben tot ‘camper’ maar wat het dus eigenlijk net niet is. Wanneer je wilt eten moet je op de voorstoelen zitten, je spullen liggen onder je bed en wanneer je het niet treft, bijvoorbeeld met slecht weer zoals nu, moet je de hele dag op je bed zitten. Wanneer je even te piesen moet en je de deur opendoet regent gelijk je bed nat. Eigenlijk kan je dus beter blijven zitten, met een beetje Tai Ch’i en een koffiebekertje hou je het bed mooi droog. Het was dus weer genieten vanavond. De stoelen stonden net buiten voor een bekertje Chateau Migraine of ze moesten al weer met gang naar binnen omdat het begon te regenen. Ik heb het al eens eerder gemeld, hoe lullig het eigenlijk ook is, het leukste vermaak is toch leedvermaak. Wat dat betreft mag het nog wel een paar dagen blijven regenen. Alleen hoop ik niet dat wij dan het middelpunt van het vermaak worden.

Zondag 10 september 2017: Vamos a ver!

Het kan verkeren’ zei Bredero al in zijn beroemde gedicht ‘Boeren-geselschap’. Daar begon de dag heel goed en eindigde in een drama, hier was het andersom. We hadden gisteren en vannacht noodweer, de tent en de caravan stonden te schudden, de regen viel bijna horizontaal en waar je liep vormden zich plassen om je voeten. En toen we vanmorgen de deur open deden verwelkomde een diep blauwe hemel ons. De voorbode van een stralende dag.

We waren niet vroeg, maar ja het was zondag dus dan mag dat. Na het ontbijt eerst even de ergste waterschade verholpen en daarna de auto in. Op naar Cudillero. Het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets en om eerlijk te zijn, dat deed het mij tot gisteren ook niet, maar volgens de door mij gisteren de hemel in geprezen reisgids van Capitool, is het de meest authentieke vissersplaats van Spanje. En, net zo als alle Japanners naar Volendam gaan om een authentieke vissersplaats te bekijken, zo gingen wij naar Cudillero.

Het was wel even een eindje, maar om eerlijk te zijn, de omgeving van Gijón heeft weinig anders te bieden dus we zijn er heengereden. Veertig minuten snelweg later dachten we dat we er aankwamen maar dat was niet zo. Tom had ons naar camping Cudillero geleid, wat zo’n drie kilometer buiten het dorp ligt. Op hoop van zegen hebben we toen de weg maar gevolgd maar dat was helaas de verkeerde kant op. Daar kwamen we achter toen we een stop maakten om het uitzicht op de stranden te bekijken. We waren niet de enigen die daar stonden. Bij ons stonden drie Spaanse dames van middelbare, nou ja, meer dan middelbare leeftijd.

Nadat we onze plaatjes geschoten hadden liep ik op ze toe en vroeg ze of ze wisten waar Cudillero lag. Een geweldige kakafonie was het antwoord. Ze begonnen alle drie door elkaar te praten, ieder met een eigen verhaal en tegen elkaar. Toen ik probeerde er tussen te komen werd me dat bijna kwalijk genomen. ‘Lo siento’,  (het spijt me) was het enige wat ik licht stotterend naar voren durfde te brengen. Even later waren ze klaarblijkelijk tot overeenstemming gekomen dat ze het niet wisten. ‘Want ja, ziet u, wij zijn hier met een busreisje voor pensionado’s en wij komen hier helemaal niet vandaan. We weten het dus niet’. Voor Spaanse begrippen had het niet lang geduurd voordat men hierover consensus had bereikt, ik schat zo’n minuutje of vijf. Het viel ontzettend mee. Ik dankte de dames en nam hartelijk afscheid van ze met de mededeling dat we maar rechtdoor gingen, God zegene de greep en ‘Vamos a ver’ (we gaan het zien).

We kwamen na een fantastische afdaling dus niet uit in Cudillero maar wel bij een geweldig strand. Naar Nederlandse begrippen was het bijna verlaten. Maar omdat het al bijna één uur was toch maar besloten om de andere kant op te gaan. De siësta stond immers bijna voor de deur en wanneer je in zo’n dorp aankomt en alles is dicht is er ook niets aan. Hondertachtig graden gekeerd dus maar en terug de berg op. Bijna boven aan gekomen kwamen we het trio nog een keer tegen. We hadden hun bus beneden zien staan en ze hadden nog een behoorlijke tippel voor de boeg. Vrolijk zwaaiend stonden ze langs de kant toen ze ons zagen.

Iets later ontdekten we de afslag waar we verkeerd gereden waren. Op naar Spaans Volendam dus maar. Een straat die eigenlijk te smal was voor heengaand en terugkerend verkeer leidde ons er naar toe. Ook dit was weer een behoorlijke afdaling. Het enige verschil dat het dit keer in de dorpsstraat was en dat we ons een weg moesten banen door de flanerende toeristen en het tegemoet komende verkeer. Daarbij kwam dat de weg écht steil was. Onderweg hebben we er diverse malen aan getwijfeld of we niet op een éénrichtingsweg zaten en tegen de stroom in reden maar dat was toch niet het geval. Uiteindelijk kwamen we in het centrum uit en konden de auto, na wat moeite, in de haven parkeren.

Nu heeft Volendam zich verschillende malen in mijn komst mogen verheugen maar in vergelijking met Cudillero is het maar een armetierig gebeuren. Wanneer ik de dijk vergelijk met het uitzicht op het dorp hier, ja, dan is het niet moeilijk kiezen. De gids had alweer gelijk, ik ben benieuwd wat er in het Capitool over Volendam staat.

Een tijdje rondgewandeld en daarna zijn we gaan eten bij Los Arcos (De Bogen), een visrestaurant. Dat was overigens niet verwonderlijk want het waren allemaal visrestaurants, op Don Corleone na, daar kon je pizza’s bestellen. ‘Tiene usted una mesa por dos?’, vroeg ik de kelner en gelukkig, er was nog een tafel voor twee vrij. Twee verse jus besteld maar helaas, daar kon hij me niet aan helpen. Onbegrijpelijk, in het land waar de sinaasappel uitgevonden is, de appeltjes van oranje, geen verse jus? We stonden er van te kijken. Dan maar een fles water en een alcoholvrij biertje. Het was toch wel een beetje tapastijd dus direct maar even wat besteld. Een portie mosselen en een bordje met gefrituurde mini inktvis. Jantiene trof het niet echt met haar mosselen, te groot en met baarden, maar de calemares van mij waren, hoewel een beetje vettig, lang niet slecht.

Daarna terug naar de auto en via binnenwegen naar Grado gereden. Daar hadden we niets te zoeken maar de weg er heen stond te boek als ‘donkergroen’. En dat was terecht. Onderweg veel hórreós tegen gekomen. De hórreó is een soort voorraadschuur voor mais of graan die op poten staat. De ouderen op houten poten, de nieuwe op betonnen. De poten lopen naar boven taps toe.. Boven op die poten ligt dan een grote platte steen of een betontegel en daar boven op staat de schuur. Dat doet men om ongedierte tegen te houden. Muizen en ratten kunnen namelijk wel vrij steil omhoog klimmen maar op de kop hangen gaat ze vrij slecht af. De schuren zijn er in allerlei soorten en maten en natuurlijk ook in uitvoeringen. Het zijn typische bouwwerken, veel zijn er ook omgebouwd tot toeristenverblijf. Het heeft natuurlijk wel iets unieks. Wanneer we weer foto’s kunnen plaatsen zullen we er een paar laten zien.

Verder hebben we nog geprobeerd om de ‘Val de Trubia’ te volgen, de vallei van de Trubia, maar dat is helaas niet gelukt. De Spaanse bordenplaatsers waren er met hun hoofd waarschijnlijk niet helemaal bij toen ze de aanwijzingen plaatsen wat die konden ons niet op het goede pad helpen. Jammer maar helaas. Daarna via Oviedo terug naar ‘huis’.  Vanavond de boel maar even ingepakt, we vertrekken morgen. Welke kant we opgaan is nog even een verrassing. A Coruna trekt wel want daar is een hoop te zien maar voor die streek zijn de vooruitzichten voor de komende dagen erg slecht. En dan heb je nog de Rios Baixos die iets zuidelijker liggen. Zoals ik al eerder schreef: ‘Vamos a ver’, we gaan het zien.

Maandag 11 sept 2017: Opklaringen

Vannacht ging het weer Spaans tekeer. We hadden gisteravond een rustige avond. De luifel etc. hadden we al ingepakt voor het vertrek van vandaag en dat was een geluk want het ging me vannacht toch te keer. De hele caravan stond te schudden en de regen maakte zo’n herrie dat een gesprek voeren bijna onmogelijk was. Lag ik van de week nog wel lekker toen de regen op de ramen kletterde, vannacht was dat wel anders en dat heb ik toch niet gauw. Ons geplande vertrek zag ik sowieso al in het water vallen vanwege de enorme windstoten. En verder stonden we als het waren in een moeras, zoveel water viel er. Omdat er toch weinig aan viel te veranderen toch maar weer in bed gekropen en toen om kwart voor acht de wekker kon je buiten een blad horen vallen.

Hoewel het nog wat bewolkt was had het weer een metamorfose ondergaan, droog en windstil. Snel onze kans gepakt, broek aan, thee zetten en naar de receptie voor brood. Nou, dat viel een beetje tegen. Bij nadere bestudering van de huisregels, die op de deur gespijkerd waren, zag ik dat de winkel pas om half tien open zou gaan. Dat was op zich nog niet zo erg want we hadden nog wel wat knackers die we voor het ontbijt zouden kunnen gebruiken maar we moesten ook nog betalen. Nou ja, afwachten dus maar. Eerst maar even gegeten en onder de douche en daarna de boel voor elkaar maken. Tijdens het oprollen van het elektriciteitssnoer begon het weer zachtjes te regenen dus we waren net op tijd. Helaas hadden we bij het aankoppelen een probleem. Het anti slinger-mechanisme werkte niet meer maar daarover later meer. Om half tien stonden we voor de receptie en er was nog niemand. Gelukkig bracht de toeter uitkomst. Tien minuten later lieten we de Playa España achter ons.

Om terug te komen op het anti slinger systeem even een technisch verhaaltje: om de caravan voort te laten bewegen hebben sommige mensen een mover aan boord. Helaas is dit voor langere afstanden, laten we zeggen meer dan 100 meter, niet echt handig. In die gevallen gebruikt men vaak een trekhaak die voor het gemak aan de auto is bevestigd. Het is namelijk handiger om de trekhaak aan de auto te bevestigen dan dat je zelf met de trekhaak in de handen staat. Dat schiet namelijk ook niet echt op. De caravan wordt door middel van een koppeling aan de trekhaak bevestigd en als alles goed is zit hij dan onverbrekelijk verbonden. Dat dit niet altijd zo is hebben we u al eens eerder, om precies te zijn vandaag op de dag af drie jaar geleden, gemeld. Dit was de oervorm van het koppelen, de caravans mochten in de tijd dat alleen de koppeling gebruikt werd ook niet harder dan tachtig kilometer per uur rijden.

Inmiddels worden de koppelingen uitgevoerd met een anti slinger-mechanisme. Dat zorgt er voor dat onverwachte zijdelingse bewegingen van de caravan, als gevolg van spoorvorming of inhaalneigingen van de caravan ten opzichte van de auto tijdens snelle afdalingen, tegen gegaan worden. Het is een relatief simpel systeem. De gewone koppeling sluit de knobbel aan de boven en onderzijde af maar daarmee worden alleen de verticale bewegingen onderdrukt. Wanneer je een zelfde systeem aan de zijkant van de knots toepast worden ook de horizontale bewegingen bijna teniet gedaan.

Simpel als het is, het werkt wel en dat merkten we vandaag. Wanneer we sneller dan 90 kilometer per uur de berg af wilden gaan dan kreeg de caravan de neiging om de auto in te halen en begon voorzichtig maar onbedwingbaar en steeds heftiger te slingeren. Dat is op zich niet zo erg ware het niet dat dit ook invloed heeft op het trekkende voertuig. Wanneer de caravan naar links gaat, gaat de auto vaak naar rechts en andersom. Naar mate dit langer duurt, wordt de beweging steeds heftiger. Wanneer je het te lang door laat gaan is het gevolg dat de caravan een mooie pirouette maakt om de lengte as en, om met Hans van Zetten te spreken, als gevolg van de amplitude van deze beweging worden deze krachten, door middel van de trekhaak, doorgegeven aan de auto, die dan met een om de lengteas gedraaide Katsjevtechniek op het dak belandt. Dat geeft een hoop troep en is niet echt iets waar je op zit te wachten. De oplossing was simpel, door gewoon niet sneller dan tachtig te rijden heb je de hele boel onder controle maar je hebt wel het idee dat je slakken aan het dresseren bent met die snelheid.

We hadden het plan om de zon op te gaan zoeken, maar uit de weersberichten in de Spaanse kranten en via de berichtgeving op Internet kon ik niet echt vinden waar de zon scheen. Ja, op de Canarische eilanden was het goed weer maar daar lopen zo weinig wegen naar toe. Gelukkig hielp de natuur ons beslissen. Richting La Coruña werd het weer steeds beter. We reden op de kustweg in westelijke richting, boven de zee, aan de rechterzijde was alles blauw en aan de linker kant ontwikkelden zich gigantische grijze wolken. Naarmate we verder van Gijón kwamen werd dit steeds minder.

