Ulvenhout. Wanneer je de klemtoon op de laatste lettergreep legt en je spreekt dat met een iets hogere klank uit dan nodig is klinkt het bijna Vlaams. Eigenlijk niet verwonderlijk wanneer je je beseft dat we hier op een steenworp van de Belgisch-Nederlandse grens verwijderd zijn. Ulvenhout. Voor wie niet zo topografisch ingesteld is: het ligt iets ten zuiden van Breda. In de loop der tijd zijn ze bijna aan elkaar vastgegroeid. We zitten dus niet ver van Breda af en het is niet zonder reden dat we hier nu zijn.
Want in Breda woonde ome Jan, de broer van mijn moeder. Woonde. Vorige week is hij overleden. Een langzaam in zijn lijf woekerende ziekte heeft hem eronder gekregen. Een paar maanden geleden liep hij nog fluitend 15 kilometer. Maar ineens, na 88 jaar, is het afgelopen. De klok staat stil voor hem. Redelijk onverwacht. Daarom zijn we nu hier.
Verder kregen we gisteren het bericht dat Renske ook niet meer onder ons is. Renske, de schoonzus van Symen en Martine. Anorexia had haar in de greep. Een wurggreep waaruit ze zich niet kon ontworstelen. Een jarenlang hard en oneerlijk gevecht. En uiteindelijk verloor ze. Ze was bijna even veel jaren oud als kilo’s die ze nog woog. Voor haar hield het ook op.
Niet echt begin van een vakantie zoals we het gewoon zijn. Een vakantie met een valse start dus. Later deze maand zullen we de gewone draad wel weer oppakken. Maar vergeten doe je dit soort gebeurtenissen niet één, twee, drie. Toch zullen ze naar de achtergrond verdwijnen. Dat is een soort zelfbeschermingsmechanisme. Goed, want je moet verder. Maar de onrust die deze dagen veroorzaakt is zal ongetwijfeld komende tijd af en toe nog wel eens zijn echo laten klinken.
Maar dat heeft ook zijn waarde. Het schudt je even goed wakker en stemt je tot nadenken. Het laat je bewust worden dat je niet alles zelf in de hand hebt. Het laat je prioriteiten stellen en overwegen wat je zelf nog wilt zolang jouw klok nog tikt. En dat is wel even een overdenking waard.
Bij Sint Annabosch gaat de A27 over in de A58. De snelweg tussen Breda en Antwerpen. Een slingerend lint van zwart asfalt maar ook een lint van kleurloos lawaai. Je hoeft de weg niet te zien om te weten waar ze loopt. Het geluid van rollend rubber op het zwarte zoab laat je dat wel weten. Vierentwintig uur per dag. Niet ieder moment met dezelfde intensiteit maar je bent je er snel van bewust wanneer je er dichtbij bent. En dat ben je hier in Ulvenhout. In de ochtend begint het rond een uur of vijf, half zes toe te nemen. Wanneer het een muziekstuk zou zijn zou de partituur in deze akte ‘Forte, fortissimo’ aangeven om tussen zeven en acht uur een hoogtepunt te bereiken.
Ik heb dat moment niet afgewacht. Rond half zeven had ik het bekeken, of eigenlijk gehoord. Koppie thee, schoenen aan en een rondje gelopen. De zon kwam mooi op en in de roodgekleurde lucht hadden vliegtuigen ogenschijnlijk een abstract schilderij gemaakt. Toen ik terugkwam leek het al wat rustiger maar dat kan natuurlijk ook gehoorbedrog zijn. De directe omgeving begon rond die tijd ook wat meer geluid te produceren want de camping ontwaakte ook. De zon had alle grijsgetooide gehoorapparaatdragers weer wakker gekust. Voor hen was de dag ook weer begonnen.
Breda was een onbekende voor ons maar vanmorgen hebben we ervan mogen proeven. Een verrassende stad voor ons. Ondanks het vroege tijdstip, half elf, leefde het toch al aardig en wist ze ons te verrassen met haar uitstraling. Ondanks dat het niet klein is heeft het niet de grootstedelijke uitstraling die we verwachtten. Een gevarieerd winkelaanbod met zaken die wij helemaal niet kenden. Overal groepjes studenten die de introductieweek hadden vulden de straten en terrassen.
Lang konden we er helaas niet blijven. Vanmiddag was de uitvaart waarvoor we naar Breda afgereisd waren. Een keurige plechtigheid. Daarna samenzijn in de koffiekamer en ’s avonds hebben we met de familie gegeten in Restaurant De Boschwachter in het Mastbos. En, zoals je wel vaker ziet, na de plechtigheid was de spanning geweken en werd het zowaar nog gezellig, hoewel dat natuurlijk ook relatief is. Ome Jan zou het zo graag gezien hebben denk ik. Hij hield van gezelligheid en het samenzijn met de familie.
Morgen reizen we weer verder. Op ons gemak. Op zoek naar nieuwe avonturen. Avonturen en verhalen, hoewel ik er van overtuigd ben dat die ons zelf wel weten te vinden. We weten nog niet precies waar naar toe, alleen de richting is grofweg bekend. Richting het zuiden. Over een zwart lint van lawaaïg asfalt.
Montmédy, Noord Frankrijk, net over de Belgische grens. Wanneer je aankomt zie je het in de verte al liggen. Aan het einde van de vallei torent een heuvel boven de omgeving uit. Montmédy. Een strategisch punt, op de vroegere grens van het Franse Keizerrijk, de Spaanse Nederlanden en het Heilige Roomse Rijk. De grenzen wisselden nogal eens van plek en daarbij ook de eigenaar van de Montmédy. Maar de heuvel bleef op zijn plaats liggen. Onverzettelijk. Al in de 11 eeuw werden hier de eerste versterkingen gebouwd en bij iedere wisseling van eigenaar weer uitgebreid. Totdat de versterkingen na de Eerste Wereldoorlog hun functie verloren en in verval raakten.
Het verval is nog steeds zichtbaar hoewel er, volgens de toeristische informatie, alles aan gedaan wordt om de plek in de oorspronkelijk glorie te herstellen. We zagen er weinig van. Vervallen huizen, kapotte straten en het onkruid dat een meter hoog stond. Jammer dat ze de potentie van de locatie niet zien hier. Met een beetje moeite kan je hier toch een geweldig themapark maken. Klimwanden en abseilen langs de vestingmuren, een rodelbaan naar beneden, bungeejumpen van de toegangsbrug, blubberrace in de slotgracht, een escaperoom in de kerkers en wedstrijden Geblinddoekt Nonnetje vangen in de Sint Aviothkerk.
Helaas zijn ze hier nog niet zo ver maar lang kan dat niet meer duren. Frankrijk zit financieel al aardig aan de grond, dus om de boel te onderhouden moet er toch inkomen gerealiseerd worden. Wij hebben onze bijdrage al geleverd vandaag. Twee keer veertig cent toeristenbelasting moesten we betalen bij de camping. Voor dat geld kan je toch al gauw een paardenbloem uit de toegangsweg laten trekken. Het begin is er dus.
Vanavond hadden we onze eerste Franse avond. Ik zal met mijn uitleg waarschijnlijk toch wel enige verhitte pubergeesten teleurstellen. Bij ons heeft een Franse avond een heel andere invulling dan bij jullie hoewel ik moet toegeven dat ik ook ooit jong geweest ben en mezelf wel een beetje in jullie gedachtenwereld kan verplaatsen. Bij een Franse avond op de camping wordt er een fles wijn opengetrokken, een stokbrood gebakken en staat de tafel vol met kaas en worst. Danoontje toe en dan naar bed. Alleen. Want de tijd dat daarbij de grenzen werden verlegd ligt al lang achter ons.
De jagende wolken en de ver verwijderde onweersgeluiden waren gisteravond al een voorbode dat het wel eens een wat onrustige nacht zou worden. En dat kwam uit. De door de wind voortgejaagde regen geselde de hele nacht ons onderkomen. Pas tegen de ochtend werd het minder en zowaar, toen ik vanmorgen de deur openzwaaide was het droog maar de nog steeds grijsgekleurde hemel beloofde weinig goeds voor vandaag.
Geen zin om hier te blijven dus. Ik stel weinig eisen aan mijn vakantie maar een beetje lekker weer verhoogt de vreugde die je eraan beleeft enorm. Het ging snel, ruim voor tienen waren we al op pad. Op weg naar het zuiden want voor een beetje goed weer moet je daar zijn. Dat weet toch iedere gek. Op weg naar Langres. Daar zijn we al verschillende keren langs gereden maar we zijn er nog nooit gestopt.
Een beetje het Metz-Nancy verhaal van een paar jaar geleden. Je ziet het iedere keer liggen maar je bent eigenlijk net lekker op pad óf je hebt haast om terug naar huis te gaan. Stoppen is dus eigenlijk geen optie. Totdat je er stopt en je erachter komt dat het toch wel de moeite waard is. En dat verhaal hadden we ook over Langres gehoord. Een verrassende stad werd het genoemd. Een mooi doel, niet te ver weg, zo’n tweehonderdvijftig kilometer dus prima te doen in een dag. En daarbij kwam dat de het weer daar toch wel heel anders zou zijn dan in Montmédy.
Dat kwam uit. De hele dag werd het percentage blauw in de lucht steeds groter tot we zo’n dertig, veertig kilometer bij Langres vandaan waren. Toen begon het grijs weer de overhand te krijgen en op zo’n tien kilometer voor de stad gingen de sluizen open. Niet figuurlijk, nee, letterlijk. De ruitenwissers op de hoogste stand konden het water nauwelijks wegkrijgen en op de heuvelachtige route veranderden de wegen in rivieren.
Langres hebben we dus maar even gelaten voor wat het was. Hoe mooi het ook is. We komen er vast nog wel eens een keertje langs. Besançon werd het nieuwe doel. En verdomd, onderweg werd het droger en droger. Uiteindelijk zijn we vandaag in Marnay beland. Daar staan we nu op een mooi plekje aan de Ognon, de plaatselijke rivier. Hoewel we hier al redelijk vroeg waren hebben we nog niets van het stadje gezien. Toen we er lopend naar toe op weg waren leek het of de wolken Langres zich hier naartoe verplaatst hadden. Jagende wolken. Op jacht naar ons. We konden ze niet ontlopen. Tot op het hemd…
Buren. Soms heb je er plezier van, meestal niet. Dat laatste was hier een beetje het geval. Gisteravond was er in de buurt, ik weet niet precies waar, een festival gaande. Een beetje techno, dance, tranche of rave of hoe het tegenwoordig allemaal ook mag heten. Weinig last van, behoorlijk in de verte. Rond een uur of half twaalf hield het op, mooie tijd. Ik denk dat onze buren er ook heen waren. Die kwamen een half uurtje later hier weer terug. Ladderzat en luidruchtig. Namen hier nog een biertje (of wat) en praatten wat met elkaar. Nou ja, praten. Hoe langer het duurde hoe luidruchtiger het werd.
Omdat ik toch niet kon slapen deed ik hier in de caravan maar even met ze mee. Het pakken van het eerste blik ging wel goed maar bij blik twee ging het mis. Op de koelkast in de caravan zit een soort pal waarmee de koelkast afsluit maar waarmee je hem ook open kunt maken. Dat is bedoeld om de spullen in de koelkast te houden tijdens het rijden. Gemaakt van bijna onverwoestbaar kunststof. Bijna onverwoestbaar. Ik was natuurlijk al wat geïrriteerd door de herrie, sta ik ineens met een halve sluiting in mijn handen. Dat was even flink… nou ja, vul zelf maar in. Met veel pijn en moeite kon ik de deur nog open krijgen voor mijn versnapering maar ik was behoorlijk chagrijnig.
Ondertussen ging het feest buiten ook lekker door. Hoe meer er gegild werd hoe leuker het was, zo leek het. Ik ergerde me wild. Rond een uur of één was ik het zat en heb een paar mooie Franse brullen, gelardeerd met wat scheldwoorden, hun kant opgestuurd. De stilte duurde nog geen vijf minuten. Toen zag men er waarschijnlijk de humor wel van in en ging nog even door. En een versnelling hoger. Half twee, kwart voor twee was het voor het stil was. Wat een opluchting. Stel je voor dat het langer geduurd had met een haperende koelkastdeur. Dat had ik niet getrokken.
Vanmorgen wist ik dus wat me te doen stond. De halve ochtend heb ik besteed aan het repareren van het palletje. Secondelijm, gaatjes boren, ijzeren pinnetjes erin. Wat was ik weer blij dat ik van alles mee had. Was ik bijna klaar schoot het veertje waarmee het palletje terug gedrukt wordt zo hup door de caravan. Zo’n klein kutveertje. Een zwarte. Zie die maar eens te vinden in het bijna donker. Dus maar een balpen gesloopt, veertje eruit, op het palletje geplaatst en toen bewoog alles weer. Spullen aan de kant gelegd want secondelijm plakt het beste wanneer het een paar uur uit kan harden. Eerder moet je het niet belasten. Ja, behalve wanneer het aan je vingers zit, dan plakt het sneller. Tsjesus, wat was ik weer tevreden over mezelf.
Daarna maar even op pad. We zijn per slot van rekening niet in Frankrijk om koelkastdeuren te repareren. Op weg naar Pesmes. Weer zo’n plaatsje uit die beroemde gids. Die van de mooiste dorpen van Frankrijk. Wij rondlopen door het dorp maar we konden het mooie eigenlijk niet vinden. We hebben dat wel eens eerder gehad. Dat was in Simenik, Kroätie. Daar moesten we door een steegje en een trappetje op en toen waren we ineens in het oude dorp. Maar hier waren wel een hoop steegjes en trappetjes en ook wel wat oud dorp maar om nou te zeggen: ‘Goh, wat ziet dit er geweldig uit’, nee, dat hadden we niet. Niet een beetje een deceptie, nee een behoorlijke. Dat heb ik eigenlijk nog niet eerder gehad.
Daarna maar even naar Gray, één van de grotere plaatsen hier. Onderweg werden we op het klooster van Acey gewezen. Even een ommetje. Leuk, wat van die monniken. Beetje bidden, biertje brouwen, biertje doen, boertje laten en bedje in. Mooi leven. Maar helaas, niet alle monniken zijn brouwers. Deze waren van een heel andere orde. Hebben ook weinig op met andersdenkenden. Deze stonden aan de wieg van de kruistochten en hebben de Katharen een kopje kleiner gemaakt. Gelukkig waren ze net met de Vespers bezig, ze hadden er dus geen erg in dat we er waren. Snel wegwezen dus voor dat ze ook met deze atheïst korte metten zouden maken. Hoewel, de metten zijn natuurlijk pas ’s nachts dus daar hoefde ik me eigenlijk geen zorgen over te maken.
