Tijdens het inpakken gisteravond was het Anne al opgevallen, de verlichting van de caravan deed het gedeeltelijk niet. Het gegeven kwam me niet helemaal onbekend voor, we lijken altijd wel wat te hebben als we op vakantie willen gaan. Het lijkt wel of er een hogere macht aan het werk is die ons toch een beetje op de proef wil stellen om te kijken of we nu wel écht op vakantie willen gaan. Zo hadden we vorig jaar het verhaal met het kapotte slot, vorige maand had ik problemen met de remlichten en richtingaanwijzers van de caravan en nu dit weer.
Het leek me trouwens niet zo’n groot probleem, ik zat te denken aan een los contact of een doorgebrande zekering maar omdat het al schemerig werd liet ik dat pr bleem maar even voor wat het was. Vorige week deed alles het toch nog naar behoren dus veel kon het niet zijn was mijn idee. Plan was om er vanmorgen maar even eerder uit te gaan om het euvel uit de wereld te helpen. Zo gezegd, zo gedaan. Eerst maar even het probleem in kaart gebracht.
Het was alleen de 12 volts verlichting die het niet deed. Alle 220 V lampen en apparatuur werkten gewoon normaal. Er moest dus een probleem zijn met de transformator die 220 omzet in 12 volt. Nu zit de ‘stoppenkast’ verstopt in een bagagecompartiment dus dat moest eerst even uitgeruimd worden. Gelukkig was het droog dus ik kon alles zo op straat leggen. Daarna van de elektrische installatie alle zekeringen gecontroleerd en voor de zekerheid maar even verwisseld maar het resultaat was nul. Daarna de caravan maar even aan de auto gehangen en toen deed de verlichting het wel gewoon. Gewoon even deduceren Watson, zou Sherlock Holmes gezegd hebben, En dat deed ik ook. Het moest dus wel de omvormer zijn. Nu was het pas kwart over zeven in de ochtend en die dingen groeien ook niet aan de bomen dus hoe kom je aan zo’n apparaat. Het probleem was dus eigenlijk even groter dan ik in eerste instantie ingeschat had. Dat zat dus even tegen.
Even op internet zitten zoeken en op diverse fora was te lezen dat de omvormers zomaar van het ene op het andere moment de geest kunnen geven. Er stonden wel richtlijnen bij voor het vervangen van die dingen maar aangezien ik geen stroomman ben liet ik dat maar voor wat het was. Besloten om maar even bij Weel caravans te gaan vragen, daar kom ik wel vaker, maar die gaat pas om tien uur open. Verder de inpakactie maar even opgeschort want stel je voor dat het een probleem is om de caravan te laten repareren en je moet hem laten staan. Dan is het uitermate vervelend wanneer je je bed in wilt stappen en je hebt geen kussen omdat die in de caravan ligt en die staat bij Weel, of je komt nat onder de douche vandaan, druipend sta je daar in je blote kont en de handdoeken liggen bij Weel. Leek me niet echt handig.
Om één voor tien stonden Anne en ik dus bij Weel voor de deur en ik kon het probleem direct voorleggen aan de monteur. Die wist gelukkig nog wel een goedkope oplossing met een lichte trafo. Kostte 64 euro en dat was een heel ander bedrag dan ik op Internet gezien had. Daar waren prijzen van 300 euro geen uitzondering. Ze zouden kijken of hij even tussendoor kon en zouden me bellen wanneer hij klaar was maar ze dachten dat het wel in de middag zou worden. Wij allang blij. Daarna terug naar huis gereden maar op de Huiswaarder brug kwam ik er achter dat het elektrisch schema nog in de auto lag. Drie minuten later waren we weer bij Weel en konden we de caravan niet meer vinden want die stond al in de werkplaats en ze waren al bezig. Wij weer weg, even naar de HGA om te tanken en naar de bakker. We reden nog niet het pad op thuis of de telefoon ging…. Weel, de caravan kon weer opgehaald worden, hij was klaar. Dat was dus weer een meevaller.
Onderweg nog even een aardbeientaart voor de mannen gehaald want zo’n service mag toch wel gewaardeerd worden. Ik deed het maar even op die manier fooien die je geeft met de PIN toch meestal niet bij het personeel terecht komen. We konden de caravan zo weer aan de auto hangen en na overhandiging van de taart, wat erg op prijs gesteld werd, weer naar huis gereden om de laatste dingen te laden. Het was een uur of half twaalf toen we uiteindelijk vertrokken, maar we vertrokken tenminste. Eerst nog even langs mijn broer in Ransdorp die zijn eigen camping is begonnen. Even rondgekeken op zijn kampeerterrein ‘De vrolijke Tokkie’ en we moesten constateren dat er kwalitatief veel gewonnen was in de afgelopen drie maanden maar dat het toch niet helemaal de accommodatie is die ons voor ogen staat. Na de lunch hebben we dus toch maar besloten om aan ons oorspronkelijke plan vast te houden en Praag als eerste reisdoel op onze reis naar het zuiden aan te houden.
Het zal jullie niet verwonderen dat we dat bij lange na niet gehaald hebben. Op dit moment staan we in de omgeving van Vlotho, een dorp tussen Osnabrück en Hannover. We hebben daar een Natur schutz camping gevonden die aan de rivier de Weser ligt. Volgens de beheerder stond de camping drie weken geleden nog onder water. Dat betekent dat het peil toen ruim drie meter hoger was dan nu en als je goed keek kon je de sporen nog goed zien. Vervolgens raakten we verder met Kees aan de praat.
Inderdaad, Kees, een Nederlander die hier nu een camping draait. Voluit Kees de Beurs uit Aartswoud. Wel leuk, ik heb al eens eerder vermeld dat de wereld toch echt niet zo groot is als hij wel lijkt en dat bleek ook nu weer. Hij kende verschillende mensen van de Klompenhoeve, de zorgboerderij waar Anne stage gelopen heeft, had op de zelfde school gezeten als waar Anne nu op zit en heeft met Gerrit Stroomberg (bijna mijn buurman) een paar jaar op de bibliotheekbus gewerkt.
Verder hebben we vanavond nog genoten van een stel die voor het eerst met de caravan op pad waren en nu liepen te worstelen met de voortent. Altijd vermakelijk. Thuis niet geoefend, de instructies blijven ongelezen en vervolgens loopt de frustratie zo hoog op wanneer het niet lukt dat men het liefst weer direct terug zou willen gaan naar de plaats van vertrek. Wij liepen trouwens ook nog te worstelen met de tent van Anne, we kregen de haringen heel slecht de grond in. Ik dacht dat er tegels onder de grond lagen maar Anne had het vermoeden dat het de restanten van opa Muis zijn fiets waren. De waarheid zal wel nooit achterhaald worden want ik heb weinig zin om hier de boel om te gaan spitten. Vanavond nog even een rondje gelopen. IJsvogeltjes gezien en achter de camping staan hele velden met klaprozen. Verder giert het hier van de hazen en we hebben ook al een otter zien zwemmen, kortom een mooie plek.
Vanmorgen redelijk op tijd er uit want Anne wilde nog even wat foto’s maken voordat we weg zouden gaan dus om zeven uur zaten we al aan een kop thee. Anne foto’s maken en wij hebben alvast een start gemaakt met opruimen. Vrij snel was ingepakt want we beginnen er toch wel slag van te krijgen. Verder hebben we ons ontzettend beperkt in wat we meenemen dus dat scheelt ook al weer. Rond half negen hadden we gegeten en zijn we naar de receptie gereden omdat daar de douches zijn. Daar even heerlijk gedoucht, lekker warm water en volop gelegenheid om je spullen neer te leggen en op te hangen, dat zie je ook wel eens anders. Terwijl de dames er nog onder stonden ben ik even naar Kees gegaan want ik had gisteravond ontdekt dat hij Wifi had dus ik wilde de blog even snel plaatsen.
Dat was geen probleem. Ik kon plaats nemen in de ‘kantine’, een hok wat vergeven was van de rommel met kladdige stoelen en een oude potkachel. Het leek het de huiskamer van Stiefbeen wel, wat een bende. Ik kreeg al snel aansluiting en heb dag één even snel geplaatst en wilde er daarna nog even wat plaatjes bij plakken. Omdat dit gebeuren nieuw voor me is vroeg dit nog wel even wat aandacht. Helaas bleef Kees maar aan het praten terwijl hij toch duidelijk uit mijn lichaamstaal op had kunnen maken dat ik er helemaal geen zin in had. Misschien had ik het beter even kunnen zeggen maar dat vond ik ook een beetje sneu. Had hij eindelijk een interessant gesprekspartner gevonden wil die niet verder met hem. Affijn, het uploaden van de foto’s maar even gelaten voor wat het was. Ondertussen waren de dames ook klaar en onder een luid‘Kees, het gaat je goed’ zijn wij de auto maar ingestapt.
Zoals je gisteren hebt kunnen lezen is Praag voor vandaag het doel. De Balkan lonkt weer maar omdat ik de route via München al verschillende keren gereden heb hebben we voor een alternatieve route gekozen. Als eerste staat dus Praag op het programma. Dank zij de probleempjes van gisteren zijn we niet erg opgeschoten dus bleven er nog wel wat kilometers over voor vandaag. We hebben dus eigenlijk niet veel meegemaakt maar dat is een altijd zo de eerste dagen. De verhalen worden pas na een dag of drie leuker. De eerste dagen bestaan hoofdzakelijk uit verplaatsing en in dat koekblik op wielen gebeurt nu eenmaal niet zo bar veel.
Bij Marienburg passeerden wij de voormalige DDR-grens en reden we het ‘Oostblok’ in. Vanaf de weg zijn duidelijk nog de muren en afrasteringen te zien die de mensen moesten verhinderen om de communistische heilstaat te verlaten om hun geluk in het westen te gaan beproeven. Boven de bomen staken er nog diverse wachttorens uit als sinistere souvenirs uit het verleden. Het passeren van de grens gaf toch nog wel stof tot gesprekken want Anne was behoorlijk geinteresseerd hoe dat allemaal zat met dat 'IJzeren Gordijn'. Verder kenmerkte het oosten van Duitsland zich door een weidsheid die bij ons helemaal onbekend is. Ontzettend veel landbouw en eigenlijk zagen we nergens dorpen.
Wat ons opviel toen wij de grens van Tsjechië over kwamen het landschap toch wel andere vormen aan begon te nemen.De heuvels veranderden in bergen die volgens Anne een grote gelijkenis vertoonden met de borsten van Madonna, groot en puntig. En ik moet bekennen, toen ik wat beter keek zag ik het ook en was eigenlijk op slag verliefd op het land. Het enige wat verder nog vermeldenswaardige is nog dat we een snelwegvignet voor de prijs van € 12,50 moesten aanschaffen, maar dan mogen we de komende 10 dagen ook op alle wegen rijden. Met wat tussenstops zijn we doorgereden naar Praag waar Anne een mooie camping gevonden had en daar staan we nu.
We staan nu op camping Hajek, midden in de stad. Nu is eigenlijk niet echt een camping maar eerder een als camping ingerichte achtertuin met een plek of twaalf schat ik. Alles is aanwezig dus daar ontbreekt het niet aan. We staan hier met een man of vijf, druk genoeg dus. Klein barretje er bij, met halve liters Urquell voor 80 cent dus dat is wel te doen. De bus stopt voor de deur dus daar gaan we morgen mee naar Praag. Ik hoop voor ons en jullie dat die dag wat enerverender is dan vandaag want het was een goede dag maar bijzonder… nee, niet echt.
Mijn vader heeft er me meermalen over verteld, De Gouden Stad of eigenlijk Die goldene Stadt. Dat was de eerste kleurenfilm die hij zag en die werd in 1942 in de Harmonie in Alkmaar gedraaid. Zeventien was hij toen en het heeft klaarblijkelijk een grote indruk op hem gemaakt want 60 jaar later had hij het er nog over. De film was een impressie van Praag en vandaag mochten wij de stad met eigen ogen gaan bekijken. Rond een uur of tien stonden we bij de bushalte voor de camping en lijn 112 bracht ons in vijf minuten naar het metrostation van Praha Molešovice. Vandaar met lijn C tot station Muzeum en vandaar met lijn A naar Staroměstská in het centrum van de oude stad, de Stari Mesto.
Eerst moesten we even geld uit de muur halen want sinds onze komst leven we hier op de pof. Het klinkt eenvoudig maar dat viel nog niet mee. Meestal kan je in grote steden je taal kiezen maar dat was er hier niet bij, op een gegeven moment kom ik dus in een scherm met drie keuzes en ik snapte er niets van. Ik dus de dame die achter ons stond te wachten te hulp geroepen en toen lukte het. Tsjechisch is namelijk een taal waarvan er slechts een paar woorden overeenkomen met westerse talen. Zo zijn benzin en dizel nog wel te begrijpen en hebben ze voor internet en wifi nog geen vertalingen gevonden maar voor de rest is het helemaal abracadabra. Hoewel alle Slavische talen vrij veel overeenkomsten hebben hebben we behoorlijk wat moeite met deze taal. Het tellen komt vrijwel overeen met Kroatisch maar dank je wel ( Děkuj tegenover Hvala) is weer heel wat anders terwijl alsjeblieft (Prosem tegenover Prosim) wel weer op elkaar lijken. In Kroatië konden we vorig jaar toch wel leuk uit de voeten, hier lukt dat echt niet.
Even flink wat geld geladen dus, ik had 3000 Tsjechische kronen in mijn zak en toen konden we de stad in. Nu klinkt 3000 kronen meer dan dat het is. Eén kroon vertegenwoordigt het respectabele bedrag van € 0.04 dus echte uitspattingen zaten er niet in vandaag. We liepen via de kades van de Moldau (die hier Vltava heet) naar de Karelsbrug die iets verder ligt maar daar aangekomen gingen we eerst het centrum in. Het eerste wat ons opviel was dat er nog behoorlijk wat zandzakken voor verschillende gebouwen lagen, een overblijfsel van het hoge water van 10 dagen geleden. Via wat kronkelstaatjes kwamen we uit bij plein van de oude stad. Aan dit plein ligt het oude stadhuis wat dateert uit de 13e eeuw. Het zal sinds die tijd wel eens opgeknapt zijn want dat het er toen al zo uitzag kan ik me bijna niet voorstellen. Zo is er een astronomisch uurwerk in de toren gemaakt. Het moet een hele klus geweest zijn want het had 70 jaar geduurd voordat hij in 1490 klaar was. Dit uurwerk geeft de dagen van het jaar aan, maanden, de maanden, het actuele sterrenbeeld, de datum en de tijd aan. Tijdens de hele uren slaat de klok en gaan er boven in de toren twee luikjes open. Daar verschijnen dan de apostelen die allemaal even naar buiten kijken en dan weer vertrekken. Wanneer dat gebeurt is kraait nog een haan, dat zal wel een verwijzing zijn naar de verloochening van Jezus door Petrus. Verder luidt een skelet bel om ons toch maar even te wijzen op de tijdelijkheid van dit ondermaanse.