Het was een prachtige rit, de kust is hier geregeld vanaf de weg te zien en is geweldig mooi. Bij Ribadeo passeerden we de gelijknamige Ria en reden we Galicië in. Alle berichtgevingen in de Capitool reisgids ten spijt, het was hier knap weer. Het waaide wel hard maar daar was het ook mee gezegd. Nog even overwogen om naar La Coruña te gaan maar daar hebben we toch maar van af gezien. Gekozen voor een camping die we gisteren uitgezocht hadden in het gebied van de Rias Baixas. Wanneer het weer dan minder wordt hebben we altijd nog de gelegenheid om uit te wijken naar het binnenland of naar Portugal dat hier niet ver vandaan ligt. Overigens leerden wat gesprekken op de camping ons vandaag dat het hier gisteren ook noodweer was hoewel sommigen ons anders wilden doen geloven. ‘Oh, hadden jullie rotweer? Het is hier al weken geweldig hoor, ja vandaag is het even iets minder…’

Ik schreef al, vandaag 11 september. Wereldwijd al niet echt een gelukkige datum, voor ons geldt dat ook. Drie jaar geleden precies reden we de caravan in de prakpoeier. Vandaag hadden we weer wat, buiten de antislingeractie om. We hadden de boel opgezet toen Jantiene er achter kwam dat ze haar fototoestel niet meer kon vinden. Net veertien dagen geleden gekocht, hartstikke blij mee. Weg dus. ‘Ben je gek, net had je hem nog in je handen, hij kan niet weg zijn’. Maar, na drie keer de auto doorzocht te hebben en de caravan op zijn kop gezet te hebben hadden we hem nog steeds niet te pakken. ‘Die klote-Spanjolen ook, gejat natuurlijk. Zo zie je maar weer, hoe zuidelijker je komt, hoe minder ze zijn te vertrouwen…”

Ik naar de receptie toe om te vragen of ze wellicht een camera gevonden hadden en wat denk je… de dame in kwestie buigt even voor over, pakt iets onder de balie vandaan en legt de camera in kwestie op de toonbank. Ik kon haar wel zoenen en dat heb ik ook gedaan. Ze leek het helemaal niet erg te vinden. Tijdens het inschrijven hadden we hem gewoon op de balie laten liggen. En zo zie je maar weer, hoe groter het vooroordeel, hoe minder er van waar is. Trouwens, het slingermechanisme heb ik ook nog even gedemonteerd en dat leek ook wel mee te vallen. Vuil en vettigheid, wat kokend water er over met Andy en volgens mij moet het weer werken, maar dat zien we van de week wel."

Dinsdag 12 sept 2017: Bij de nul

In tegenstelling tot wat we gisteren dachten moesten we toch de Capitoolgids weer gelijk geven. Vannacht rond een uur of twee begon het weer te hozen. Met bakken, nee met badkuipen werkelijk kwam de regen naar beneden. Maar ach, het begint te wennen. Even snel naar buiten om de stekkers even van de grond af te halen, de groentekist omhoog zetten en voor de rest: God zegene de greep. We nemen de schade wel weer op wanneer we daar aan toe zijn. Het viel allemaal nog wel mee, kleedje nat, zeiltje nat maar voor de rest… nee. De boel even te drogen gehangen vanmorgen, althans voor zover dat mogelijk is want jullie zullen ondertussen ook wel in de gaten hebben dat het hier meer regent dan het droog is.

Gisteren hadden we min of meer besloten om er een rustige dag van te maken, een beetje op het strand liggen, boek mee, dat leek ons wel wat. Vanmorgen dachten we daar wat anders over. Om nu op het strand te gaan om te zien hoe je navel volregent… Eerst maar eens ontbeten en daarna de auto in. Ondanks het weer de omgeving maar even verkennen. Hoewel, ondanks het weer. Na ons opstaan hebben we het weer al zeven keer zien veranderen: droog met bewolking, zachte motregen (’t miggelde voor de kenners) lichte regen, zware regen, mist, opklaringen, zon en daarna weer van voren af aan. Er zaten dus echt wel redelijke periodes tussen maar die duurden niet zo lang. In een tijd van vijf minuten kan het hier helemaal omslaan en in de auto is de afstand tussen airco en ruitenwisser soms maar 300 meter. Een lustoord voor Helga van Leur zou het hier zijn, zoveel veranderingen op een dag, ze zou er, denk ik, opgewonden van raken.  Zoals gezegd, hop in de auto. De binnenkant van die caravan hebben we nu ook wel weer gezien.

We gingen in noordelijke richting, de weg die we nog niet hadden bekeken. Allereerst kwamen we in Louro, het dorp waar de camping ligt. Hier kwamen we weer hórreó’s tegen, de opslagschuren die we ook in Cantrabië veel gezien hebben. De bouw is wel wezenlijk anders. Waren ze daar helemaal van hout, hier zijn ze helemaal van steen. Het principe is hetzelfde, maar ze zien er heel anders uit. Daar waren ze vierkant, hier langwerpig. Velen zijn getooid met een kruis, waarschijnlijk om de zegen van de Heer over de opgeslagen maiskolven op te roepen. Nou ja, kwaad kan het nooit. Waarschijnlijk staan ze daarom hier ook op de bushokjes. Gezien de rijkwaliteiten van de gemiddelde buschauffeur is dat waarschijnlijk ook geen overbodige luxe.

We zijn een paar keer van de weg afgegaan. Overal liggen strandopgangen waar je met de auto zo heen kunt rijden. Het is rustig dus je auto neerzetten is ook geen probleem. De kust is hier erg afwisselend. Zo heb je hier duinen, hoewel niet zo breed en hoog als bij ons, rotsen, bos tot aan de zee en erg veel baaitjes. Verder zijn er ontzettend veel riviertjes die uitmonden in zee. Gezien de vele regen die er valt is dat niet verrassend. De Costa de Muerte noemt men de kust hier, de kust van de dood. Vroeger zijn hier ontzettend veel schepen vergaan. De kust is verraderlijk, je kunt het zien aan de golven. Soms, midden op zee, zie je opeens koppen op de golven verschijnen. Een gevolg van een ondiepte. En die zijn er vreselijk veel. Verder is het getijde verschil hier behoorlijk, zeker een paar meter. Wanneer je dus niet op de hoogte bent met de plaatselijke omstandigheden zal het dus moeilijk navigeren zijn. Verder doen de weersomstandigheden er hier ook geen goed aan.

De kust is daarom vergeven van de vuurtorens, faro’s noemt men ze hier. Gezien de moderne navigatietechnieken en het gebruik van radar hebben de vuurtorens niet meer de belangrijke functie als die ze ooit hadden. Velen staan verlaten en doelloos in het landschap, hun verval af te wachten. Want zo gaat dat hier. Wanneer iets overbodig geworden is dan ga je weg en laat je de boel de boel. Huizen, fabrieken, wegen, bruggen en noem maar op. De natuur zal haar werk wel doen. Dat geldt dus ook voor overbodige vuurtorens. Wij hebben die van Praia de Lauriño bezocht. Doelloos staat die in een duingebied hoewel er, volgens de borden, toch wel mensen zijn die het lot van de installatie ter harte nemen. ‘Salvemos faro’ staat er op de muur te lezen: ‘Laten we de vuurtoren redden’.

Dat zal een hele hijs zijn gezien de deplorabele toestand waarin hij verkeert. Met de weersomstandigheden van vandaag gaf het geheel een desolate aanblik, mysterieus en spookachtig bijna maar toch heel boeiend.

Iets verderop kwamen we bij een strand waar een wandelpad was aangelegd. Via houten vlonders werden we naar een haventje gevoerd waar overigens niets te doen was. Men heeft wel veel aandacht voor wandelpaden en accomodaties hier. Je kan merken dat wandelen, na voetbal natuurlijk, het nationale tijdverdrijf is. Een mooi stuk gelopen zonder al te veel inspanningen. We konden in de verte goed zien hoe het weer veranderde en hoe anders het was op verschillende punten. Lag het ene deel in de zon, verderop kon je niets zien door de laaghangende bewolking. Iets verderop zagen we een verkeersbord met een fototoestel er op, de aanwijzing dat er iets bijzonders te zien is. Dat wordt hier altijd prima aangegeven en zie je zo’n bord, ga maar kijken want het is altijd de moeite waard.

Èzaro heette de plek, de plaats waar de Xallas de zee in stroomt. Op die plek is een elektriciteitscentrale gebouwd  en om die van een regelmatige toevoer van water te voorzien heeft men in de bergen een stuwdam gebouwd. Soms moet men echter water lozen uit het stuwmeer, bij overvloedige regenval bijvoorbeeld. En laten we dat nu net gehad hebben. Er is dan teveel water om in de centrale te verwerken en men loost dat dan op een natuurlijke manier. Laat het maar weglopen. Een prachtige waterval is het gevolg. We hebben er een heel tijdje zoet gebracht en voor we weggingen zijn we nog even bij het VVV geweest dat hier een vestiging had. Een alleraardigste dame, maar ja, ik heb nu eenmaal iets met VVV medewerksters. We hebben een klik en hoe dat komt weet ik niet. Of het nu in Frankrijk, Spanje of Macedonië is, dat maakt niet uit. Het gesprek begon leuk maar op een gegeven moment was mijn Spaans niet meer toereikend en eigenlijk een beetje tot mijn schaamte moest ik haar vragen om in een andere taal over te gaan. Welke? Nederlands natuurlijk, maar helaas, dat had ze niet in haar pakket gehad. Frans was ook geen probleem dus dan maar in het Frans.

Ze had een paar hele leuke suggesties voor uitstapjes hier, te beginnen met de beklimming van de Concello de Dumbria. De klim begon achter het kantoor en was ongeveer 1850 meter. Gelukkig konden we hem doen met de auto, maar dan wel zonder caravan en niet met een automaat. Het gemiddelde stijgingspercentage war plus negentien procent met uitschieters naar dertig procent. Dat betekent dat je over 100 meter weg dertig meter stijgt en dat is echt heftig. In de Ronde van Spanje van 2012 was de aankomst boven op en werd de klim in 6.47 gedaan door Joaquim Rodriguez. Een ontzettend snelle tijd, dat moet gezegd worden maar onze Dacia, met een longinhoud van slechts 900 cc won het vandaag. In vier minuut vijftig waren we boven. Een mooi uitzicht was de beloning. Een dikke wolk verstoorde echter de idylle, het werd koud en nat en we hebben de zelfde weg in omgekeerde volgorde gemaakt. Eerlijk is eerlijk, hier had Joaquim het waarschijnlijk wel van ons gewonnen. We deden er langer over dan op de heenweg.

Daarna zijn we naar Cabo Fisterra gegaan, het einde van de wereld. Lange tijd heeft men geloofd dat dit het meest westelijke puntje van het Europese vasteland was. Later kwam men er achter dat er een plekje in Portugal was dat nog nèt iets westelijker lag. Overigens is het niet het enige plekje met deze naam. Ook in Bretagne ligt in het departement Finisterre de Cap de Finisterre, een plek die pretendeerde het einde van de wereld te zijn. Wat de Cabo echter wel interessant maakt is dat hier de camino eindigt, de pelgrimstocht naar Santiago. De echte die-hards lopen nog even door en gaan hier heen. Het is maar een dag of drie dus dat valt wel mee. Dan heb je de tocht echt volbracht. Hier staat ook het 0 kilometer paaltje van de camino. Het is dus eigenlijk niet helemaal duidelijk of je nu hier moet beginnen of hier moet eindigen. Ik zou zeggen beginnen want je begint altijd met nul maar daarover zijn de geleerden het nog niet eens. Voor ons was het wel het einde van de tocht vandaag.

Een drukte van belang was het er én, wat misschien nog wel gekker was, het was er prachtig weer. We hebben er een tijdje rondgelopen. Het was een bonte verzameling die er zijn opwachting deed. Leuk om te zien, een soort bedevaartsoord. Het is trouwens ook big business ben ik achter. Waarschijnlijk had men al van mijn komst gehoord want mijn bordje dat ik gelopen had hing al klaar. Ik heb hem trouwens niet gekocht want dat is de Goden verzoeken. Nog een paar jaar dan kom ik hem ophalen. Ik heb er nu al zin in.

Woensdag 13 sept 2017: Een rare dag

Het was een raar begin van de dag vandaag. Via Martine kreeg ik te horen dat Fred overleden is. Dat zegt jullie waarschijnlijk niets maar Fred Zut was een kennis van me van de Gondelvaartvereniging. We waren niet echt close maar wanneer we elkaar zagen was het altijd goed. Ik vond hem een goede en sympathieke kerel die maar één soort humeur had, een goed. Vorig jaar had ik gehoord dat hij longkanker had. Toen ik hem daarover sprak was hij er nogal laconiek over. ‘Ja, het is nu eenmaal zo, we zien wel hoe het loopt’, reageerde hij. Het leek wel of ik er meer moeite mee had dan hij. Afgelopen zondag is hij overleden en dat houdt je dan toch wel even bezig. Hij was maar tien jaar ouder dan ik. Wanneer je jong bent is dat een hele tijd maar op onze leeftijd is dat opeens niet zo veel meer. Het heeft me vandaag toch wel even bezig gehouden.

Desalniettemin (wat toch een prachtig woord) zijn we op pad gegaan. Hebben we gisteren het gebied ten noorden van Louro bekeken, vandaag zijn we in zuidelijke richting vertrokken. Een gedeelte van de rit hadden we hier naartoe al gereden. Omdat het wegennet hier nogal beperkt moesten we de zelfde weg wel nemen. Eerst zijn we naar  Muros gereden, het stadje waar we bijna tegen aan zitten. Een kilometer of vier. Daar even het VVV bezocht. Het was op zich een aardige jongen achter de balie die dacht dat hij mij een plezier deed door Engels te gaan spreken maar ik denk dat zijn Engels mogelijk nog slechter was dan mijn Spaans dus daar schoten we niet echt mee op. Waar we wel wat aan hadden waren de folders die hij ons in de handen duwde.

Allereerst hebben we even een stadswandelingetje gemaakt waarbij de Mercado, de markt het doel was het doel dus. Een leuke tippel waarbij Jantiene weer de nodige deuren heeft gescoord. Voor wie het niet weet, Jantiene heeft een soort deurentik. Iedere, iets afwijkende deur wordt vereeuwigd. Of we er ooit nog iets mee gaan doen weet ik nog niet maar we hebben er al honderden. Ik heb hetzelfde met, ja je raadt het nooit, putdeksels. Iedereen loopt er altijd zo overheen en kijkt niet naar beneden maar dat moet je echt eens doen. Er zijn ware kunstwerken bij. Stadswapens, het soort put, de datum, van alles kan er op staan. Inmiddels heb ik ook al een aardige voorraad. Wellicht kunnen we het ooit nog eens in boekvorm uitbrengen. Ik ken iemand die hetzelfde heeft gedaan met damhekken die per streek en periode ook ontzettend kunnen verschillen.

Helaas waren we wat aan de late kant, de mercado was, op een groenteboertje en de slager na, verlaten. Daarna doorgereden naar Noia, één van de grotere plaatsen hier. Even voorraad gehaald voor een picknick en toen weer doorgereden. In de volgende bocht borden: let op! Wanneer u hier ingaat komt u de kerk van de heilige Joaquim tegen en ook nog een watermolen. Toe maar! Twee vliegen in één klap. Dan ben je natuurlijk gek wanneer je dat niet doet. Het was een prachtige weg door een eucalyptusbos. Kleine dorpjes, vergezichten, een mooie rit. Uiteindelijk kwamen we bij de kerk aan maar die haalde het niet bij de omgeving. De watermolen hebben we niet gevonden, die moet waarschijnlijk nog gebouwd worden. Uiteindelijk kwamen we weer in Noia uit en moesten we nog een kilometer of vijf rijden voor we weer bij het beginpunt waren.