Dus toen maar naar Gray. Dat was het dieptepunt van de dag. Zelfs het bezoek aan de Action wat we iets later hadden won het met glans van Gray en dat wil wat zeggen. Rij er maar langs zou ik zeggen. Geen geweldige dag dus maar inmiddels staat de koelkast weer in elkaar en doet het weer. Kan ik straks misschien nog even met een biertje aanschuiven bij de buren. Ze zitten er weer. Een stuk rustiger dan vannacht. Net hoorde ik ze zelfs roepen naar een luid blaffende hond een paar plekken verder. Of hij zijn kop even kon houden. Ja, het kan raar lopen.
Zondag. Van oudsher een rustdag. Opstaan, ontbijtje, naar de kerk, weer naar huis, borreltje en dan aan de prak. ’s Middags even een bezoekje aan opa en oma en in de avond Studio Sport met Herman Kuiphof. Zo was het vroeger. Maar we leven in een dynamische wereld. Weinig dingen zijn nog zoals ze waren. Het verandert allemaal en naar mijn idee wel eens een beetje te snel en te radicaal. En alles waar te voor staat, dat is niet echt geweldig heb ik wel eens gehoord. Ja, behalve te-vreden, te gast en te bed.
Wij houden ons nog maar gedeeltelijk aan dit ritme. De eerste twee onderdelen houden we in ere maar de rest hebben wij ook al laten vallen. Als je alleen al ziet hoe laat we eruit komen. Dan heb je geen tijd meer om naar de kerk te gaan of het zou in je pyjama met een broodtrommel onder je arm moeten zijn. Je begrijpt het al, niet te vroeg er uit vanmorgen.
En dat is maar goed ook want ik had nog even een klap te verwerken. Een mentale dreun. Een soort van ego-killer. Gisteravond, nadat ik de blog ge-post had dacht ik: mooi, en nu nog even een biertje. Dus ik trek de koelkast open. Wat denk je? ‘Krak’. Sta ik verdorie weer met die beugel in mijn handen. Urenlang heb ik er bloedig aan gewerkt en na zeven keer de deur open en dicht gaf hij de geest alweer.
Die moest dus even indalen. Slecht van geslapen. Pas tegen het ochtendgloren sloot ik de ogen en ja, dan ben je niet vroeg. Maar zo rond een uur of tien zaten we dan toch aan een bak met yoghurt en muesli. Tijd om brood te smeren was er niet meer dus dat hebben we zo maar opgelost. Gelukkig was het prachtig weer en we hebben besloten om daar even ons voordeel mee te doen. Om te fietsen waaide het naar ons zin een beetje te hard dus de auto maar even gepakt.
Op naar Placey. Gister had ik gelezen dat daar een Vide Grenier was, een rommelmarkt dus. Eigenlijk betekent het ‘Maak de zolder leeg’ maar dat geloof ik niet. Mijn moeder ging vroeger iedere week naar een Vide Grenier om spullen te verkopen iedere week raakte de zolder voller en voller. Gelukkig woont ze niet in een doorsnee rijtjeswoning want anders had ze opslag moeten huren. Het gebeuren deed de Nederlandse naam eer aan, een rommelmarkt, met de nadruk op rommel.
Het was niet veel maar de vers gegrilde worstjes waren wel lekker. Een goede volle vette klodder saus samoerai erop en ze gleden zo naar binnen. Jantien mooi aan de crêpe en we konden weer verder. Maar dat viel niet mee. Op weg naar Champigny werden we op de aanwezigheid van een kasteel gewezen. Altijd leuk een beetje cultuur. Hup, er heen. Werden we halverwege tegengehouden. Wegafzetting. Route Barré. Déviation. De Tour de Fiets was aan de gang. Wij nog denken dat het de ronde van Pirey was maar dat bleek later niet zo te zijn. Het was het jaarlijkse départementale fietsfestijn. En daar was gewoon een hele hap van Frankrijk voor afgezet. Ongeveer ter grootte van de Wieringermeer.
Geen verkeersregelaars die je erdoor lieten als het veilig was, nee, afsluiten die boel. Overal liepen we vast vandaag. Overal bordjes met wegomleggingen, maar waarheen die gingen was totaal onduidelijk. Ze hebben er hier wel slag van om dat soort dingen te regelen. De Franse slag. Het werd dus een rondje rond het parcours. Wel leuk was dat we zo langs Autoreille en Bonnevent Velloreille gevoerd werden. Even plat vertaald: Autorijden en Goedewind? Fietsrijden. Nu hadden ze wel per ongeluk Vello in plaat van Velo geschreven maar dyslectie is natuurlijk geen probleem dat bij de landsgrenzen ophoudt. Iets later kwamen we nog iets leuks tegen. Bij de bouw van overdekte wasbanken had men niet helemaal de hoogte van de Franse haan ingeschat met als gevolg dat zijn kop er af moest. Zonder de Tour hadden we dat nooit gezien.
We hebben later trouwens nog wel een ander kasteel gevonden. Het kasteel van Gy. Bij gebrek aan ander daar even heen gereden. Netjes de auto op het parkeerterrein gezet en even rondgekeken. Helaas was de poort op slot en was bezoek op zondag niet mogelijk. Maar wat doe je. Toch even een paar fotootjes maken want je bent er toch. Staan we daar, komt er een oude baas op een oranje Peugeotfiets aanrijden. Ik dacht nog even: ‘Oh dat is leuk, een man op een oranje fiets, die heeft zeker gezien dat we Nederlanders zijn’. Maar dat bleek niet het geval te zijn. Hij kwam ergens anders voor.
Op een nogal geagiteerde toon vroeg hij of we bezoekers van het kasteel waren. ‘Nee’, zei ik, ‘dat kan niet, want hier staat dat het kasteel gesloten is’. Wat we dan op de parkeerplaats deden. Die was namelijk alleen voor bezoekers van het kasteel en bovendien, het was privéterrein. Hup, wegwezen dus. Ik was nogal verbaasd over zoveel herrie want ja, eigenlijk waren we wel bezoekers van het kasteel want het lag niet aan ons dat het gesloten was. Dat was hun eigen schuld en wanneer het gesloten is, wie moet er dan anders op dat parkeerterrein komen te staan? De andere bezoekers? Die komen natuurlijk niet want het kasteel is namelijk gesloten. Eigenlijk staan we dus niemand in de weg.
Maar nee hoor, geen sprake van. Mijn redenering klopte volgens hem van geen kant. Wanneer iedereen maar een beetje doet waar hij zin in heeft wordt het een zootje hier. En dan nog wel een buitenlander die er tegenin durft te gaan, het moet toch niet zotter worden. En daar ging hij weer. Hup, op de oranje Peugeot met vijf versnellingen. Voorzichtig de berg af. We bleven een beetje verbaasd staan maar zijn optreden was eerder lachwekkend dan indrukwekkend. Toen we even later weer vertrokken zagen we hem zitten. Op een oude keukenstoel. Op twee poten, achterovergeleund tegen een vervallen schuurtje. Zijn fiets stond naast hem. Klaar om bij het volgende misbruik weer snel in te kunnen grijpen. We staken nog even vriendelijk onze hand op maar onze groet werd niet beantwoordt. Stoïcijns bleef hij voor zich uit kijken, wachtend op het volgende slachtoffer en zo invulling gevend aan zijn zondag.
We beginnen er weer slag van te krijgen, inpakken en vertrekken. Met een uur was het klaar, ontbijt en sanitaire bezigheden inbegrepen. Gisteren hadden we al grofweg een doel bepaald alleen de bijbehorende camping moest nog even gevonden worden. Maar dat is een probleempje voor onderweg. Een mooie rit. Onderweg kwamen we nog langs de Saline Royale, de koninklijke zoutziederijen. Die kunnen we dus ook weer wegstrepen van ons Unesco lijstje. In Arbois even wezen winkelen en tanken. Daar was het zo goedkoop, bijna vooroorlogs. Eén euro vierenveertig centen en 9/10 per liter. Toen we dat via de App wereldkundig hadden gemaakt kwamen er van alle kanten verzoeken om jerrycans vol mee te nemen. Prima, maar we gaan eerst kijken of we het nóg goedkoper kunnen krijgen.
Voorbij Arbois begonnen het te heuvelen. De Jura kondigt zich aan en voor we het weten rijden we langs steile rotswanden en diepe ravijnen. Op weg naar Bonlieu. Ik hoop dat het een Bonlieu, een goede plek, blijkt te zijn. We zijn even afgegaan op een verhaaltje in de gids, daar moeten we het mee doen. Kwart over twee stonden we voor de poort. Helaas. Siësta van half twaalf tot drie. Ja, het naseizoen is begonnen. Eigenlijk kan ik ze geen ongelijk geven en voor ons viel het mee. Kwart voor drie komt de dame in kwestie, een kwartier te vroeg. Hoe On-Frans wil je het hebben?
Vooralsnog blijven we drie dagen, bijboeken is nooit een probleem geweest in deze periode. We zien het wel. Na een kwartiertje installeren de fietsen gepakt om nog even snel rond te kijken. Iets verder ligt het Meer van Bonlieu. Dat ging soepel, benen omhoog en de zwaartekracht hielp ons vooruit. Daarna even naar het Belvedere, het uitzichtpunt. Dat was even zwaarder. 165 hoogtemeters over een afstand van even ruim twee kilometer. Dat is zeveneneenhalf, acht procent. Mazzel dat de accu’s bijna overliepen van de stroom anders hadden we het nooit gehaald.
Het was wel de moeite waard, een geweldig uitzicht hadden we boven en toen we uitgerust waren konden we zo weer naar beneden. Dat ging een stuk eenvoudiger. Toen nog even doorgereden naar Bonlieu, het dorp hier. Niet echt een bruisende metropool maar dat mag je ook niet verwachten. Ik vind het wel goed zo. Ik heb eigenlijk geen anderen nodig om me te vermaken. Dat red ik makkelijk zelf.
Waarschijnlijk was het een gevolg van de fietstocht van gisteren, we waren niet vroeg vanmorgen. Ik was om kwart over zeven wakker, iets wat voor mij al als uitslapen geldt, en Jantiene zag pas om half tien het levenslicht weer opnieuw. Wel even lekker, een paar uurtjes voor jezelf. Ondanks dat het vakantie is gaat het gewone leven om met heen gewoon door. Er waren nog wat administratieve zaken die ik moest doen; de blog, mail, ik had nog wat roosterwerk meegenomen maar ook de verhuur up-to-date houden want dat gaat gewoon door.
Op de valreep van het wisselen van de seizoenen was er nog een dame uit Keulen die met haar vriendin een weekendje bij ons door wil brengen. Ik heb daar geen moeite mee. Ik ben van jongs af aan al bekend met dit fenomeen en er werd ook nooit moeilijk over gedaan. Bij ons thuis in de kelder stonden, tussen de weckflessen met sperzieboontjes en stoofperen, altijd al wat Keulse potten. Een gegeven, je wist niet beter. Je was je er dus wel van bewust dat er zonder Keulse potten geen eten op tafel kwam. In grote lijnen blijven een hoop dingen toch onveranderd.
Bonlieu, ik schreef het al eerder, is geen bruisende metropool. Volgens Internet zijn er 225 vaste bewoners. Het horecabestand van het dorp laat dus ook wat te wensen over. Waarom ik dit schrijf: we krijgen visite. Jan en Neli reizen van zuid naar noord en wij gaan de andere kant op en Bonlieu is dan de uitgelezen plek nou ja bijna dan, om elkaar even te ontmoeten. En met de uitgelezen plek bedoel ik meer een logistiek uitgelezen plek. En dan is het altijd wel lekker wanneer je gewoon lekker buiten op een terras even wat kan gaan drinken of eten. Een beetje dichtbij als het kan. Maar dat zit er niet in bij Bonlieu.
Er zit wel een pizzaboer maar die bezorgen alleen in deze periode, die wil geen troep meer in zijn tent voor die anderhalve klant. Ik kan daar wel inkomen. Ik heb ook liever geen pizzatroep in mijn tent. De enige andere middenstand, nou ja, als je het al zo kunt noemen, is het postkantoor dat in het gemeentehuis is gevestigd. Je zit dan sowieso al met beperkte openingstijden. Je volgt het ritme van de ambtenaar zogezegd. En voordat je je honger met postzegellijm weg gelikt hebt, dat duurt wel even.
Ik denk ook dat ze raar op staan kijken wanneer je voor de balie staat en vraagt om een grote puntzak ‘postzegels voor Europa mét alstublieft’. Maar nog gekker zou het zijn wanneer je als antwoord krijgt: ‘Wilt u er mayo of ketchup bij of heeft u liever de saus van Priorityzegels?’ Het zou een mooie dure hap worden, we betalen al ruim anderhalve euro voor zo’n gegomd stukje papier en dan ook nog een zak vol…. en daar krijg je je honger niet mee weg. Een soort Nouveau Cuisine, het ziet er wel aardig uit maar je betaalt veel te veel voor veel te weinig.
Toch nog even in de buurt wezen snuffelen of er nog iets was maar nee… Wel kwamen we de dikste dennenboom van de Jura tegen, de Pin President. Tweehonderdvijftig jaar oud, 42 meter hoog en een omtrek van 4 meter 30. Een beste buffel dus, volgens het bordje zat er 17 kuub hout in, En verder hebben we een korte route ontdekt naar het uitzichtpunt van de vier meren maar een gezellige uitspanning: Nee.
Helaas ontbreekt het ons ook aan een kelder in de caravan. Die optie ging net even boven ons budget uit. Bij ons dus geen Keulse potten met gezouten selderiewortel of gefermenteerde venkel. Helaas. Gelukkig biedt de Super U in dit geval een oplossing. Daar kan je alles krijgen. En als een soort pop-up restaurant annex terras hebben we de voortent maar even aan de caravan gezet. Ook wel lekker met het slechte weer dat voorspeld wordt en dichter bij huis red je het niet. En de afwas? Wanneer het hard genoeg regent zet je het gewoon lekker buiten.
Wat een waardeloze avond gisteravond. Zou ik mijn blog plaatsen heb ik waarschijnlijk door een verkeerde toetscombinatie alles verwijderd. Niet meer terug te vinden. Althans, niet door mij. Waarschijnlijk na de een of andere nerd het zo weer tevoorschijn toveren maar ik niet. Sorry. Ik kreeg er vanavond al opmerkingen over… ‘lagen we vanmorgen lekker en zou ik nog even de blog openen. Wat denk je…’
Nou ik weet wel wat je dacht. Ja sorry, helemaal mijn schuld. Verkeerde actie, ik weet het. Gisteravond had ik er zo de balen van en vanmorgen ook nog natuurlijk. Ik had gisteren een prima verhaal in elkaar gezet, die van vanmorgen haalde het er niet bij. Mea culpa, mea maxima culpa, is het enige dat ik kan zeggen. Sorry, helemaal mijn schuld. Maar hoe vervelend jullie het ook vonden, ik kan je zeggen dat het het niet haalde bij mijn ergernis. Die was vele malen groter.