Als dit gebeurt stroomt het plein vol met honderden mensen die er met open monden naar het gebeuren staan te kijken. Ik kan me inderdaad voorstellen dat het voor de mensen in de vijftiende eeuw bijna een wereldwonder moet zijn geweest en ik heb ook geweldig respect voor de mensen die het indertijd gebouwd hebben maar het gebeuren kon mij niet meer boeien dan de ruitertjes op de Waagtoren in Alkmaar. Wel getuigt de uitvoering van het geheel van een geweldig vakmanschap. Aan de andere kant van het plein staat de Tynkerk, een prachtig gebouw met twee uitbundige torens die op hun beurt weer getooid zijn met vier kleine torentjes. Helaas was de kerk gesloten want ik had er graag even binnen gekeken. Het centrum is trouwens prachtig, een grote variëteit in bouwwijzen en gebouwen en ook de kleuren die de bouwwerken dragen bij tot een levendig stadsbeeld. Op sommige gebouwen zijn hele verhalen in beeld gebracht en verder is er veel Jugendstil te ontdekken.
Vervolgens hebben we een tijdje door wat achteraf straatjes gelopen en rondgekeken. Uiteindelijk belandden we bij ‘U Prins’, een restaurant op het grote plein met een groot terras. Daar hebben we heerlijk geluncht. Ik had een traditioneel Tsjechisch gerecht met varkensvlees, rode kool en een soort knolselderijbroodjes, erg lekker. Een grote pils er bij en mijn middag kon niet meer stuk. Jantiene aan de panini en Anne zat lekker aan de pasta. We zaten er heerlijk, de hele wereld trok aan ons voorbij, wat een verscheidenheid aan mensen en nationaliteiten hebben we gezien. We zaten tegenover het oude raadhuis wat niet meer als zodanig in gebruik is maar nog wel als trouwlocatie. Het is waarschijnlijk erg populair in die hoedanigheid want om het kwartier stond er een nieuw stel voor de deur te wachten om in de echt verbonden te worden.
Na het afrekenen, dat kon want ik had immers gepind, gingen we richting Karelsbrug. Onderweg kwamen we nog een groep Japanse bedelmonniken tegen wat bij ons voor de nodige hilariteit zorgde. Daarna de brug op waarvan de bouw begonnen is op 9 juli 1357 om 5.31 uur toen Karel IV de eerste steen legde. Wanneer je de datum uitschrijft krijg je een palindroom, dat wil zeggen dat je van links naar rechts lezend hetzelfde ziet staan als dat je de andere kant op leest. Het getal ziet er dan als volgt uit: 1357-9-7-5-31. Men zag dit als een gunstig voorteken en misschien was dat ook wel zo want de brug staat nog steeds. Ruim 500 meter lang, 10 meter breed en rijkelijk versierd met beelden en torens. Tegenwoordig is de brug gesloten voor alle verkeer, alleen voetgangers hebben toegang, net als in een groot gedeelte van het oude centrum. Langs de kanten staat allemaal handel. Tekenaars, kunstenmakers en kunstenaars, muzikanten en noem maar op. Het lijkt de vrijdagse braderie in Egmond wel. De brug is volgepakt met duizenden toeristen die zich over en weer een weg naar de overkant banen. Maar ja, daar kom je natuurlijk nooit want als je denkt dat je er bent ligt hij weer aan de andere kant. Wel een gigantisch bouwwerk. Hoe hebben ze het voor elkaar gekregen. Daarna hebben we nog even een kort bezoek gebracht aan de andere kant van de stad maar we begonnen al behoorlijk vermoeide benen te krijgen en besloten om weer terug te gaan naar de camping.
Nog even wat boodschappen gehaald en daarna de reis terug naar de camping weer gemaakt. In twintig minuten waren we weer terug. Daar lekker even gezeten want het was geweldig weer. Na het eten nog even een rondje gelopen over de dijken van de Moldau en vanavond lekker rustig aan. Morgen vertrekken we weer, we gaan dan richting Bratislava, de hoofdstad van Slowakije. Deze stop in 'De Gouden Stad' was zeker de moeite waard. Praag is een geweldig indrukwekkende en mooie stad maar het zou wel prettig zijn wanneer er wat minder toeristen zouden zijn. Reden voor ons om weg te gaan, dat scheelt er weer drie.
Vanmorgen was het lekker weer, al vroeg scheen de zon. Omdat we vandaag uit Praag wilden vertrekken waren we er relatief vroeg uit, hebben de boel opgeruimd, ontbeten en toilet gemaakt en rond een uur of negen reden we richting Brno. Al vrij snel kwamen we vast te zitten in het Praagse verkeer,het heeft zeker een uur geduurd voordat we Praag uit waren. Buiten Praag is er eigenlijk weinig te zien. Het landschap wisselt bossen en graanvelden af en voor de rest is er eigenlijk weinig. Wij volgden de weg naar Brno, een plaats in het zuidwesten van Tsjechië, bij ons eigenlijk alleen bekend vanwege de Tsjechische T.T.
De weg er heen was een regelrecht drama. De weg bestaat uit betonplaten waarbij de makers er schijnbaar een sport van gemaakt te hebben om de betonplaten ieder keer met een niveauverschil neer te leggen. Het gevolg is dat alles rammelt, dreunt en door elkaar schudt. Wanneer je na zo’n ritje de koelkast opendoet moet je goed uitkijken want de hele inhoud komt zo naar je toe. En dat alles losrammelde hebben we geweten. Bij de eerste stop al kwamen we er dank zij een opmerkzame Tsjech achter dat mijn neuswiel niet helemaal goed vast gezeten had en naar beneden gezakt was. Daarbij kwam geregeld het wiel op de grond. Het gevolg was de het neuswiel helemaal naar de Filistijnen was. Voorlopig was dat geen probleem want zolang die caravan achter de auto hangt heb je dat ding niet nodig en in geval van nood konden we de stang altijd nog op een plankje zetten, maar om te zeggen: ‘Nou, dat is handig’, nee, dat is het niet.
Ik dus even de ANWB gebeld of ze wat adressen in de buurt van Brno of Bratislava hadden van caravanboeren. Eigenlijk hadden ze niet direct een antwoord want ‘het systeem’ vertoonde kuren. Mooi excuus voor als je even niet weet wat je moet doen. Voorgesteld dat hij ons dan maar terug zou bellen want Tele2 is voor mij ook niet gratis. Zo gezegd, zo gedaan. We reden inmiddels al weer toen de telefoon ging. De borst kon eigenlijk niets vinden maar ik denk dat hij het hele probleem niet begreep. Want op een gegeven moment ging hij doorvragen over de auto, maar ja, daar was niks mis mee. Ik dus gevraagd waar die Tsjechen dan caravans kopen want ik zie ze hier toch echt rijden met een CZ sticker achterop en ze groeien niet aan de bomen. Als hij dan even een adres voor tevoorschijn kon toveren dan typen wij dat in de Tomtom in en de rest gaat vanzelf. Mijn Tsjechisch is in de afgelopen dagen zo verbetert, zo’n neuswieltje, dat redden we wel. Uiteindelijk kwam hij met twee adressen in Bratislava. Het ene adres kon Tom niet vinden, het andere was geen probleem. Wij erheen.
We werden dwars door Bratislava geleid wat ons voorkwam als een mooi stad. Al te veel aandacht konden we er niet aan schenken want de automobilisten waren hier lang niet zo galant als die in Praag. Wanneer men daar je nummerplaat ontwaarde werd er vriendelijk gestopt. Verder rijden er Trolleybussen waarvoor ze volgens mij Nederlandse buschauffeurs op gezet hebben. Ze nemen voorrang, zetten het ding overal neer waar ze willen en duwen de bus zo de file in. Maar na een kwartiertje zweten kregen we ‘Bestemming bereikt’ te horen. We stonden pal tegenover de Servische diplomatieke missie maar een caravanboer, nee die konden we niet ontdekken. Direct maar besloten om dan maar op zoek te gaan naar een camping en daar aan de eigenaar te vragen hoe we dit probleem op zouden kunnen lossen.
Nu zijn er in Bratislava zelf geen campings, trouwens in heel West-Slowakije zijn er niet veel, we hebben er welgeteld 1 kunnen ontdekken, en die ligt in Senec, zo’n 25 kilometer verderop. Op de weg daarheen werden we over de ring van Bratislava geleid en daar zagen we een mega-vestiging van Hornbacher. Dat is eigenlijk de Duitse Praxis maar dan even groter. Nou, eigenlijk niet even groter maar echt veel groter. En met een beetje mazzel verkopen ze daar ook aanhangwagens en accessoires. Het was even een zoeken hoe we er moesten komen maar vijf minuten later stonden we bij ze op de stoep. Snel even een foto gemaakt van het ding en daarmee naar de infobalie. Voorzichtig kregen we hoop want naast de balie stonden ongeveer 300 aanhangers in alle soorten en maten ons toe te lachen. Wij zo’n Hornbacher opgesnord en nadat hij het plaatje had gezien wist hij precies wat we nodig hadden. Even meelopen, hij pakte er één uit het rek en na betaling van 22 euro stonden we weer buiten. Dat was bijna het bedrag wat we aan telefoonkosten kwijt waren met de ANWB. Je kunt ook beter de dingen zelf doen….
De snelweg weer opgezocht en wij richting Senec. Helaas zaten we net in de spits want het was ontzettend druk richting slaapsteden maar een klein uur later kwam Senec toch in zicht. We reden eigenlijk vrij snel naar de camping toe. Daar aangekomen zagen we een soort grote kermis, een lunapark, aan de oevers van een meer. Een reuzenrad, eettentjes, muziek, ballonnenverkopers en wat dies meer zij (om Willem Duijs maar even te citeren). Een hoop herrie erbij want ja, zonder herrie schijnt het tegenwoordig niet meer gezellig te kunnen zijn. Niet echt het campingidee wat wij hebben maar het was maar voor één nacht en veel andere keus was er niet dus alla. De oorspronkelijke ingang was afgesloten en we werden door de aanwezige politie naar de andere kant gestuurd. Daar was inderdaad een receptie en hing er keurig een bord met de prijzen. Helaas was de receptie gesloten en ook een korte wandeling over het terrein maakte ons niet wijzer, geen tent te ontdekken Nog aan diverse mensen gevraagd maar die haalden hun schouders op en verwezen ons naar de receptie, we waren dus in een soort vicieuze cirkel beland. Ik denk dat het terrein voor de jaarlijkse kermis gebruikt werd en dat het lleen in het hoogseizoen gebruikt wordt, meer kon ik er niet van maken.
Maar hoe het ook zat, wij hadden dus geen plek. Nu is goede raad niet duur, slechte meestal wel, kijk maar naar het ANWB verhaal, dus besloten om richting Hongarije te gaan. Dat was toch het plan voor morgen dus waarom niet eerder. Bij het passeren van de grens het derde vignet aangeschaft, we mogen nu dus 10 dagen in Hongarije rondrijden. Hier gaat het trouwens anders dan bij andere vignetten. Hier geen stickers op je raam. Men toetst de combinatie van je nummerplaat in en dat sta je geregistreerd. Controle gebeurt automatisch bij de snelwegen met camera’s. Dan krijg je nog een kwitantie voor politiecontroles en dat is het. Nou ja, de prijs valt mee, € 12,50 voor tien dagen in Frankrijk betaal je meer. Misschien is het wel een idee om dit ook in Nederland in te voeren, kunnen we dan direct weer overmaken naar Griekenland.
Dertig kilometer van de grens ligt Mosonmagyaróvár en daar staan we nu, aan de Duni, een klein riviertje die wel het nodige lawaai maakt omdat ze 40 meter verderop een paar meter naar beneden stort. Nu is water in de buurt altijd heel aantrekkelijk, een nadeel er van is dat je altijd muggen hebt en daar kwamen we achter toen we net stonden. Als hongerige Hunnen (in dit verband wel toepasselijk) vlogen ze op ons aan en begonnen genadeloos te steken. Twee keuzes bleven over: de caravan in of het naastgelegen restaurant bezoeken. Voor het laatste gekozen. Wanneer je de kaart krijgt schrik je even want een halve liter bier kost hier 475 florint maar als je even gaat rekenen valt dat ook wel weer mee want dat is € 1,20. Hoe zuidelijker we komen hoe goedkoper het wordt lijkt het wel. Lekker gegeten. We hadden een mixed grill schotel voor twee man, met karbonade, schnitzel, kip, worst, spek, aardappelen uit de oven, witte koolsalade, komkommersalade, aardappelen uit het zuur en verder nog wat ingrediënten die we niet thuis konden brengen. Ondanks de behoorlijke honger konden we het niet op krijgen. De prijs? Vijftien euro zeventig met zijn tweeën. Anne zat lekker aan de kip met paddenstoelen en aardappelen voor een euro of zes. Dat zijn nog eens prijzen. Morgen gaan we weer verder, richting Boedapest maar dat ligt hier niet zo ver vandaan. Binnendoor dus, weg van de snelweg. Hoe dat gaat lopen laat ik binnenkort wel weer weten.
De hemel was onbewolkt toen ik vanmorgen naar buiten ging en dat zou de hele dag zo blijven. Vandaag gaan we richting Boedapest. Nadat we de boel opgeruimd hadden zijn we naar het restaurant gegaan waar we gisteren zo lekker gegeten hebben om te ontbijten. Ik nam een bord met drie gebakken eieren met spek en de dames ieder een standaard ontbijtje. Op die manier had iedereen vanmorgen een gebakken ei op brood. Rond een uur of tien de auto in en op weg naar de hoofdstad. Omdat ik geen kaart van Hongarije heb moesten we de TomTom maar gebruiken. Met de optie ‘Tolwegen vermijden’ zorgden we er voor dat we een wat meer toeristische route reden. Het begin was eigenlijk als gister, vrij vlak, met de nadruk op landbouw. De gewassen staan er niet florissant bij. Vooral op de lager gelegen plekken kan je zien dat er veel schade door het overvloedige water is veroorzaakt. Rottend graan, zonnebloemen waarvan de onderste bladen weg zijn en hele plekken waar niets groeit.
Voorbij Györ veranderde het landschap enigszins. Wat meer meer bossen. We volgden de weg richting Ezstergom. Langs de weg stonden vrij veel dames die zo te zien bepaalde diensten aanboden. Een trieste aangelegenheid wanneer je op die manier je geld moet verdienen. Op een gegeven moment kregen we de Donau, hier de Duna genoemd, in zicht. Die vormt hier de grens tussen Slowakije en Hongarije. Een ontzettend brede rivier hier. Je kon trouwens goed zien dat het water goed hooggestaan heeft. De struiken waren namelijk bedekt met een soort modder die de bladeren grijs kleurde. Van een mooie blauwe Donau hebben wij hier niets meegekregen. Wel van vergane glorie. Langs de Donau is, net zo als bij anderegrote rivieren, vrij veel industrie. Veel van de gebouwen staan echter leeg, vervallen met kapotte ramen. Versierd met uitingen van de zogenaamde Socialistische Arbeidersvreugd staan ze hier langzaam te vergaan. En niet één maar tientallen van deze gebouwen hebben we op een vrij kort traject ontdekt.Het gaat hier ook niet zo goed denken we.