Iets later, bij Porto du Son, zijn we even naar het plaatselijke mirador (uitzichtspunt) gereden. Een prachtige plek, geknipt voor een picknick. Nou, dat trof, laten we nu net de spullen bij ons hebben. We zaten net te eten toen er twee wielrenners bij ons kwamen. Wij groeten want dat doet iedereen hier: ‘Olla, olla’, klonk het van beide kanten maar toen ik iets later het stel met elkaar hoorde praten bleek dat het Britten waren. ‘By Saint George’ zei ik, ‘am I trying to greet you in Spanish, aren’t you Spanish at all…’ ‘No’, was het antwoord, ‘but I just said to my wife after I noticed the registrationplates from your car, watch out, there’s a couple that probably speaks better English than we do.’ Het ijs was gebroken. Een heel leuk gesprek gehad over wielrennen, vakantie en de omgeving. Ze waren met de boot uit Plymouth naar Santander gevaren en verbleven nu in een soort vakantiehuis. Morgen weer terug met de boot. Driehonderdzeventig pond voor een enkeltje, viel me mee. Lekker ontspannen reizen, geen gedoe met de oversteek naar Frankrijk, tolwegen en benzine, borreltje en bed op het schip en ’s ochtends kom je uitgerust aan. Niet gek. Na pakweg een kwartier vervolgden ze hun pad weer. Wij iets later want door dat gepraat waren we aan een broodje eten nog niet toegekomen.

Hoewel het een aardig ritje was viel het hier toch een beetje tegen in vergelijking met gisteren. Toen wisselde de ene mooie plek met de ander af, hier was dat minder. Reden voor ons om toch een beetje op de bordjes te letten met bezienswaardigheden. De kerken en kapelletjes lieten we even voor wat het was, die hadden we al genoeg gezien. Vaak romaans, erg donker en ze ruiken een beetje naar de kruipruimte onder het huis. Verder zijn ze aangekleed met allerhande prullaria die het er niet mooier op maken. Op naar Castro de Baroña dus maar. Op een schiereilandje hier zijn restanten te vinden van Keltische bewoning. Het zijn de resten van een twintigtal huizen met een verdedigingswal er om heen.

Sommigen beweren dat het van de 9de eeuw voor Christus dateert maar dat lijkt me wel erg oud, anderen zeggen vanaf de 1e eeuw voor Christus. Men is het er wel over eens dat sinds de eerste eeuw na Christus het dorp onbewoond raakte. Wanneer je de fantasie even de vrije loop laat zie je in gedachten Abraracourix op een schild door het dorp gedragen worden en Kostunrix vis verkopen terwijl Nestorix, geleund op zijn wandelstok verhalen vertelt over de slag bij Alesia. Het heeft veel weg van het dorp van Asterix. Wel even een leuke stop maar de tippel was te ver voor Jantiene haar nieuwe heup (zit er nog garantie op dat ding?) dus we hebben het op afstand bekeken.

De Romeinse (of in ieder geval Middeleeuwse) brug die iets verder stond hebben we wel bekeken. Dat was maar een wandelingetje van zo’n 200 meter. Een prachtig bouwwerk, onbegrijpelijk dat het al die eeuwen heeft doorstaan. Een steile brug over een droog liggend riviertje maar wellicht is dat wel eens anders geweest. Ook het wegdek was wel aan een lichte renovatie toe, maar waarschijnlijk heeft dat er in het verleden ook wel anders uit gezien. Ik kan me niet anders voorstellen.

De dag begon al weer aardig op te schieten en we besloten om via Ribeira naar huis te gaan via de kortste weg. Gelukkig wilde Heleen ons daar wel bij helpen en binnen no time waren we in Roia terug. Vandaar weer naar Muros. We waren nog net op tijd voor de plaatselijke vismarkt hoewel we ons daar iets heel anders van hadden voorgesteld. Wij dachten dat de plaatselijke vissers hun vangst in de haven verkochten maar de vis werd verkocht in de afslag. Veel mooier. De vangsten werden verdeeld in handzame porties en dan bij afslag verkocht. De marktmeester riep de prijzen af in het Galicisch en zakte iedere keer met een dubbeltje. Ik weet niet of jullie wel eens een veemarkt in Amerika gezien hebben waarbij dan de prijs verteld werd, nou hier werkte het precies zo.

Fascinerend was het. Ook het assortiment was het bekijken waard. Heel andere producten dan bij ons. Nu is dat niet helemaal verwonderlijk, we zitten hier natuurlijk ook 1500 kilometer zuidelijker en hebben met heel andere golfstromen te maken. Blij dat we de tijd hebben genomen om hier nog even te gaan kijken. Nou ja, even. Anderhalf uur zijn we er wel geweest. Eenmaal terug weer het ritueel van het afbreken. Morgen gaan we verkassen, kijken of we de zon nog wel kunnen vinden. Richting Vigo gaan we, op een steenworp afstand (30-35 kilometer) van de Portugese grens. Die kant op scheen het weer beter te zijn. We hopen er op. Morgen kan je het lezen.

Overigens iedereen bedankt voor de reacties. Bij sommigen komen herinneringen boven over verleden zeiltochten, Anne heeft het over vroegere vakanties en ik hoop dat het ook bij anderen iets los maakt.  En ja, het boek, ik kan er niet om heen. Ik heb van één van de volgers een boek gekregen, of eigenlijk in bruikleen, met een verhaal over de camino. Nou ja, niet helemaal de camino zoals wij die kennen maar de een pelgrimstocht van Granada naar Santiago, toch nog zo'n 1200 kilometer. Het is een erg inspirerend en hilarisch boek wat me regelmatig natte wangen bezorgt. Bedankt hiervoor en blijf alstublieft reageren.

Donderdag 14 september 2017: Eindelijk zon

Pikkedonker is het op het moment en de wind waait stevig om de caravan. We hebben alles dubbel moeten verankeren hier. Gelukkig is het wel droog en we hebben een stralende dag gehad. We zitten in Oia op camping La Mouña, één van de best verzorgde campings die we tot nu toe in ons kampeerleven hebben meegemaakt. Oia ligt zo’n 10 kilometer ten zuiden van Baiona, een van de laatste steden voor de Portugese grens. Die is hier ongeveer een kilometer of tien vandaan.

Afgelopen nacht was het weer slecht, het kwam weer met bakken uit de lucht. Maar wie schetst onze verbazing, toen we vanmorgen de deur openzwaaiden keken we tegen een strakblauwe hemel aan en dat is zo de hele dag gebleven. Rustig aan, een uur of tien op pad met honderdtachtig kilometer voor de boeg. Een mooie rit die op het eind wel wat bergachtig werd. Rond een uur of één kwamen we hier aan en hebben nadat we een plek gezocht hebben eerst even gegeten. Daarna de hut opbouwen en vervolgens de stoelen uitgeklapt en languit in de pendek van de zon genoten.

Het was geweldig weer op een fantastische plek. Drie minuten van een privé strand af, geweldig uitzicht en, zoals ik al zei, een fantastische camping. Voor de rest hebben we weinig gedaan vandaag en, behalve een wesp in mijn witte wijn, is er niets spannends gebeurd. Een beetje het programma wat de gemiddelde Nederlander tijdens zijn vakantie uitvoert. Vanmiddag beviel prima dus of we morgen nog wat mee gaan maken is nog maar de vraag. We gaan het zien.

Vrijdag 15 sept 2017: Een rondje om

Toen we vanmorgen de deur open zwaaiden was het vol verwachting. We twijfelden even maar het zag strak blauw. Alleen de zon was er nog niet. Het duurde tot pakweg half elf voordat de zon boven de bergen uitkwam. Ze zijn niet echt hoog hier maar we staan er pal naast vandaar duurt het even. Stralend weer, een mooie gelegenheid voor een rondje in de buurt. Gisteren kwamen we vanuit het noorden dus wat was logischer om onze ontdekkingsreis naar het zuiden voort te zetten. Richting A Guarda ingeslagen dus maar, gewoon langs de kustweg.

Na ongeveer een kilometer zagen we een bordje het binnenland in: Mirador do Penizas en de Castro Chavalla. Hup, die kans laten we ons natuurlijk niet ontnemen, mooi een ritje door het binnenland. Langs een smalle bergweg werden we naar boven geleid. Hoever het was wisten we niet want men geeft wel aan dat er iets te zien is maar hoever het is staat er nooit bij. Na een kilometer of zes, zeven kwamen we bij een uitzichtspunt aan. Helaas was het ooit een uitzichtspunt voordat de boom, die nu al het zicht benam, er stond. Jammer, maar toch een mooie rit gehad.

Op naar punt twee, ongeveer een kilometer of twee verder. De wielrenner die we halverwege al een keer ingehaald hadden, haalden we nu opnieuw in. Het uiteindelijke uitzichtspunt hebben we niet bereikt, dat was ons te ver lopen maar vanaf de plek waar we de auto hadden staan hadden we een geweldig uitzicht over de oceaan. Een prachtige plek waar je niets anders hoorde dan het ruisen van de wind door de bomen, een enkele vogel en wat krekels. Wat een rust. Op die wielrenner na, die we even later voor de derde keer inhaalden, was er geen mens.

Het is een geweldig gebied, koeien en paarden lopen er gewoon los en dus ook op de weg. Het is dus uitkijken geblazen. Eén keer per jaar, op de eerste zondag van juni, worden alle beesten bij elkaar gedreven. Al naar gelang het beest er uit ziet worden ze óf naar het slachthuis gebracht óf getemd à la Wilde Westen. We hebben verschillende paarden zien lopen maar slechts één op de weg, een magere schimmel, daar kon je echt nog geen pond gehakt van draaien.

Het was een aanéénschakeling van verrassingen. Doodstille dorpjes op plekken waarvan je je af vraagt ‘Waar leven ze hier van’ en prachtige vergezichten. In Rosal werden we gewezen op de watermolens van Folón in Picón. Er staan daar 67 watermolens op rij die gevoed worden door twee riviertjes. De riviertjes worden door een soort goten geleid en stromen van de ene naar de andere molen. Hoe het precies zat heb ik niet helemaal begrepen maar ik denk dat iedere boer hier zijn eigen molen had, het waren namelijk allemaal meelmolentjes. In onze streken was dat anders geregeld, zomaar een molen neerzetten was er daar niet bij. Daar had je toestemming voor nodig en werd er over iedere gemalen graankorrel belasting geheven, en zo hoort het ook. De adel en de Heren bestuurders moeten namelijk ook leven en als het een beetje kan ook goed.

Er was een route uitgestippeld van zo’n drie-en-een-halve kilometer maar na vierhonderd meter hadden we vijf molentjes gezien en hadden we het eigenlijk bekeken. Het is een uniek verschijnsel maar ieder huisje ziet er gelijk uit en er lag nog meer op ons te wachten. Hup, in de auto dus maar weer. Iets later waanden we ons weer in Albanië. We zagen een man lopen met een paard die helemaal volgeladen was met maïsplanten. Het paard was bijna niet meer te ontwaren. Een vriendelijke baas, tijdens het foto’s maken stak hij lachend zijn hand op. Op de gok zijn we verder gereden en we kwamen in Rosal aan.

Het plaatselijk café zat al lekker vol en dat nodigde uit. Even een terrasje pikken. Het was ons nog te vroeg voor een borrel maar een verse jus gaat er ook altijd in. Een tortilla er naast en een bocadilla met tonijn en groente doet het ook altijd goed. Voor negen euro gelaafd en gevoed, wat wil je nog meer? Via de nodige omwegen zijn we even later in A Guardia aangekomen en werden we naar de haven geleid. Het zag er idyllisch uit maar stonk er vreselijk naar bedorven vis. Het was bijna niet te harden. We zijn ook niet lang in de haven gebleven maar hebben de kustroute gevolgd tot we bij de monding van de Rio Minho aankwamen, de grensrivier met Portugal. In de monding van de rivier ligt een fort op een eiland, ik denk dat het Portugees is want ik heb het in geen van de Spaanse folders terug kunnen vinden. Wat stroomopwaarts kan je met de pont naar de overkant, voor een euro de man kan je over. Hebben we niet gedaan, de dag schoot inmiddels al weer aardig op en we moesten nog leeftocht inslaan. We hadden ons voorgenomen om dat in Baiona te doen dus via de kust terug richting Baiona.

Een verrassend mooi plaatje wanneer je binnenkomt, een groot fort domineert de oude stad en verder is er een geweldig grote haven. Lang zijn we er niet geweest, van de week gaan we er heen. We kwamen voor de Eroski. Zo op het eerste gezicht een wat wonderlijke naam waarbij wij nogal snel wat verkeerde associaties hebben. Voordat jullie helemaal op hol slaan wil ik jullie even uit de droom halen. Eroski heeft niets te maken met copuleren in de sneeuw, het is de naam van een supermarktketen hier. En om toch maar even in de sfeer te blijven, het is geen lullige keten. In iedere stad en in een beetje dorp is er wel een vestiging te vinden. Samen met de Dia en de Mercadona vormt het de top drie van de Spaanse grootgrutters. Alle kleine middenstanders worden systematisch de nek omgedraaid, net als het bij ons is gebeurd. Centra, Coöp, Simon de Wit, Spar, Meermarkt en alle naamloze middenstanders, allemaal zijn ze verdwenen en we hebben er zelf aandeel in gehad. Achteraf bekeken zijn we er niet ‘rijker’ op geworden. Door minder geld uit te geven zijn we eigenlijk armer geworden, een vreemde tegenstelling.

Terug op de camping hadden we nog even de gelegenheid om lekker in de zon te zitten met een witte Rioja. Ja, sorry beste lezers, ’s lands wijs, ’s lands eer. Net als de kleine middenstander moet ook de kleine wijnboer in ere gehouden worden en we proberen, door flink wat naar binnen te gieten, hier ons steentje aan bij te dragen. Vanavond nog even de zonsondergang bekeken, altijd een mooie afsluiting van de dag. Daarna nog even met de buurvrouw gepraat, een Spaanse die hier een vakantiewoning heeft en er een dag of drie, vier per week doorbrengt. Zelf komt ze uit Ourense, een stand die iets in het binnenland gelegen is. Een aardige vrouw, zit zo te zien om een praatje verlegen en dat is weer bevorderlijk voor mijn Spaans, hoewel dat hier niet meevalt. We zitten in Galicië en daar heeft men toch wel een eigen taal. Het is een dialect wat veel raakvlak heeft met het Portugees maar daarover schrijf ik een volgend keer wat meer.