Vanmorgen eerst nog weer even een verhaal geschreven naar aanleiding van wat steekwoorden die ik had opgeschreven. Helaas haalde het het niet bij het verhaal van gisteren. Via een omweg kwam ik toen nog weer op oud-hollandse gerechten maar hoe ik dat gefabriceerd had, ik kon er niet meer opkomen. Helaas. Maar… om met Johan te spreken, ieder nadeel heeft zijn voordeel. Met een beetje geluk hebben jullie nu twee verhalen in één klap. Wie weet?
Na het ontbijt, het sanitaire gebeuren en het plaatsen van het verhaal was het inmiddels half twaalf Geen probleem want in principe hebben we alle tijd. Maar eerlijk is eerlijk, die hadden we liever besteed aan het bezoeken van de buurt. Zoals de watervallen. We worden doodgegooid met bordjes ‘Cascade hier, cascade daar’ maar we hebben er nog geen een gezien. Iets verderop stroomt de Herrison, een bruisende bergbeek. Dat wil zeggen, wanneer er water genoeg is. Hier in de buurt maakt hij een behoorlijk verval dank zij de zeven watervallen die zich hier bevinden.
Eén van de dichtstbijzijnde watervallen is de Saut Girard. Makkelijk te bereiken vanuit hier. Geen geklim en geklauter. Vanaf de weg zie je hem liggen. Wij er heen maar helaas viel het tegen. Het is al weken droog hier en dat heeft weerslag op de Herrison, die is ook bijna droog. Het heeft iets weg van een heer op leeftijd. Van de krachtige straal zoals die in het VVV-foldertje getoond wordt is weinig meer over. De krachtige straal heeft plaats gemaakt voor een druppelend straaltje. Helaas, want ik denk dat het in het voorjaar een machtig gezicht is wanneer het water 35 meter naar beneden stort. Maar helaas.
Gelukkig zijn er nog een paar van die natuurfenomenen. Op een kilometer of 15 hier vandaan stoomt de Saine, niet te verwarren met de Seine. Bij Les Planches de la Montagne, de planken van de berg, perst ze zich door een kloof van een paar meter breed en 40 meter diep en dat schijnt nogal spectaculair te zijn. Wij er heen. Bergschoenen aan en de route gelopen. Eerlijk is eerlijk. Wanneer je hier in de buurt bent moet je hier even gaan kijken. Ondanks dat wij in het droge seizoen waren is het een spectaculair gezicht. Langs een prachtig wandelpad, dat overigens uit een boel trappetjes bestaat, word je langs de kloof geleid. Indrukwekkend en oorverdovend. Het is maar ongeveer 300 meter lang maar we hebben er zeker een uur over gedaan.
Na wat we gezien hadden kan de rest allen maar tegen vallen dachten we maar gelukkig viel dat mee. We hebben genoten van het landschap waar we doorheen gereden hebben. Onderweg kwamen we nog iets tegen dat we ook nog nooit gezien hadden. Onze Lieve Heer in blik. Geen reclamestunt van een sardinefabrikant maar echt. Een kapelletje dat met mooi, nou ja mooi, laten we zeggen roestig, zinkwerk was omgeven. Verrassend. De houdbaarheidsdatum kon ik niet vinden maar het zal gerust nog wel een tijdje zijn.Rond een uur of vier waren we weer terug. Mooi op tijd want tegen half vijf kwamen Jan en Neli de camping op rijden. Even geïnstalleerd wat niet langer dan vijf minuten duurde, daarna een bakkie en een borreltje. Genoeg te vertellen.
Ondertussen begon de regen, die al de hele dag aangekondigd was, langzaam te druppelen. Harder en harder, totdat we elkaar bijna niet meer konden verstaan als gevolg van de uiteenspattende druppels op het tentdoek. Wat een water viel er. Misschien morgen nog even terug naar de Saut Gerard. Kijken of de regen zijn mannelijkheid teruggebracht heeft.
Gisteren eindigde ik al met de regen maar de regen eindigde helaas niet gisteren. De hele nacht kwam het met bakken uit de lucht en ook vanmorgen was wisselvalligheid troef. Wanneer het weer goed geweest zou zijn zouden we wat gaan fietsen maar dat werd niks. Gelukkig had ik nog gelezen over een markt in Clairvaux. Bij het nakijken waar het precies was kwam ik er ook achter wanneer het precies was. Gisteren, dus over zes dagen weer. Daar gaan we niet op wachten. Dus alle overbodige spullen maar uit de auto gehaald om plaats te maken voor wat passagiers en op pad.
Jan en Neli hadden ook de Cascadebordjes aan de weg zien staan maar hadden er ook nog niets van gezien. Voorgesteld om nog maar even naar de Gorges de la Langouette, waar we gisteren al waren. We stonden er zelf weer van te kijken. Wat een verschil met gisteren. Het water kwam in een mist van druppels en met een bulderend geraas naar beneden. De oude man was ontwaakt. Of het met mijn schrijven van gisteren te maken had, ik weet het niet, maar het verschil was opzienbarend. Werkelijk imposant.
Jammer genoeg hadden we niet het mooie weer van gisteren anders waren we nog wel wat langer gebleven. Eenmaal terug bij de auto eerst maar eens de natte poncho’s in de achterbak gegooid en een stroopwafel naar binnen gewerkt. Toen op weg naar Nozeroy, een village de caractère zoals men het hier zo mooi weet te verwoorden. Leuke route er heen alleen hadden we regelmatig de ruitenwissers op de hoogste stand staan. Met bakken kwam het somtijds naar beneden. Al dat water deed Nozeroy ook geen goed. Het kleinste stadje van Frankrijk lag er bij als een verlaten filmdecor, nat, leeg en koud. De vlaggen die de straten moesten opfleuren hingen druipend boven de straten, de triestheid van het moment verhogend. Geen mens op straat. Ja wij, maar je hoorde de inwoners ons, vanachter de gordijnen, ons bijna voor gek verklaren dat we ons met dat weer op straat begaven.
Ik heb al eens geschreven, met regen is zelfs de Efteling niet leuk meer. Hetzelfde geldt voor Nozeroy. We denken dat het met goed weer en wat levendigheid echt wel de moeite waard zou zijn maar nu, nee, jammer. We hebben het stadje maar gelaten voor wat het was en zijn doorgereden naar Champagnole. Bij de HyperU even wat voorraad ingeslagen en bij de plaatselijke bakker even wat gegeten. Toen nog even door naar de laatste waterval van de Herrison. Die hadden wij ook nog niet gezien, Gezien de parkeerkosten die men rekende moest het wel wat bijzonders uit en gelukkig kwamen we niet bedrogen uit.
Dankzij het vele water dat gisteren en vannacht gevallen is was het prachtig. Heel wat anders dan de Gorges maar ook geweldig om te zien. Als afsluitging zijn we nog even naar het uitzichtspunt bij de camping geweest. Je weet wel, die waar wij van de week met veel pijn en moeite heen gefietst zijn. Daar eenmaal aangekomen konden we het meer, vanwege de laaghangende wolken, nauwelijks ontwaren.
Terug op de camping even een bakkie en een biertje en een bordje eten. Ondertussen regende het zo hard dat de hele voortent blank kwam te staan. Dat was zelfs gisteren niet gebeurd. Gelukkig hield het op met regenen en trok het water snel de grond in maar om te zeggen dat het sfeer verhogend was, nee, niet echt. Nog even samen met Jan een route richting het noorden uitgestippeld. Die gaan weer terug naar huis. Wij trekken ook verder morgen, maar dan in tegengestelde richting. Naar wij hopen richting de zon. De weersvooruitzichten zijn beter maar niet geweldig. Dat komt pas na het weekeinde. We houden jullie op de hoogte.
Vanmorgen om zeven uur werd ik wakker en heb even naar buiten gekeken. Dikke mist, of we met de caravan in een groot glas karnemelk stonden, zo dik. Niet motiverend om te beginnen met opruimen. Dus ik heb iets gedaan wat ik bijna nooit doe, ik ging terug in bed. Lekker warm. Om acht uur ging de wekker. Dat klopte. Die hadden we gezet. Bakkie koffie en aan de gang. Gelukkig was de karnemelk wat doorzichtiger geworden maar alles was nog zeik -en zeiknat. De tent maar zolang mogelijk laten staan en later met vereende krachten opgebroken. Luchtig opgerold en in de caravan gemikt.
Half elf reden we weg, net even na Jan en Neli. Even zwaaien en dag. Het waren twee gezellige dagen. Zij richting Epinal, wij richting zuid. Dat is rekbaar. Valence hadden we maar in de navigatie gezet, Bij Bourg-en-Bresse, de kippen-met-de-blauwe-potenstad, begon de bewolking open te breken en kwam er zowaar nog een beetje blauw tevoorschijn. Beter weer maar we vonden het nog een beetje te koud dus zijn we doorgereden. Kwamen uiteindelijk bij Lyon aan. Gratis snelweg tot aan Vienne en daar er weer af.
Een prachtige rit, omhoog met vergezichten over de Rhônevallei. Langs de zuidhellingen met overal wijnstokken. Prachtig gezicht. En dan opeens: een bordje langs de kant van de weg: camping Domaine du Grand Bois ffn. De dag schoot al op dus wij er heen. Geen idee wat FFN betekende maar daar kwamen we iets later achter toen we voor de gesloten poort stonden.
FFN. Féderation Francais de Naturisme. Dat was het dus. Helaas was de camping gesloten. Al in 2020 vanwege de corona. We moesten dus verder zoeken. Toch eigenlijk wel een teleurstelling want je moet toch alles proberen in je leven. Althans, dat vind ik. Maar daar zijn de meningen over verdeeld. Je moet een hoop proberen maar alles is wel erg veel vindt Jantiene. Nou ja, dat is ook een mening. Hoe het ook zij, we hoefden er niet over te discussiëren of we nu wel of niet op die camping gingen staan. Dicht is dicht.
Doorgereden dus. Onderweg nog even het boek geraadpleegd of er nog iets in de buurt was. Dat was er. In Saint Claire du Rhône was een camping. Le Daxia. Klinkt bijna als Dacia, kan niet mis dus. Gelukkig maar een paar kilometer bij ons vandaan. Meestal wanneer je iets zoekt en je kijkt in het boek is het veertig kilometer bij je vandaan. Het was eigenlijk een klein wonder. Een hele mooie camping. En dat voor achttien euro, dankzij onze grijze koppen kaart. Mooi werk.
Mooi plekkie gezocht en met de mover de hut op zijn plek gezet. Verdorie, geen erg in die lage tak. Huppakee, schoorsteen er af. Gelukkig zit dat vast met een kliksysteem. De boom ingeklommen en ik kon er net bij. Dat zit weer. We hadden natuurlijk ook nog een ander klussie. Tent opzetten. Al die natte zooi weer tevoorschijn halen. Het water liep er uit. Niet iets waar je op zit te wachten. Maar de hele boel staat weer overeind en was vrij snel alweer droog. Geen zin om het direct weer af te breken, het kan te gek ook. Dat doen we morgen wel. Als het hier droog blijft tenminste.
Vienne, tien uur ’s ochtends. We zijn laat. De stad bruist al, geen parkeerplaats meer te vinden. Nerveus verkeer met claxonnerende chauffeurs. Allemaal gehaast op weg. Na wat zoeken vinden we toch nog een plek in een parkeergarage en kunnen we op pad. Op weg naar, wat men zegt, de op één na grootste weekmarkt in Frankrijk. Markten. We zijn er gek op. Snel nog even wat geld pinnen want op een markt moet je geld in je zak hebben. Niks Pinpas. Handelen wanneer het kan en hup, zo betalen. Het moet gezegd worden, de eerste honderd meter vielen wat tegen. Kleding, rekken vol, schoenen, tassen, riemen, jurken en ondergoed. Schijnbaar van alles enkele exemplaren.
Ogenschijnlijk is dit gedeelte voorbehouden aan een aparte groep. Mensen die het niet zo breed hebben. Veelal nieuwe Europeanen die kijken of er nog iets van hun gading bij is. Bebaarde mannen met witte gehaakte mutsjes op prijzen de waar aan. Andere bebaarde mannen pakken de kleding uit de rekken en bekijken de jurken en beha’s met kennersogen. Zit de goede maat erbij? Maar wat doet het er eigenlijk toe? Wij, die altijd zo afgeven op de wegwerpmaatschappij zouden daar moeten kopen maar dat doen we niet. Recycling in optima forma. Wij zouden er niet aan beginnen. Tweedehands is bij ons alleen van toepassing op fietsen en auto’s. Nee, een tweedehands onderbroek of T-shirt, daar wagen we ons niet aan.
Hoe het ook zij, we gaan eraan voorbij en iets later begint het echt voor ons. Groente, fruit, vis, vlees, kippen, honing, noten, paddenstoelen, wijn, kaas, je kunt het bijna niet zo gek bedenken. Alles tussen loempia en lingerie, knopen en kanaries kan je er krijgen. Een kakafonie van talen, een palet van smaken en een wolk aan verwarrende geuren die de lucht vult. Mensen van allerlei allooi die kleur aan het gebeuren geven. Luidruchtige, aanprijzende verkopers. Een straatmuzikant. Een rij van mensen die staat te wachten tot ze die gebraden kip of kwartel kunnen kopen voor het zondagsmaal. Onderhandelend over een geitenkaasje, pratend over een fles wijn. Kritisch ruikend aan een meloen of zacht, bijna liefkozend, knijpend in een nectarine. Wat een verscheidenheid aan, ja, aan van alles. Prachtig gewoon. Ik vind het heerlijk.
We banen ons een weg tussen de kramen door. Bij iedere hoek zijn we weer verrast over weer een plein vol verkopers. Bij een kraam krijgen we olijven aangeboden. Heet als de hel. Ons gezicht ontlokt bij de verkoper een lach. Dit wordt geen deal. Iets verder een slager met Halalvlees. Een keurige kraam. Tussen de kalfslappen en kip liggen twee gekookte kalfskoppen. De ogen hebben een beslagen blik, starend in het niets. Misschien is het heerlijk maar mijn eetlust wekt het niet op. De tijd vliegt en voor we er erg in hebben is het kwart over twaalf, half één. Het opruimen is begonnen. De laatste verkopen worden gesloten. Tijd voor ons om Vienne in te gaan.
De oude stad is dichtbij, het centrum is niet groot. Het is al een oude stad. De Romeinen hadden deze bocht in de Rhône al uitgekozen om een nederzetting te stichten. Het amfitheater, de tempel van Augustus en Livius, kerken en vakwerkhuizen die hier al eeuwen staan, verrassende straten en bochtige steegjes. Wat een leuke stad. Leuke winkels, pleintjes met terrassen. Eettentjes, van Thais tot Turks. Voor iedereen is er iets. Helaas was het Portugese restaurant waar we wilden eten al volgeboekt. ‘Je suis désolée monsieur', klonk het. Ik geloofde hem niet, zijn tent zat vol dus groot kon zijn teleurstelling niet zijn.