Uiteindelijk kregen we Ezstergom in zicht. De basiliek torende hoog boven alles uit. Dit is de grootste kerk van Hongarije en is al van verre te zien. Verder is deze stad lange tijd de residentie geweest van de koningen van Hongarije. Wij lieten de plaats echter letterlijk links liggen en bogen af naar Boedapest, ongeveer 50 kilometer verder. We hadden vooraf een adres van een camping ingevoerd en we werden er zonder haperen naar toe geleid. Veel vonden we het in eerste oogopslag niet dus maar weer even het campingboek op schoot en een ander gezocht. Daar staan we nu, in Boeda. Voor wie het niet weet, Boedapest is een ontstaan uit een samensmelting van twee steden, Boeda en Obuda op de westelijke oever van de Donau en Pest aan de oostzijde. De stad heeft overigens niet altijd zo geheten, voor 1873 heette het Pest-Boeda.
Maar we hadden dus een andere camping uitgezocht en daar staan we nu. Vrij dicht bij de stad en met een busstation voor de deur en een Lidl om de hoek. Beter kan je het bijna niet hebben. We werden uiterst hartelijk ontvangen door de eigenaar die ons later ook een uitleg gaf over wat er allemaal in de stad te zien is en wat de mogelijkheden voor bezoek zijn. Hij is met recht een goede ambassadeur voor zijn stad. Bij de inschrijving vroeg hij hoe we hem gevonden hadden en ik dacht dat dat via Zoover was maar dat was niet zo, We hadden hem gevonden met behulp van de Asci-gids. Hij was wel erg geïnteresseerd in Zoover en vroeg mij hoe het werkte. Ik heb het hem even laten zien. Hij was nog niet aangemeld en ik bood hem aan om dat voor een mooi glas bier te doen. Hij liep naar achter en kwam met een grote fles Egri Bikavér, Stierenbloed, voor me aan. Dit is naast de Tokayer de trots van wijnbouwend Hongarije. Je begrijpt, daar zit ik dus aan vast. Geen probleem, ik heb hem aangemeld en van de week zal ik het even rond maken. En die fles, nou die krijg ik wel op. Vanavond besloten om hier een paar dagen te blijven.
Morgen willen we volgens oud Spakenburgs gebruik de zondagsrust in stand houden. We willen nog even aan ons Hongaars gaan werken en dan is zo’n dag er een mooie gelegenheid voor. Onze woordenschat begint al aardige vormen aan te nemen. Wist u bijvoorbeeld dat ásványvís (uit te spreken als ‘Aarsschweinvies’) mineraalwater betekent? Het betreft dan wel mineraalwater zonder koolzuur want anders krijg je de toevoeging ‘gáz nélkül’. Verder heeft de Hongaar wanneer hij het woord Kút gebruikt het niet over de welbekende oudhollandse flamoes, het woord betekent gewoon goed. Is in het Nederlands de uitdrukking ‘Goed kut’ eigenlijk een dualisme, dat wil zeggen dat het eerste woord het tegenovergestelde van het tweede is, voor de gemiddelde Hongaar is dit een contaminatie, een soort dubbelop uitdrukking, Goed goed dus eigenlijk. En voor wie het niet gelooft is er altijd nog Google Translate hoewel sommigen die site goed kut vinden.
Ik weet niet of jullie bekend zijn met het programma ‘Met Max op pad’? In dat programma wordt een club ouderen gevolgd die met de caravan of camper gezamenlijk op vakantie gaan onder begeleiding. Mooi veilig dus, eigenlijk niets mis mee. De route is uitgestippeld, iedere dag is er een briefing over de route en mogelijke problemen en worden interessante punten onderweg onder de aandacht gebracht. Tot zover niets aan de hand dus. Maar dan worden de activiteiten verdeeld en slaat de kneuterigheid toe. Zo moet men om de beurt iets regelen, de wekelijkse Mens-erger-je niet competitie, het Jeu de Boulestoernooi, de bejaardengym, de memorymiddag en natuurlijk het Boodschappenspel. Buiten dat worden door de mannen gezamenlijk de televisieschotels geïnstalleerd en de foto’s op de laptop gesorteerd. Als dat klaar is gaan ze met een borreltje zitten om bij te komen van de inspanningen. De vrouwen doen, net zoals ze dat in de afgelopen 50 jaar gedaan hebben, trouw het huishouden. Waarom ik dit aanstip? Volgens mij zijn wij net in aflevering 27 beland en ik zoek me rot waar de camera’s opgesteld staan.
Tegenover ons staan een paar spierwitte grote campers die volgens ons van een clubje zijn. Gisteren waren ze net aangekomen toen wij de camping op kwamen rijden. We hadden al opgebouwd en zaten mooi in het zonnetje wat te drinken toen zij nog druk in de weer waren om de camper recht te zetten en vooral zo te plaatsen dat de schotel onbelemmerd zicht op de satelliet had en dat er dus storingsvrij naar Lingo met Lucille Werner gekeken kan worden.
Ik kwam om half acht buiten vanmorgen buiten en toen stonden de mannen de karren al te soppen. Op een gegeven moment kwam de Hongaarse eigenaar langs begint die ene tegen hem te praten: ‘Wat glimt ie weer lekker hè, haha, ja want je moet hem toch onderhouden hè, haha, al het stof er even af hè, haha’. Het éénrichting-gesprek ging nog even op die manier door totdat de dames buitenkwamen. Dat was het moment dat de eigenaar, die de verhalen uiterst beleefd en ja-knikkend aan stond te horen zonder er waarschijnlijk ook maar iets van te begrijpen, de benen kon nemen. Dat deed hij dan ook terstond. ‘Zeg Arie, is het niet te warm om in de zon te eten? Misschien moeten we dan toch wel de tafel even verzetten zodat we wat schaduw hebben, maar ja, het zonnetje is toch ook wel lekker, maar ja dat is niet zo goed voor de hagelslag dus zullen we toch maar onder de boom gaan zitten?.’
Op dat moment verschijnt de buurvrouw ook op het toneel en de praatsopper merkt haar op. ‘Morgen Tinie, ook weer lekker wakker hè, haha. Ja, Jan loopt al met zijn soppie aan de achterkant hoor hè, haha. Ja, lekker aan de arbeid hè, haha.’ Daarna nemen de dames het gesprek over: ‘Hoe zit jij met je voorraad Annie, bij mij begint er al een aardig gat in te komen, het wordt een beetje armoe troef. Nee, van het pannenkoekenmeel heb ik nog niks gebruikt. Wat, casinobrood? Kan je dat zo invriezen dan? Nee, dat heb ik nog nooit gedaan. Bestaat er ook bruine casino dan? Jullie zijn toch ook wel eens met Coby en Henk op pad geweest? Weet je dat die niks mee neemt en alles gewoon koopt? Ik moet er niet aan denken zeg, al die rare dingen in de winkel die je niet kent.’ En zo gaat dat de hele ochtend door. Het ontbrak er nog net aan dat er een stofzuiger uit het vooronder gepakt werd om het gras voor de deur te zuigen.
Tegelijkertijd is er hier naast ons, waar ook een camper staat, een andere slapstick gaande. Onder in campers zit een groot serviceluik, eigenlijk een soort kast. Daarin hebben ze hiernaast een kapstok opgehangen en aan die kapstok hangen vier baseballpetten, een beige, een blauwe, een rode en een zwarte. De buurvrouw zit in een stoel terwijl hij één voor één de petten op moet zetten om te kijken wat er het best bij zijn outfit past. De keus is moeilijk want wat past er nu goed bij sandalen met lange zwarte opgehaalde sokken, een bruin geruite korte broek waar een buik over hangt en een blauw ‘I love opa’ T-shirt wat strak in de broek gestoken is om de welving van de buik wat te accentueren. Uiteindelijk wordt gekozen voor de zwarte pet. Een goede keus, ik denk dat zelfs Mike de Boer hier wel vrede mee zou kunnen hebben. Willen jullie me, als ik zo word, er aan herinneren dat ik een vrijwillige euthanasieverklaring heb getekend want dit moet toch ondragelijk lijden tot gevolg hebben voor de rest van het gezin.
Nadat de oudjes uit het zicht verdwenen waren heb ik het verhaal aan de dames verteld. De tranen biggelden over mijn wangen van het lachen en toen die gedroogd waren hebben we gegeten. Daarna voorbereidingen getroffen voor onze reis door Servië, Montenegro / Kosovo en Albanië. Ik had van verschillende websites adressen van campings in die landen en die hebben we vertaald naar aantekeningen op de kaart. Behoorlijk tijdje mee bezig geweest maar nu weten we ongeveer waar we terecht kunnen. De hele kaart staat vol met cirkeltjes en dat geeft een goed gevoel. Het waren er meer dan ik verwacht had.
Daarna zijn we even de auto ingestapt om het platteland rondom Boedapest te bekijken maar dat viel niet mee. Boedapest is zo uitgestrekt dat we zeker 20 kilometer moesten rijden om een beetje buiten de stad te komen. Daar was het trouwens ook niet zo spannend, viel wat tegen. Door wat dorpjes gereden en even een ijsje gehaald. De wegen zijn hier trouwens ontzettend slecht. Ik heb in mijn leven eigenlijk maar één keer een weg bereden die nog beroerder was en die lag in de Egmondermeer. Na dit kan Albanië eigenlijk niet meer tegenvallen. We hebben een koelkast achter in de auto staan en alles was weer ingestort met als gevolg een kapotte glasplaat onderin. Op de camping alles weer hersteld dus die kunnen we weer gebruiken. Vanavond voor de rest lekker rustig aan gedaan, morgen naar Boedapest. We laten ons verrassen.
Omdat ik in de veronderstelling was dat je bij de receptie kaartjes voor het openbaar vervoer zou kunnen kopen, net als in Praag, gingen we daar vanmorgen heen. We kwamen bedrogen uit, hij mag helemaal geen kaartjes verkopen. Alleen kaarten voor de Hop On Hop Off bus. Dat is een bus die continue rondjes langs de bezienswaardigheden van Praag (Moet natuurlijk Boedapest zijn, dank zij de opmerking van Martine kwam ik erachter) rijdt en waarvan je onbeperkt gebruik van kunt maken. Dat wil zeggen, wanneer je een kaartje hebt natuurlijk. Maar wij wilden met het gewone openbaar vervoer. Dat vind ik een stuk prettiger dan met de eigen auto omdat je helemaal niet bekend bent met de verkeerssituaties en parkeermogelijkheden. Verder is het openbaar vervoer leuk. Je ziet nog wat en maakt contact met andere mensen. Voor kaartjes waren we dus aan het verkeerde adres, we moesten naar het dichtstbijzijnde metrostation, ongeveer anderhalve kilometer hier vandaan.
Daar zaten we nu niet echt op te wachten. Toevallig zat onze kampeerbuurman net op het terras en hij hoorde het verhaal. Omdat hij toch nog even naar de bakker moest bood hij aan om ons even met de auto te brengen dus dat was wel lekker. Vijf minuten later waren we bij de metro. Daar een gezinskaart voor 24 uur gekocht. Die is voor vijf personen maar dat is goedkoper dan drie keer een éénspersoonskaart. Nu waren we ongeveer een tientje kwijt (3300 forint) en voor dat geld kan je 24 uur onbeperkt gebruik maken van het openbaar vervoer. En je kan zeggen wat je wilt, bijna niets schijnt behoorlijk georganiseerd te zijn maar het openbaar vervoer loopt hier als een trein. De zelfde ervaring hadden we ook al in Praag, in no-time waren we van de camping in het centrum.
We hadden de route naar de centrale markt al uitgestippeld en na twee keer overstappen waren we er. Bovengronds nog even zoeken maar vrij snel stonden we voor een prachtig Art Deco gebouw waarin de markt gevestigd was. We hebben er genoten, liefhebbers van markten als we zijn. Wat een variatie, wat een weer een nieuwe dingen. Het was als een vloedgolf van kleur, geur en smaak die over ons heen kwam. Voornamelijk rondgekeken en maar een paar dingen gekocht. Gedroogd fruit, altijd lekker en hier betaalbaar, (zes euro per kilo), kruisbessen (heb ik al in geen jaren meer gegeten), frambozen (drie euro per kilo) en gefrituurde varkenshuid, iets wat ik nog ken uit Mexico, lekker bij de borrel. Ontzettend genoten en vooral ook van het gebouw. Wat een prachtige hal, dateert uit 1897, met een hoop siersmeedwerk.
Na een uur of twee waren we rond en zijn richting centrum gelopen. Hier waren proppers actief en daar heb ik een beetje een hekel aan. Proppers zijn mensen die proberen voorbijgangers in hun etablissement te krijgen door ze aan te spreken, folders uit te delen en vooral te zeuren. Ik zit daar niet op te wachten. Gelukkig was het maar in één straat dus dat viel eigenlijk nog wel mee. Even later naar het postkantoor waar ons boek ‘Hoe zeg ik het in het Oosteuropees…’ weer goede diensten bewees. We hebben dit boek tijdens ons bezoek in Overpelt aangeschaft voor € 2,50 bij de Slegte in Hasselt en we hebben er een hoop lol van. We hebben namelijk nog een paar familieleden die nog niet de beschikking hebben over Internet en die we via de post op de hoogte houden. En nu niet allemaal tegelijk gaan mailen…’wij hebben ook geen internet dus mogen wij ook een kaart?’ want daar trappen wij niet in. Ik stond dus voor de balie om postzegels te kopen en had het zinnetje ‘Út bélyeget kérek? al uit mijn hoofd geleerd terwijl ik in de rij stond te wachten en warempel, het werkte. Het maakte onmiskenbaar iets los bij de wat oudere baliemedewerkster want op haar gezicht verscheen een glimlach en langzaam ontblootte zij haar gebruind gebit. Allervriendelijkst werd ik door haar geholpen. Even later stond ik buiten met de buit en konden de kaarten geschreven worden.
Rustig aan nog even door het centrum gedwaald tot wij bij de Kettingbrug kwamen. Daar aangekomen hadden we wel trek in iets en hebben op een topterras even iets te eten en te drinken genomen. We zaten aan de Donau naast de brug, en hadden uitzicht op de Burcht van Boeda. Even wat te eten en drinken besteld toen wij in gesprek kwamen met een man die twee tafels verderop zat. Hij vroeg of wij hem even op de foto wilden zetten want hij was alleen. Was hier heen komen fietsen, vier weken onderweg geweest. Ging nu terug met de trein, eerst naar Wenen en daarna zou hij wel zien. Het was een gezellige verteller. Ik vond het jammer dat ons eten op tafel kwam want ik zat heel gezellig met hem. Met sommige mensen heb je dat.