 

Zaterdag 16 sept 2017: Een kilo tafelkleed

Het zit me eigenlijk toch niet lekker dat het anti slingersysteem het nog niet goed doet. Gistermiddag heb ik enige tijd achter de computer gezeten om eens uit te vinden wat er aan gebeuren moet. Het schijnt te verhelpen, en vrij eenvoudig nog wel, met twee nieuwe frictiecups zoals ze zo mooi heten. Het was mooi want op Internet kon ik de gebruiksaanwijzing downloaden en die was in acht talen waaronder Spaans. Forros de fricción heten ze in het Spaans. Iets verder vond ik de lijst met officiële dealers van Al-ko in Vigo, adressen stonden er achter, dus met wat hulp van Heleen zou ik ze vanmorgen zo op kunnen halen. Op de Nederlandse sites heb ik ze al voor rond de drie tientjes zien staan dus dat kon me de kop niet kosten.

Het plan was beter dan de uitvoering, dat wil zeggen, eigenlijk hebben we niks uitgevoerd. Het enige wat we uitgevoerd hebben is dat we de adressen ingevoerd hebben. Op het adres van Enrique Paez  Orberes zat een lunchroom en de Talleres Amoedo SL op de Avenida de Madrid was nu een bedrijf in electronica en autotuning. Waar die Spanjaarden hun caravans kopen is me ook helemaal een raadsel. Ik kan nergens dealers of handelaren vinden op Internet.  Nou ja, helaas pindakaas, dan moeten we maar een dag meer rekenen voor de terugreis. Misschien komen we in Frankrijk nog wel wat tegen.

Al met al was de dag al weer over de helft heen na deze zoektocht. Tijd voor wat ontspanning dus. In één van onze boeken, de onvolprezen Capitool Reisgids, stond een rondrit hier in de omgeving met in elke plaats wat aardigheden. De rit liep door het dal van de Rio Miño, de langste rivier van Galicië. Onderweg naar het voor ons meest logische begin kwamen we een bordje tegen: Castro de Troña. Van de week schreef ik al over de Keltische nederzetting bij de zee waar ik Asterix in programmeerde. Nu is dat natuurlijk niet mogelijk want dat is een Galliër en dit waren Kelten maar de bouwstijl van hun dorpen kwam nagenoeg overeen. Nu kwamen we weer een Castro tegen, één die zonder al te veel lopen te bereiken was. Hop, er heen dus. Na een geweldig spannend bospad bereikten we de site en hebben er even rondgekeken.

Minder indrukwekkend dan die van afgelopen week maar dat is ook wel een beetje logisch. Het dorp is bedekt geraakt met een grote hoeveelheid grond en daar is rond 1900 een kerk opgebouwd die tot monument is verklaard. Die kan je er natuurlijk ook niet zomaar van af bonjouren. Het gevolg is dat er een groot gedeelte van het dorp nog bedekt is met een dikke laag aarde. Jammer, want het is een interessant gebeuren. Natuurlijk moet je wel even je fantasie laten werken.  Een ommuurd dorp van zo’n 2100 jaar geleden. Je ziet de huizen zo voor je, de stenen omwalling en de straatjes zijn goed herkenbaar. En deze nederzetting is niet de enige hier, er zijn er meer dan 130 bekend en gevonden in deze omgeving. Het was dus een druk bevolkt gebied hier.

Ondanks dat het interessant is heb je het toch wel snel bekeken. Dat komt onder meer door het gebrek aan informatie. Dat is ooit wel anders geweest maar veel van de borden zijn vernield en verweerd, onleesbaar in ieder geval. De informatie die nog wel beschikbaar is staat geschreven in het Galicisch, een taal die veel overeenkomsten vertoont met het Portugees en voor mij een abracadabra is. Een tweede taal wordt bij dit soort bezienswaardigheden niet gebruikt. Dit is zelfs in Baskenland niet het geval, daar wordt in ieder geval nog een soort van ondertiteling in het Spaans gegeven. Hup, weer in de auto dus. Nog geen vijfhonderd meter verder werd het volgende hoogtepunt alweer aangegeven. Het Castelo de Sobroso. Daar konden we natuurlijk ook bijna niet omheen. Na een prachtige rit kwamen we aan de voet van de berg waar het Castelo op gebouwd is. Een indrukwekkend gebouw is het. Na een wandeling er om heen over de valbrug naar binnen. Er werd een euro entree gevraagd volgens de bordjes dus daar was wel over heen te komen. Helaas ging het bezoek niet door, niet als gevolg van het gebrek aan geld maar wel vanwege een heel andere, belangrijke reden: de siësta. Het was drie minuten over twee toen we aankwamen en de opzichteres was net bezig om de ochtendbezoekers de deur uit te werken. Kordaat werden wij al bij de deur geweigerd. ‘No, no, el castelo es cerrado. la nueva abierta es a los cincos, lo siento’. (Nee, nee, het kasteel is gesloten. Om vijf uur is het weer open. Het spijt me.)  

En zo stonden we voor een dichte deur en om drie uur te wachten, dat vonden we toch wel een beetje erg lang. Terug naar plan 1, de route. Eenmaal aangekomen in Mondariz zochten we de weg naar Salvaterra de Minos en toen we die gevonden hadden kwamen we er achter dat we die vandaag al eerder gereden hadden maar dan in omgekeerde volgorde. Nou ja, geen ramp. In Salvatorre werden we direct weer op een bezienswaardigheid gewezen, een Romeinse brug. Wij er heen en al na 100 meter hadden we hem te pakken. Mazzel dat we hem zagen want hij lag helemaal ingebouwd tussen wat industrie en de plaatselijke Bob’s Saloon. Het was eigenlijk een aanfluiting. De brug die we iets verder tegenkwamen, de Ponte de Perdida lag er heel wat mooier bij. Ik wilde mijn auto voor de brug parkeren en keek om naar een plekje toen in een hoop getoeter achter me hoorde. Het licht stond op groen en ik moest de brug over. Ongelooflijk, na al die eeuwen nog gewoon in gebruik en iedereen racet er gewoon overheen. We hebben iets later een plek gevonden waar we de boel goed in ogenschouw konden nemen en het is werkelijk een juweeltje.

Daarna doorgereden naar Arbo. Ondertussen wel wat trek gekregen dus bij een plaatselijke uitspanning even gestopt. Tafeltje gezocht en bij de serveerster twee verse jus besteld. Probleem! ‘Verse jus, dat hebben we natuurlijk niet. Wel uit een flesje’… ‘Dan maar een thee en een alcoholvrij biertje, heb je dat?’ ‘Thee, wat voor thee?’ Doe maar zwarte thee’. ‘Nee, zwarte thee hebben we niet, wel rooie en groene’. Voor dit soort gevallen, ze zijn namelijk niet zeldzaam, hebben we zelf theezakjes mee.  ‘Doe dan maar een kopje kokend water.’ ‘Kokend water hebben we niet’. Potverdrie, wanneer je geen kokend water hebt hoe wil je dan thee zetten?.

Even later kwam ik er achter dat ze dat niet op de kaart hadden staan, en ja, wat niet op de kaart staat kan je niet verkopen. De juffrouw dus maar een theezakje gegeven en ja hoor, het licht ging aan bij haar. ‘Voor één thee?’ vroeg ze nog en het antwoord was bevestigend. Iets later kwam ze de bestelling brengen. Twee kopjes met suiker en zo’n éénpersoons potje met thee met ons eigen zakje. ‘Ja, en waar is mijn biertje nou? Weet je wat, laat maar zitten.’

We hebben de naar gootsteenontstopper smakende thee verdeeld en zijn daarna maar moedeloos weggegaan. Gelukkig hadden we samen maar één kopje dus daar kwamen we overheen. Een uitzichtspunt wat we iets later zochten leverde ongeveer dezelfde emotie op. Hele uitzichtspunt verdwenen. We reden op een steeds smaller worden pad waar keren onmogelijk was en op een gegeven moment hield het pad op. Gelukkig op een plateautje van een paar vierkante meter. Na drieëntwintig keer steken had ik de auto met zijn neus de andere kant op staan en konden we terug. Wat waren we blij toen we het bordje ‘Portugal 1 km’ zagen staan. De grens over.

We hebben altijd nog een beetje het Pré-Europese idee van grenzen. Ja, bij de grens, nou nou, kijk maar uit want daar gebeurt wel wat. Natuurlijk gebeurt er niets, sinds Schengen zijn alle vervelende en zichzelf belangrijk vindende grensambtenaren verdwenen, althans bij de binnengrenzen, en ook hoeven we geen geld meer te wisselen. Waar zijn de tijden gebleven dat je vriendelijk glimlachend je paspoort aan zo’n Jan Joker moest geven? Maar ja, Jan had het wel voor het zeggen en dat kon je oplopen wanneer je pech had. Zo heb ik in Frankrijk een keer twee maal de auto leeg moeten halen en waren er hele drama’s omdat ik een stop in mijn auto had. Men wist niet wat en waarvoor het was en het werd bekeken of ik een neutronenbom in wilde voeren. Nou, daar sta je dan met je ziel onder je arm, je voelt je of je net betrapt bent terwijl je de schoenen van de hoofdmeester stond vol te pissen. Als een klein kind. Gelukkig is dat allemaal goed af gelopen en mochten we na heel wat hoofdfronsen Frankrijk verder in.

Portugal verbaasde ons, het zag er verzorgder uit dan Spanje. Het is gek, zo direct na de grens verwacht je toch wel de nodige overeenkomsten maar die bleven uit. We volgden de grensrivier met de bedoeling om iets verder weer terug naar Spanje te gaan. De druivenoogst is hier in volle gang. Overal zie je trekkertjes rijden met grote vaten met druiven achter op de kar. Op de kleine akkertjes wordt volop geplukt. Ter hoogte van Penso was men ook aan het plukken en werden de cementkuipen waarin de druiven verzameld werden in een vat gegooid. Even stoppen en kijken dus en even een plaatje schieten. Kwam de eigenaar naar ons toe om te vragen of we interesse hadden om het plukken te bekijken. Moesten we even achter hem aanrijden. Iets verder kwamen we op de wijngaard waar men met een man of twintig stond te plukken. Hij maakte geen wijn onder zijn eigen naam maar de druiven gingen naar een coöperatie. Vanaf afgelopen donderdag waren ze aan het plukken en ze hadden veertien dagen om de gaard leeg te halen.

We werden door iedereen ontzettend vriendelijk begroet en we hebben met verschillende mensen een praatje gemaakt. Het was een erg relaxt gebeuren. Het waren allemaal en familie en vrienden die de vrije zaterdag opofferden om de man te helpen. Ze hebben nog verteld hoe de wijn heet die van de druiven geproduceerd wordt maar dat ben ik even kwijt. We hebben nog even rondgekeken maar na een half uurtje zijn we weer vertrokken. Met een ‘obrigado pelo convite’ (bedankt voor de uitnodiging) en een ferme handdruk namen we afscheid. Wat is Google Translate soms toch een uitkomst. De baas begon nog even een heel verhaal wat gelukkig voor ons in het Engels vertaald werd. Of we tijdens onze vakantie maar veel geld in Portugal uit wilden geven want ze konden het goed gebruiken. Ik gaf als antwoord dat wij ook niet veel meer hadden omdat alles al naar Griekenland gegaan was. Een lach was het antwoord. Geweldig, dit soort ontmoetingen zijn de krenten in de pap.

Daarna zijn we eigenlijk direct terug gegaan naar huis. Net voor de grens nog even een supermarkt bezocht om te kijken of er nog iets leuks te halen was. Het is per slot van rekening toch een ander land. Dat viel tegen en Portugal is op het eerste gezicht ook duurder dan Spanje. Wel hebben we er iets gezien wat we nog nooit eerder gezien hebben. Er werd een hoop afgerekend op gewicht. Nu is dat op zich niet zo vreemd voor bijvoorbeeld aardappelen, vlees of vis maar voor tafellakens en ovenschalen? We hebben een tafellaken gekocht wat 8 euro 90 per kilo kostte. Het kleed woog 751 gram dus we moesten 6.36 betalen. Hetzelfde gold voor het aardewerk. Nooit zoiets gezien.

Na ons Portugese uitstapje zo snel mogelijk weer terug, het was al laat. Eenmaal terug op de camping leek het wel of er een hele invasie van nieuwe klanten was maar dat viel mee. De seizoensklanten zijn bezig om hun hutjes leeg te halen en de caravans te verplaatsen. Hele families werken er aan mee. Wij konden ons gelukkig beheersen en hebben ons in de stoel neer gevleid in het zonnetje onder het genot van een mooie Rioja en een fantastische zonsondergang besloot opnieuw een fantastische dag.

 

Zondag 17 sept 2017: De hamvraag

We mogen niet echt als Bijbelvast beschouwd worden maar dat we de zondag als rustdag respecteren kwam vandaag wel uit. Tien uur wees de wekker aan toen we de ogen openden. Het weer was wat matig, bewolkt, maar dat veranderde snel toen de zon boven de bergen uitkwam. We hadden gisteren besloten om nog een dag in Portugal door te gaan brengen, beviel prima gisteren en we zitten er vlak bij. De afstand Koedijk – Petten is groter. Er voor gekozen om de grenspassage dit keer met de pont te gaan doen, is weer eens iets anders. Zo gezegd, zo gedaan. In Guarda aangekomen troffen we een bakkerskraam. Een rij er voor en iedereen ging met zakken brood weg. Ik een half brood besteld en een soort brood met druiven er in. Tijdens het bestellen hoorde hij natuurlijk wel dat ik geen Galiciër was want ik sprak hem aan in het Spaans. ‘Te gusta A Guarda?’. ‘Si, mucho, pero los panaderias me gustan particularmento, son los mejores del mundo!’ (En, bevalt A Guardia je? Ja, het bevalt me erg maar de bakkers bevallen me in het bijzonder, het zijn de beste van de wereld!) Ik kreeg een hand, een omhelzing en had er een vriend voor het leven bij. De hele rij stond met een lach op het gezicht…wat is het toch leuk wanneer je een paar woorden kunt wisselen.