Daarna gekozen voor de Les Artisans du Burger. Het hamburger-sterrenrestaurant van Eric Robert, de beste kok van Frankrijk van 2002 tot 2011. In Nancy hebben we er ook een keer gegeten. Hij besloot om de hamburger culinair te verheffen en dat is hem gelukt. Je bestelt en alles moet nog gedaan worden. De aardappelen voor de frites werden na onze bestelling geschild. Het duurde wel even maar wat we kregen was fantastisch. Sterrenkwaliteit voor vijf knaken. Fantastisch.
Op de terugweg naar de parkeergarage kwamen we de patisserie van Adrien Bachelier, maître chocolatier, tegen. Daar hebben we de toetjes voor vanavond gekocht. Wat een fantastische zaak en wat een geweldige bediening. Twee gebakjes kochten we en we werden behandeld of we net een nieuwe Mercedes besteld hadden. Eenmaal terug bij de auto zijn we nog even naar de top van de Pipetberg gereden. Door nauwe straatjes, blinde muren aan twee kanten, die je bijna een gevoel van claustrofobie geven. De beloning wanneer je boven bent is een geweldig uitzicht over de Rhônevallei met de Mont Pilat op de achtergrond. Wanneer je dat ziet verwondert het je niet meer dat de Romeinen hier 2200 jaar geleden al zijn neergestreken. Vienne, ik ben blij dat we vandaag kennis met je mochten maken.
Roussillon, zondagochtend, markt werd er in de folders aangegeven. Dat zou een mooi begin van de dag kunnen zijn. Roussillon ligt hier maar een kilometer of acht vandaan. Om half tien zaten we al in de auto maar we konden het niet vinden. Drie keer Roussillon in de rondte gereden maar nergens een markt te bekennen. Gelukkig bood Google uitkomst. Even op de site van ‘Marchés en France’ gekeken en we kwamen er achter dat het op het Place du Chateau moest zijn. Driehonderd meter verderop. Het plein hadden we in en poep en een zucht gevonden maar geen markt. Ja, één kraam. Een man met koffie. Geen idee wat hij daar stond te doen. Hij zelf zo te zien ook niet. Lichtelijk teleurgesteld hebben we het maar gelaten voor wat het was.
De bakens verzet. Op naar Crémieu. Niet helemaal naast de deur maar volgens de folders wel één van de toplokaties in de Isère, het departement waar we nu zijn. Een middeleeuwse stad, nog ommuurd, met zeventien torens en van alles en nog wat. Nu zijn het dit weekend in Frankrijk de Jours de Patrimoine, de Europese monumentendagen. Ik schrijf er expres ‘in Frankrijk’ bij want in de rest van Europa waren ze vorige week al. Niet erg hoor, ze lopen met wel meer dingen achter hier. Belangrijkste is dat het er uiteindelijk wel komt.
Monumentendagen dus in een eigenlijk levend monument. Want dat is Crémieu natuurlijk. Het is natuurlijk een gewone stad, geen museum. Door ons uitstapje naar Roussillon waren we wel een beetje uit de richting maar we hebben het nog net gered voor de middag. Moeilijk om de auto te parkeren. Smalle straatjes en weinig plek. Maar uiteindelijk vonden we een plaatsje. Gratis. Ook daarmee lopen ze hier achter maar dat is niet zo erg. Bordjes gevolgd naar het centrum maar dat konden we eigenlijk niet missen. Vrij snel stonden we in de markthal. Daar was een soort middeleeuws eetfestijn aan de gang. Vette worsten met brood en bier en allemaal voor een prikkie.
Het plaatselijke Koningin Wilhelminafonds zamelde geld in voor onderzoek tegen kanker en dat deden ze op deze manier. Ze werden ondersteund door een middeleeuws zangkoor die minneliederen ten gehore brachten. Wel weer eens iets anders dan met de collectebus langs de deur. Het was een geweldige hal trouwens. Gebouwd in de 14de eeuw. In de tussentijd zal er wel eens even iets aan verspijkerd zijn, maar toch.
Hoewel het centrum niet groot is liepen we toch een beetje te dwalen. Gelukkig zagen we een bordje Office du Tourisme. Dat biedt altijd uitkomst zou je zeggen. Deur vast. Ja, eigenlijk wel logisch. Het zijn natuurlijk monumentendagen en dan bestaat de kans dat je het loeidruk krijgt. Om dat te voorkomen kan je natuurlijk het beste gewoon dicht gaan. Of misschien doen ze het net als met de Monumentendagen, een week later. Dat je volgende week zondag de folders voor vandaag kunt halen. Dat is ook een idee.
Ondertussen hadden we wel de route voor de stadswandeling ontdekt. Allemaal genummerde bordjes op de gevels met pijlen. Kon niet missen. De pijlen brachten ons bij de Impasse du Chateau. Plat gezegd de Kasteelsteeg. Allemaal trappetjes die naar de burcht moesten leiden die boven op de rotsen stond. Halverwege kwamen we een stel tegen en we raakten aan de praat. Waar ik naar toe onderweg was vroegen ze. Naar het kasteel natuurlijk. ‘Ja’, was het antwoord, ‘dan heb je pech want dat is gesloten. Je komt aan een gesloten poort’. Ik uitte mijn verbazing hierover en ook zij begrepen er niets van.
Maar weer terug en dank zij de bordjes kwamen we toch nog het één en ander tegen. Een paar stadspoorten, het Convent van de Augustijnen, een middeleeuwse winkelstraat en een geweldig stadhuis. Alles was open maar het ontbrak aan uitleg en presentatie. Jammer. De middag maar besloten met een mooie Bretonse Galette, model Tartiflette en dat in de Crémieu. Als dat geen multicultimaaltijd is dan weet ik het ook niet meer. Maar ook hier verbaasde ik me.
Hier is het natuurlijk ook ‘Fin de la Saison’, einde van het seizoen. Over veertien dagen komt er bijna geen toerist meer. Ja, op een verdwaalde bejaarde uit Nederland na misschien. En nu was het lekker bedrijvig. Zitten we te eten met nog plaats om ons heen maar als de klok twee uur geslagen heeft gaat de keuken op slot. Twee over twee, je suis desolée mais nous sommes fermé. (Twee over twee, het spijt me maar we zijn gesloten). Ik kan daar niet bij. Geef die kok een paar tientjes en laat hem even een uurtje langer werken. Maar ja, dat zal hem wel aan mij liggen.
Van dat geslenter in zo’n stadje word je behoorlijk gaar. Zo erg zelfs dat we vestiges boven op de berg maar hebben gelaten voor wat ze waren. Alleen te voet bereikbaar en het zag er uit als een behoorlijke klim. Zagen we even niet zitten. De auto maar weer in en via een kruip door, sluip door route terug. Prachtig landschap hier en vaak prachtige vergezichten. De mistral van de afgelopen dagen heeft de atmosfeer behoorlijk opgeschoond dus we konden de besneeuwde alpentoppen in de verte goed zien liggen met de Mont Blanc als hoogtepunt.
Eenmaal terug eerst maar eens de tent afgebroken. Zouden we gisteren al doen maar toen hadden we geen zin. Vandaag was het prachtig weer dus alles was mooi droog. Morgen verkassen we maar willen op dezelfde breedte blijven. Het is hier prima weer en noordelijk van ons valt het toch wel wat tegen. Benieuwd waar we terecht komen.
Kijkend uit het raam verwacht je het ieder moment te horen. ‘De stem’. Die warm omfloerste, ietwat hese stem die vertelt wat je ziet. De stem van David Attenborough. Want kijkend uit het raam is het of we in een aflevering van ’Planet Earth’ zitten. En eigenlijk zitten we dat ook. We staan op een geweldige plek. Aan de oevers van de Allier. Een nog ongetemde rivier. Een rivier die nog kan doen wat ze wil zonder dat de mens haar stroomgebied inperkt. We zitten bijna in het natuurgebied van de Allier, tien meter naast de camping begint het en aan de overkant is het helemaal ongerept. In het licht van de ondergaande zon is het nog mooier. Alleen ‘de stem’ zou het nog mooier kunnen maken.
Het was niet de bedoeling dat we hier zouden staan, de camping stond niet op ons lijstje. Bellerives, iets boven Vichy was het doel toen we vanmorgen weggingen. We hebben een prachtige rit gehad hier heen. Het achterland van Lyon en Vienne is geweldig. Steile klimmen, geweldige vergezichten en een landschap dat je na iedere bocht weer verrast. Na een kilometer of dertig verandert het langzaam. Wordt het wat minder ruig, wat vriendelijker. Sloveens bijna.
Na pakweg honderd kilometer, ter hoogte van Roanne komen we op de Route National. Dat schiet wel meer op maar de sjeu is er een beetje vanaf. Doorstampend vrachtverkeer geeft hier de toon aan. Soms voel je je beperkt in je snelheid, ga ik er langs of niet? Andere keren voel je je opgejaagd wanneer het enige dat je in de zijspiegels ziet een glimmende grille van een blazende 16 tonner is. Geef mij de binnenwegen maar. Zelf je snelheid bepalen, stoppen waar je wilt en continue verrast worden.
Op naar Bellerives dus, Bellerives sur Allier. In de achtertuin van Vichy. Het is een voor ons nog onbekende stad, Vichy. Helaas zal dat ook nog wel even zo blijven. Nadat we met wat omwegen de eerste twee campings gevonden hadden (ze grenzen aan elkaar, liggen aan dezelfde straat en hebben opvolgende huisnummers) hadden we zo onze bedenkingen. Te groot, te luxe, te massaal. Niets voor ons, alle twee de campings niet. Dus hier maar heen gereden. De laatste op ons lijstje. Vanaf de doorgaande weg voerde een puinpad naar de camping. Het voelde dus als thuiskomen.
Een rommelige boel in de receptie maar de ontvangst was warm. ‘Leuk dat je er bent, goede reis gehad? Heb je voorkeur voor een plek? We hebben er nog één aan de rivier. Blijf maar zolang je wilt en betalen doe je hier pas wanneer je weggaat’. Kortom, je voelde je welkom. Het is een minicamping. Vijftig plekken, hoog op. Wanneer je eisen niet te hoog zijn is dit echt genieten. Vanavond een wandeling gemaakt langs de grens van het natuurgebied. Springende vissen, witte reigers en zelfs een ijsvogel was ons deel. Slechts één ding ontbrak. De stem. De stem die van een slapende huiskat een jagende poema weet te maken.
De eerste schemering dringt voorzichtig tussen de rolhor en het kozijntje, pakt me bij mijn schouder en schudt me voorzichtig wakker. Kwart voor zeven. Ik sla de dekens van me af. Het is koud en wanneer ik op de thermometer kijk zie ik dat het een graad of acht is. Ik kijk even snel uit de deur. Een heldere hemel, het wordt een prachtige ochtend. Snel in de kleren en naar buiten. Wachten op de zon. Volgens Google komt die hier om half acht boven de horizon. Ik heb dus nog even.
Buiten is het nog kouder, een graad of drie. Het temperatuurverschil zorgt ervoor dat de rivier verscholen is onder een laag mist. Als door een onzichtbare hand schuift een bijna onvoelbare westenwind de mist naar het oosten en verbergt de andere oever achter een witte waas. Langzaam komt de wereld tot leven. Vogels lopen langs de waterkant, jagend naar ontbijt, ganzen vliegen over van hun veilige overnachtingsplaats naar een weiland met sappig gras en ergens, ver achter de bomen, hoor ik af en toe een koeienbel.
Wat een magisch moment, zo vlak voor de wereld weer wakker wordt. Mijn vader vond dit ook het mooiste moment van de dag. De tijd dat de natuur ontwaakt. Opeens wordt mijn aandacht getrokken door een ijsvogel. Nee, het zijn er twee. Om de beurt scheren ze laag over het water om even later weer terug te komen. Landen dan op een uitstekende tak en verdwijnen even later achter een struik in de steile oever. Het valt niet mee om ze te volgen maar uiteindelijk weet ik er één op de foto te zetten. Niet helemaal scherp maar toch.
Om kwart over acht is de zon al hoog boven de bomen geklommen en de mist verdwijnt. Ik ook. De caravan in. Jantiene zit al te wachten met een koppie thee en de kachel aan. Lekker. We gaan er vandaag niet zo’n spannende dag van maken. Rustig aan is het devies. Een beetje in de buurt rondkijken en dan zien we wel wat we tegenkomen. Het is een mooie omgeving dus daar kan het niet aan liggen. Een uur later gaan we op pad. We steken in Chatel-de-Neuvre de Allier over en gaan even kijken aan de overkant. Aan onze kant loopt de weg in één rechte lijn naar Moulins toe, aan de overkant slingert ze mee met de rivier. Gevoelsmatig lijkt dat leuker.
Daar komen we in Laferté-Hauterive aan. Een nietszeggend plaatsje maar met een paar fantastische boerderijen. Een grote toren steekt boven alles uit. Het zal wel een religieuze achtergrond hebben. De begraafplaats ligt in de achtertuin dus dat kan bijna niet missen. Bij de buren staat een prachtige duiventil, een pigeonnière, iets wat je hier regelmatig tegenkomt. Via allemaal landweggetjes komen we bij de Rigaudets, een natuurgebied. We willen de wandeling die daar uitgezet is gaan lopen. Bij de ingang komen we een visser tegen die op weg is naar zijn auto. ‘Iets gevangen’, vraag ik. ‘Ja, wat kleintjes’. Hij noemt de namen maar die zeggen me niets. Hij laat ze me zien.
‘Ga je die opeten?’, vraag ik. ‘Nee, die gebruik ik om grotere te vangen’. Hij noemt de snoek, de brochet. Die naam ken ik nog van mijn opleiding. ‘En’, zegt hij, ‘de silure’. Dat zei me niets maar Translate helpt me en zegt dat het de meerval is. ‘Dat zijn echte krengen’ zegt hij. ‘Die vreten alles leeg’. Nadat hij ons uitgelegd heeft hoe de route loopt pakt hij zijn spullen en na een groet gaat hij naar zijn auto. Wij naar het bos.
Het bord bij de ingang geeft aan wat er te zien is. De wielewaal, bevers en zelfs schildpadden. Er staat een waarschuwing bij: Niet oppakken. Ze treffen het, de schildpadden, we hebben ze niet opgepakt. Waarschijnlijk omdat we ze niet zijn tegen gekomen. Bevers ook niet trouwens, ook geen sporen ervan. En de wielewaal? Zelfs ‘dudeljoho’ hebben we niet gehoord en dat was volgens juffrouw Appel van de eerste klas toch hoe zijn lied klinkt. Wat we tot onze verrassing wel tegenkomen is de Japanse Duizendknoop. Prachtig wit bloeiend maar de meerval onder de planten. Alles wordt door hem overwoekerd. Maar verder? Een prachtige wandeling. Moeilijk te beschrijven, zoveel afwisseling. Na een kilometer of drie zijn we weer terug. Via Carrefour (we moesten even inslaan) naar Souvigny gereden. Een heel aardig stadje.