Na de maaltijd over de brug naar de Boeda gelopen. Onze buurman had al verteld dat de burcht erg de moeite waard was dus wij er heen. Met een kabeltram naar boven toe. Daar kwamen we bij een soort paleis waar we een prachtig uitzicht over Pest hadden. We stonden op een hoogte van 70 meter en konden vrijwel de hele stad overzien. Daarna de diverse musea die daar gevestigd zijn nlangsgelopen maar helaas was alles gesloten omdat het maandag was. Het was wel een mooie wandeling daar boven. Iets later zijn we naar Matiaskerk gelopen, in Hongarije bekend als de Budavári Nagyboldogasszony-templom. Een prachtig gebouw wat een rijke geschiedenis van vernieling en restauraties kent. De oorsprong dateert uit 1255 en de laatste restauratie is nog gaande. In de tussentijd is de kerk diverse malen grondig beschadigd. Wel een prachtig gebouw.
Naast de kerk ligt het Vissersbastion, een in 1901 gebouwde façade. Het bouwwerk is opgericht om de Matiaskerk een waardige entourage te geven en dat is gelukt. Vanaf dit bastion heb je een prachtig uitzicht op het Hongaarse Parlement wat aan de andere kant van de Donau gelegen is. Het is wat moeilijk te beschrijven dus kijk maar naar de plaatjes zou ik zeggen. Daar nog een ijsje gegeten waar we ontzettend gelachen hebben met de dame die ons hielp. Inmiddels was het al bijna avond en hebben we de metro opgezocht. Met de rode lijn zijn we weer naar ons beginstation gereden en vandaar met de bus naar de camping. Op de terugweg waren we het er over eens: Praag was een leuke stad maar Boedapest steekt er met kop en schouders boven uit.
Vanavond gegeten bij de Mensa van de Universiteit die hier vlakbij gevestigd is. 3000 Forint met z’n drieën, dat is ongeveer een euro of 9. Helaas waren de kwaliteit en prijs vrijwel in overeenstemming, het kostte niet veel maar het was ook niet veel. Terug op de camping tegen de honger nog even een zak chips opengetrokken en een biertje gedronken. Daarna nog even de blog bijgewerkt want we weten nu even niet hoelang het gaat duren. Morgen vertrekken we richting Beograd (Belgrado), wat hier ongeveer 370 kilometer vandaan ligt We weten niet wat daar is en of we de mogelijkheid hebben om weer berichten op het web te zetten maar dat zullen we wel zien. Blijf gewoon maar kijken. Tot gauw!
Voor de zoveelste keer komen we hem tegen, de Donau. We staan nu in Zemum in Servië en hebben vanaf de camping zicht over de rivier en Belgrado, de vijfde hoofdstad die we aandoen deze reis. Vanmorgen zijn we uit Boedapest vertrokken, zonder haast want de afstand tussen Boedapest en Belgrado is niet zo groot, 380 kilometer. Zuid Hongarije vonden we saai, Zonder afwisseling alleen maar landbouw en vrij vlak. Dorpen zag je nauwelijks. Het was nog een heel eindje naar de grens en daar moesten we de Europese Unie uit en werden we door de Hongaarse douane gecontroleerd. Ze wilden helemaal de caravan in om te kijken.
Aardige man trouwens, hij gaat volgende week naar Amsterdam vertelde hij. Daar gaat hij een fiets huren om de stad te bekijken. Na hem een prettige reis gewenst te hebben kon ik mijn trip vervolgen om vervolgens, 150 meter verder, bij de Servische douane aan te komen. Paspoorten, groene kaart, ook even een blik in de caravan en na dat mijn paspoort weer een stempel gekregen had mochten we door. Even over de grens nog even wat geld gehaald. Ik had 15.000 dinar voor pakweg 140 euro, dat is dus ook niets waard. Wat een rampengeld toch allemaal.
Onze reis vervolgd richting Belgrado wat ongeveer 150 kilometer ten zuiden van de grens ligt. Het schoot wel op, je mag hier namelijk 100 op de snelweg met een caravan. Het landschap was hier ook weer geestdodend. Afwisselend graan, zonnebloemen, bonen en mais. En dat tientallen kilometers lang en vanaf de snelweg kon je het eind van de akkers niet zien. Hier helemaal geen dorpjes te zien. Ik vroeg me af of dit allemaal nog staatsboerderijen waren. Voor Novi Sad nog even getankt. Een gigantisch tankstation met maar een paar auto’s. Daarnaast een vervallen Motel, gesloten met gras in de dakgoten, het was een desolaat gezicht. Ook op de weg bijzonder weinig verkeer. Ik overdrijf absoluut niet wanneer ik stel dat er op een zomerdag meer verkeer rijdt op de Bergerweg dan hier op de snelweg tussen deze twee Europese hoofdsteden. Even voorbij Novi Sad passeerden we de Donau weer. Naarmate de stroom dichterbij de monding in de Zwarte Zee komt wordt ze al breder en indrukwekkender.
Op de landkaart van Servië zagen we deze camping aangeduid en zijn er naar op zoek gegaan en dat is hier nog wel een beetje een avontuur. De Tomtom doet het hier niet en de kaarten die we hebben hebben een schaal waarbij je net niet alles ziet. Toen we bijna de moed opgegeven hadden kwamen we een bordje tegen wat naar de camping verwees. Binnen tien minuten waren we er en werden uiterst hartelijk ontvangen. Plekje gezocht en daar staan we nu. Na het eten nog even te genieten van de zonsondergang. Morgen vertrekken we hier weer. We gaan richting Kosovo maar ik denk dat we nog een overnachting doen in Servië om de afstanden wat te beperken en de mogelijkheid te hebben om wat binnenwegen te pakken. We zien het wel.
Na ons vertrek van camping Dunav vanmorgen raakten we in de verkeerschaos van Belgrado verstrikt. De stad lijkt wel één grote bouwput en wat het vervelende is, is dat nergens staat aangegeven waar de wegen naar toe leiden. Ook wanneer je het vraagt lijkt wel niemand te weten wat je bedoelt. Iedereen is overigens wel heel vriendelijk en behulpzaam maar hun horizon lijkt wel aan het einde van de straat te liggen.
Op een gegeven moment kwamen we in een opstopping terecht, vijf politieauto's met zwaailichten en Anne zei al, dat gaat niet goed. Even verderop lag een man in een plas bloed onder een laken... dat was zeker niet goed gegaan. Vlak voordat we weggingen heeft mijn moeder me nog gebeld om me te waarschuwen voor de ravijnen die we tegen zouden komen. Nou ze had ons beter kunnen waarschuwen voor Serven in auto's, die zijn namelijk veel gevaarlijker.
Uiteindelijk pikte Tom het toch weer op en leidde ons naar één van de snelwegen die ons naar het zuiden bracht.Het verbaast me eigenlijk niets want het zijn rare coureurs hier, waarbij vooral het inhaalgedrag je soms de stuipen op je lijf jaagt. In principe haal je hier pas in wanneer de streep ononderbroken is, je vlak voor de bocht zit en absoluut niets kan zien of wanneer je ziet dat je het toch net niet haalt. Je duwt dan gewoon de in te halen auto de kant in, makkelijk zat. Ze zijn hier van een heel ander allooi als de Tsjechen, die ik al eerder om hun verkeersvriendelijkheid roemde. Je ziet hier ook geregeld kleine monumentjes staan langs de kant van de weg, er staan er bijna nog meer dan hectometerpaaltjes.
Daarna zijn we richting Cacak gegaan. Een rustige rit, met eigenlijk weinig bijzonders. Een wat heuvelachtig gebied wat ons iets meer aan Slovenië deed denken. Na Cacak richting Kraljevo. Aan beide kanten van de weg volgden daar de autohandelaren en de autosloperijen elkaar af. Wat een chaos, hoewel, alle sloperijen waren wel gespecialiseerd in één merk. We hebben alles gezien. Het zal nog wel wat voeten in de aarde hebben wanneer Servië toegelaten wordt tot de EU en ze moeten hier aan de milieu-eisen gaan voldoen. Bij Kraljevo kregen we een mooiere route, die liep langs de rivier de Ibar. De Ibar wordt overspannen door een paar hangbruggen en Anne en ik zijn daar ook wezen kijken maar we durfden niet naar de overkant, zo slecht zag het er uit. Ons plan was om naar het Klooster Studenica te gaan, een bezienswaardigheid in Servië waarbij op de kaart ook een camping staat vermeld.
Rond een uur of half vier kwamen we er aan en het klooster was snel gevonden, in tegenstelling tot de camping. Er staan drie hotels rond het complex waarvan er drie gesloten zijn, er bleef dus weinig over. Wel is er een gastenhuis voor mensen die enige tijd in retraite willen gaan. Het staat ook onder auspiciën van het klooster. Ik daar gevraagd of zij wisten waar de camping was en die is er dus helemaal niet. Daarna gevraagd of ze er bezwaar tegen hebben wanneer ik de caravan op het parkeer terrein zou zetten en dat hadden ze niet. Er werd stroom geregeld, het tentje van Anne kon neergezet worden. Verder mogen we gebruik maken van de toiletten en badgelegenheid in het gastenverblijf, hebben we Wifi en konden we mee eten.
Dat was toch wel even meer dan we verwacht hadden. Sasha, de manager hier, liep zich het vuur uit de sloffen om het ons naar de zin te maken. Op een gegeven moment kwam hij zelfs nog vragen of wij een rondleiding door het klooster wilden hebben en dat hebben we gedaan. We kregen een Engelstalige gids mee die ons over het complex vertelde. Het is een kerk die dateert uit de 12de eeuw en die fresco's heeft die uit de zelfde periode dateren. Het is altijd een belangrijk religieus centrum geweest. Hier is de Servisch Orthodoxe kerk ontstaan die aan de wieg stond van het Servische rijk. De eerste koning, Stefan, was de oprichter van het centrum. Daarna hebben we nog even over het terrein gewandeld en rondgekeken.
Het is een prachtig complex, goed onderhouden. Er wonen nog zeven monniken en drie nonnen. Wij kwamen op zes maar toen we even beter keken zagen we nummer zeven in een boom zitten. Hij was net aan het kersen plukken en wij kregen ook een emmertje mee. Heerlijk waren ze, nooit zulke gezien, lichtgeel met wat oranje. In de avond hebben we in het gastenverblijf gegeten. Omdat de orthodoxen nu vastenperiode hebben hebben ze op woensdag en zondag geen vlees, zuivel en eieren op het menu staan. Geen punt, vis is ook lekker. Begonnen met een lekkere vissoep, daarna gebakken witvis met frites, Anne had een champignonschotel met risotto en Jantiene Servische salade met brood. Witte wijn er bij en een paar biertjes, was helemaal top. De kosten waren 16 euro, daar kan je je toch geen buil aan vallen. Daarna terug naar de caravan. Nog even gezeten en daarna lekker naar bed. Wat een geweldige dag was dit.
Na gebruik gemaakt te hebben van de kampeermogelijkheden bij het klooster hebben we vanmorgen ook de sanitaire voorzieningen maar eens gebruikt. Gedateerd maar de douche was in ieder geval warm. Daarna ontbeten. Er stond een soort buffetje met wat broodjes, jam, boter en vispaté en koffie, thee en fruit. Niet veel maar twee euro p.p. is ook niet duur. Daarna wilde ik afrekenen maar de oppermonnik vond dat helemaal niet nodig, hij was blij dat hij ons had mogen ontvangen in het klooster en wilde daar absoluut geen geld voor hebben. Besloten om toch maar een donatie te doen, daarvoor staat er een pot in het complex. Wij er heen, gewapend met de kaart, want één van de monniken had ons gisteren beloofd om nog wat interessante dingen aan te stippen voor onze reis richting Albanië. Gelukkig hoefden we hem niet te zoeken maar kruisten onze paden. De kaart op de grond, iedereen op zijn knieën en hij uitleg geven. Tijdens ons gesprekje vertelde ik hem dat het zo moeilijk is om goede reisinformatie over Servië te krijgen waarop hij zei: ‘Wacht maar even’ en met een wapperend habijt wegrende.
Even later kwam hij terug met een Engelstalig boek over Servië. Hij wilde dat wij dit accepteerden als aandenken voor ons verblijf. Ik vond het eigenlijk te gek maar hij stond er op. Verder vroeg hij waarom ik niet bleef, hij had nog wel wat werk voor me. Ik zei dat ik dat wel geloofde maar dat ik eerst mijn vakantie af wilde maken. Misschien na die tijd. Hij kon er wel om lachen, aardige kerel. Verder was hij ook nog geïnteresseerd in AZ toen hij hoorde dat we uit de buurt van Alkmaar kwamen. Ze zijn absoluut niet wereldvreemd heb ik het idee, hebben humor, zijn toegankelijk, spreken allemaal Engels, iets wat hier ook uitzonderlijk is, en je ziet ze geregeld met de mobiel in de hand.
Daarna de auto in en richting Kosovo gegaan. Een mooi rit met veel te zien onderweg. Een heel verschil met Noord Servië. Na een vijftig kilometer reden we Servië uit en Montenegro in. Uiterst vriendelijke douaniers overal, een heel verschil met die van vorig jaar bij Dubrovnik. We reden richting Rozaje. Om vervolgens de weg naar Peč te nemen. Maar helaas namen daar de verkeerde afslag. In plaats van naar Peč reden we richting Berane. Daar aangekomen ontdekten we onze fout en reden de net afgelegde vijfentwintig kilometer weer terug om vervolgens de goede afslag te nemen. Via een heel steile weg waar ons pad geregeld geblokkeerd werd door loslopende koeien kwamen we bij de buitengrens van Montenegro om vervolgens een strook van tien kilometer niemandsland in te rijden. Daarna kwam pas de grens van Kosovo. In die tien kilometer een hoop armoede gezien. Temidden van een overweldigende natuur staan daar in elkaar geflanste hutjes met plastic en golfplaat waar de mensen wonen. Het sanitair bestond uit een blauwe mobiele toiletunit. Het valt wel op dat overal dikke auto’s staan, dat is hier blijkbaar toch, samen met mobiele telefoons, een eerste levensbehoefte.
Bij de Kosovaarse grens uiterst vriendelijk ontvangen en we kregen vrijwel direct een stempel in het paspoort. Wel moest ik nog even verzekering voor de auto regelen want mijn verzekering dekt niet in Kosovo. Nu wist ik daar wel van en ging vol goede moed naar het kantoortje toe waar dat geregeld wordt. Even aan de praat met de man, waar ga je heen etc. Ik verteld dat ik een ‘shortcut’ door Kosovo deed om vervolgens Albanië in te gaan. Hij was er ook net een paar dagen geweest, was hem prima bevallen. Gegevens auto en caravan ingevoerd en toen zei de brave borst: ‘It will be an expensive shortcut, 160 euro’s. That’s more than I spent with my wife in three days in Albania’. Mijn auto wordt namelijk gezien als een vrachtwagen en daarom is het zo duur. Dan komt de caravan er nog bij, dus tel maar op. Ik was het wel met hem eens dat het wel erg ‘expensive’ was dus ik heb besloten om onze doorsteek door Kosovo maar te laten voor wat het is en terug te rijden naar Montenegro om vervolgens via de hoofdstad Podgorica naar Shköder in Albanie te gaan. De douanier had er alle begrip en zwaaide ons vriendelijk uit.