Daarna op zoek naar de pont maar die konden we niet vinden. ‘Volgens mij lag hij iets verder…’ klonk het door de auto maar later op de dag zou blijken dat dit niet zo was. We reden er steeds verder vandaan tot we bij de vaste oversteek kwamen. Dan maar over de brug. Daarna zijn we richting Valença. Daar hebben we de bordjes van de ‘Ruta de Viños Tintos’ gevolgd. Dat duurde overigens niet lang want op een gegeven moment waren we ze kwijt. Daarna maar op de bonnefooi een route gekozen. Het enige wat we deden was een beetje in de gaten houden dat we niet te ver afdwaalden, iets wat in het verleden nogal eens gebeurde.

We raakten de bergen in. Veel kleine weggetjes, het oude Daalmeerpad was hierbij in vergelijking een vierbaans autoweg. Veel leegstand ook. De dorpen ontvolken. Op 10 procent van de huizen hangt een plakkaat: Vende, te koop. Maar wie koopt er wanneer er geen toekomst is. Ook veel landbouwgrond staat te koop maar ik denk dat de bedrijven hier achterhaald zijn. Te klein om van te leven. Met een paar hectare grond ben je hier al een grote. De huizen raken in verval, raken overwoekerd en de daken storten in. Voor de toerist levert dat aantrekkelijke plaatjes op maar wanneer het je eigen hut is denk je daar toch wel wat anders over lijkt me.

Het was een prachtige dag maar het toetje kregen we in Villa Nova de Cerveira. We reden daar langs en zagen dat de straten versierd waren met paraplu’s. Een grappig gezicht, zeker iets aan de hand. Even kijken dus maar. In het centrum was het tweejaarlijks cultureel feest aan de gang. Een festival wat om de twee jaar in het teken staat van een andere kunstvorm. Dit jaar was het thema muziek. Er waren vandaag voorstellingen door orkesten uit de buurt. Zo te zien is het maken van muziek behoorlijk populair hier in de buurt, het waren grote orkesten die optraden en qua opbouw van instrumenten erg gevarieerd. We hebben ons even op ons op een terras neer gevleid en twee verse jus besteld. Nou ja, je raadt het al….

Het hele plein stond vol. Mensen van allerlei slag. En je ziet direct dat het hier verschilt met Spanje hoewel er maar een kilometer tussen zit. In Spanje zit met aan een biertje, wijntje of noem maar op. Hier was het water, limonade, koffie en thee. Een enkel biertje zag je maar niet veel. Verder was er buitengewoon veel aandacht voor de muziek met waardering voor de inspanning die geleverd werd. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat het allemaal kenners waren. We hebben genoten van wat we zagen, minder van wat we hoorden. Het was niet helemaal ons genre. Het enthousiasme waarmee het gebracht werd was wel prachtig om te zien. Ingespannen koppen, geaderde nekken en transpirerende voorhoofden maakten duidelijk dat hier topprestaties geleverd werden.

Na een uur hadden we alle, op Playa de Toros geënte, muziek wel gehoord. De Spaans-Portugese melodielijnen en het ritme kunnen wel voor een half uur boeien maar wanneer het langer duurt heb je het eigenlijk wel gehoord. Daarvoor ontbreekt ons waarschijnlijk wat zuidelijk bloed in de aderen.

Daarna zijn we doorgereden in zuidelijke richting. In Caminho hebben we toch nog de pont gevonden. Hij lag gelukkig aan de Portugese kant afgemeerd en voor vier euro wilde men ons wel naar de overkant brengen. Het duurde even want de zondag-dienstregeling werd vandaag gehanteerd. Festina Lente (Haast je langzaam) is dan het motto. Eenmaal terug op de camping zagen we dat er, tegen alle verwachting in, een kleine invasie op de camping had plaats gevonden. De plek naast ons, waar we afgelopen dagen heerlijk gezeten hebben in het zonnetje, was ingenomen door een Luxemburgs stel. Ik heb het geprobeerd, ze meerdere malen vriendelijk begroet toen we aankwamen, maar kreeg geen reactie. Mijn vooroordeel over Luxemburgers (zie ook in de Blog Terra Incognita) werd dus weer helemaal bevestigd en dat is fijn.

Het was een quasi hippie-achtig stel maar een beetje in de tijd blijven hangen. Wanneer je te dicht bij kwam zag je meer groeven in haar gezicht dan in de gemiddelde grammofoonplaat. Zij was roodharig maar waarschijnlijk toch wel met haar uiterlijk bezig want op de hoogte van haar hoofdhuid had ze haar haar toch een extra accent weten te geven door het grijs te kleuren. Knappe actie. Hij liep de hele middag in de rondte met een schroevendraaier en een baco. Onder de stoel (waar de accu zit) en onder de motorkap. Waarschijnlijk was er iets niet in orde met de vier ton wegende diesel.

Toch zijn ze wel begaan met het milieu want ze droegen kleding van de Sea Shepard, de wat radicalere verdediger van het zeezoogdier dan Greenpeace. Het zijn van die jongens die geweld verafschuwen tenzij het geoorloofd is. Een beetje dubbel dus . Ze hadden ook een hond mee die tegen alle regels hier lekker rond liep. Ik geef de hond geen ongelijk want die weet niet beter. Waarschijnlijk werd het beest vegetarisch gevoerd want toen we begonnen met kip bakken kwam de hond direct onze kant op lopen. Snel werd hij in het gareel geroepen en werd gevoerd met de enige echte lupine Hondenbrokken van Waf, het merk waar uw hond blij van wordt.

Een vegetarische hond, die zie je niet vaak. Dat is net zoiets als producten van de vegetarische slager. De vegetarische slager is een uitvinding van Jaap Korteweg , de partner van Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren. Ik erger me er wild aan, wat overigens niet inhoudt dat ik me aan vegetariërs erger want dat is geenszins het geval.  Wil je geen vlees verkopen maar doe je het in feite toch. Kijk maar eens naar de benamingen: de gehacktbal, vegetarische kipstuckjes, de Mc2 burger, de vegetarische tonijn en de gerookte speckjes. Hij is ook de uitvinder van de flextariër, iemand die niet iedere dag vlees eet en wie is dat nu niet. Eet je een keer in de maand pannenkoeken dan ben je al flextariër. Marianne weet door haar beleid veel mensen naar de vegetarische slager te lokken en speckt daarmee mooi haar eigen portemonnee. Een mooie oudedagsvoorziening. Maar of ze dit nu doet uit overtuiging of uit eigenbelang is natuurlijk de hamvraag.

Maar we dwalen af, we hebben een prachtige dag gehad. Ondanks dat de voorspellingen voor morgen minder zijn hebben we besloten om hier nog een dag te blijven. We zouden Baione nog bezoeken en dat is nog niet gebeurd. Gaan we morgen doen dus en, wanneer de verwachtingen kloppen, zal dat met de paraplu moeten gebeuren.

 

 

Maandag 18 sept 2017: Gelukkig droog

De paraplu kon thuis blijven. Het heeft wel de hele nacht geregend maar tegen de tijd dat wij de deur open deden was het droog. Zwaar bewolkt weliswaar, maar droog en dat zou het de hele dag blijven. Vanmorgen naar Baiona gegaan, een oude havenplaats. De auto konden we in de parkeergarage kwijt onder het VVV. Daar werden we prima geholpen door een dame die waarschijnlijk blij was dat er weer eens iemand kwam. Zoals ik al eerder vermeld heb, het einde van het seizoen is echt in zicht. Baiona is al een oude stad, de geschiedenis er van begint al ruim voor onze jaartelling. Zichtbaar rest er nu nog het oude fort. Nooit veroverd, de omwalling is nog helemaal intact. We hebben een wandeling gemaakt over de borstweringen die een lengte heeft van drie kilometer. Vanaf hier heb je geweldige vergezichten maar wat moet het een werk geweest zijn om het te bouwen.

Wij liepen dan over de binnenste borstwering maar daarbuiten is op verschillende plekken ook nog een verdedigingswal. Muren van vier meter dik en rond de tien meter hoog. Dat betekent dat er voor iedere strekkende meter muur veertig kubieke meter stenen geplaatst moest worden en dat keer 3000 meter is honderdtwintigduizend kubieke meter steen die uitgehakt, vervoerd en geplaatst moesten worden. En dan hebben we het alleen nog maar over de hoofdmuren. In het complex bevindt zich een parador. Een parador is een toeristisch onderkomen, zeg maar luxe hotel, op vaak historische plekken. Op deze wijze wilde men deze plekken bestaansrecht laten houden en het onderhoud uit de inkomsten bekostigen. Het zijn vaak onderkomens op prachtige plekken maar die ondertussen, door de unieke locatie en de hoge mate van luxe weggelegd zijn voor de ‘happy few’.

Na dit bezoek zijn we de oude stad ingegaan. Zoals we wel eens vaker vermeld hebben is het vaak rustig buiten het seizoen. Dat heeft twee kanten. Het is mooi dat je overal zo terecht kan maar de plaatsen waar je terecht kan zijn wel wat beperkt. Veel terrassen gesloten, barretjes dicht en rust is niet áltijd sfeervol. Nu lijkt ons Baiona ook niet een stad die bruist wanneer het seizoen aan de gang is. Dat zal zich hoofdzakelijk beperken tot de boulevard omdat de oude binnenstad nog voor een groot gedeelte woonwijk is. Rond een uur of twee hebben we even een eettentje gezocht en gevonden. In het zicht van de haven. Daar hebben we prima zitten eten. Menu del dia, het menu van de dag. Gebakken pepers, Russische salade, kabeljauw op Galicische wijze, Milanees rundvlees, chocoladetaart met slagroom en koffie toe voor een tien euro vijftig de man. Nou, dat kan natuurlijk nooit uit. Nu kwamen daar nog wel vier versgeperste jus d’oranges bij á één vijfentwintig per glas. Ik zal je eerlijk vertellen, boodschappen doen is duurder.

Dat dit zo is merkten we even later toen we naar de Carrefour waren. Ruim dertig euro voor een half karretje. Rond een uur of vier weer op de camping. Morgen vertrekken we. Het was droog dus hebben we de boel alvast maar ingepakt dan hebben we morgen niet zoveel werk. Daarna nog even met onze buurvrouw uit Barcelona gebept en een hele conversatie gehad met een man uit Zeeuws Vlaanderen (IJssendijke) die onze reis in omgekeerde volgorde maakt. We hadden dus nog wel een paar tips voor hem. Ondanks dat het de hele dag bewolkt was klaarde de lucht aan het einde van de dag toch nog op. Zo hadden we op deze dag een geweldige zonsondergang. De laatste aan de Galicische kust, morgen het binnenland in. De richting is bepaald, het doel nog niet maar dat zien we wel.

 

Dinsdag 19 sept 2017: Een kleine wereld

De wereld was klein vanmorgen. Door de mist was ons zicht tot een meter of vijftig beperkt. Ik was blij dat we gisteren alles al ingepakt hadden dus het was nog even een kwestie van betalen en brood halen en dan konden we op pad. Het betalen was geen probleem maar het brood halen wel. Pas rond half tien zou de bakker komen volgens de receptioniste en dat was me te laat. Om negen uur hing de kar weer aan de auto en reden we richting uitgang. Onderweg kwamen we onze kennis uit Zeeuws Vlaanderen nog tegen en daar hebben we nog een minuut of tien mee staan te praten alvorens we de camping afreden. Het was een prima verblijf hier, aanbevelenswaardig.

De mist bleek hardnekkig, het duurde tot Ourense, zo’n 120 kilometer verderop, voordat het helemaal opgelost was. Vanaf daar hebben we niets anders dan zon gehad. Bij Ourense zijn we van de snelweg afgegaan om richting Ponferrada te nemen, de meest logische en kortste weg naar het oosten. Van de snelheid hoeven we het toch niet te hebben. León was ons doel vandaag en dat hebben we zonder problemen gehaald. Alleen het vinden van een camping hier was even een puntje. In de gids hebben we niets kunnen vinden maar de Tomtom hielp ons uit de brand. Er stonden er twee in León vermeld. Camping León en León Municipal. Alleen hadden ze het zelfde adres. Voor de rest is alles een kilometer of 30 bij León vandaan.

We hebben maar voor de eerste gekozen maar toen we er aankwamen bekroop ons toch even een gevoel van twijfel. De receptie was dicht en we zagen geen tent of caravan staan. We moesten ons melden in de kantine, iets verder op de camping. Daar stonden inderdaad wat caravans en tentjes. We hebben maar eieren voor ons geld gekozen en zijn hier gaan staan. Direct wat leuke contacten opgedaan. Met een Brit over de Brexit gesproken en later, tijdens het eten in ‘het restaurant’ met een Belg over het voortbestaan van de menselijke soort. Ik was daar wat pessimistischer over dan hij maar wellicht heeft dat ook te maken met de religieuze inborst van de man. Voor de rest weinig te melden. Vandaag was weer typisch zo’n verplaatsdag met weinig nieuws. Wat we morgen precies gaan doen weten we nog niet, dat lezen jullie morgenavond wel weer.

Woensdag 20 sept 2017: In de Picos.

Sierra del Covadonga, La Puenta del Reina, El Mirador del Principe, wie kent ze niet. We zitten op dit moment in Avin, op camping Picos de Europa, vlak bij het gelijknamige hooggebergte en deze plekken zijn zoals bekend de highlights van dit gebied. Vanmorgen zijn we, na rijk overleg, vertrokken uit León. Behalve de kathedraal en een oud centrum, en welke stad heeft dat hier nu niet, had de stad ons weinig te bieden en de omgeving nog minder. León ligt midden op de Noord Spaanse hoogvlakte, een weinig interessant gebied. We zijn richting Oviedo gegaan en hebben vervolgens koers gezet naar Cangas de Onis. Deze stad, de oorspronkelijke hoofdstad van Asturië, ligt aan de  ingang van de Picos. We zijn er al eens eerder geweest maar toen was ons uitgangpunt Colombres waar we op een camping aan de kust stonden. Het gebied heeft een behoorlijke indruk achter gelaten, reden om het nog eens te bezoeken.

We hebben een goede trip gehad. Tussen León en Oviedo ligt een nagelnieuwe snelweg door het hooggebergte. Ontzettend rustig en met geweldige vergezichten. We waren al vrij vroeg bij Camping Cavadonga maar we troffen het niet. Deze camping was sinds gisteren gesloten. Na overleg met de campinggids en de navigatie kwamen we tot een andere keus: Camping Picos de Europa. Een kilometer of 15 verder dus dat was wel te doen. Volgens de boeken open van 1 januari tot en met 31 december dus weinig kans dat hij dicht was. We hebben een geweldige plek, we staan aan een naamloze beek en hebben ongeveer een hectare eigen grond en dat voor maar 15 euro per dag. Wat wil je nog meer.