We hebben geluk. September is kunstmaand in Souvigny en daar ben ik nogal van. Van de kunst. Dat wil zeggen, als ik het begrijp. Maar helaas. De meeste kunst begrijp ik niet. Dat was hier helaas ook weer het geval. Naar mijn idee kwam het niveau niet verder dan een goedbedoelde Sinterklaassurprise. Ik heb voor Anne met Sinterklaas ooit een Noenoe gemaakt van een oud bestuurbaar autootje en een stofzuigerborstel. Noenoe was de stofzuiger van de Teletubbies en Anne was er gek van. Een zwaailicht erop en klaar was Kees. Hij kon de hele kamer doorracen.
Ze heeft hem nog. In vergelijking met wat ik in de St. Theo in Souvigny zag was Noenoe een nog niet ontdekte Van Gogh. Wat een treurnis daar. Maar er zullen echt wel mensen zijn die het geweldig vinden. En laten we wel zijn: zonder lelijk geen mooi. Hou dat gewoon maar in je achterhoofd. Later nog even voor de inwendige mens gezorgd. Een lekkere Tarte Tatin met vanilleijs en caramelsaus. Dat was pas kunst. Mooie kunst. Kunst die ik begrijp. Zoals ik al zei, al met al geen spannende dag, wel een mooie. Wanneer alle dagen zo gevuld zijn hoor je mij niet klagen.
De wind die gisteren de mist verdreef ontbrak vanochtend. Het was koud en nat vanmorgen en het zicht was ook niet best. ‘Als je dan toch niets ziet kan je dat het best in je bed doen’,was mijn gedachte dus ik ben er nog maar een tijdje ingekropen. En zowaar, het lukte. Om half negen werd ik voor de tweede keer wakker vandaag. Een mooie tijd om er uit te komen, een mooie tijd geleden ook dat ik er zo laat uit was. Met mijn linkerhand mijn joggingbroek aangetrokken, met mijn rechterhand de kachel aangezet. Wat was het weer koud vanmorgen. Toen die brandde direct de waterkoker aan. De ruimte is niet groot dus het effect van het kacheltje is gelukkig vrij snel merkbaar.
De lucht was weer strakblauw vandaag. Een heerlijke dag om de Allier te gaan verkennen en dat hebben we, toen we de yoghurt op hadden, ook gedaan. Bijna bij ieder bordje met een toeristische verwijzing hebben we de richtingaanwijzer aangezet en zijn er gaan kijken. Wel met wisselend resultaat maar dat heb je nu eenmaal. Het eerst was de kerk van Chatel aan de beurt. Vijfhonderd meter hier vandaan. Boven op een heuvel met een geweldig uitzicht. Bij de kerk staat een soort panorama-tafel. Daarop kan je zien waar je naar kijkt en hoe ver het is.
In het oosten zagen we de bergen bij Lyon, 60 kilometer hemelsbreed. In het zuiden konden de verschillende Puy’s zien. De oude vulkaantoppen met de Puy de Dome als hoogste. Hemelsbreed een kilometer of dertig, over de weg ruim het dubbele. Niet alles wat vermeld was kon je nog zien. Ik denk dat sinds het schilderen van het panorama de bomen iets gegroeid zijn. Misschien moeten we in de winter terugkomen wanneer ze uit het blad zijn.
Op naar St. Pourcian sur Sioule, de wijnhoofdstad van de Allier. Dat wil zeggen, de naamgever van de wijnen. Bijna alle wijn die hier vandaan komt is een St. Pourcian. De opbrengst van 640 hectare druivenakkers wordt omgezet in St. Pourcian, zo’n 32.000 hl per jaar. Rood, wit en rosé. Dat zijn pakweg drieëneenhalf miljoen flessen en ik had er nog nooit van gehoord. Zal daar van de week even verandering in brengen. Toen we er aankwamen reden we bijna tegen het Office de Tourisme aan. De dame die de boel daar regelt kwam helemaal verschrikt naar buiten, kijken of we geen schade aan de auto hadden. Maar gelukkig, dat viel mee.
Ik heb iets met VVV-dames. Vaak zijn ze blij dat er iemand in hun winkeltje komt. Vooral in september. Ze hebben dan de nagels al tot aan het tweede vingerkootje afgevijld omdat ze zich stierlijk zitten te vervelen. Op en top gekleed, als vertegenwoordigster van de streek. Jurk wat strak, liefst een kokerrok en een schoentje met hak. Vaak wat vol, wat romig, geen gebrek aan knuffelspek. En meestal klikt het tussen ons. Dat merk je direct. Bij het eerste oogcontact. Of het klikt bijna. Als het klikt is het mooi. Als het bijna klikt wordt het even een spel.
Met een grapje, complimentje of een gespeelde onwetendheid weet ik ze vaak wel uit de tent te krijgen. Ze komen dan vaak met ondeugende voorstellen als het proeven van chocolade bij de plaatselijke patissier of een dégustation bij een nabij gelegen wijnhuis. En dat terwijl ze bijna wel kunnen weten dat ik aan de lijn ben en nog moet rijden. Ze zijn vaak ondeugend maar o, zo leuk. Een blik, een lach…. ik heb een zwak voor ze. Trouwens ook voor met bakkersmeisjes en voor vrouwen in het algemeen. Noem het een zwakte, ik vind het een zegen.
Hoe het ook zij, ze was op dreef. Ze maakt ons attent op alle toeristische attracties in de Allier en drie departementen er omheen. Met voldoende ideeën voor zes jaar vakantie verlieten we haar weer. Ik zag aan haar ogen dat ze het jammer vond. Ik kon nog net, door de kier van de bijna gesloten deur, zien dat ze haar verdriet verdrong met een greep uit de bonbonnière. De ogen bijna betraand. Wat een lieverd!
Maar bij dit soort dingen moet je niet te lang stilstaan. Het leven gaat verder. Afscheid en nieuwe ontmoetingen liggen altijd naast elkaar in bed, dus hop, op pad. Naar Chantelle. Daar zijn de Gorges van de Bouble. Een soort van kloof waar de Bouble door zou stromen. We konden het niet vinden. Of dat nu komt omdat de Bouble een vrij kleine rivier is of omdat het beroerd aangegeven is, ik zou het niet weten maar gezien hebben we het niet. Het begon dus al leuk.
Daarna via wat omwegen naar Charroux, één van de honderd en het enige stadje met die vermelding in de Allier. Het was rustig en dat was mooi want er was nog plek op het terras bij de Auberge de Mediéval. Lekker gegeten, dat scheelt weer koken. Een leuke plek. Jammer dat er zoveel gesloten was maar we weten het, we zijn een beetje laat. De jamwinkel was wel open. Jam, nee geen jam, confiture. Een soort van Uberjam. Van zelf geplukt fruit. Van witte bessen, rode bessen, blauwe bessen, kruisbessen, vlierbessen, oude bessen, noem maar op. Hoe kleiner het potje, hoe duurder het werd. Want dat is fijn in Frankrijk, de kiloprijs van het product moet vermeld worden. 72 euro per kilo, voor een potje jam. Ja, toedeloe. Daar kan ik drie keer voor lunchen.
Toen richting Chouvigny voor een bezoek aan de Gorges (daar zijn ze weer) van de Sioule. We dachten dat we er waren, er was een wandeling aangegeven. Wij dapper door het bos heen stappen maar na anderhalve kilometer klimwerk kregen we toch een beetje het idee dat we op de verkeerde plek zaten en dat bleek. Het was het pad richting de Megalite de Sioule, een soort menhir van Obelix. Besloten om maar om te keren. Dat ging een stuk beter, de heuvel af. Uiteindelijk zijn we nog wel bij de Gorges aangekomen, en daar was het mooi. Van het heuvelland in de Allier kwamen we opeens in de bergen van de Puy de Dome, een nieuw departement. Een nieuw landschap.
Het was al laat. Terug gereden en rond een uur of zes kregen we de caravan in zicht. Jammer, te koud om buiten te zitten. Dan maar naar binnen met brood en kaas. Het brood had ik vanmorgen besteld bij de receptie. Net was net als de dame die daar de scepter zwaait, een beetje oud en droog. Wel aardig hoor, zonder twijfel. En nog net niet beschimmeld. Maar het hangt er om. Zo ruikt het er wel. In haar domein, de receptie. Naar paddenstoelen en Gauloises. Wat een verschil met het Office de Tourisme, waar het fris is en er vrolijk aan toe gaat. Al is het soms maar gespeeld. Morgen gewoon maar even naar de bakker. Kijken wie er daar achter de balie staat.
Moulins. De hoofdstad van het departement Allier. Het is een kleine stad. Rond de 20.000 inwoners. We zitten er vlakbij maar zijn er nog niet geweest. Hoog tijd dus. Het voordeel voor een bezoek aan een stad is dat je er niet zo vroeg heen hoeft. Voor tienen hoeft zeker niet, elf uur heeft meer voorkeur. Tijd genoeg dus om hier nog even wat klusjes te doen. De gewone campingzaken dus. Het was dus ruim na de yoghurt dat we op pad gingen.
Moulins is geen oude stad volgens de standaard van hier waar men eerder met millennia dan met eeuwen rekent. Maar heeft wel de karakteristieken van een oude stad. Kleine straatjes, kruip door, sluip door, en weinig parkeerplek in het centrum. Daarbuiten dus maar even geparkeerd. Ver lopen is er niet bij want zoals ik al schreef, de stad is niet groot. Binnen tien minuten ben je van de parkeerplek in het hartje centrum. Ooit was het wel een belangrijke stad. Het was de zetel van de hertogen van Bourbon die het midden van Frankrijk beheersten.
Tot in de 15de eeuw groeide Moulins gestaag. Dat duurde tot graaf Karel III van Bourbon en koning Frans I van Frankrijk wat onenigheid kregen over de erfenis van Suzanne, de vrouw van graaf Karel . De moeder van Frans, Louise van Savoye, de tante van zijn vrouw (maar ook de tante van Karel, want ze waren neef en nicht) vond er wel wat aardige dingen tussen zaten en eiste een gedeelte op. Als tante, en eigenlijk dubbele tante, en als koningin van Frankrijk vond ze dat ze daar wel recht op had. Waarschijnlijk komt de uitdrukking ‘Van je familie moet je het maar hebben’ uit deze periode.
Al dat gedoe was toch wel een beetje tegen het zere been van Karel. Die vond helemaal niet dat ze daar recht op had. Hij had er de pest over in en wilde Frans en zijn moeder eigenlijk wel even een hak zetten. Samen met Hendrik de achtste van Engeland en Keizer Karel de vijfde van Spanje smeedde hij een plannetje op om Frans te wippen en daarna Frankrijk met zijn drieën te verdelen. Maar zover kwam het niet.
Helaas voor Karel kwam Frans achter de samenzwering en nam alle bezittingen van Karel in beslag. Die kon nog net op tijd zijn koffer pakken en naar Italië vluchten. Daar trad hij in dienst van de Italianen en heeft nog wel de Fransen bij Padua uit Lombardije geschopt en haalde op die manier toch nog een beetje zijn gram. Maar zijn spullen was hij kwijt. Die gingen naar Louise die uiteindelijk toch kreeg wat ze wilde. Vanaf dat moment was Moulins staatkundig niet belangrijk meer, de oude rechten vervielen en de groei stopte. En dat is zo gebleven.
Pas halverwege de 18de eeuw kwam er een oeververbinding over de Allier en werd het wat ontsloten. Ook werd het pas laat aan het spoorwegnetwerk gekoppeld. In de tachtiger jaren van vorige eeuw verdween de meeste industrie uit Moulins en het inwonertal daalde met een vijfde. Wat bleef was een wat slaperige provinciestad. Maar wel een leuke stad. Met een mooi centrum, een gevarieerde middenstand en een rijkdom aan gebouwen.
We hebben er met plezier rondgelopen. Een soort Bronckhorst aan de Allier. Oud, gezellig en overzichtelijk. Verder hebben we er heerlijk gegeten. Bij de Auvergne Prestige aan de rue Datas. Het is een soort speciaalzaak voor Produits du terroir Auvergnat, producten uit de Auvergne. We hadden een vleeswaren-kaasplank van een halve meter. Het was in één woord super.
Geweldige hammen en worsten, mooie kaas en Bleu d’Auvergne, hazelnoten, bramen, frambozen, cornichons (van die kleine zure) aalbessen, rozijnen, gefrituurde uien, en wat ik dan nog vergeten ben. Geweldig brood er bij, een pain traditionel, wat aangebrand en daardoor extra smakelijk. Eén ding was jammer. Nou, eigenlijk twee dingen. Eén: we konden het niet op en twee: de boter die er bij lag kwam uit de Poitou en dat ligt bij Niort, niet echt in de buurt dus. Toen ik de eigenaar bij het afrekenen daar op wees glimlachte hij wat verongelijkt, zo van, ja, dat jij dan nu moet ontdekken….
Daarna nog een rondje door het centrum gelopen maar veel winkels hadden siësta dus we zijn maar teruggegaan naar de auto. Onderweg kwamen we nog protest tegen van de CGT, de grootste vakbond van Frankrijk. Ze protesteerden tegen de stijgende prijzen en hoge energieprijzen maar wanneer ik dat laatste vergelijk met de Nederlandse situatie vind ik het hier nog wel meevallen maar ik kan natuurlijk niet oordelen hoe het in verhouding staat met het netto salaris en andere kosten hier. Het protest had ongeveer de omvang van de stad, het was niet groot. Een man of vijftig met rode vlaggen. Gezellig, muziekje erbij, wat koffie en broodjes en gezellig met elkaar keuvelen. Gelukkig was er voor iedere drie vakbondsleden wel een politieagent aanwezig. Geen overlast dus, althans niet voor ons.
Het was nog redelijk vroeg in de middag dus zijn we nog even doorgereden naar Billy. Nu zal je je afvragen wie is Billy maar de vraag moet zijn: wat is Billy. Billy is een stadje aan de Allier waar een imposant kasteel staat. Gebouwd in de 13de eeuw. Ooit ook eigendom van Hertog Karel. Maar je weet hoe dat afliep. Helaas konden we alleen de buitenkant bekijken. Bezoeken gingen alleen samen met een hostesse van het Bureau de Tourisme en die was al onderweg met twee klanten en het was de laatste rondleiding van de dag.
Ja, soms zit het mee en soms niet. Dus maar terug naar de camping. Daar konden we nog even van de zon en ons uitzicht over de Allier genieten tot de zakkende temperatuur ons naar binnen dwong. Het waren een paar mooie dagen hier, een hoop gezien, een hoop beleefd en vooral genoten. Morgen gaan we weer op pad, maar we blijven hier wel in de buurt. Het weer is hier nog prima, dat in tegenstelling tot het zuiden. Hoewel het in Nederland ook niet slecht is op dit moment neigen we er toch meer naar om van dit gedeelte van Frankrijk te genieten. Jullie horen wel waar.
Het was mooi rond Châtel maar we hebben het naar ons gevoel wel een beetje bekeken. Natuurlijk, niet alles zie je maar ook niet alles heeft je interesse. Dus we trekken verder. In ons geval klopt dat, verder. Verder van huis. We zijn een kilometer 65 naar het zuiden getrokken. We zitten nu in departement Puy de Dome, in Blot L’église. Een klein dorp. Een kleine camping ook. Vernoemd naar een klein beestje. La cochinelle, het Lieveheersbeestje. Rond een uur of kwart over elf reden we de oprit van de camping op.