Ondertussen brak er een geweldig onweer los, zo heb ik het nog nooit gezien. Het knetterde aan alle kanten en een gordijn van water viel naar beneden. Toen we na lang wachten aan de beurt waren hadden we de zelfde man als een uur daarvoor. Toen ik vertelde waarom ik terug was moest hij lachen en zei dat het beter was om mijn geld in Montenegro uit te geven dan aan een verzekering. Nou ja, het is nu eenmaal zo. Ondertussen bleef het onweer voortduren en moesten wij weer verder. Er stond ons nog een afdaling van een kilometer of tien te wachten en ondertussen was de weg wit van de hagel. Het was dus een beetje slipperig. Rustig aan was het devies en uiteindelijk kwamen we weer aan in Rozaje. Daar is een camping, althans men noemt het zo. Het was ondertussen al vrij laat en we hadden de keus gaan we verder of blijven we hier. We gingen verder want het water kwam nog steeds met bakken uit de lucht en aan de hemel te zien zou dat nog wel even duren en dat bleek ook zo te zijn.
Daarna weer naar Berane gereden waar we enkele uren daarvoor al geweest waren om vervolgens weer terug te rijden om daarna weer nog een keer de route te rijden die we in eerste instantie als verkeerd hadden beoordeeld. Nou ja, het was nu eenmaal zo. Terwijl wij onze weg richting Podgorica vervolgden bleef het regenen hoewel het wel steeds minder werd en wij het verder zagen opklaren. Een prachtige rit was het, langs een canyon van kilometers lang. Uiteindelijk begon het al wat te schemeren en werd het zaak dat we een camping opzochten. Nu zijn die hier niet dik gezaaid, maar we hadden er één op de kaart getraceerd. We kwamen er één tegen maar die kon het niet zijn, weer een achtertuincamping. Onderweg stonden een stel agenten de snelheid te controleren. Daar even gestopt maar die konden me ook niet verder helpen. Iets verderop gevraagd maar daar wist men van niets, ja daar de brug over en een kilometer verder, daar was een kleine camping. Wij de brug over, een bergpad op.
Aan de eerste tegenligger gevraagd of hij iets wist en liet hem de kaart zien. Hij zei dat wij even moesten keren, hij zou wachten en dan zou hij ons wel even heenbrengen. Zo gezegd, zo gedaan. Maar het keren op zo’n bergpad valt niet meer dus ik moest een kilometer of drie rijden voordat ik weer in de bebouwing zat waar ik in een zijstraat kon keren. Toen weer drie kilometer terug. Die jongen was inmiddels vertrokken, het duurde hem blijkbaar te lang. Niet zo’n ramp. Wat wel een ramp was, was dat hij mijn kaart nog had dus dat we eigenlijk als blinden Montenegro door moeten. Doorgereden naar Podgorica en bij een benzinepomp kwamen we een kampeerplek tegen. Achter de pomp was een hostel en waren er plekken voor campers waar we konden staan. Er was nog plek voor Anne op het grasveld dus in het donker de tent opgezet. En daar staan we nu, lekker aan een bordje Unox tomatensoep met ballen en een broodje knakworst. Gelukkig is het wel weer droog, hebben we plek, stroom en tot de grote vreugde van Anne, hebben we hier ook Wifi.
Rustig aan gedaan vanmorgen maar toch waren we snel klaar. Het douchen hebben we maar even overgeslagen in verband met de sanitaire toestand in het hostel waar we bij logeren. Verder hoefden we niet te ontbijten want we hadden niets meer om mee te ontbijten. We moesten het dus doen met een kop thee. Verder hadden we nog een vreemde ervaring. Er is een slipper verdwenen van Anne, één slipper, de linker. Nergens meer te vinden en gisteren had ze ze nog aan. We snappen er niets van. De mogelijkheid bestaat dat er iemand was met één been die een slipper nodig had, óf zijn linker slipper was versleten óf er is een hond met de slipper aan de loop gegaan. We snappen er in ieder geval niets van.
De eerste stop was de supermarkt om weer even wat mondvoorraad in te slaan en daarna naar de benzinepomp om me er van te verzekeren dat er genoeg in mijn tank zit wanneer we Albanië binnengaan want ik weet niet hoe daar de situatie is. Even later zaten we dus met een volle tank lekker aan de puddingbroodjes op weg naar Tuzi om vandaar naar Hani i Hotet te rijden, de grensovergang met Albanië. De rit er heen was vol contrasten. Eerst reden we door grote wijngaarden heen om vervolgens weer in de achterbuurten te belanden waar de mensen de vuilnisbelten afstropen om iets bruikbaars te vinden. En vuilnisbelten zijn er hier genoeg. Iedereen dumpt alles wat niet meer van waarde is langs de kant van de weg. Ik kan me niet voorstellen dat je in zulk een zooi wilt leven maar misschien is het wel geen keus.
In het hele voormalige Joegoslavië heb ik al zulke toestanden gezien, Slovenië en Kroatie uitgezonderd. Gisteren zagen we in Berane aan de oever van de rivier de Lim midden in het dorp de vuilstort die daar verbrand werd. En omdat het zo regende smeulde het geweldig en er kwam een geweldig stank van af. Misschien wanneer je er aan gewend bent heb je er geen erg in maar ik twijfel daar toch wel aan want de meeste erven rond de huizen zijn wel opgeruimd. Het begint pas buiten de poort. Verder zijn er op de mooiste punten in het landschap stortplaatsen en dondert men alles zo het ravijn of de rivier in. Vorig jaar reden we in Bosnië langs de Vrbas en daar kon je het water bijna niet meer zien van de lege plastic flessen. Ik hoop dat wanneer het levenspeil hier wat hoger komt men ook aandacht krijgt voor dit soort dingen. Maar desondanks alles begrijp ik wel dat er belangrijker dingen zijn in het leven wanneer het overleven een gevecht is.
Na Tuzi kwamen we langs een natuurreservaat, het Skadarska Jezero Nationaal Park. Een prachtig meer met wat aan de randen bedekt was met waterlelies. De bergen aan de Albanese overzijde van het meer weerspiegelden prachtig in het water. Een prachtige weg, gloednieuw asfalt, aangelegd met Amerikaanse hulp, zo konden we lezen aan de kant van de weg. Voor de grensovergang bij Hani i Totet stond een aardig file met vrachtwagens. De personenwagens konden vrij snel doorrijden, de file was ook niet groot. Voor de vrachtwagens gold dat echter niet. Voor ons, paspoorten en autopapieren, stempeltje zetten en doorrijden maar. Ik had nog gelezen dat je een visum voor drie maanden aan moest schaffen maar waarschijnlijk is dat van de baan. Niets van gehoord. Daarna onze weg vervolgd richting Shkodër. Je hebt wel door dat bij de grens opeens een andere wereld begint.
Albanië (wat witte bergen betekent), of zoals ze zelf zeggen Shqiperia (Het nest van de adelaar) heeft natuurlijk een grote periode van isolationisme achter de rug en dat is wel te merken. De tijd heeft hier op veel fronten stil gestaan. Dat merkten we vrij snel toen we na een kilometer of vijf op Rijksweg 1 stil kwamen te staan omdat er een herder met zijn brommer via de weg een kudde van A naar B bracht. Overigens vonden we het hier in aanvang niet zo’n bende als in Servië en Montenegro. Helaas hebben we dat idee al weer moeten laten varen. Overal stond tabak te bloeien en hadden mensen strengen tabak te drogen gehangen bij de huizen. Verder moet je af en toe uitwijken voor paard en wagens of brommers die helemaal volgeladen zijn of loslopende koeien en paarden.
Overal zie je mensen op het land aan het werk, net als bij ons 50 jaar geleden. Er wordt gehooid met houten hooivorken en men zet het hier nog op hopen om te drogen. Eenmaal in Shkodër aangekomen leek het wel of we weer in Egypte zaten. Het verkeer was een chaos, iedereen doet zo ongeveer wat hij wil. Allemaal kleine winkeltjes langs de kant van de weg, mensen die er bij zitten op stoelen of op de grond, wachtend op klanten. Hier ook weer allemaal beesten, schapen die stonden te wachten om geslacht te worden, paard en wagens, volgeladen ezels, een kakafonie van geluiden en geuren. De derde wereld in Europa, zo lijkt het. Van de week nog weer even terug want hier wil ik wel kijken.
Ondertussen doorgereden naar camping Albana. Deze camping heeft een Nederlandse eigenaar en dat leek me wel een goede manier om te beginnen met de ontdekking van dit land. Caravan neergezet en eerst maar eens wat gegeten want we hadden niet veel fut, het was 35 graden, eigenlijk iets te warm voor ons. Na het eten de luifel aan de caravan en Annes tent opgezet. Daarna nog even naar zee gereden in Shëngin maar dat viel ons tegen. Een afgeladen strand met overal geparkeerde auto’s. Het hele strand stond vol met ligstoelen en wij begrepen nu niet of je die moest huren of niet. Nog even verderop geweest, nieuwe slippers gekocht voor Anne en boodschappen gedaan. Dat kan hier voor een scheet en drie knikkers, alles is zo ongelooflijk goedkoop. Vervolgens terug naar de camping voor een biertje en even koken. Wat we morgen gaan doen weten we nog niet maar dat het verrassend zal zijn lijdt geen twijfel.
Zo rustig als het overdag is, zo luidruchtig is het hier in de nacht. Na zonsondergang beginnen alle honden in de buurt (en dat zijn er nogal wat) met elkaar te converseren. Gelukkig wonen ze niet in de directe omgeving maar je hoort ze toch goed. Daarbij moet dan nog opgeteld worden het kwaken van de kikkers, loeiende koeien en balkende ezels en dan heb je ongeveer de ‘Symphonie de la nuit’ met als finale, wanneer de zon opkomt, de kraaiende hanen die een geweldig slotakkoord verzorgen. Het mooie van de ochtend is dan dat wanneer je murw je bed uitkomt alle lawaai weer is verstomd maar dat het dan eigenlijk alweer te warm is om er nog weer even in te kruipen. Nou ja, even doorbijten nog. Over een paar weken zijn we weer waar we alleen nog maar last hebben van de tortelduiven en dat is wel te harden. Ik schreef net wel dat het eigenlijk te warm is om je bed weer in te kruipen, de dames hadden daar geen moeite mee. We hadden vandaag een rustdag ingepland, we hebben vrij veel gedaan en gereisd in de afgelopen dagen dus een beetje rust is wel even lekker. Het is per slot van rekening vakantie, nietwaar?
In de middag even de buurt verkend maar eerst wat Leks uit de automaat proberen te krijgen. De Lek is de nationale munt van Albanië, 1 lek is 0,7 cent dus 100 Lek of eigenlijk Lekü is 70 cent. Ik probeerde er vanmiddag 20.000 uit de automaat te krijgen, 140 euro dus maar van dat bedrag kreeg het apparaat het acuut op zijn heupen. Ik kreeg keurig mijn pas terug met de mededeling dat dit niet lukte en dat ik het later nog maar eens moest proberen. Direct nog maar een keer geprobeerd, nu 5.000 Leku aangevraagd en dat lukte wel. We kunnen dus weer boodschappen doen. Daarna de auto in en de eerste de beste zijstraat in en op de bonnefooi een stuk gereden. We kwamen in de meest afgelegen dorpjes.
Hier in de omgeving zijn de wegen redelijk tot goed maar als je even het binnenland ingaat wordt dat snel minder. Ontzettende gaten in de wegen en als je even gang kunt maken moet je goed uitkijken want achter elke bocht kan een groep koeien op de weg staan, een varken uit de bosjes tevoorschijn komen of een herder met een kudde schapen lopen óf in het allerergste geval, een Albanier in een Mercedes, en die zijn het aller gevaarlijkst. Het was leuk, overal waar we stopten om foto’s te maken kwamen er direct mensen kijken en ons vriendelijk groeten. Het lijkt wel of ze de aandacht geweldig vinden.
Eerder hadden we ze nog niet gezien maar nu kwamen we ze ook tegen. De beroemde éénpersoons bunkertjes met de vorm van een paddenstoel. Ze zijn de erfenis van het tijdperk van alleenheerser Enver Hoxha die Albanië met ijzeren vuist regeerde tussen 1944 en zijn dood in 1985. Hij was wat paranoia en dacht dat de hele wereld een complot tegen Albanië aan het smeden was en was het land goed aan het voorbereiden op een eventuele inval. Het verhaal gaat dat de ontwerper van de bunkertjes er bij de presentatie in moest gaan zitten en dat daarna het bouwwerk beschoten werd en bestookt met handgranaten. De man overleefde de presentatie dus met de bouw kon worden begonnen. 750.000 zijn er gemaakt. Op iedere strategische of mogelijk strategische straathoek kan je ze vinden, soms wel vier of vijf naast elkaar. We kwamen ze nu tegen terwijl ze gebruikt werden als varkensstal. Verder zijn er in de bergen ook bunkers uitgehouwen. Die worden nu door de bevolking gebruikt als werkplaats, stal of hooiopslag.
Vandaag hebben we weer de gok genomen om naar de kust te gaan. Via een mooie weg die langs een soort rivierdelta / wetland ging waar volop zilverreigers zaten, zijn we naar Verpolje gereden een kustplaats in opkomst. Het zag er hier een stuk beter uit dan in Shëngjin waar we van de week waren. Daar eerst de auto geparkeerd op een particuliere bewaakte plek. Kost 70 cent voor de hele dag dus dat valt ook wel mee, en vervolgens een ijsje wezen halen. Drie ijsjes voor 90 Leku (64 cent) dus dat viel goed mee. Daarna nog even wat boodschappen wezen doen, wat groente en fruit en vooral water in flessen. Flessen van 8 liter voor 80 Leku (57 cent) en voor dat bedrag wil je geen diaree oplopen. Ook nog een koelbox op de kop getikt. Wij waren hem vergeten.
Daarna naar Ibiza Beach. Ja, de stranden hebben hier namen die nergens op slaan maar het is niet anders. Hier was het heerlijk rustig maar alweer, de rit erheen was mooier dan het strand. Een nadeel van hier naar het strand rijden is je iedere keer dezelfde heen als terug, een soort Bergen aan Zee verhaal. Inmiddels was het al bijna het einde van de middag dus zijn we weer terug gereden naar de camping. Daar even een week was weggewerkt en lekker gegeten. Vanavond nog even bloggen en niet te laat naar bed want morgen moeten we er om kwart voor zes uit want we gaan naar Koman. Daar moeten we om half negen zijn. Waarom? Dat lees je morgen maar.