Vanmiddag even terug gereden naar Cangas om wat boodschappen te doen en te tanken voor de komende dagen. We zitten in de bergen en dan zijn de voorzieningen niet altijd je van het. Daarna nog even rondgewandeld. Een leuke stad maar je kunt wel merken dat het hier ontzettend toeristisch is, die indruk hadden we een paar jaar geleden in Colombres niet. Na de boodschappen nog even een terrasje gepakt en, om dat hier overal de t.v. aanstaat, nog even een stukje van de zegetocht van Tom Dumoulin in Noorwegen gezien. Dat hij wereldkampioen tijdrijden werd hoorden we pas op de camping. Ik had het idee om daar nog even de finish te bekijken maar dat ging niet door. In iedere bar in Spanje staat de t.v. aan behalve hier. Daarna nog even lekker van de zon genoten. 20 september en ruim 20 graden, wat wil je nog meer? Morgen de Picos in, dan beleven we ongetwijfeld meer dan vandaag.

Donderdag 21 sept 2017: Mercado de genado

Een dichte mist omringde ons vanmorgen, een niet onbekend verschijnsel in de bergen. We staan naast een beek die de nodige vochtigheid afgeeft en verder hebben we last van hoge grond. Een bijkomend verschijnsel bij hoge grond is dat de bewolking lager hangt dan grond op zeeniveau, we zitten dus vrij vaak in de wolken hier. We waren redelijk vroeg wakker vanmorgen hoewel de eerlijkheid ons gebiedt om te zeggen dat de wekker ons hierbij aardig behulpzaam was. We wilden de Picos in. De Picos, het Noord-Spaanse bergmassief. Een stukje hooggebergte wat zomaar uit de grond verrijst op een plek waar je het niet verwacht.

We verblijven op dit moment in Avin, aan de noordelijke kant van het gebergte. Vandaag gaan we de Covadonga ontdekken. Nou ja, die is natuurlijk allang ontdekt maar wij gaan het voor de eerste maal zien. De Covadonga is een doodlopende kloof waar een gelijknamige rivier door stroomt en heeft een heel belangrijke rol in de Spaanse geschiedenis en nog meer in de Asturische geschiedenis gespeeld maar daarover later iets meer. Op weg er heen, in Benia, ontdekten we iets anders. De jaarlijkse veemarkt was aan de gang, een evenement van jewelste.

Uit de hele omtrek waren boeren en handelaren bijeen gekomen om vee te kopen en te verkopen. Nu is zo’n markt natuurlijk meer dan alleen een handelsbijeenkomst. Het is nog meer dan dat, het is een ontmoetingsplaats van gelijkgestemden.. Mensen die elkaar mogelijk al een jaar niet gezien hebben zien elkaar eindelijk weer eens. Het is het uitwisselen van nieuwtjes, ophalen van herinneringen. Leunend op hun stok hebben ze hun gesprekken. Zonder stok of wandelstok hoor je er blijkbaar niet bij. Meestal serieus, soms ook ontspannen, met een lach op het gezicht. Doorgroefde karaktervolle koppen hebben ze. Stoere kerels met knuisten als kolenschoppen. Kritisch keurend en scherp onderhandelend. 

Na de koop wordt een ontspannen houding zichtbaar. Bij de dieren wordt er één oormerk verwijderd en haalt men de bel van de hals af, die zijn eigendom van de verkoper. Wanneer de handelaar zijn koopwaar in wil laden zet hij zijn wagen achteruit op de brug. De achterklep gaat open en een groepje boeren drijft de koeien de wagen in. Samenwerking zonder te vragen, de groep vormt zich als vanzelf. Het is een evenement zonder poeha, zonder show en theater. Eenvoud is het hoofdingrediënt van het gebeuren en het is die eenvoud, de eenvoud wij een beetje ontgroeid zijn, die het voor mij boeiend maakt.

Het had geen Purmerends karakter. Purmerend, waar men om een uur of tien de kroeg in gaat om de kopen en verkopen te bezegelen. Hier wordt alles op het marktplein geregeld. Een kroeg is er niet. Koffie en brood, verpakt in een oude krant, zijn de jenever en ballen gehakt van hier. Hoewel het geen grote markt was hebben we er zonder probleem anderhalf uur zoet gebracht en eigenlijk hadden we er probleemloos nog wel een tijdje kunnen blijven maar de Covadonga wachtte ook nog op ons.

We zijn de auto weer ingestapt en naar Sotu Cangues gereden waar de afslag richting de Covadonga is. De eerste paar kilometer zijn absoluut niet interessant. Links en rechts liggen nietszeggende parkeerterreinen. P1, P2, P3 enzovoort. De bedoeling hiervan was ons op dat moment helemaal niet duidelijk maar dat kwam later . Hier kan je de auto parkeren wanneer je met de shuttle naar boven wil gaan. Nu waren de meeste parkeerterreinen leeg maar ik kan me voorstellen dat ze in het hoogseizoen afgeladen zijn. We rijden door naar Cuadonga, door het dal wat door de Covadonga gevormd is. In Cuadonga is Pulayo begraven, de eerste koning van Asturië. Een soort bedevaartsoord voor Asturiërs maar ook voor Spanjaarden. Om dit duidelijk te maken eerst even een verhaaltje.

Rond 700 zwaaiden de Moren hier de scepter. Wanneer je ergens de baas speelt wil je dat natuurlijk liever niet voor niets doen. Er werden dus belastingen geheven en 1300 jaar geleden waren belastingen wellicht nog wel minder populair dan nu. Men zag er namelijk veel minder voor terug. Deze streek, die altijd een zelfstandig karakter gehad heeft,  had nog een eigen adelstand die van voor de Moorse overheersing dateerde. Pélayo was een van de edelen die het eigenlijk wel een beetje gehad had met die Moren. Die zaten per slot van rekening te vissen in zijn vijver. Hij ving natuurlijk de belasting liever zelf. Daarom riep hij de bevolking op om in opstand te komen tegen deze heffing. Tegenwoordig zou men met spandoeken naar het Malieveld gaan maar vroeger lag dat anders. De Moren stuurden hun M.E. om even orde op zaken te stellen en af te rekenen met Pélayo. Die had zich echter verschanst in de kloof van de Covadonga en zag kans om de Moren een kopje kleiner te maken. Nu waren de inkomsten uit dit gebied voor de Groot Moefti niet zo geweldig groot dus besloot hij maar om zich terug te trekken. Pélayo en de oude adel kregen het dus weer voor het zeggen.

Een paar eeuwen later zag men dit feit als een kruistocht tegen de ongelovigen. Pélayo had toch maar mooi de barbaarse horden de tent uit geschopt. Daar moet Maria toch wel de hand in gehad hebben. Van het één kwam het ander en voor men het wist was het de Maagd die Pélayo geïnspireerd had om de barbaren te verjagen, was Pélayo heilig verklaard, en werd de plaats in de Covadonga waar de slag heeft plaats gevonden een bedevaartsoord én een grote bron van inkomsten voor de kerk. Tel daar een paar Pausbezoeken bij op en je hebt een kerkelijke kermisattractie waar je Ú tegen zegt.  Bij de ingang van de grot waar Pélayo begraven is staat een offerblok waar ik, in de paar minuten die ik er stond, verschillende keren rode en blauwe bankbiljetten in zag verdwijnen. Nu krijgt Maria wel wat meer aandacht dan Pélayo die een beetje in een achterafgrotje is begraven, het is even zoeken maar hij is er wel. En dan heb je natuurlijk ook nog de inkomsten uit de kaarsenautomaten

Ja, u leest het goed, de kaarsenautomaten. Na inworp van 1 euro 20 krijg je een kaars die je aan kunt steken voor de zieleheil van een ieder die je lief is. Het walmde er over kan ik je zeggen. Eigenlijk getuigt het, in mijn ogen dan, van weinig respect voor de gelovigen dat ze de kaarsen uit een automaat moeten halen. Zou er nu niet een oude non zijn die dat klusje kan doen? Nou ja, hoe het ook zij, we hebben onze ogen uitgekeken. Wat een poppenkast. Met honderden stonden ze in de rij om de Babybornpop die de Heilige maagd moest verbeelden en die aangekleed was met wat kant en met een kroontje op haar hoofd, de voeten te kussen. De kinderlijke devotie die de mensen hier tentoon spreiden kan ik niet vatten. Gelukkig stonden we vrij vooraan geparkeerd dus we konden vrij snel weg.

Op naar de echte Covadenga. De weg die we nemen was er in 724 nog niet maar tussen toen en nu heeft men een knap stukje werk gelegd. Elf kilometer weg, 1000 meter hoogte verschil, een gemiddelde stijging dus van ongeveer een procent of negen. Nu zitten er ook stukjes in waar je naar beneden gaat dus ook plekken waar het extra stijgt. Zeventien procent was het maximum dus dat viel wel mee. De weg had ongeveer de breedte van anderhalf fietspad maar de drukte van de A9. Heremetijd, wat ging er een verkeer omhoog. We hadden eigenlijk verwacht dat het rustig zou zijn maar dat was het niet. Waar al die Spanjaarden vandaan komen op een donderdag, we vragen het ons af. Het was een geweldige rit. Het klinkt als al eerder gezegd, en dat heb ik ook, maar na iedere bocht wachtte ons weer een verrassing.

Even gestopt bij de Mirador de Reina (het uitzichtspunt van de Koningin) waar een grote kolonie gieren zit. We zagen ze cirkelen in de verte, majestueus. Daarna door naar de Lagos. De meren die het einde vormen van de rit. Twee grote bergmeren, Llago Enol en Llago la Erinca. Het was er ongelooflijk druk maar uit de foto’s blijkt dat niet. Wanneer je de camera goed richt zie je bijna geen mens. De terugtocht was gelukkig wat meer ontspannen dan de heen tocht. Toen zat de passagier aan de ravijnkant, bij de afdaling aan de bergkant. Dat gaf toch wat meer rust. Onderweg nog even lekker zitten eten op een plaats waar we de auto kwijt konden wat ons op veel reacties van passerende auto’s kwam te staan. We zaten er aan de kant, brood en meloen op tafel en de duimen  kwamen om hoog, Waarom? Het is ons een raadsel.

Later hebben we nog een rondje gedaan aan de noordkant van de camping, een wat minder ruig gebied. Veel rustiger maar ook minder boeiend. Rond een uur of vijf waren we weer terug. Eerst maar eens een selectie gemaakt van de foto’s maar dat viel niet mee. Daarom staan er vandaag nogal veel op de blog. We hadden er ruim tweehonderd wat ik moest verminderen naar twintig maar dat is me niet gelukt. Ik hoop dat wanneer jullie ze zien, je begrijpt waarom. 

Vrijdag 22 sept 2017: Bulnés

Alle steden en dorpen in Spanje zijn met de auto via de weg bereikbaar. Nu zijn niet alle wegen die naar dorpen en steden leiden geweldig. Het hangt een beetje van de belangrijkheid van de plaats af. Zo zijn de minder belangrijke dorpen bereikbaar via een geasfalteerd geitenpad, soms wat smal en steil, maar komen kan je er. Maar er is één uitzondering: Bulnés. Bulnés is een dorp in de Picos de Europa waar je niet met je auto kunt komen. Alles wat van buiten moest komen werd tot voor kort met mens –of ezelkracht aangevoerd en het dorp was in hoge mate self-supporting. Een tocht van een uur of drie is het voor de geoefende wandelaar.

Tegenwoordig hoef je niet meer te lopen want sinds 2001 is er de Funicular, een soort kabeltreintje die dwars omhoog door de berg loopt. Door een tunnel van 2227 meter lang word je 402 meter omhoog gebracht. Een hellingspercentage van ruim 18%. Het duurt 7 minuten voor je uit kunt stappen en in een andere wereld terecht komt. Er kunnen per rit overigens maximaal maar 47 mensen mee in het wagonnetje en hij rijdt maar ééns in het half uur tussen 10 uur ’s ochtends en 8 uur ’s avonds. Het dorp is dus geen Marken waar de Japanners met busladingen tegelijk gedropt worden. De meeste reizigers die Bulnés bezoeken zijn wandelaars. Vanuit het dorp lopen er diverse lange afstandswandelingen waaronder één die teruggaat naar de parkeerplaats bij de ingang. Wij hadden het zekere voor het onzekere genomen en hebben een retourtje genomen.

Een andere wereld was het zeker. Een dichte mist maakte de wereld erg klein. We hadden goede hoop dat de zon nog wel door zou breken want die deed verwoede pogingen. Alle vijf de passagiers, wij inbegrepen, sloegen bij de uitgang van de trein linksaf, richting dorp. De anderen waren duidelijk betere wandelaars dan wij want in een mum van tijd waren ze uit het zicht verdwenen. Na zo’n driehonderd meter kwamen we bij de eerste bebouwing wat ook bijna de laatste is. Het dorp is niet groot, 30 tot 35 huizen in ‘la Villa ofwel Bulnés abajo’ (laag Bulnés)  en dan heb je 500 meter verderop nog Bulnés de arriba, (hoog Bulnés) het hoger gelegen gedeelte.

Daar is ook het beroemde uitzichtspunt maar volgens ons was er daar vandaag bitter weinig om naar uit te zien. We hebben eerst het lagere gedeelte bezocht en daarna zouden we omhoog gaan. Dat hebben we niet gehaald. Tijdens de wandeling, die behoorlijk wat inspanning kostte, ging de mist over in een druilerige motregen. Reden voor ons om af te dalen en ons geluk in een plaatselijke horecagelegenheid te zoeken. Uit het raam kijkend, met een lekkere kop warme chocolademelk voor je, voel je je toch een stuk gelukkiger dan in de regen kan ik je vertellen. En wanneer je dan voor diezelfde chocomel ook nog maar twee euro tachtig (samen!) hoeft te betalen voel je je helemaal goed.

Iets later werd het weer droog en we hadden het idee dat het wat helderder werd want de met wolken omfloerste toppen werden wat meer zichtbaar maar ook niet meer dan dat.  Inmiddels was het bijna één uur en we hebben besloten om de terugreis te aanvaarden. Bulnés is een prachtige onaangetaste plek en, naar men zegt, in een geweldige omgeving. We geloven het graag maar van het laatste hebben we slechts weinig meegekregen.  Tot onze verrassing scheen beneden de zon maar we konden zien dat aan de andere kant van de berg, de plek waar het dorp ligt, de wolken nog de overhand hadden.