Oei, ik denk niet dat ze al iemand hadden verwacht rond die tijd. Ik zag twee mensen achter een raam overeind schieten. De man schoot door de achterdeur naar buiten, pakte de grasmaaier, startte hem, reed een rondje om het gebouw heen naar voren en deed net of hij ons toen net zag. In de receptie stond zijn een gezette dame, met een kapsel als een kraaiennest, in een mouwschort al met haar opschrijfboekje en balpen klaar om ons in te schrijven.
‘Zo, bint oe doar?’ klonk het in een onvervalst Tukkers accent terwijl hij de net gestarte maaimachine weer uitzette. Het leek of ze al dagen op ons zaten te wachten. ‘Joa, it is moai ja dat oe zo vroeg bint. Als wie op vakansie goan sin wie ok groag vroeg op de kemping. Dan hest thoe de hille dog nag, ja tog wel, ja niet nee dan?’ Even had ik het idee of ik het terrein van de Zwarte Cross opreed in Lichtenvoorde, keek even vertwijfeld om me heen, maar nee, dat was toch niet zo.
Ik deed of ik heb begreep en beaamde het. We kennen ondertussen de gang van zaken wel een beetje bij de inschrijving. Je legt je pas op de balie en daar worden de gegevens van overgenomen. Toen dat klaar was de inschrijving een feit. Daar komt weinig conversatie aan te pas. Dat gaf dus geen problemen. We mogen zo lang blijven als we willen, als we maar op 1 november vertrokken zijn. Ik denk dat dat wel gaat lukken.
Maar zonder dollen, ze hebben het goed voor elkaar hier, Harmen-Jan en Drika. Volop informatie, schoon, ruim en hartelijk. We hebben alleen een beetje een taalbarrière. Jammer dat ze geen Frans spreken en ik geen Tukkers. Anders hadden we nog best wel wat met elkaar kunnen lachen denk ik. We mochten zelf een plek uitzoeken tussen plaats 16 en 18, dus volop keus. Iets later kwam hij ons nog even helpen met de stekker in het stopcontact te steken. Hij zal wel gedacht hebben, mensen op leeftijd, die moet je niet laten martelen. En dat was mooi. In de receptieruimte liggen allemaal uitgeschreven wandel, -fiets -en autoroutes klaar, de informatie over de buurt is op en top. ‘En dat hep wie wel es oars metmaokt, ja niet dan nee?’
Nadat we geïnstalleerd waren even een broodje gegeten en toen maar eens een rondrit ter hand genomen. Een rondje rond Blot. Een mooi ritje. Zelf noemen ze het hier een ontdekkingstocht. Dat dit geen verkeerde omschrijving is merkten we al snel. Al na 750 meter zaten we op een onverharde weg met kuilen en losliggende keien. Dat beloofde wat. Ik vond het prachtig, toch een soort Zwarte Cross. Jantien vond het wat minder maar nadat ik haar beloofd had dat ook aan dit grindpad een einde zou komen berustte ze er in. Het was even wennen maar eigenlijk viel het nog wel mee.
Dat duurde tot we bij het stuwmeer van Sep kwamen. Hier nam ik het verkeerde pad. Er was een splitsing en het was nu niet helemaal duidelijk welk pad ‘rechtdoor’ liep. We volgden het pad langs het stuwmeer. Albanië was er niets bij. Ik had het idee dat we een rondje meer zouden doen en dan bij de dam uit zouden komen maar een klein half uur later kwamen we erachter dat dit toch wel een beetje bezijden de waarheid was. We liepen vast tegen het riviertje dat het stuwmeer zou moeten voeden en konden niet verder. Gelukkig kon ik daar wel keren want dezelfde afstand in zijn achteruit zag ik niet zitten.
Uiteindelijk toch bij de dam aangekomen en daar even een kleine pauze genomen. We waren er inmiddels wel achter dat het hier ook een goede droge zomer geweest is. Het waterpeil lag zeker 30 meter onder het niveau dat op de informatieborden werd aangegeven. Ik hoop niet dat het licht daardoor vanavond vroeg uit moet. Na dat moment eigenlijk weinig problemen meer gehad. Een verrassende route was het wel. Het enige nadeel van zo’n tochtje is dat de levensduur van je auto direct met drie jaar is afgenomen en de inruilwaarde gehalveerd maar voor de rest….
Aan het eind van de middag nog even boodschappen wezen doen. We zitten hier echt wel een beetje in Nergenshuizen. We moesten 17 kilometer rijden voor een beetje supermarkt en wat benzine. Hadden we beter onderweg even kunnen doen maar ja, volgens een oud Twents gezegde kijk je van achter een koe in zijn kont. En zo is het maar net.
Zo op het eerste gezicht is het een vieze en donkere stad. Clermont Ferrand. Vies en donker, tenminste zo lijkt het. Maar wanneer je iets beter kijkt zie je dat dat wel meevalt. Het donkere zit hem in de gebouwen. Veelal gemaakt van zwart lava, gewonnen van de oude vulkanen. De puy’s, die hier om de hoek liggen. En omdat we in de Franse steden witte kerken en gebouwen gewend zijn, tenminste dat waren ze ooit, komt het zwarte als vies over. Maar schijn bedriegt. Ik vond het een leuke stad. Wanneer je wat beter kijkt zie je dat het donkere wel meevalt en dat er een gemoedelijke sfeer heerst. Een levendige stad. We waren er vandaag een dagje heen.
Zaterdag. Een mooie dag om een stad te bezoeken. Je weet dan zeker dat het leeft en dat er reuring is. Dat de winkels open zijn, bij mooi weer de terrasjes bezet en de eetgelegenheden vol zitten. Reden dus om vandaag te gaan kijken. Het ligt veertig kilometer bij de camping vandaan, een klein uur rijden. Na een mooie rit kwamen we aan bij de Parking St. Pierre, in het midden van het centrum. De navigatie had ons er mooi naar toe geloodst.
Het was vrij onbedoeld maar na 100 meter stonden we direct op de eerste markt, in de Rue des deux Marchés. De straat van de twee markten. Een klein gebeuren. Lokale producenten verkopen daar hun waar. Kleinschalig en zeker niet goedkoop. Wel leuk en het heeft een eigen sfeer. Wanneer de handen die de spullen uit de grond gewroet hebben, de geiten gemolken hebben, de appels hebben geplukt of de paddenstoelen hebben gezocht nu hun eigen aardappelen, kaas, appeljam of cèpes verkopen. Allemaal wat rommelig en kneuterig maar dat geeft de charme aan zo’n gebeuren.
Het was een kleine markt, tien kramen. Maar zoals de straatnaam al aangaf waren er twee markten. Iets lager stonden er wat stallen met textiel. En nog iets lager was de overdekte markthal, Les halles, waar iedere dag tussen 7 en 5 een soort markt is. Eigenlijk is het natuurlijk geen markt. Het zijn handelaren zonder winkel. Of eigenlijk wel want ze hebben een vaste plaats in de hal. Prachtige uitstallingen zijn het altijd met geweldige producten. Rondom de hallen ook weer allemaal kleine handelaren met hun spullen. Alleen op zaterdag trouwens en tot twaalf uur. Daarna gaan ze weg voor het déjeuner.
Daarna gingen we het centrum in. Van het plein voor, of eigenlijk naast, de kathedraal kwam een hoop lawaai. Het leek wat kermisachtig. Dat was het niet. Het was een buitengewoon serieus gebeuren. Het Europees Kampioenschap Touwklimmen voor Brandweerlieden -en teams was in volle gang. Fransen, Duitsers, Tsjechen, ik weet niet waar ze allemaal vandaan kwamen. En het werd buitengewoon serieus genomen.
Toen wij gingen kijken was net de estafette aan de gang. Tien minuten klimmen, voor 5 man, 5 meter hoog. Om de beurt gingen de mannen omhoog. En alleen met de armen klimmen. Met een noodgang ging het, om de beurt. Maar na een minuut of drie zagen we toch een kentering in de snelheid. Het ging allemaal wat langzamer. Het moest om de beurt. Wanneer je de benen gebruikte werd je beurt niet geteld maar je moest wel de vijf meter halen anders mocht de volgende niet. Helemaal gebroken waren ze na die tien minuten.
Een kwartiertje hebben we staan te kijken, toen hadden we het eigenlijk wel weer gezien. Al die bezwete mannen met wasbordjes en biceps als boomstammen. We zijn de stad ingegaan. Wat rondgekeken. Eigenlijk ontbreken de grote merken hier, ook wel weer eens even lekker. Veel variatie. Ook veel alternatieve winkeltjes. Niet altijd ons ding, meditatieve kaarsen, transcendente geurpotjes of geestverruimende quinoakwark, maar het is wel leuk om er eens kennis mee te maken.
Verder is de stad vergeven van de terrassen en eettentjes. Van Argentijns tot Zimbabwaans, van alles is er te krijgen. Ook een stad met kunst in allerlei uitingen. Grappig, Street art, monumenten en muurschilderingen die men met een mooie benaming trompe d’oeils noemt. Dat zijn voorstellingen waarvan je het idee krijgt dat het iets anders is dan wat het is. Vrij vertaald zou je het ‘voor de gekhoudertjes’ kunnen noemen. Kijk maar eens bij de foto’s. Ik zeg niet welke het zijn maar ze zitten bij de laatste drie en er staan geen mensen op. Je zou zweren dat het echt was.
Later op de dag kwamen we nog even langs de kathedraal. Toen waren de individuele nummers aan de gang. Er hing een touw aan een telekraan, zo’n twintig meter hoog. Om de meter zat er een merkje om het touw, in verschillende kleuren, zodat je kon zien hoe hoog ze zaten. En weer alleen klimmen met de armen. Wel gezekerd want het is wat slordig wanneer je van een meter of 15 zo op de straat klettert. Dan moet je de hulpdiensten nog bellen maar die zijn slecht bereikbaar vanwege de EK touwklimmen.
Tot een meter of 15 kwamen de besten. Ik geef het je te doen. Je houdt geen armen meer over. En zere handen hadden ze. Alles in de tape. Dus niets voor ons want wij hadden onze handen hard nodig om onze galette naar binnen te werken. En de tarte au citron meringuée natuurlijk. Dat was een echt succes. Net als Clermont Ferrand trouwens. Echt wel de moeite waard op een zonnige zaterdag in september.
We hebben het getroffen met het weer tot nu toe maar gisteravond zat er verandering in de lucht. In de verte hoorden we de donder al en inderdaad, in de loop van de avond begon het te regenen. Vanmorgen, toen ik er uit kwam, miezerde het nog steeds. Zo’n vieze regen met van die kleine druppeltjes waar je zeiknat van wordt. Je kunt beter grote druppels hebben, dan weet je tenminste waar je aan toe bent. Even later begon het toch wat op te klaren en op een enkel druppeltje na was het droog. Gelukkig maar. Ik moest namelijk naar de bakker toe.
Een kleine kilometer lopen is het, best te doen dus. De vrouw van de bakker wist niet dat ik kwam maar stond toch al op me te wachten. Blij verwelkomde ze me toen ik de deur open liet zwaaien. ‘Bonjour’, klonk het blij uit mijn mond. Het was de eerste keer dat ik er kwam maar ze wist direct dat ik brood wilde hebben. Het assortiment was niet groot. Er lagen nog 5 croissants, 6 chaussons, een paar stokken en wat pains de campagne. ‘Doe mij maar een baguetje’, zei ik. Toen viel mijn oog op haar grote, doorbakken bollen. Ik vroeg of ik nog ruilen mocht en dat kon. Gelukkig nam ze er geen aanstoot aan. Voor 30 centimes meer kon ik er de hand op leggen en zielsgelukkig verliet ik de zaak. Met een mooi, dik, knapperig, warm brood onder de arm.
Terug in de caravan even krijgsberaad gehouden. Wat gaan we doen? Weerkaarten geraadpleegd en besloten dat we morgen naar het noorden gaan. De omgeving hier krijgt ongeveer 80% van alle Franse regen te verwerken in de komende dagen. Daar zitten we niet op te wachten. Voor vandaag hadden we ons portie klaarblijkelijk al gehad want hier en daar verscheen zowaar blauw tussen de bewolking in.
Op naar Montpensier. Daar was een grote Vide Grenier, een activiteit waar je jas wel bij aan kunt houden. Het hele dorp was afgezet. Helaas hadden veel handelaren het af laten weten want er waren nog een hoop lege plekken. Grappig om eens te kijken. Ongelooflijk wat de mensen aan rotzooi hebben verzameld hoewel er soms nog wel wat grappigs tussen zit. Zo had ik mijn oog laten vallen op een koperen rugspuit uit de jaren dertig. Vijfentwintig euro. Het was niet druk dus ik dacht: ‘als ik terugkom koop ik hem voor twintig’, maar helaas, hij was weg. Jammer pech, maar als ik eerlijk ben wat moet je met zo’n ding. Hetzelfde gold voor een radio uit de jaren twintig. Zag er heel leuk uit, dertig euro, maar deed het niet. Achteraf ben ik blij dat ik hem heb laten staan.
Geen spullen rijker, wel een ervaring. Na anderhalf uur hadden we het gezien. Omdat het weer zienderogen opknapte en we dicht bij Vichy zaten besloten we om daar heen te gaan. Anderhalve week geleden hebben we het links laten liggen. Nu dus maar in de reprise. Het rijden er heen ging bijna sneller dan het vinden van een parkeerplek. Gelukkig vond ik nog een gaatje op een achterafpleintje, vlak bij het centrum. We hadden geluk: zondag, gratis parkeren in Vichy.
Vichy is tegenwoordig vooral bekend van het bronwater dat geneeskrachtige werking zou hebben. Als gevolg van de vroegere vulkanische activiteit zit er hier nogal wat warmte in de grond en daardoor borrelt het water hier lekker warm omhoog. In de weg omhoog neemt het wat mineralen op die volgens de geleerden hier een ongelooflijk geneeskrachtige werking zouden hebben.
Het is overal goed voor: zo zou het malaria kunnen bestrijden, goed zijn voor de maag, zorgt voor hydratie van de huid, is ontgiftend, ontstekingsremmend en nog een paar zaken. Maar als laatste maar niet onbelangrijkste wordt er genoemd: het bevat anti-oxydanten die de vrije radicalen bestrijden. Wat dat laatste mag betekenen, geen idee.
Als je het goed beschouwt kan je bijna niet doodgaan wanneer je het drinkt, er af en toe in gaat drijven of de spullen waar het water in verwerkt is af en toe op je huid smeert. De bron van de eeuwige jeugd is het bijna. Wel opvallend dat we hier bijzonder veel oudere stellen bij de bronnen zagen flaneren. Het werkt dus niet met terugwerkende kracht.