We waren gelijk op met de zon vanmorgen. Terwijl die boven de bergen uitklom, klommen wij uit ons bed. Kwart voor zes was het, half zeven weg was de planning. Brood achterin gegooid, onderweg eten we wel even. Even over half zeven rijden we weg. Helaas is de poort nog niet open dus onze reis lijkt al een voortijdig einde te krijgen. Na even zoeken vind ik iemand die hem open kan doen en kan onze reis richting Koman beginnen. In Koman ligt een stuwdam waarachter een immens meer is ontstaan, het meer van Koman. Hierover voer vroeger een veerboot die van Koman naar Kükes voer. Dit was een tocht van ruim zes uur maar dat was sneller dan de verbinding over de weg. Reden voor vrachtverkeer om deze route te nemen.
Eigenlijk was ik van plan om dit te doen met de caravan maar sinds het gereedkomen van een nieuwe weg vorig jaar neemt niemand de pont meer en is die uit de vaart genomen. Nu is er nog wel een soort toeristische verbinding naar Fiërze en er is nog een verbinding tussen Koman en Shjënjergj wat een enclave tussen de bergen is en alleen per boot te bereiken is. Met het maken van het stuwmeer zijn namelijk ook alle oude wegen verdwenen. Van te voren was me aangeraden om tussen de anderhalf en twee uur voor de tocht van ongeveer vijftig kilometer te rekenen. In het begin ging het voortvarend en gingen we als de brandweer maar twintig kilometer voor Koman begon het karakter van de weg wat te veranderen. Van een eersteklas provinciale weg werd het een eersteklas geitenpad. Het begon voorzichtig maar allengs werden de gaten groter en soms waren ze zo groot dat je niet eens in de gaten had dat je in een gat reed. Dat besef kwam pas wanneer je er weer uit moest. Complete kraters waren het. Af en toe waren er stukken van de weg het ravijn in gestort maar dat werd ieder keer keurig aangegeven. Ze leggen dan aan iedere kant van het gat een grote steen neer dus dat valt wel op.
Een uur en een kwartier hebben we over het laatste stuk gedaan en stonden we onder bij de stuwdam. Nog een kilometertje en we zouden er zijn. Dat werd het ergste stuk en bezorgde ons bijna een nekhernia. Vervolgens moesten we nog door een tunnel van zo’n 500 meter, vol bochten en de verlichting brandde niet. Was ook niet nodig want het was per slot van rekening dag. Daarna kwamen we bij de haven van Komen. Het was zo groot als een voetbalveld, kriskras stonden auto’s, busjes en motoren geparkeerd en het had echt het karakter van een Turkse markt. Wij ons aangemeld bij de kaartverkoop en 3 kaartjes voor de trip gekocht. Tien euro heen, tien euro terug, voor een vaart van ruim 2 ½ uur. We voeren met de Annika, een grote motorpraam met overkapping en gekoelde dranken aan boord. Samen met drie Oostenrijkse motorrijders, een Tsjechische familie, een wat eenzame uitziende man en de bemanning, die we voor het gemak maar even snuit en snor noemden staken we een half uur later van wal.
Het was een geweldig mooie tocht met een afwisselend landschap wat aan ons voorbij trok. Soms groene heuvels, dan weer ruige bergen. In de verte zagen we de hoogste toppen die nog bedekt waren met sneeuw. Af en toe stonden er langs de kant, werkelijk in de middel of no-where, mensen naar ons te kijken, schaapsherders, mensen met ezels. Af en toe een boerderijtje op plekken waarvan je dacht, hoe moeten ze er komen. Het was een ontspannend tochtje en iets voor 12 uur kwamen we in Fiërze aan. Van te voren was gezegd, ga maar lekker even in Fiërze rondkijken, je hebt er ongeveer anderhalf uur de tijd voor. Anderhalve minuut was toereikend. Een brug, drieëntwintig huizen en je Fiërze gehad. Oh ja, er liep ook nog wat vee in de rondte maar dat is overal zo hier. Daarna maar even een ‘Restoran’ opgezocht. Daar een bord met stukken gebakken onduidelijk varkensvlees met patat en salade naar binnen gewerkt en toen was het alweer bijna tijd om de terugreis te aanvaarden. We zaten nu met wat backpackers op de boot. Twee Franse jongens die net hun Bachelor gehaald hadden en nu een jaar niets deden, twee Zwitserse dames, moeder en dochter die net een wandeltocht door de bergen gemaakt hadden, een Tsjech die in zijn eentje lopend door het land trok en wij.
We waren ongeveer twintig minuten onderweg toen er opeens een geweldige zwarte rookwolk uit het motorcompartiment kwam. Alles stond blauw. De motor werd stilgelegd, de gereedschapskist gepakt en gewapend met een grote moker werd het probleem te lijf gegaan. Af en toe kwam Snuit weer uit het motorgedeelte overeind en iedere keer zag hij zwarter van de dieselolie. Ondertussen dobberden wij rustig met de stroom mee richting Koman maar erg opschieten deed het niet. Ik vond het geen rustgevend teken toen hij even later een kapotte V-snaar tevoorschijn toverde. Het bleek de aandrijving van de waterpomp te zijn, we hadden geen koeling meer. Geen punt met wat kunst en vliegwerk deed hij het een half uur later weer. De waterslang was losgekoppeld, daarop was een afgezaagde waterfles op zijn kop gemonteerd zodat er een soort trechter ontstond en daarin mocht Snor emmertjes water in gieten. Dat was ruim voorradig, daar voeren we immers op en zou het onverhoopt op raken omdat hij alles in de motor had gegooid konden we altijd nog te voet verder, prima oplossing dus. Zover kwam het echter niet want op een gegeven moment begon het te regenen zodat gebruikte water weer aangevuld werd. Een heel rustig tempo hielden we aan om de motor niet te veel te belasten en na een uur of twee kwamen we een boot met hulptroepen tegen.
Wij moesten onze boot uit en de andere boot in. Bagage overgeladen en wij er in. Een oude roestbak met een stotterende buitenboordmotor. De overkapping was een stuk worteldoek wat aan halve boomstammen boven ons hoofd was gemonteerd. Niet echt een vooruitgang dus. Dat bleek ook even later, we waren een kilometer de bocht om toen de motor wat begon te sputteren. De Tsjech (Martin) zei dat hij er weinig vertrouwen in had en dat was terecht want even later gaf de motor de geest. Hij werd ter plaatse gedemonteerd maar dat mocht niet baten. Ondertussen dreven wij midden op het meer en kwam er opnieuw een grote bui aan. Eerst begon de wind op te steken en daarna begon het te hozen. De opgestoken wind kreeg ondertussen vat op het worteldoek en even later dreven we dwars op de steeds hoger wordende golven. Niemand voelde zich echt prettig. Ondertussen werkte de oudste Zwitserse dame aan een oplossing. Ze had wat attributen die als peddel konden fungeren gevonden en onder leiding van de Fransman (Colin) die vroeger geroeid had, poogden we de wal te bereiken. Martin en ik hadden ondertussen de zittingen van onze stoeltjes gesloopt en roeiden vrolijk mee.
Het had zin, even later lagen we niet meer dwars op de golven en zowaar zagen we zelfs de kant dichterbij komen. Het was gestopt met regenen en ook waren de golven wat minder hoog toen we tien minuten later de kant bereikten. Omdat ik voorin zat had ik het touw gepakt wat aan de voorplecht zat en kon de boot in een soort natuurlijk haventje trekken. Iedereen was blij toen ze even later weer vaste grond onder de voeten hadden en de opmerkingen ‘Titanic’ en ‘Robinson Crusoë’ waren niet van de lucht. De jongen die ons thuis had moeten brengen probeerde ondertussen zonder succes het thuisfront te bellen maar dat lukte niet hij had geen bereik. Hij moest dus de berg op en tien minuten later kwam hij ons vertellen dat de hulptroepen onderweg waren. En inderdaad, een klein kwartier later kwam er een nog beroerdere schuit de hoek om en begon het hele overstap verhaal weer opnieuw. Op dit vaartuig waren we helemaal verschoond van enige overkapping kon de regen, die inmiddels weer begonnen was te vallen, ons vol treffen.
Badlakens en slaapmatjes werden tevoorschijn getoverd om onder te schuilen en naarmate de tocht vorderde groeide de onderlinge saamhorigheid. Samen de dood in de ogen zien geeft binding voor het leven. We waren tot op het hemd doorweekt toen het haventje weer in zicht kwam. Tien minuten later waren we aan de kant en was het ook weer droog. Het was al zes uur en de geplande aankomsttijd was rond half vier, we hadden dus wel wat vertraging opgelopen. Er werd ons in het kantoortje van Mario, de botenverhuurder, nog even iets te drinken aangeboden. Terwijl we aan een heerlijk kop kamillethee zaten kwamen de verdere plannen ter tafel. De dames bleven in de haven overnachten, er was een hotelletje. De volgende dag zouden ze dezelfde tocht weer terug maken. De jongens zouden lopend naar Shkodër gaan. Ik heb ze dat afgeraden en aangeboden om ze mee te nemen. We hadden al twee uur nodig om de tocht te rijden met de auto, hoe lang zou het dan wel niet lopen zijn?
Aangeboden om ze een lift te geven. Ze kunnen dan bij ons op de camping pitten, er is immers een B&B, en zijn vlak bij hun einddoel. Mario, die inmiddels Super Mario gedoopt was, even opdracht gegeven om de camping te bellen om te vragen wat het kosten zou en of er nog plek was. Plek was er en de kosten vielen mee, 15 euro p.p. Voor de Fransen was het wel even schrikken, die hadden een budget van 300 euro p.p. voor 28 dagen, dit was dus al 5 procent van hun te besteden bedrag, Martin was direct akkoord. Wij weer terug over de weg. Ik had wat haast, het is hier een stuk eerder donker dan bij ons, om half negen al, en dan wil ik toch graag van de weg af zijn. Ik zie het niet zitten om met al die gaten in de weg en dat loslopende vee hier in het donker te rijden. Stel je voor dat je een geit op je bumper krijgt. Onderweg kwamen we een herder tegen met een groot geweer op zijn rug en die heeft hij niet om vliegen te verjagen. Dat is om de kudde te beschermen en om een gezellige traditionele eerwraak mee uit te vechten.
Snel in de auto dus, voordeel nu was wel dat we met het beroerde gedeelte begonnen. Een kleine twee uur later kwamen we weer aan op de camping. Helaas konden de mannen niet meer in het restaurant terecht, de keuken was al gesloten. Wij dus voorgesteld dat ze bij ons kwamen eten. Drie kwartier later zaten we met zijn zessen gezellig op de bierbanken aan de macaroni. Het ging er wel in, Colin en Fred (Fransman 2) leefden al drie dagen van oud brood met kaas en water, en voor Martin was dit ook zijn eerste knappe maaltijd in dagen. Ik had gelukkig nog een paar treetjes Hertog Jan in de koeling staan en die waren ook zo soldaat gemaakt. Een hele gezellige afsluiting van een enerverende dag. Het was rond middernacht toen we inpakten en de jongens voor het eerst in dagen niet onder de sterren maar in een gewoon bed gingen pitten. En verder was de voorspelling van de campingeigenaar uitgekomen want hij had van te voren al gezegd: Wanneer je gaat varen op het meer van Koman, je weet niet wat je meemaakt!
Vanmorgen zijn we extreem rustig opgestart. Ik was er als eerste uit en heb me eerst eens even bezig gehouden met het afwassen van de zooi van gisteravond. Wat een leuke avond. Onverwacht is toch nog vaak het leukst. Daarna nog even aan de blog gewerkt en ondertussen kwamen de dames ook weer tevoorschijn. Samen ontbeten en verder weinig gedaan, een beetje lezen, een beetje niksen, het leek wel vakantie. Om een uur of elf kwamen de jongens die we gisteren meehadden nog even hier heen om ons te bedanken en om gedag te zeggen.
In de middag zijn we even naar Skhodër gegaan om te kijken wat daar nog te beleven was. Halverwege zagen we de Franse jongens lopen. Het was inmiddels ruim vier uur na het afscheid en ze waren nog maar 10 kilometer opgeschoten. Auto langs de kant gezet en de jongens een lift gegeven naar het centrum, daar wilden ze heen. Opnieuw afscheid genomen, en nu waarschijnlijk voorgoed, en wij verder de stad in.
Het viel tegen, het bruisende en levendige wat ik zag toen we hier een paar dagen geleden aankwamen miste ik nu volkomen. Veel winkels waren ook gesloten, mogelijk omdat het maandag is. Onverrichter zake weer terug gegaan totdat we halverwege Bushat een supermarkt spotten. Omdat we de voorraad nog weer even aan willen vullen zijn de dames even naar binnen gegaan terwijl ik met de auto naar de er naast gelegen Lavazh ben gegaan. Een Lavazh is een autowasserette. Dat moet je vergelijken met een wasstraat zoals bij ons maar het is een plaat beton, soms overdekt en soms niet. Het sterft er hier van, er zijn er bijna nog meer dan auto’s. Iedereen die hier zonder werk zit begint een Lavazh of een benzinestation. Daar giert het ook van, maar er staan er bijna evenveel leeg als dat er in bedrijf zijn.
Eerst onderhandelen natuurlijk want we hebben wel een buitencategorie auto natuurlijk. We kwamen uit op een prijs van 200 Lekë, dat is ongeveer € 1,40. Daarvoor werd eerst mijn auto grondig afgespoten, daarna in de sop gezet, sop werd er afgespoeld, ramen werden binnen en buiten gelapt, banden in de bandenzwart gezet, de kunststof bumpers werden met een soort opfrismiddel behandeld en daarna werd het nog aanhangende water met trekkers en een zeem verwijderd. De mannen, twee in getal, waren ongeveer een half uur bezig. Kan je nagaan hoe hoog het uurloon hier ongeveer is. Na afloop glom hij er weer over. Voordat we weggaan laat ik het nog een keertje doen en misschien de caravan ook nog wel.
Ondertussen waren Jantiene en Anne weer terug uit de buurtsuper en konden we weer terug naar de camping maar eerst gingen we nog even tanken. We hebben daarvoor een adresje van een oud mannetje die hier even verderop zit. Nu hanteerde zijn vrouw het vulpistool. Vrouwen zijn daar toch wel bedreven in. Even later stak de oude baas zijn hoofd nog even om de hoek en je zag dat hij ons herkende. Dat is toch leuker dan te tanken aan de grote weg, bij de pompen van Kastrati, ja, sorry, maar nu heten ze nu eenmaal.
Vanavond alvast een paar voorbereidingen gedaan voor morgen wanneer we weer gaan verkassen. We hebben hier de omgeving en de camping wel een beetje bekeken. Verder is Albanië niet bepaald een bestemming waar je nu zomaar heen gaat voor een lang weekend dus je moet je verblijf hier wel benutten.
Gisteren schreef ik het al, we hebben het hier een beetje gezien. De omgeving hebben we een beetje bekeken en voor de gezelligheid hoef je ook niet op ‘Camping Albania’ te blijven. Het is een prima camping hoor, daar niet van, maar het heeft helemaal geen ziel. De meeste gasten die hier komen blijven ook niet langer dan één of twee nachten, het zijn bijna allemaal passanten.