We moesten de zelfde weg terug als dat we gekomen waren. Een rondje Picos zat er niet meer in vanwege de toch wel grote afstanden. We zijn dus naar het noorden gereden, naar de kust bij Colombrès. Daar was het geweldig lekker weer, terrasjes vol en je kon de zomer nog bijna voelen. Op ons gemak, langs de kust en langs oude herinneringen de weg naar Avin weer gezocht waar we rond een uur of vijf aankwamen. Daar hebben we de dag op een rustige manier volgemaakt. Morgen gaan we weer op pad en zullen we Spanje waarschijnlijk achter ons laten. Waarheen precies? Dat weten we dan pas.

Zaterdag 23 sept 2017: Glamping

Normaal gesproken hebben we er geen moeite mee wanneer de zon ons bij het opstaan verwelkomt, vandaag echter wel een beetje. Gisteren hebben we bijna de hele dag in de mist en motregen gezeten in Bulnés en vandaag: stralend en helder blauw. Jammer, maar het is niet anders. Wat wel fijn is, is dat we goed weer hebben om te reizen. We gaan namelijk vandaag Spanje verlaten. We hebben nog ruim een week om terug te gaan naar Nederland en dat willen we een beetje op ons gemak doen. Nog even overwogen om Pamplona met een bezoek te vereren maar gezien het aantal extra kilometers wat dat op zou leveren hebben we daar maar van af gezien.

Overigens was de binnenkomst in Frankrijk wel weer een kleine deceptie. Vijf meter na de grens staan de eerste tolpoortjes al en moet je direct betalen. Wij stonden in een rijtje van vijf auto’s waar geen beweging in zat. Of het poortje het niet deed of de pinpas van de voorste bestuurder, ik weet het niet maar we stonden er zeker al tien minuten terwijl bij de andere poortjes iedereen vrolijk doorreed. Ik zeg dus tegen Jantiene, kijk even of er iets achter ons staat want wanneer ik twee meter naar achter kan rijden, kan ik bij de andere rij aansluiten en komen we vandaag nog op de plaats van bestemming. Zo gezegd, zo gedaan. Worden we bij het betalen aangesproken door een Franse gendarme, een soort kleinzoon van Louis de Funès. Ja, ja, zet ze hier een pet op en ze worden belangrijk hoor. Of ik wel wist hoe gevaarlijk het was om achteruit met een caravan op de autosnelweg te rijden.

‘Achteruit rijden? Die anderhalve meter? Dat stelt toch niets voor? Ik sta er al tien minuten voor niets te wachten’. ‘Vous devez avoir de la patience (U moet even geduld hebben)’. ‘ J’ai de la patience, mais je ne veux pas passer la nuit ici, hein? Quand je déteste quelque chose c’est dormir dans mon vehicule’. (Geduld heb ik wel, maar hier de nacht doorbrengen? Waar ik echt een hekel aan heb is het om in mijn auto te slapen). Ondertussen had ik mijn pas weer terug uit de automaat gekregen, schakelde in zijn één en reed weg. Wanneer die flapdrol echt in de dienstverlening zat zou hij het verkeer wel even richting andere poortjes sturen in plaats van buitenlanders pesten. De Fransen die het zelfde trucje uithaalden liet hij wel ongemoeid. Wat een Jan Doedel.

We zijn in Saint Jean de Luz beland, zo’n vijftien kilometer over de Spaanse grens. Het is een hoek die we eigenlijk nog nooit bezocht hebben. Een kleine camping, met 30 staanplaatsen en voor de rest huisjes. Wel een prachtige locatie, 50 meter van het strand en in een oude mimosa-boomgaard. En dat voor 17 euro per nacht, inclusief zwembad, jacuzzi en sauna. Een geweldige kerel die hier de boel bestiert. Toen we kwamen vroeg ik of er nog plek was en hij zei dat we het troffen want hij had precies nog één plek vrij, Hij reed ons er even heen met zijn golfkarretje en we mochten zeggen of we het wat vonden. Wij blij, prima plaatsje.

Even later kwam ik terug op de receptie om een munt voor de wasmachine te halen toen ik bij een stel nieuwe klanten precies het zelfde verhaal hoorde. Mensen blij en opgetogen, mee op het golfkarretje…. Hij zoekt de klanten echt uit want ik heb ook al een paar keer gezien dat hij zei dat de camping vol was. Hij heeft hier de klanten echt voor het uitzoeken, het is hier, ondanks dat het september is, afgeladen vol. Vanmiddag lekker rustig aan, wasje gedraaid, wijntje gedronken en even naar het strand. Vanavond eigenlijk voor het eerst deze vakantie lekker voor het hutje. Het is nu negen uur en nog steeds een graad of 20 en windstil. Gewoon lekker dus. Wat het morgen wordt zien we wel, in ieder geval even de sauna in en een jacuzzi pakken. Nu al zin in, een beetje glamping.

Zondag 24 sept 2017: Op pad met Cor van der Laak

Zo slecht als het begon zo goed eindigt het. Prachtig weer vandaag, zevenentwintig graden, heerlijk gewoon. Het is zondag, (bijna) iedereen is vrij en wil nog even van deze dag profiteren. Flaneren, zonnen, pootje baden, een terrasje pikken, noem maar op. En dat is allemaal mogelijk in St. Jean de Luz, de plaats waar we nu vlak bij zitten. Hoewel het maar een kilometer of vijf is kostte het bijna evenveel moeite om er te komen als in Den Helder. Iedereen had namelijk het idee opgevat om naar St. Jean te gaan. Of dat nu komt door het weer, de dag van de week of het jaarlijkse filmfestival wat er deze week gehouden wordt, we weten het niet. Feit was wel dat het gewoon zo was.

Aansluiten in de file en met groepjes van tien van het ene stoplicht naar het andere rijden. Eenmaal in de oude stad kom je in een wirwar van straten met parkeerverboden, inrijverboden, stopverboden en doodlopende eindes. Tel daar dan nog eens bij op dat op iedere beschikbare plek al een auto staat geparkeerd en dat je, terwijl je zoekt, je in je nek wordt gehijgd door een Fransman die ook een plek zoekt die op zijn beurt ook weer in de nek wordt gehijgd. Ik heb al snel de moed opgegeven en ben het centrum uitgereden. In de buitenwijken was plek zát en we hebben vlak bij de kust de auto kunnen parkeren. Langs de kust loopt een wandelweg, de littoral Basque, die vanaf het noorden van Biarritz tot aan de Spaanse grens loopt. Die hebben we gevolgd en met na kwartiertje kwamen we in St. Jean aan.

Althans, we arriveerden er op de Boulevard de Thiers. Een wandelgebied waar op zondag een kunstmarkt gehouden wordt. Pakweg een kilometer achter elkaar vielen we van de ene kunstuiting in de andere. Helaas was het merendeel van een niveau groep 2 kleuterschool maar er waren toch ook wel interessante dingen. Zo was er een fotograaf met heel indringende foto’s. Of hij wel op de goede plek stond weet ik eigenlijk niet want ik vond de foto’s uit Grozny en Noord Syrië niet echt in het geheel passen maar pakkend waren ze zeker. Een paar schilders die echt de moeite waard waren en dan was er nog een man die beelden laste van afgedankte metalen.

Rustig aan kuierend, kijkend en keurend over de boulevard. Aan het einde ging die over in de Promenade de la Plage. Een aardig voetgangersgebied met eettentjes, winkeltjes en barretjes. Loeidruk was het er, niet te geloven. Na er een kwartiertje rondgekeken te hebben zijn we weer teruggelopen. Genoten van de mooie bouw die men hier heeft, uit het Fin de Siècle, waar ik een groot liefhebber van ben. Daarna via het Parc van St. Barbe. Daar was men bezig met een project van de Kunsthal die zo te lezen ook een vestiging in deze hoek heeft.

In het park waren allemaal linten evenwijdig op de grond gespannen. Niet zomaar linten, nee, lila linten. Ja, daar kijk je even van op, toch? Het moest visualiseren hoe de hellingen van het park van St. Barbe er uit zouden zien wanneer ze met lavendel beplant zouden zijn. Je krijgt dan een soort St. Jean de Luz aan de Mediterranée. Ja, ja, bedenk het maar. En wanneer je het bedacht hebt moet je het nog verkopen maar wanneer dat lukt, nou dan ben je binnen hoor. In dat licht bezien was de kunst op de Boulevard niet eens van zo’n laag peil, ze hadden er alleen het goede verhaaltje niet bij. Sorry, soms oordeel ik wel eens te snel en onbesuisd.

Na dit bezoek richting Biarritz gereden. De steden Bayonne, Biarritz en St. Jean de Luz liggen eigenlijk aan elkaar vast dus het zijn kleine afstanden. Biarritz was een vrij onbeduidende vissersplaats totdat de echtgenote van Napoléon de derde, koningin Eugénie hier eind 19e eeuw vakantie kwam vieren. Het werd toen in één klap ’The place to be’. Het heeft een geweldige uitstraling, ik ken geen Nederlandse badplaats die hier aan kan tippen. De enige plekken die er een beetje mee kunnen wedijveren zijn bijvoorbeeld Deauville en de grandeur van de Noord Duitse Oostzeekust. Het is ook wel een beetje van ‘hyperdekak, zien en gezien worden’, maar dat past bij deze plaats. Het is niet storend. Het alternatieve van de hier ruimschoots aanwezige surfers vormt hier een prachtig contrast bij. In Biarritz en omgeving zijn namelijk de beste surfgolven van Europa, het raast hier dus van die jongens met een board en hun eigen cultuurtje.

Ook hier weer prachtige architectuur. De stad was erg levendig, misschien kwam dat wel door het ‘Fin du saison’. Alle winkels hielden opruiming en was een grote markt. Geen rommelmarkt, maar echt klassespul wat er uit moest, want volgend seizoen, eigenlijk nu al, kan je je daarin natuurlijk niet meer vertonen. Dat is helemaal ‘not done’. Ook hier weer heerlijk gewandeld, geflaneerd eigenlijk, voor zover dat kan in je korte broek met instapsandalen, zwarte enkelsokken en een Zeeman T-shirt. Couture is nu eenmaal niet helemaal mijn ding. Crèpes de Blé noir zijn dat wel. Pannenkoeken van zwarte bloem. Ze worden gevuld met wat je maar wilt, een soort Franse pizza. Wij hadden er één met vier kazen en een vegachèvre, één met groente en geitenkaas. Prima hap voor tussen de middag, nou ja, een uur of drie was het inmiddels. Daarna nog even genoten van een quasi-Braziliaans samba orkest waar het enthousiasme af spetterde. Geweldig vonden we het.

Rond vijven waren we weer terug, tijd voor een uurtje glamping. Zwembadje, jacuzzi-tje, sauna-tje en hammametje. Daarna nog even een Sauvignonnetje en de dag was weer bijna om. Nog even lekker aan het strand geweest om de surfgolven van het Pays Basque te bekijken en de dag was weer helemaal om. Niet avontuurlijk en geen spannende verhalen dus. Het leek wel een dag uit het leven van Cor van der Laak, kritisch AVRO-lid, maar dat is ook wel eens lekker.

 

Maandag 25 sept 2017: Een regenachtige dag

{We hadden eigenlijk nog niet besloten. Twee of drie dagen hier blijven. Een zacht getik op het dak maakte de beslissing heel erg gemakkelijk. Een snelle blik op de Franse Metéoconsult leerde ons dat het een goede beslissing was. Het regende overal in Frankrijk behalve in Lille. Licht gedimd en weer onder de dekens. Zoals mijn opa placht te zeggen ‘de beste plek van de wereld’. Hij had gelijk en heeft het nog steeds. Rond een uur of half tien er uit, brood halen en vertellen dat we nog een dagje langer zouden blijven. Vonden ze trouwens helemaal niet erg.

Wanneer je er eenmaal uit bent lijkt die regen wel een ander karakter te krijgen. Dan vind je het vervelend worden. De auto dus maar ingestapt en een rondje om. Eerst naar St. Jean de Luz. Waren we gisteren natuurlijk al geweest maar toen was het centrum overladen met mensen, vandaag ging het beter. De stad heeft een geweldig mooi én autovrij centrum. Per ongeluk bij de markthallen aangekomen en natuurlijk even rondgekeken. Hoewel het voor een markt al rijkelijk laat was liep er toch nog behoorlijk wat volk in de rondte. Een leuke markthal met veel variatie. Jammer dat er verschillende stallen onbezet waren. ‘Maandag gesloten’, werd vermeld en dat is wel begrijpelijk. Het is mooi dat een week zeven dagen heeft maar zeven dagen werken is wel erg veel van het goede.

De Corniche Basque werd in het kaartenboek groen gekleurd, reden om er even te gaan kijken. De kustweg van St. Jean naar Hendaye, de laatste Franse nederzetting voor de Spaanse grens. De groene arcering in het kaartenboek is op zijn plaats, het is een prachtige weg met geweldige vergezichten. Hendaye (Hennodaia in het Baskisch)  wordt doorsneden door de Bidassoa, een riviertje dat direct de grens met Spanje vormt. Aan de andere kant heet het Hondarribia. Het is trouwens wel een leuk weetje hoe de grens in de Pyreneeën ooit bepaald is. Dat is gebeurd door middel van de waterscheiding. Alle grond waarop stroompjes, beekjes, riviertjes ontsprongen die richting Frankrijk liepen hoorde bij Frankrijk en aan de Spaanse kant gold het zelfde. Men heeft de grens via de bergtoppen laten lopen die tussen de riviertjes in liepen. Er is dus geen rivier die in Spanje ontspringt die over Frans grondgebied loopt.

Iets later waren wij trouwens wel op Spaans grondgebied. Nog even winkelen en even tanken. Het is tien kilometer rijden en je doet je inkopen vijfendertig procent goedkoper en de benzine kost er twee dubbeltjes per liter minder. En… wanneer je toch niets anders te doen hebt waarom niet? Rond een uur of vijf weer terug en even een begin gemaakt met de afbraak van het kampement. Zoveel stelt dat dit keer trouwens niet voor want de luifel staat er niet aan, maar het was nu droog en voor morgen is dat nog niet zeker. Morgen dus weer richting het noorden want de plicht roept weer. De laatste week is ingegaan.

 

Dinsdag 26 sept 2017: Op de route...