Begin twintigste eeuw kreeg Vichy een boost doordat het ‘kuurtoerisme’ immens populair werd. Elke plek waar er vijf druppels water uit de grond kwamen werd als bron gekwalificeerd en daar werd een gebouw geplaatst dat als kuuroord dienst mocht doen. Dankzij de periode waarin dat gebeurde is het vooral Jugenstil wat de klok slaat. In recordtijd werd de stad omgevormd tot een stad met allure.
Nu was het natuurlijk wel zo dat de dames die gebruik maakten van de faciliteiten wel gezond waren maar toch fragiel bleven. Het waren per slot van rekening dames. En in die tijd waren dames ook nog echte dames. Te veel zon zou de werking van het water teniet kunnen doen. En ze zouden hun teint kunnen verliezen en verward kunnen worden met boerenmeiden. Dat was natuurlijk niet de bedoeling. Bleek was in. Bleek is beautiful was toentertijd de leus. Niks in de zon. Daarom zijn er in de parken kilometers wandelpad aangelegd die overkapt waren, de zogenaamde berceaux.
Het zijn mooie overkappingen en ook nuttig. We kwamen onder zo’n overkapping een expositie tegen van zogenaamde thuiskunstenaars. Er zaten wel leuke dingen bij maar de meesten rekenen direct Banksy prijzen en dat weerhoud je ervan om iets mee te nemen. Het hoofdgebouw bij het centrale park is het casino. Er wordt niet meer gegokt maar wordt gebruik voor culturele activiteiten. In de theaterzaal was vandaag een concert van het militair symphonieorkest in samenwerking met het marinekoor. Het was een komen en gaan van uniformen en iedereen die wel eens een wandelmedaille had gehaald had hem opgespeld. Goudgalons en kepie met eikenblad. Decorum telt nog in Frankrijk.
In het aangrenzende gebouw was de spelletjesbeurs aan de gang. Vrij toegang. Ja wat denk je? Even kijken natuurlijk. Buiten waren kinderen oude spelletjes aan het doen waarvan ik de helft niet kon en binnen waren werkelijk honderden mensen nieuwe spellen aan het uitproberen. Onbegrijpelijke spellen met kaarten en fiches en poppetjes, gebaseerd op computerspelletjes, maar misschien ook wel andersom. Maar ook eenvoudige spelletjes waar kinderen met hun ouders zaten. Een bridgehoek, een schaaktoernooi, dammen en noem maar op. Spanning op de gezichten maar ook ontspannen gelach.
In ons rondje door de stad zijn we uiteindelijk bij Al beland. Al staat voor Alexis Ladvie. Daar hebben we koffie gedronken met het lekkerste gebakje ooit. Potverdrie, wat was dat lekker. Zoek hem maar eens op bij Istagram. Gelijk twee van die dingen meegenomen voor vanavond. Blij dat we niets besteed hebben op de Vide Grenier want dit slokte bijna het hele dagbudget op. Gelukkig hebben we de bol van de bakker nog. Zijn we niet eens aan toe gekomen vandaag. Dat is de eerste winst alweer voor morgen.
‘Is dit wel de goede dag om te vertrekken’, vroegen we ons vanmorgen af in Blot L’église. Hoewel we zelf nog in de mist stonden konden we zien dat de hemel blauw kleurde en dat de zon voorzichtig de mist liet oplossen. Nou ja, we hadden bij Berend-Jan al betaald gister en gezegd dat we zouden gaan. Verder stralen de camping en de uitbaters nu ook niet echt het ‘Joie des vacances’ wat je er als gast van verwacht. En als laatste deed de bezetting van de camping met te veel denken aan het werk. Er was geen sprake van een grijze golf hier maar van een bijna dooie golf. Tsjonge jonge, wat een gammel zootje. Hoe is het mogelijk dat ze het tot hier gehaald hebben met de auto. Wanneer je ’s ochtends naar de wc wilt moet je eerst de rollators aan de kant schuiven voor je kunt kijken welke deur er nog los is.
Nu is de bijna-dooiegolf misschien iets overdreven, de helemaal dovegolf niet. Ik heb al eens eerder geschreven over het verschijnsel ‘schotel’ op de camping. Met het populairder worden van het programma ‘We zijn er bijna’ zijn er steeds meer mensen op de hoogte van het feit dat je via een schotel ook zelfs in Frankrijk Loekie de Leeuw kan kijken. Overigens is dat alweer achterhaald want tegenwoordig hoef je alleen je laptop maar mee te nemen maar dat terzijde. Het eerste dat die bejaarden doen wanneer de camper recht staat, en soms al voor hij recht staat, is de schotel richten.
Sommigen hebben nog een schotel aan een draadje. Een systeem uit de jaren nul. Pa in de hut, schreeuwend naar moeder hoe ze het doen moet en waar de schotel moet staan. Gaat natuurlijk nooit goed. Moeder gaat altijd de verkeerde kant op, te ver, te vroeg, te laat, te scheef, te recht. Er mankeert altijd iets aan. En de tijd dringt natuurlijk want om zes uur is het journaal en dat wil je niet missen. Wat een gedoe. De wat modernere versie is de zelf richtende schotel.
Dat werkt perfect maar dan moet je niet tussen de bomen staan want dan kan de ontvanger de satelliet ‘niet zien’. Staat net de hut waterpas, moet je weer verkassen omdat de schotel nu eenmaal vast op je dak staat. En, wanneer je pech hebt moet je naar een andere plek. Geen punt wanneer je zelf een plek uit kunt kiezen maar als dat niet het geval is moet je weer terug naar de receptie.
Maar uiteindelijk hebben we allemaal contact met Nederland, gelukkig maar. Het kan even geduurd hebben. Je merkt dat in de tussentijd de uitzendingen van Herrijzend Nederland zijn gestopt en dat Frits Thors inmiddels is overleden maar het is gelukt. We kunnen kijken. Het hele gebeuren heeft dan wel zo lang geduurd dat de batterijen van de persoonlijke gehoorondersteuning bijna aan het einde zijn. Geen punt. Zetten we de tv toch gewoon even luider.
Wandelend op de camping kan je niet alleen horen wie er tv heeft, je kunt het zelfs zien. In gelijke maat met de bassen bollen de zijwanden van de bejaardenonderkomens naar buiten. Als dat drie keer vrij snel achter elkaar gebeurt ben je er zeker van dat er ‘Groen, groen, groen’ geroepen wordt. Gelukkig is de isolatie de laatste jaren aanmerkelijk verbeterd. Er komt dus veel minder geluid naar buiten toe maar voor ons nog steeds te veel. Weg met die bejaardenterreur. We hadden het gehad met dit soort gedoe in Blot dus een andere camping gezocht.
En die hebben we gevonden in Merry sur Yonne. Een Engelstalige camping. We hopen dat de naam, Merry, hiervoor een goede indicatie is. Pakweg half negen gingen we op pad. Mooi vroeg en de navigatie had voor ons precies dezelfde weg uitgezocht als hierheen. Na ongeveer anderhalf uur reden we dus weer langs de camping waar we een tijdje geleden nog stonden. Daarna via Moulins richting Nevers. De N7, dubbelbaans, het schiet lekker op. De laatste 50 kilometer nog even binnendoor maar de wegen zijn goed en het gaat voorspoedig.
Voor we in Merry aankomen moeten we nog even door Misery, je kunt het bijna niet verzinnen. Maar dat gaat ook zonder kleerscheuren. Dan komen we aan in Merry. Het is gek, het oogt zelfs wat Brits. Wanneer je de kerk ziet verwacht je ieder moment dat Father Brown de deuren open doet en dat James Herriot de hoek om komt fietsen. Eenmaal op de camping is het even zoeken naar de receptie. In het winkeltje krijgen we te horen dat de deur dicht is maar wel los. Even goed trekken dus. Daarna, zo Brits als het kan. Zelfs Frans wordt hier Engels gesproken. Wel weer even wennen. We krijgen plek 42. Die mogen we zelf uitzoeken. Elke plek die we nemen is plek 42, wel even het bordje met het nummer planten. Ook weer eens iets anders.
Plekje gezocht, bordje geplant en lekker buiten gegeten. Het goede weer had ons vergezeld. Het was nog vroeg dus we hebben even een ritje langs de Yonne gemaakt. Mooie omgeving. Even boodschappen gedaan. Toen we weer buiten kwamen was het gaan regenen en tot aan nu is het daarmee doorgegaan. Ook typisch Engels. We hopen dat het minder wordt want dan kunnen we hier nog even neuzen. Wel zijn we erachter dat we hier al in de buurt geweest zijn. Vézelay, Toucy, Guédelon, allemaal bekende plaatsen voor ons. Ze liggen hier in de buurt. Maar dit hoekje kenden we nog niet. We hopen dat we er morgen kennis mee kunnen maken. En tv overlast? Dat kennen ze hier niet. We zitten op een Engelse camping. Die kijken geen tv in de caravan. Die kijken tv in de pub.
Voorzichtig gingen de deuren open en kwamen de mensen weer naar buiten. Auxerre begon weer te leven nadat de regen was gestopt. In de eerder uitgestorven straten keerden de mensen terug en zo nu en dan was er zelfs een beetje zon te ontwaren. Het heeft de hele dag geregend hier, van gisteravond af al. Ons oorspronkelijke plan om langs het Canal de Nivernais te gaan fietsen viel letterlijk en figuurlijk in het water dankzij Pluvius. Dan maar een rondje rijden want uit elkaar spattende regendruppels op het caravandak vervelen nogal snel. Ja, behalve wanneer je in bed ligt natuurlijk.
Een leuke stad Auxerre. Ik had het idee dat we er al eens eerder geweest waren maar de twijfel bleef overheersten. We hebben in het verleden de omgeving al wel doorkruist maar of Auxerre daar ook bij hoorde…. Hoe het ook zij, het is een bezoekje waard. Het oude centrum is echt oud. Panden uit de 15de en 16de eeuw sieren de straten en ook de oude stadspoort, de Tour d’Horloge, de kathedraal en het stadhuis zijn de moeite waard. En, hoewel het leven wel weer op gang kwam, leefde de stad nog niet echt. Terrassen waren leeg, logisch want wie gaat er op zo’n natte stoel zitten. En in hun haast om van A naar B te komen lieten de mensen de restaurantjes links liggen. Weinig aan dus.
Op het ritje dat volgde zijn we nog even het bos in geweest, paddenstoelen zoeken. Niet veel gevonden. Onderweg kwamen we nog door Anus, bij Fouronnes. Een nietszeggend klein, stil en donker gat, zonder plaatsnaamborden. Die hangt men er niet meer op. Schijnen om de haverklap gestolen te worden. Hetzelfde probleem heeft men in Rectum, gemeente Wierden. De mensen verschillen dus toch niet zoveel van elkaar. Om een uur of vijf waren we terug. Konden we mooi nog even de gebakjes opeten die we bij Maison Roy in Auxerre gekocht hadden. Ze waren geweldig.
Vanovond zijn we wezen eten op de camping. De tent heeft een vermelding in de gids van Gault en Millau, een tegenhanger van de Michelingids. Heerlijke coquilles met avocado en mosterd, daarna een filet de boeuf met ganzelever en groente en Jantiene lamskoteletjes en een kaasplank toe. Was prima, alleen jammer dat het vrij koud was. Een mooie afsluiting van een paar verregende dagen hier in de Yonne. Maar ja, het grootste gedeelte van de reis hebben we prima weer gehad en het is al bijna oktober. Ik denk dat we niet mogen klagen. Morgen gaan we verder, op naar het noorden. En als de berichten kloppen, komen we dan nog veel meer regen tegen.
De bui die gisteravond begon was vanmorgen nog niet overgedreven. De hele nacht heeft het geregend, nee, gegoten. Ons idee om te gaan verkassen was zo slecht dus nog niet. We krijgen er slag van. We zijn vrij snel klaar. En het voordeel van onze ‘Engelse’ camping is dat we hier op betonnen platen stonden. Geen gedoe met de mover. Je zet de auto neer en trekt de caravan er zo heen. Mooi makkelijk.
Om kwart over negen reden we het terrein af, nog steeds in de stromende regen. Hoe meer we Auxerre naderden, hoe droger het werd. Nog wel zwaarbewolkt maar de regen werd minder en daarmee werd mijn vertrouwen in Buienradar direct weer wat groter. Het was voorspeld. En het werd droog. De lucht werd steeds helderder en op een gegeven moment was er zelfs blauw te zien. Eenmaal bij Troyes aangekomen was het helemaal lekker.
Bij Troyes merkten we overigens wel een verschil in het landschap op. Tot dan hadden we ze eigenlijk nog niet gezien maar in de streek rond die stad stonden ineens tientallen windmolens. Nee, honderden. Een woud van windmolens. In de Allier en de Yonne werd er nogal tegen geageerd. Vrij regelmatig kwam je borden tegen met de tekst : ‘Non aux éoliennes’, ‘Nee tegen de windmolens’. Aan de ene kant begrijp ik het wel. Landschappelijk is het geen verbetering, daar kan ik me wel in vinden. Maar aan de andere kant is het toch wel fijn dat wanneer je op de schakelaar drukt er licht uit je bolletje komt.
Na wat zoekwerk kwam ik er achter dat 65 procent van de Franse windmolens in slechts drie regio’s staan. Niet omdat het daar meer waait maar omdat er in de Franse wetgeving nogal wat belemmeringen zijn om ze te plaatsen. Militaire en civiele radars, aanvliegroutes en beschermde landschappen houden het tegen en sinds kort ook een gerechtelijk besluit om het ‘windmolensyndroom’ te erkennen.
Dit is een erkenning dat de windmolens tot vermindering van de levensvreugde kunnen leiden, zowel mentaal als fysiek, en daarom financieel gecompenseerd moeten worden. Een echtpaar in de buurt van Toulouse heeft hiervoor een compensatie van 123.000 euro ontvangen terwijl de molens een kilometer bij hun woning vandaan staan. Nu valt dat met één woning nog wel mee maar wat wanneer er een heel dorp bij in de buurt staat kon dat nog wel eens invloed hebben op de Kwh-prijs.
Van Troyes naar Chalons-en-Champagne over de N77. Reed lekker door. Onderweg nog even gestopt om te eten, boven op een heuvel, bij de voormalige Ferme de Navarin. Een strategische plaats naar bleek. Een, in onze ogen, nogal pompeus monument dat daar geplaatst is vertelt over de drie opeenvolgende veldslagen die daar geleverd zijn in ’14-’18 en de ruim 10.000 onbekende slachtoffers die daar begraven zijn. Achter het monument is nog een gedeelte ‘oude grond’, niet bewerkt en gelaten zoals het was. De sporen van inslagen en loopgraven zijn er nog te vinden. Wat toch een waanzin.