Om acht uur er uit, niet belachelijk vroeg, want we gaan niet zo ver hier vandaan staan. We reizen door naar Berat, de stad met de 1000 vensters. Dat ligt op ongeveer 160 kilometer van Shkodër, een uurtje of vier dus. Nu zullen de meesten wel denken 160 km : 4 uur = 40 kilometer per uur. Een beetje wielrenner gaat sneller. Nou, ik kan u gerust stellen, ook een beetje wielrenner gaat hier niet sneller. Mocht ooit nog eens de Ronde van Albanië gereden gaan worden dan kan die met succes gesponsord worden door de firma Gat en Plak, fietsbanden reparatie garnituren uit St. Job in ’t Goor. Want lekke banden krijgen ze gegarandeerd.
Nee, de veertig kilometer per uur is ook gebaseerd op demaximum snelheden hier: 90 km op de snelweg, 60 kilometer buiten de bebouwde kom en 40, maar ook heel vaak 20 kilometer per uur binnen de bebouwde kom. En soms, wanneer je de gaten in de wegen ziet, zijn die snelheden zelfs nog wat aan de hoge kant. Niet dat iemand met een beetje Balkanbloed in de aderen zich daaraan houdt maar dat is weer een ander verhaal. Maar, om een lang verhaal kort te maken, de routeplanner gaf vier uur aan en zat er niet ver naast.
We reden via Tiranë en Dürres. Ik denk dat we in Tiranë alleen door de buitenwijken gereden hebben, het was weinig interessant. Wat ons wel opviel was dat er overal langs de snelweg er heen witte huisjes stonden waar slagerijen in gevestigd zijn. Schapen en koeien zonder jas hingen in hun geheel in de etalage en als er dan iemand komt voor een stukje vlees dan wordt er een stuk afgehakt (iets meer , mag dat?). Hier ook weer veel tegenstrijdigheid in het straatbeeld. Prachtige vestigingen van buitenlandse firma’s (Apple, Knauf, Amstel, ING) en daarvoor staan de mensen de vuilnisbakken aan het doorzoeken om aan wat eten te komen.
Dürres was een ander verhaal. Dit is de belangrijkste havenstad van Albanië en is hoofdzakelijk gericht op Italië. Het was in onze ogen een schone en opgeruimde stad. Veel winkeltjes en het zag er gezellig uit. We hebben de auto even neergezet en zijn rond gaan kijken. Even een ijsje gegeten en wat dingen gekocht en toen weer door. Het viel ons trouwens helemaal op dat hoe zuidelijker je komt hoe schoner het lijkt te zijn. Even buiten Dürres nog wat groente ingeslagen en daarna richting Berat. Even voor Berat zit een camping en daar zitten we nu. Rond een uur of drie waren we hier en hebben op ons gemak de boel geïnstalleerd. De eigenaresse was er niet maar er was plek genoeg.
Donna kwam later en was zichtbaar verrast dat ze klanten had. Leuke spontane vrouw, kunnen ze in Bushat nog wat van leren. Vanavond hebben we hier gegeten: karbonades (twee per persoon), frites en griekse salade, meloen toe en een biertje er bij voor vijf euro vijftig p.p. Morgen gaan we Berat bekijken, schijnt een mooie stad te zijn. We laten het weten.
Het wordt de stad met de 1000 vensters genoemd, Berat, de oudste stad van Albanië. Ongeveer 2.500 jaar geleden gesticht. Sinds enkele jaren een Unesco Heritage Site dus dat moet de moeite waard zijn. Wij zitten er vlak bij in de buurt, het ligt hier ongeveer 12 km vandaan, en zijn er vandaag even heen geweest. We werden door de eigenaresse van de camping, Donna heet ze, naar de bus gebracht. Dat was omdat het openbaar vervoer hier toch wat anders geregeld is dan in Nederland.
Er rijden hier gewone bussen en minibussen in de rondte. De meesten hebben een vaste route tussen twee plaatsen in en pikken op die route iedereen op die langs de kant van de weg staat en aangeeft dat hij mee wil. Bus stopt, je stapt in en gaat zitten. Daarna komt de bijrijder bij je langs om te vragen waar je heen wilt en om af te rekenen. Het hangt dus een beetje van zijn bestedingspatroon af hoeveel jij moet betalen. Niks geen strippen of OV kaarten, gewoon met geld. Omdat wij niet helemaal wisten waar we heen moesten bracht Donna ons dus en ze vertelde aan de chauffeur waar we heen moesten. Dat was Berat dus, en voor 100 Lekë per persoon (70 eurocent)werden we voor de ingang van het kasteel van Berat afgezet.
Nou ja, voor de ingang, bij de weg naar de ingang, ongeveer 1500 meter omhoog met een hellingspercentage tussen de 7 en 12% en dat met 35 graden, dat valt niet mee. Gelukkig zag ik vrij snel een taxi en vroeg of die ons niet even naar boven wilde brengen. Ja hoor, dat wilde hij wel, voor 300 Lekë konden we instappen. We werden vreselijk opgelicht dus maar ja, als je de omstandigheden in consideratie neemt viel het toch nog wel mee. Via een vreselijk oude kasseienweg ging het omhoog naar het Kasteel van Berat.
Dit is één van de weinige vestingen die nog bewoond worden in Europa. Toen we door de poort kwamen waanden we ons direct in een andere tijd. Het is een prachtig bewaard gebleven stadje. Het bewoonde gedeelte was bijzonder mooi onderhouden maar het bovenste gedeelte, de eigenlijke burcht kon wel wat onderhoud gebruiken. Helaas was dat behoorlijk vervallen, en dat is eigenlijk ook wel logisch met een bouwwerk uit de twaalfde eeuw, maar het was ook verwaarloosd en het werd ontsierd door een grote mast met antennes ten behoeve van Vodafone en het Albanian Broadcasting Centre. In het midden stond een gebouw en we vroegen ons af wat het was. Het was nog toegankelijk en toen we naar binnen gingen bleek het een waterreservoir te zijn met de afmetingen van een olympisch zwembad. Van daaruit konden de putten in het kasteel gevoed worden. Een ingenieus systeem.
Iets verder hebben we even wat gedronken en terwijl we naar de bergrug aan de overkant keken konden we daar in grote letters het woord NEVER ontdekken. Ik vroeg aan de bediende wat dat betekende en ze legde me uit dat het een anagram was van Enver (Hoxha), de ex-dictator. Never een Enver meer, werd er eigenlijk mee bedoeld. (Als je goed kijkt kan je het op foto 8 zien). Na het opfrissertje een mooie wandeling gemaakt over de vestingwallen en daar kwamen we ook een oude baas tegen, zeventig schatten we hem, flesjes water stond te verkopen. Omdat ik wel wat op heb met de kleine middenstand hebben we wat water bij hem gekocht. IJskoud was het, het ijs zat er namelijk nog in. Daarna stelde hij voor dat hij nog even een foto van ons drieën zou maken. Hij maakte er gelijk maar drie, geeft niet, het rolletje was toch nog niet vol. Daarna wilde ik hem nog even op de foto nemen, vond hij prima. Ciao, en tot ziens zou je denken.
Maar nee hoor, Even later zag ik een groot standbeeld staan en probeerde aan de oude baas te vragen of hij het soms was. Hij zag het, kwam naar me toe lopen en begon een heel verhaal in het Shqip, onbegrijpelijk voor ons dus. Maar hij pakte mijn hand en nam me mee naar een informatiebord waar uitleg in het Engels op stond. Daarna pakte hij Anne bij de hand. Hij had wel lef want Anne is een kop groter dan hem. Hij nam haar mee naar de rozentuin, plukte een roos voor haar en deed hem in haar haar. Daarna wilde hij samen met Anne op de foto. Wat een leuke man, die heeft tenminste gevoel voor sales en marketing.
Daarna wel ciao en tot ziens. We hebben de wandeling afgemaakt en een uurtje later stonden we weer bij de ingang. Nu deed het aanvangsprobleem van het bezoek zich weer voor, alleen in omgekeerde volgorde. We moesten naar beneden en de stenen waren behoorlijk glad. Nadat we 50 meter afgedaald waren kwam de taxi die ons naar boven had gebracht ons weer tegemoet en met gebaren wenkte ik hem dat hij na het afleveren van zijn vrachtje ons wel op kon halen. Een paar minuten later reden we comfortabel naar beneden en werden we netjes in het centrum afgezet. Helaas was het centrum niet erg groot en waren we er redelijk snel uitgekeken. Waar we nog wel even hebben staan kijken was in het park. Daar staan tafeltjes waar iedere keer vier mannen omheen zitten. Die spelen domino, of hun leven er van af hangt, toeschouwers er om heen die de boel becommentariëren. Leuk om te zien, regelmatig zie je hier ook mensen op de stoep zitten die met elkaar zitten te schaken. Overigens zijn het altijd mannen, vrouwen zie je hier nauwelijks op straat.
Toen nog even gaan eten, Anne had Köften, een soort gehaktrolletjes, Jantiene een Griekse salade en ik goulashsoep met brood, allemaal wat te drinken er bij en dat voor 900 Lekë (€ 6,30). Ja, met die prijzen ga je nog eens uit eten en het was nog lekker ook. Vervolgens terug naar de camping met een minibus. Ik bij de voorste bus in de rij mijn briefje laten zien wat ik van Donna meegekregen had en de chauffeur bracht me naar de bus die we moesten hebben. Bij deze ging het anders, pas betalen wanneer je uitstapt, maar ja, hij vroeg ook maar 300 Lekë dus dat was geen probleem. Het was wel een dodemansrit, tsjonge wat scheurde hij er over. En iedere keer wanneer er iemand op de stoep stond toeteren om te kijken of het een potentiële klant was. Hij zette ons wel mooi voor de deur af dus dat was prima. Daarna op de camping een mooie schaduwplek gezocht, wat aan de blog gewerkt en rustig aan want het veel te warm hier, een kleine 40 graden. Niet echt een temperatuur om je in te spannen dus.
Vanavond lekker gegeten en nog even met een plaatselijke schaapshoeder ons oude brood gedeeld.We bewaren al een week het oude brood en vanavond hadden we de gelegenheid om het te delen. Gelijk even tegen Donna verteld dat we morgen weggaan en dat we hier willen ontbijten. Morgen gaan we richting kust om te kijken of we daar wat verkoeling kunnen vinden.We kregen vanavond nog een zak tomaten van haar en een meloen en verder kwam ze voor Anne met een bos rozen aan. Alle verhalen ten spijt, op de mensen en de gastvrijheid valt niets aan te merken.
En daar sta je dan, Adriatische Zee rond de enkels, de zon die langzaam de horizon raakt en Korfoe aan je rechterhand. We zitten bij een restaurant in Ksamil waar we net gegeten hebben. Vanmorgen hebben we de warmte van het binnenland bij Berat verruild voor de koelte van de kustregionen. Vanmorgen hebben we na het opruimen ontbeten in het restaurantje van Donna op de camping. Druk was het niet, na het vertrek van de Franse gasten die er gelijk met ons stonden waren wij nog de enigen die overbleven en wij vertrokken ook. We hadden gekozen voor een traditioneel Albanees ontbijt, om negen uur te serveren. Het bestond uit gebakken eieren, gebakken aardappelen, tomaten en olijven, uitgebakken boterhamworst, boter en brood en koffie.
Niet zomaar koffie maar koffie zoals ik ze al in geen jaren meer heb gehad. Het was koffie met een fluus. Eigenlijk dacht ik altijd dat dit een puur West-Fries culinair hoogstandje was maar blijkbaar kan men dit ook in het buitenland waarderen. Voor wie niet helemaal op de hoogte is van de West-Friese culinaire specialiteiten, het fluus mag daar zeker onder gerekend worden, sterker nog het staat naast skotwal en broeder zeker in de top 3 van het lijstje. Het fluus is eigenlijk het meest mooie product wat er van melk te maken is. Het ontstaat nadat melk opgewarmd is en daarna weer wat afkoelt. De verwarmde eiwitten coaguleren en vormen samen een soort van romig tapijtje wat op de vloeistof drijft. Dit prachtige eiwittapijt dreef dus boven op mijn koffie. Het was spijtig voor mijn tafelgenoten maar ik was de enige die dit mooie product op zijn koffie had drijven.
In mijn ooghoeken zag ik jaloerse blikken richting mijn kopje gaan maar ik deed of ik ze niet zag. Voorzichtig, maar met een licht schuldgevoel jegens mijn tafelgenoten, zette ik het kopje aan mijn lippen en liet voorzichtig het fluus mijn mond binnen glijden. Nadat ik het even een in mijn mond gehouden had, als ware het een oester, liet ik het langzaam mijn slokdarm in verdwijnen. Een bijna orgastisch gevoel maakte zich op dat moment meester van me. Dit culinaire genoegen had ik sinds mijn kinderjaren niet meer gevoeld en terwijl ik mijn ogen sloot waande ik me weer even in de keuken van mijn moeder en voelde me als toen ik mijn eerste kopje ‘kinderkoffie’ kreeg. Een moment om nooit te vergeten. Het zijn toch vaak de eenvoudigste dingen die tot een geweldige ervaring leiden.
Na het ontbijt zijn we richting Lushnjë gereden om halverwege naar Fier af te buigen. Na anderhalve kilometer bleek dit echter een foute keuze te zijn. De weg had het karakter van de weg naar Koman en zoals jullie hebben kunnen lezen was dat niet zo’n beste weg, vooral niet wanneer je ook nog een volgeladen caravan achter je auto hebt hangen. Omgekeerd dus maar en de extra kilometers voor lief nemen. Dat schoot uiteindelijk beter op. Toen we Lushnjë hadden bereikt richting Fier en Vlorë. De laatste is een vrij belangrijke haven stad. Hier komt passeert veel verkeer van en naar Italië toe en dat is te merken. Veel Italianen hier (de oversteek duurt maar vier uur) en een levendige stad. Ruim en met een winkelaanbod wat ik hier nog niet heb gezien. Het was leuk om er even door heen te rijden.
Daarna hebben we de kustweg richting Sarandë genomen. Een bijzonder mooie weg die langs de rotsige kust kronkelde. Een heel andere kust hier dan in het noorden. Rotsiger, mooi helder water en een prachtig landschap. Tot een paar kilometer vanuit Vlorë was de kust redelijk bebouwd met hotelletjes en strandtentjes die van alles en nog wat verkochten maar allengs werd het rustiger. We hadden bijna de hele weg voor ons zelf en de stranden waren ook bijna leeg. Helaas hadden we daar geen tijd voor want het was nog wel een stukje naar de volgende camping en badavonturen moesten we dan maar bewaren tot daar. Vervolgens moesten we nog een behoorlijk stuk door de bergen heen, het oude Fordje had er een behoorlijk klusje aan. Tien procent hellingen waren geen uitzondering en er leek geen einde aan te komen maar dat kwam er toch. Op een gegeven moment werden we voor de inspanning beloond met een prachtig uitzicht over de Adriatische Zee waar we in de verte de bergtoppen van Korfoe al konden onderscheiden. Wel moesten we eerst nog een behoorlijke afdaling doen en rustig aan in zijn twee naar beneden.