La Venise Verte noemt men het hier, Groen Venetië. Wij hebben ook zo iets, Hollands Venetië. Het eerste ligt voor het grootste gedeelte in het Franse departement Deux Sevres (vernoemd naar de twee rivieren die er door lopen: de Sevre Nantaise en de Sevre Niortaise), de tweede in Overijssel. Met Venetië hebben beiden niets van doen. De Franse en Hollandse versie zijn poldergebied. Moeras –en veengebied wat ontwaterd en ontgonnen is in de vijftiende en zestiende eeuw. Het is niet de eerste keer dat we hier zijn, een jaar of vijftien geleden zijn we hier ook al een keer geweest. We stonden toen op een camping in La Rochelle en omdat het nu min of meer op de route lag hebben we hier een camping gezocht.

Ja, de route. De weg naar huis toe. Vanmorgen hadden we nog ruim zestienhonderd kilometer voor de wielen. Met de auto een peulenschil (hoewel…) maar met auto én caravan moet je toch een paar dagen rekenen. Met vijfhonderd kilometer per dag ben je toch al een heel eind. Vandaag hebben we er ruim vierhonderd afgelegd. Een reisdag, ik heb het al eerder vermeld, is nu niet echt een dag waarop je veel beleeft. Het was even spannend toen we een verkeerd poortje inreden bij de tolweg en even vervelend toen we de camping niet konden vinden maar voor de rest is er weinig gebeurd. We staan in Coulon op camping (hoe verrassend) La Venise Verte. Morgen gaan we een rondje door het gebied maken en hebben we jullie dan ongetwijfeld meer te vertellen.

Woensdag 27 sept 2017: Gelukzalige doelloosheid

Het einde van september komt is in zicht. De dagen worden korter, de nachten kouder. De natuur kent nog even een uitbarsting van kleur voordat alles overgaat in een vaalbruine kleur die aan de winter vooraf gaat. De herfst is dit jaar een geleidelijke overgang naar de winter. Weinig regen en van wind is ook nauwelijks sprake. Niet alleen het zomerseizoen is ten einde gekomen, ook het toeristenseizoen. Het is aan alles te merken. Attracties raken gesloten, campings zijn leeg en er is steeds minder reuring. Het is aan het goede weer te danken dat we ons nog goed vermaken kunnen.

Vanmorgen zijn we eerst naar Niort gegaan. In Niort is een hele grote overdekte markthal zoals die hier wel meer staan. Iedere dag markt, althans, iedere ochtend. Volgens de info die we hadden is er op woensdag een heel uitgebreide. Wij er heen. Helaas hadden de kooplieden waarschijnlijk niet de zelfde folder gehad als die wij hadden. Meer dan de helft van de stallen was gesloten. Toen maar even de stad in, maar ja, om half elf in de ochtend leeft dat ook nog niet echt. Wel een mooie stad overigens maar ook hier, net als in veel andere Franse steden, veel leegstand. De crisis heeft hard toegeslagen. Helaas hebben ze aan ons ook weinig. Behalve wat benzine en een doosje chocolaatjes hebben we niets gekocht vandaag. Daarbij kwam dat we ook nog op een gratis parkeerplaats stonden. Sorry jongens.

Gisteren schreef ik het al, we staan in de Marais Poitevin. Een voormalig moerasgebied, gelegen tussen twee rivieren dat eeuwen geleden drooggelegd is. Helemaal zelf hebben de Fransen dat niet gedaan. Met wat Hollandse hulp is het gebeurd maar daar hoor je, behalve dan in de ANWB gids, niemand meer over. Geeft niet, wij hebben de peper en nootmuskaat die ten grondslag van onze welvaart ligt ook niet zelf geplukt. Hoor je ook niemand meer over.

Ik vind het een geweldig gebied. Een soort Giethoorn maar minder toeristisch. We zijn namelijk nog geen Japanner tegen gekomen. Overal sloten die voor de ontwatering zorgen, sluisjes en overlopen. Het is hier trouwens wel veel meer beplant dan bij ons. Om iedere akker staan bomen geplant. Veel wilgen natuurlijk maar ook veel essen. De es, en ook de wilg, is van nature een boom waarvan het hout veel gebruikt werd als zogenaamd geriefhout. Dat gebeurde ook in Nederland tot ver in de negentiende eeuw. Wilgentenen werden onder meer gebruikt voor het maken van bijvoorbeeld manden en gevlochten afscheidingen. Die zijn trouwens weer in de mode. In de ‘Landleven’ wordt het bij de Nouveaux Riches gepropageerd als ‘…met een landelijke erfafscheiding als deze krijgt uw boederette een authentiek karakter en kunt u stijlvol genieten’. Essenhout werd vooral gebruikt voor het maken van handvaten en stelen voor gereedschappen (en kloeten) maar ook als brandhout is het prima. Iedereen met een stukje eigen grond had wel een hoekje met ‘geriefhout’.

Er zijn trouwens nog meer overeenkomsten. Vervoer ging hier hoofdzakelijk per boot, net als bij ons. Kloetend. Ik heb vroeger altijd gedacht dat dit toch wel een unieke manier van transport in een uniek gebied was maar ik ben het al verschillende keren tegengekomen. In Amiens, hier, in Kroatië en het zal ongetwijfeld er in nog wel meer gebieden zo aan toe gaan. Hoewel de omgeving niet hetzelfde is en het kloeten hoofdzakelijk een toeristisch gebeuren is geeft het me toch een ‘terug naar toen’ gevoel. De tijd dat je er eigenlijk niet eens erg in had dat het bijzonder was. Dat gevoel kwam pas toen het verdwenen was. Toen de hang naar ‘de goede oude tijd’, die trouwens helemaal zo goed niet was, een feit werd. Valse nostalgie dus eigenlijk. Maar omdat je dit soort dingen associeert met je jeugd, een goede en zorgeloze tijd in mijn herinnering, geeft het je een goed gevoel. Ik word er onbewust een beetje gelukkig en blij van.

Doelloos rondgereden hebben we, langs een sloot gepicknickt. Bij een bootjesverhuur een kop koffie gedronken, het ging vandaag nergens over. Stille dorpjes, spiegelingen in het water, geloei van een koe in de verte, een biddend torenvalkje, een wuivende rietkraag, mijmeringen en vooral het nièt moeten maakten deze dag. Ik vond het een geweldige dag.

Graag had ik wat langer gebleven maar helaas moeten we morgen weer verder. De tijd wordt korter en wanneer we niet rijden de afstand niet. De richting is bepaald, het doel nog niet en dat is net andersom als veel dingen in het leven. Hoe het uitpakt zal ik jullie, wanneer alles gaat zoals het moet gaan, morgen al melden.

Donderdag 28 sept 2017: Verkeerde benen

Het is Chartres geworden. De spitsen van de geweldige kathedraal zie je al van vele kilometers afstand. Herkenbaar want ze zijn afwijkend. En ze zijn verder dan je denkt want ze zijn immens groot. Te midden van onmetelijke graanvelden ligt de stad en je vraagt je af waar de welvaart aan te danken was die de bouw van zo’n grote kerk mogelijk maakte. Dat moet ongetwijfeld de ligging zijn, op een kruispunt van handelswegen. Wij zijn hier vandaag slechts passanten, we blijven een nacht en morgen trekken we weer verder. Aan ons zal slechts weinig verdiend worden… maar toch.

Tientallen kilometers weg opbreking zijn we vandaag tegen gekomen. Het reed wel door maar niet op de manier die je van de snelweg gewend bent. Het begon al met een uitgebrande bus die op de weg stond, even buiten Niort. Volgens het nieuws was het een bus vol scholieren die gisteravond in de fik is gevlogen. Gelukkig geen slachtoffers, wel een treurig gezicht zo’n uitgebrand karkas. En, zoals al gezegd, de werkzaamheden volgden elkaar in rap tempo op. Duizenden pylonen heb ben we gezien vandaag. Het enige aardige dat we vandaag gezien hebben was bij een wegrestaurant waar er onder de bar een spiegel zat. Wanneer je op de goede plaats zat kreeg de kelner de benen van de klant. Ik heb geprobeerd om het te fotograferen maar zat er net iéts naast. Rond een uur of half vier was ik het zat en hebben we koers gezet naar waar we nu zijn.

Klaarblijkelijk is het hier slecht weer geweest. Bijna alle veldjes waren omgeploegd maar gelukkig konden we er nog één vinden waar het gras nog redelijk groen was. Een mooie grote plek, de auto kon voor de caravan blijven staan. Dat scheelt morgenochtend zeker weer een minuut of drie, dan kunnen we lekker iets langer blijven liggen. Morgen richting Belgische grens, dat vinden we ver genoeg. 

 

 

Vrijdag 29 sept 2017: Het hoge riet

Chartres – Dreux – Mantes - Beauvais – Amiens - Arras… Het klinkt een beetje als het aloude rijtje wat we vroeger bij aardrijkskunde moesten leren: Groningen – Hoogezand-Sappemeer – Winschoten – Veendam – Stadskanaal… maar toch is het iets anders. Het zijn de plaatsen die we vandaag gepasseerd zijn richting Belgische grens. We hebben een prachtige rit gemaakt door het Noord Franse land. Door velen wordt het beschouwd als saai maar ik ervaar het anders. Kronkelende wegen tussen onmetelijke akkers door met hier en daar een verstild dorpje. In de verte een ploegende trekker die een stofspoor nalaat en langs de weg liggen duizenden tonnen suikerbieten klaar om verwerkt te worden. Wanneer je deze ruimte ziet voel je jezelf wat kleiner worden.

Eigenlijk is het rijtje niet compleet. Na Arras komt nog Boiry-Notre-Dame, het plaatsje waar we nu zijn. Op camping La Paille Haute, Het hoge riet. Geen riet gezien hier, wel wat Pampa gras, zullen ze dat wel bedoelen. Het is afgeladen vol hier, veel Nederlanders maar ook veel Britten. Het is, zogezegd, een tactisch gelegen plek. Maar ook hier al een beetje einde seizoen: restaurant gesloten, snackbar dicht, zwembad leeg. Ja, aan de grijze golf valt weinig te verdienen. Wanneer ze hier komen willen ze de centen bewaren voor de komende vakantie of ze hebben het al uitgegeven. Morgen bijna de laatste etappe, maand om, vakantie over. Nog even een stop bij mijn broer en daarna weer terug naar huis want de plicht roept. En om eerlijk te zijn zou ik er echt niet rouwig om zijn wanneer iemand anders op die roep reageert maar dat zal wel weer niet.

Zaterdag 30 sept 2017: Nee, helaas...

Het was of de Cavalerie vanmorgen de camping op kwam rijden. Met luid trompetgeschal kondigde de bakker zijn komst aan. Ik stond al half en half te wachten met de portemonnee in de hand en kon dus als derde in de rij aansluiten. Een ‘completje’ gesneden. Lekker broodje. Na het eten rustig aan de boel opgeruimd en rond een uur of half tien de camping af. We waren lang niet de eersten. Waar gisteravond nog wit recreatieplastic op wielen stond was het nu weer landelijk groen. Of het nooit anders geweest was. Op weg naar de oprit van de snelweg nog even het dorp in geweest om nog wat bestellingen voor deze en gene op te halen.

Daarna op weg naar Lille, nog veertig kilometer. Onderweg begint het zachtjes te regenen maar gelukkig duurt dat niet zo lang. Voor we het weten plenst het namelijk. Kijk, dat zijn tenminste buitjes waar je wat aan hebt. Even lekker tegen het stof. België passeren gaat wat stroef. Veel files en oponthoud.  Vlak voor de grens nog maar even de auto volgetankt, het is hier per slot van rekening ruim dertig cent goedkoper per liter dan in Nederland. Dat is trouwens nog aan de hoge kant, in Spanje betaalden we 1,22 per liter, ruim veertig cent minder en dat tikt aan. De regen stopt trouwens wel.

Bij Meer de grens over en wanneer je zo’n tijd in het buitenland geweest bent ziet Nederland er echt uit als een aangeharkt park. Netjes en schoon maar soms ook wel wat saai. Breda, Utrecht, Amsterdam en vervolgens naar mijn broer toe. Bij vertrek en aankomst gaan we altijd even langs en zetten we de caravan een avondje neer. Op de heenweg hebben we hier ook een nachtje gestaan maar toen was het geweldig weer. Zonder jas een avond aan het IJ doorgebracht. Nu, een maand later is het tien graden kouder en erg vochtig. Vanavond zijn we in IJburg wezen eten. De eerste keus, de camping, ging niet door dus het we gingen naar Dok 48 aan de haven. Een leuke tent maar we moesten wel erg lang op ons eten wachten. Zo lang zelfs dat ik vroeg of het nog wat werd omdat ik maandag weer werken moest. Bij het afrekenen wilde de bedienende dame zich er nog met een aardige opmerking vanaf te maken… ‘En, gaat u nog iets leuks doen vanavond?’ ‘Nee, helaas, daar is geen tijd meer voor’, luidde het antwoord.

Zondag 1 okt 2017: A la proxima

Hij draait alweer, de wasmachine. Het einde van een vakantie is eigenlijk nooit boeiend en spannend. Wanneer je thuiskomt verwonder je je altijd weer over hoe de natuur veranderd is sinds je vertrek en we verwonderen ons de eerste vijf minuten altijd weer over hoe groot het huis eigenlijk is. Na een maand op acht vierkante meter is het verschil opeens wel erg groot maar het went snel. Morgen nog een vrije dag. Die zal wel weer gevuld worden met een soort van inhaalrace van dingen die nog gedaan moeten worden. Over een paar dagen zitten we weer in het gewone ritme van de dagelijkse dingen. Gelukkig hebben wij dan altijd nog de blog nog waarmee we herinneringen ophalen.

Spanje is ons weer goed bevallen. Met nieuwe streken die verrasten en leuke ontmoetingen. Jammer dat het zo’n eind weg is. Op de kaart lijkt het niet veel maar het is toch iedere keer verder dan je denkt. Gelukkig is pech ons dit jaar grotendeels bespaard gebleven. Vorig jaar heb ik het ook al vermeld, eigenlijk is het jammer dat we wat buiten het seizoen gaan. De natuur is wat op haar retour en je ontmoet toch wat minder mensen, want die zijn het vooral die het plaatje kleuren. Hoewel jullie dit keer wat rustige medepassagiers waren willen we jullie bedanken dat jullie meegereden zijn. Bij een volgende reis nodigen we jullie graag weer uit voor een ritje of zoals ze in Spanje zeggen: ‘A la proxima’.