Vandaar naar Matton et Clémency. Een gemeente aan de Frans-Belgische grens. Vlak bij het Belgische Bier -en Kaasklooster van Orval. Daar hebben we een camping gevonden. En wat een leuke camping. We staan aan een beek, de konijnen huppelen bijna over je schoenen en aan de andere kant van het water is een Ferme Educative, ‘een leerboerderij’. Daar kan de jeugd kennis maken met de boerderij. Ontzettend leuk. Er hing een papiertje bij de receptie: ‘Zoek maar een plek, om 6 uur kom ik weer langs. Dan kan je je dan inschrijven’.
En dat gebeurde. Om zes uur kwam Wendy aangereden in haar Range Rover. Toen de deur openzwaaide gebeurde er wat. Daar kwam wat naar buiten. Alles wat er aan een vrouw moet zitten was bij Wendy in meer dan ruime mate voorradig. Verder vol van levenslust en bijzonder enthousiast. Wat een leuke meid. Inschrijven ging nog niet. Eerst moest ze de beesten even voeren. Daarna inschrijven en even aan de praat met haar. Met armen vol informatie over de omgeving gingen we weer terug. We kwamen erachter dat we hier maar ongeveer 25 kilometer bij Montmédy vandaan zitten, na Ulvenhout het startpunt van deze reis. Maar wat een andere omgeving hier. En wat een ander weer. Gelukkig wel…
Het is ons niet onbekend maar iedere keer valt het toch weer tegen. Bokkoud kan het hier zijn. We hebben het al eens eerder meegemaakt toen we uit het zuiden kwamen en in de buurt bij Givet aan de Maas stonden. Gedurende de nacht hebben we toen de deur van de koelkast opengezet om warm te blijven. Het was toen bijna nul. Hier is het niet veel warmer. Drie graden boven nul vanmorgen. Nou ja, om eerlijk te zijn, dat was buiten. Hierbinnen viel het nog wel mee, een graad of acht. Maar ja, toch niet echt warm.
Overigens zal niet iedereen de term ‘bokkoud’ kennen. Ik denk ook dat het een Westfriese oorsprong heeft. Met bokken heeft het niets te maken. Bokken zijn warmbloedige dieren en dus absoluut niet koud. Ook heeft het niets met Bockbier te maken. Dat wordt weliswaar wel koud geserveerd maar heeft niets met een bok te maken. Dat komt van ‘Ainpockisch bier’ wat later weer verbasterd is naar Ein Bockbier.
Nee, bokkoud heeft te maken met de koolteelt. Vroeger werd de kool namelijk bewaard in koolschuren. Onverwarmde schuren. Ze hadden wel lambriseringen met zaagsel er in als isolatie maar ooit waren de winters erg koud. Dan konden de petroleumstellen die als verwarming dienden het bevriezen niet tegengaan. Want dat was namelijk een probleem. Als het erg koud is vriest de bewaarkool namelijk bok. Zo noemde men dat. Bok kan je constateren aan de stronk. Die krijgt na bevriezing een bruine kring en wordt onverkoopbaar. Bij het ontdooien gaat dit namelijk heel snel rotten. Niet te hopen dus dat ik bok gevroren ben vannacht want dan kon het wel eens snel afgelopen kunnen zijn. Ik zal straks voor de zekerheid maar even gaan kijken.
We zitten in de Ardennen op dit moment. De Franse Ardennen hoewel, de Ardennen zijn de Ardennen. Ik ben nooit zo’n fan geweest van de Ardennen. Ik vind de Ardennen een sombere uitstraling hebben. De dennenbossen hier zijn donker en somber en vooral als het regent neemt dit gevoel behoorlijk toe. De bebouwing straalt ook weinig vrolijkheid uit. Natuurlijk, de huizen zijn gebouwd met materialen die hier voor handen waren. Zwart en donkergrijs gesteente. Ruim voorradig maar somber. Even vrolijk als de toga van de dominee van een artikel 31-gemeente. En ik kan je zeggen: ‘Daar word je niet vrolijk van’.
Maar vandaag scheen de zon. De bomen braken het licht en het werd verspreid over de bosbodem en dit gaf de Ardennen een heel ander aanzicht. Het heeft hier de afgelopen weken flink geregend. Paddenstoelen te over dus. En in de zon ziet alles er anders uit, vrolijk wil ik niet zeggen maar wel vriendelijker. Ik kreeg opeens een heel ander beeld van dit gebied. Misschien heb ik het steeds in de verkeerde periodes bezocht. Misschien heb ik wel een verkeerd beeld.
Maar het kan natuurlijk ook zijn dat dit gebied hoofdzakelijk verkeerde periodes kent. Dan kan het alleen maar verbeteren. De droogte, en daarmee de zonnige periodes, zullen dank zij de globale opwarming alleen maar toe gaan nemen. Dan wordt het hier nog helemaal gezellig. Waarschijnlijk, nog een eeuw, dan is het hier één groot Plopsa-land maar of we daar nu op zitten te wachten… Ik hoop niet dat ik dat mee hoef te maken. Mocht ik onverhoopt de honderd ruim gaan passeren dan ga ik wel een paar dagen in een vriescel zitten. In de hoop dat ik bok vries, dan gaat het hopenlijk aan mij voorbij.
Een heldere nacht was het. Ik zag het gisteravond al. De camping is slechts summier verlicht. Daarom lijkt het of er ineens veel meer sterren aan de hemel staan. Vooral op nachten zoals gisteren wanneer de maan nog niet boven de kim is verschenen. Duizenden kleine lichtjes. Vele lichtjaren van ons verwijderd. Een heldere nacht was het. En vaak zijn dat ook koude nachten. En dat bleek. Toen ik vanmorgen naar buiten stapte was de hele wereld stijf bevroren. Dertig september met volop nachtvorst. Bij ons maak je dat niet mee maar hier wel.
Het was een uur of zeven toen ik de caravandeur achter me sloot om een rondje te doen. Deze vakantie is het er niet erg vaak van gekomen. Jammer eigenlijk want de ochtend is het mooiste moment van de dag. Bij aankomst op de camping had ik een route gekregen voor een wandeltocht hier in het dorp. Een kilometer of vijf, ruim een uur dus. Een mooie wandeling, langs de Banel, het beekje dat hier langs de camping loopt en gedurende de wandeling nog twee keer van naam zou veranderen.
Door het bos, langs een watermolen en over bruggetjes. Erg verrassend was het. En dat in het licht van de opkomende zon met de vorst op de grond. Mooi en fris tegelijk. Na anderhalf uur was ik terug. Het was iets langer dan verwacht en ik heb hier en daar nog even staan te kijken. Verder een bezoekje aan het Arboretum, de bomentuin. Tegen kwart voor negen stapte ik de caravan weer in. Gelukkig had ik, voor ik wegging, de kachel als zachtjes aangezet, dus de temperatuur viel wel mee.
De laatste dag vakantie vandaag. Nou ja, wel beschouwd is dat morgen maar dat is een reisdag. Kan je eigenlijk niet meetellen. We troffen het, het was geweldig weer. Besloten om de omgeving maar even af te stropen en te besluiten met een bezoek aan een supermarkt om nog even wat dingen in te kopen die bij ons nauwelijks voorradig zijn.
Een mooie rit in de omgeving gemaakt. Bij Noyers-Pont-Maugis kwamen we een Duitse militaire begraafplaats tegen. Prachtig gelegen tegen een heuvel aan. We zijn er even een kijkje wezen nemen. Een indrukwekkende plaats was het. Eerst hadden we de uitgestrektheid van de plek niet in de gaten maar steeds meer kregen we in de gaten dat er hier duizenden en duizenden slachtoffers van zinloze conflicten begraven zijn. En dat bleek. Alleen al op deze begraafplaats zijn een kleine 28.000 Duitse militairen begraven uit de Eerste en Tweede Wereldoorlog. En dan zijn er nog de Franse, de Belgische, geallieerde en burgerbegraafplaatsen. Alleen in dit gebied moeten het er honderdduizenden zijn.
Het is als het kijken naar de sterrenhemel vannacht. Je voelt je even klein worden. Ik noemde het eerder in dit verslag al Waanzin, en dat gevoel neemt steeds meer toe. Jongens, 18, 19, 20 jaar oud, met nog een heel leven voor zich. Het maakt niet uit waar ze vandaan kwamen. Geïndoctrineerd hierheen gestuurd. Zingend naar het front en hier aan flarden geschoten voor niets. En het gebeurt nog steeds, overal in de wereld. Vanwege de grootheidswaanzin van leiders, het geloven in een andere god of omwille van eeuwenoude meningsverschillen waarvan niemand de oorzaak meer weet. Wat een idioterie.
Toch wel onder de indruk weer verder gereden. Richting Hypermarché. Wel even een overgang. Hier de laatste inkopen gedaan en terug naar de camping. Daar ontdekten we dat we weer buren hebben. Drie Belgische campertjes tegenover ons. Ze zaten al mooi rond een tafel waar de glazen al klaar stonden voor een mooie pint. Toen ik vroeg of we een proeverij hadden werd daar bevestigend op geantwoord. Waarschijnlijk was men niet al te nieuwsgierig naar mijn mening want uitgenodigd werd ik niet. Jammer.
Vanavond zijn we als afsluiting nog even wezen eten bij Le Banel. Het restaurant van de camping is nu nog drie dagen per week open. Wat een leuke tent. Wat een verschil met het gemiddelde Franse restaurant. Sfeervol en een goede kaart. Geen schetterende tv aan de muur en wat belangrijker is: wat een lekker eten. Prima voor elkaar. Een mooie afsluiting van een goede en gevarieerde dag. Een dag met wisselende emoties. Morgen is het nog 400 kilometer naar huis toe maar dat mag geen probleem zijn. Zaterdag dus rustig op de weg. Kunnen we mooi op ons gemak doen. Zo nog even een laatste blikje Kronenbourg in de caravan en dan naar bed. Ik spreek jullie morgen weer.
Water, wat een water is er vannacht op ons dak naar beneden gekomen. Met bakken tegelijk werkelijk. Zo mooi als het weer de afgelopen dagen was, zo slecht was het vannacht. Gelukkig was het vanmorgen wat wisselvalliger zodat we tussen de buien door de boel in konden pakken. Gelukkig was het meeste binnen te doen en viel het buiten allemaal wel mee. Daarna bakkie yoghurt, koppie thee en de caravan op het pad gezet om hem deze reis voor de laatste keer aan te koppelen.
We hadden er deze reis al eerder last van gehad. Er is iets met de elektriciteit. Of de stekker aan de caravan is niet goed, of het is het de contactdoos of het is de kabel. We hebben een storing. Nu kan ik via de autospiegels precies de lichten van de caravan bekijken en soms deden ze het, af en toe viel links uit en bij wijlen deden ze het alletwee niet. Vervelend want je weet niet zeker of de richtingaanwijzers en de remlichten het dan wel doen want je kunt het niet zien. Verder regenden het ontzettend hard en reden we in de wolken / mist zodat je wel wilt dat je een beetje zichtbaar bent. We zijn al niet er gelukkig met voertuigen in de vakanties dus daar zitten we niet op te wachten.
Gelukkig was het ontzettend rustig. Zaterdagochtend negen uur en stinkweer. Dan blijven ze hier blijkbaar ook liever in hun bed liggen en gelijk hebben ze. Iets over de Belgische grens, tussen twee buien door, op een parkeerplaats maar even gekeken. Wanneer we wat aan de stekker rommelden deed alles het weer. Het zit hem dus niet in de kabel. Met wat gefriemel en met behulp van een postelastiek kon ik de stekker zo fixeren dat alles het deed. En dat bleef zo. Helaas kan het geen blijvende oplossing zijn want PTT elastieken verliezen hun elasticiteit na een paar jaar en breken dan zo. Dan zitten we weer met hetzelfde probleem. Ik zal het dus even in de agenda moeten zetten voor 2025: stekkers vervangen!
De combinatie regen en Belgische wegen droeg er niet aan bij dat we erg opschoten. Uiteindelijk werden we naar de E411 geleid, richting Dinant. Het blijft een drama de Belgische wegen. Soms zitten er gaten in waar je met gemak een hunebed in kwijt kunt, ongelooflijk. Een lappendeken van reparaties. Vaak gedaan met een tekort aan asfalt waardoor er kuilen ontstaan en je alle kantne opvliegt. Ik vraag me af of er geen Europees noodfonds is om dit soort problemen op te lossen. Dat je net zulke wegen krijgt als in Spanje of Griekenland. Lijkt me een prima idee.
Nog even bij de bakker gestopt voor wat brood en patisserie en daarna via de E411 richting Brussel en Antwerpen. Wat Luik vroeger was is Brussel nu. Wat een rampenstad voor het verkeer. Zit je op baan 1 moet je naar baan 5 of vice versa. Ondertussen waren ook de Belgen er achter dat het gestopt was met regenen, waren hun bed uit gekomen en op pad om boodschappen te doen. He was echt mega druk. Zoals altijd, bij Zavetem, het vliegveld, opstoppingen. Versmallingen, verbredingen, opbrekingen, werkzaamheden waar niemand werkzaam is, snelheidsbeperkingen, rode kruizen boven de weg waarvoor de reden helemaal niet duidelijk is maar dat de boel wel ophoudt.
Maar gelukkig, ook aan het Brussels gewest kwam een einde. Daarna kwam Antwerpen aan de beurt dat ook vaak een flessenhals is maar dat viel gelukkig mee. De jarenlange herstelwerkzaamheden tussen Antwerpen en Meer zijn gelukkig ten einde en hebben gelukkig tot een betere weg geleid. Rond een uur of drie reden we Nederland weer in en rond 10 over drie passeerden we Ulvenhout waar we de vakantie toch wel op een bijzondere manier begonnen zijn.
Eindelijk weer radio zonder al te veel geleuter en reclame. Bijna weer thuis. En hoewel het hier ook druk was, was het verkeer zoals dat met een mooi woord heet, vloeiend. Soms als dikke vla, soms als hete thee maar het bleef in beweging. Bij Alkmaar nog even gestopt bij de goedkope tank en daar schrokken we toch wel even. De prijzen met Frankrijk en België schelen bijna dertig cent per liter en met die caravan achter je auto lust hij nog wel wat. Voorlopig maar even op de fiets dus. Rond een uur of vijf stonden we thuis weer voor de deur.
Toch altijd wel lekker. Binnenkomen. Wat is je huis toch groot na een maand caravan. Dat is even wennen maar dat duurt niet lang. Voor je het weet is de ruimte gevuld met doosjes, tassen, boeken, telefoonkabeltjes en wasgoed zodat er van je eerste indruk weinig meer over blijft. Maar gelukkig hebben we nog een paar dagen om ook daar weer een draai aan te geven.
Toch wel een aparte vakantie. Met, zoals de titel al vermeldde, een valse start. Maar uiteindelijk mondde het toch weer uit in een goede reis. Mooie nieuwe plekken, aardige mensen en verrassende ontdekkingen. En wanneer je geen tijdsdruk hebt heb je meer kans om dat soort dingen te zien. En dat hebben we gedaan. Nu eerst nog even de boel aan kant en ons dan verheugen op de volgende tocht die er aankomt. Want die komt er. Zonder twijfel. Een tocht die hopelijk een andere start kent dan deze.