Sarandë 53 kilometer stond er op een gegeven moment. Nog zo’n twee uur dus. Onderweg ook nog ons tweede stoplicht in Albanië gezien. De eerste stond in Tiranë, de hoofdstad. Nummer twee in een dorpje waar het onmogelijk was voor twee auto’s om elkaar te passeren. Iets later zagen we nog een voorbeeld waartoe communistische bruggenbouwer toe in staat zijn. Gelukkig was daarnaast een veiliger exemplaar gebouwd zodat we zonder al te veel moeite verder konden. Uiteindelijk zijn we even voorbij Sarandë, in Ksamil om precies te zijn, op een camping beland. Nou ja, camping, het is weer zo’n achtertuinverhaal. Mensen met een ruim erf hebben de gelegenheid te baat genomen om een camping te beginnen. Het pad er heen was abominabel maar op zich viel het hier wel mee. De eigenaresse van de vorige camping had ze hier al geïnformeerd over onze komst dus we werden met alle egards binnengehaald. Gelijk drie man aan de caravan te trekken om hem op zijn plaats te zetten, dat was prettig.
Helaas stond er een Duitse Landrover een beetje in de weg zodat we niet echt goed de draai konden maken. Ik naar de Duitser toe en in mijn beste Duits heb ik hem gevraagd of ‘Es möglich war seinem Auto ein bischen mehr richtung Mauer zu fahren’. Dat scheen nogal een probleem te zijn want hij wilde morgen weg. Anne begon direct te brommen dat het toch de Duitsers waren die de oorlog verloren hadden en dat hij maar een beetje moest luisteren maar na wat meer diplomatieke aanpak van mijn kant toonde hij zich toch bereid, zij het met een gezonde tegenzin, om zijn auto te verplaatsen. Direct na dit incident werd hij ‘Kaiser Wilhelm’ door ons gedoopt. Hij had namelijk precies de zelfde gezichtsstoffering als de oude Kaiser en zijn gedrag toonde ook overeenkomsten. We zetten de tafel en de stoelen neer want het is gek, heb je uren in de auto gezeten, het eerste wat je doen wilt is even zitten. We kregen van de eigenaresse direct ijskoffie en koud water aangeboden, uiterst vriendelijk. Anne kreeg op dat zelfde moment een briefje met de toegangscode voor het draadloos Internet. Echt een vrouw die weet waar de prioriteiten liggen.
Later in de middag ben ik nog even naar de Kaiser gelopen. Mijn auto stond nu inderdaad zodanig dat hij daar morgenochtend wel eens wat hinder van zou kunnen ondervinden. Ik ging dus vragen hoe laat hij weg wilde, dan zou ik de auto wel even wegzetten. Tot mijn verbazing ontspon zich een heel aardig gesprek tussen ons twee. Hij was natuurfotograaf en ging vanuit hier de bergen in op zoek naar een speciaal soort vlindertje wat bijna uitgestorven schijnt te zijn. Wanneer hij het diertje vindt bestaat de kans dat het gebied waar het beestje voorkomt een beschermde status krijgt. In de avond uit eten geweest aan het strand, was erg lekker. Anne zat aan de garnalen, Jantiene had gevulde kipfilets en ik gegrilde octopus. Broodje erbij, wat gebakken paprika’s en een glaasje, een prima avond. Na de maaltijd zijn we tijdens de zonsondergang nog even naar het strand gelopen waar we net de veerboot van Korfoe zagen passeren, en daar sta je dan, met de Adriatische Zee rond de enkels….
Een reisdag wordt bij ons meestal opgevolgd door een rustdag. Zo ook vandaag. Het probleem was alleen dat ik aan Kaiser Wilhelm beloofd had om mijn auto aan de kant te zetten wanneer hij zou vertrekken. Hij zei dat acht uur de planning was dus ik was er om half acht uit, want ja, een man een man, een woord een woord. Inderdaad, om half acht zat hij breeduit aan zijn ontbijt en om even voor acht uur stond hij klaar om te vertrekken. Over Deutsche Punklichkeit gesprochen. Het karakter van deze camping is toch wel wat anders dan de campings die we hiervoor gehad hebben. Het is hier wat drukker en er zijn wat meer kinderen. Dat is ook de reden dat het in de ochtend wat meer levendig is (lees lawaaiig) dan op onze vorige verblijfplaatsen. Al rond half negen voegde Anne zich bij me en hoewel ze bleef liggen, Jantiene was ook al wakker. Rustig aan was het devies zoals al gezegd. Mooi rustig ontbeten en nog even wat gelezen.
Het is wel grappig want ondertussen begint zich een tweede verhaallijn tussen onze avonturen door te verweven. Een paar dagen geleden waren we natuurlijk nog in Berat bij Donna. Nu ben ik zelf een nogal fanatieke Zooveraar. Dit behoeft mogelijk een kleine uitleg. Zoover is een website waarop je vakantiereviews kunt plaatsen. Het is mogelijk om hotels, campings of bestemmingen te beoordelen ten behoeve van andere vakantiegangers. Nu vind ik het leuk om bestemmingen en accommodaties te beoordelen en vooral, als ze nog niet in het Zooverbestand zijn opgenomen, deze op de site te plaatsen. Dit gold ook voor de camping in Berat. Deze beviel ons zo dat we van oordeel waren dat deze wel een extra boost kon gebruiken. Ik had dus tegen Donna gezegd dat er binnen een week een beoordeling van haar camping op de website zou verschijnen en dat ik haar wel een link zou sturen wanneer het zover was. Dat vond ze prachtig want Zoover is Europa breed en wat naamsbekendheid kan altijd wat omzet opleveren. We hadden haar verteld dat we naar Ksamil gingen en dat waren kennissen van haar. Ze zei dat ze wel even contact met ze op zou nemen dat we er aan kwamen.
Nou dat hebben we geweten. Ik schreef gisteren al dat we werden onthaald met ijskoffie en flesjes gekoeld water. Niets wat we doen is te gek. Gisteren avond kwam Alexander vragen of wij nog licht bij de auto nodig hadden (we waren regelmatig bij de auto om wat spullen te pakken) dan zou hij dat wel even regelen, vanmorgen werd er ‘spontaan’ een parasol bij ons neergezet toen we in de zon zaten te eten. Toen we vanmiddag van een ritje terug kwamen waren onze stoelen afgesopt, er wordt geregeld gevraagd of we het naar ons zin hebben en of ze nog iets voor ons kunnen doen. Als we aankomen, zet hij de parasol uit en begeleidt ons het pad op, ik heb een privé parkeerplaats op de camping, prachtig gewoon. Ik heb echt het idee dat ze in de veronderstelling zijn dat ik een soort van campingkeurder ben en dus in de watten gelegd moet worden. Laat ze maar mooi even in de waan.
Vanmiddag zijn we naar Sarandë gegaan, op zoek naar een duikclub die daar schijnt te zitten. Toevalligerwijs konden we net de auto voor het VVV kwijt en hebben daar even geïnformeerd. In eerste instantie hadden ze niet echt veel zin om ons te helpen maar na wat aandrang van onze kant gingen ze toch aan de gang. Zonder resultaat helaas, ze schijnen nog niet te zijn begonnen. Ze draaien alleen in de maand augustus maar dan zijn wij alweer terug. Dat is jammer want toen we even later een ijsje zaten te eten op de pier bij de haven zagen we volop vis in buitengewoon helder water. Verder hebben we nog de nodige schoenwinkels bezocht want Anne wilde nog nieuwe schoenen hebben en die zijn hier niet duur. Helaas niet geslaagd. Ik slaagde wel.
Ik had me al een paar dagen niet geschoren, ik ben geen favoriet van die bezigheid en wanneer ik het kan laten dan zal ik dat niet nalaten. Ik had dus al een baard van een week. Nu stelt dat in mijn geval nu ook weer niet zoveel voor want onze familie staat nu niet bepaald bekend om zijn lichaamsbeharing. Ook mijn haar werd ook al wat langer en ik had een paar dagen geleden dus besloten dat wanneer ik in de gelegenheid zou zijn ik een plaatselijke ‘berber’ zou gaan bezoeken. De ‘berber’, bij ons meer bekend als barbier, knipt en scheert. Dat is mooi want ik wilde alle twee. We vonden een zaak in het centrum van Sarandë en gingen naar binnen. De klant die in de stoel zat vroeg of ik geknipt wilde worden en ik beantwoorde bevestigend. Daarna vroeg hij of ik de tijd had want er waren nog 12 klanten voor me. Ik keek verbaasd om me heen want buiten onszelf zag ik niemand in de zaak zitten en vroeg waar die dan waren. ‘Die wachten buiten’ was het antwoord maar na een blik door het etalageraam kon ik ook daar niemand ontdekken. Het was wel duidelijk dat deze kapper zijn vingers niet aan mijn hoofd wilde branden. Wij dus maar de zaak verlaten en op zoek naar een volgende. Die vonden we even later. Drie stoelen vol en de wachtbank was leeg.
De kapper keek wel wat verbaasd maar later sloeg dat meer om in geamuseerdheid. Hij vond het blijkbaar wel leuk dat er een toerist zijn tent binnenkwam. Mijn kuif was als eerste aan de beurt en met een breed gebaar werd ik uitgenodigd om plaats te nemen in de stoel. De cape werd omgedaan en de kapper maakte een aanvang met zijn métier. Vol enthousiasme ging hij aan de slag en de grijze lokken vulden weldra de vloer. Het resultaat viel me niet tegen, maar ja, ik had mijn bril op dat moment natuurlijk ook niet op. Halverwege de knipbeurt ging de waterkoker aan voor de scheerbeurt. Na het knippen werd ik stevig ingezeept en met het klapmes ontdaan van de ongewenste gezichtsbeharing. Af en toe werd met zachte hand mijn hoofd in de juiste houding gebracht en ging het mes over nog onbehandelde oppervlakken. Stil zitten is trouwens geen probleem wanneer er een groot blank scheermes gehanteerd door een Albanees zachtjes over je keel glijdt. Met toch wat vooroordelen in je achterhoofd verschijnt er dan toch spontaan wat kippenvel in het gebied tussen de aars en de nek en komt er wat koud zweet op het voorhoofd. Nadat alle schuim was verwijderd volgde nog een stevige gezichtsmassage en werd ik met wat ouderwets geurwater opgefrist. Met de föhn werd vervolgens al het haar van mijn kleding geblazen en daarna mocht ik opstaan. Ook na het opzetten van mijn bril vond ik niet dat er slecht werk geleverd was en die mening werd nog versterkt toen ik de rekening moest betalen: 500 Lekë (€ 3,50), daarvoor mag ik thuis bij de kapper nog niet eens de Donald Duck lezen in de wachtruimte.
Sarandë hadden we daarna eigenlijk wel bekeken en zijn naar Berint gegaan, een soort natuurbeschermingspark. Daar zijn we met de pont de rivier overgestoken. Daar deed ik niet één van mijn slimste acties van deze vakantie. We waren de pont al opgereden en halverwege de rivier gingen we over de prijs onderhandelen. Achthonderd Lekë moest ik betalen, kan je ruim twee keer voor naar de kapper. Maar ja, halverwege zo’n rivier wil je ook liever niet afstappen dus wat moet je? Voordat we de pont opgereden waren had ik even met een Albaniër staan praten en nadat we de pont afgereden waren (ik stond voor hem) hield ik hem aan. Ik vroeg hem wat hij betaald had. ‘Honderd Lekë’ zei hij. Wat een boevenzooi. Ik heb nog niet echt het gevoel gehad dat ik er behoorlijk tussen genomen werd maar nu kreeg ik dat gevoel wel.
Toch de rit maar vervolgd en na wat dwaalwegen zijn we naar de Syri i Kaltër gegaan. Dit is een bron waar van grote diepte water omhoog komt. Door een speciale lichtinval schijnt de bron op een oog te lijken en daar komt ook de naam vandaan; het blauwe oog. Per seconde komt er ruim acht kubieke meter omhoog en dat vormt weer een riviertje. Het was een mooie plek maar het oog konden wij er niet in ontdekken. Wat natuur betreft wel een plek die de moeite waard was. Volop libellen, kikkers en ander vier, zes –en achtvoetig gespuis. Gewapend met het fototoestel kon ze mooi haar hart ophalen. Na wat boodschappen gedaan te hebben zijn we terug gegaan naar de camping. Toen Alexander ons aan zag komen deed hij direct de parasol weer omhoog en begeleide ons naar onze parkeerstek. Daarna even een borrel en een mooi Indiase curry gekookt die wel wat heet uitgevallen was. De avond werd vooral beheerst door een Albanese band die aan de overkant van de baai optreedt met traditionele muziek en ons daar ook deelgenoot van maakt. Niet helemaal tot ons plezier trouwens.
De luide, authentieke, na-drie-nummers niet meer om aan te horen, Albanese volksmuziek waarover ik gisteren schreef ging tot onze spijt nog lang door. We zijn blijven zitten. Wanneer je in je bed gaat liggen en je die herrie hoort ga je je steeds meer ergeren. Rond een uur of elf kwam Arian bij ons zitten. Arian is een Albanees die tegenwoordig in Noord Ierland (Belfast) woont. Voordat ik wist hoe hij heette had ik hem op basis van zijn accent al Paddy gedoopt maar het was Arian. Toen hij 16 was is hij uit dit dorp en uit Albanië vertrokken en heeft zijn geluk in Griekenland gezocht. Daar ontmoette hij op een gegeven moment zijn vrouw, een Noord-Ierse, en ging met haar mee naar het Verenigd Koninkrijk. Hij was een week op familiebezoek hier want zijn moeder woont hier nog.
Een hele aardige kerel, ik heb de afgelopen dagen al meerdere keren even met hem gesproken maar nu zat hij een paar uur bij ons. Hij kijkt met een heel andere blik naar Albanië en de Albanezen dan wij en maakt van zijn hart geen moordkuil. We kregen een hoop informatie over het land en de gebruiken. Hij ziet het niet zo positief als wij. Het grote probleem waar het land mee kampt is volgens hem nepotisme. Dat is het bevoordelen van familie of vrienden waar het gaat om verdeling van baantjes, gunning van projecten of bij het verkrijgen van vergunningen. Deze vorm van ‘vriendjespolitiek’ zorgt er voor dat er volledig ongekwalificeerde mensen de touwtjes in handen krijgen of dat er projecten opgestart worden waarvoor iedere economische basis ontbreekt.
Verder is het gebrek aan handhaving hier een probleem. Kan je bij ons nog geen kippenhok zonder de goedkeuring van de Welstands commissie laten zetten, hier worden er complete flatgebouwen en hotels uit de grond gestamptzonder dat er toestemming voor is. Zo nu en dan worden er wel illegale bouwwerken neergehaald maar dan worden ze eerder onbewoonbaar gemaakt dan dat ze opgeruimd worden. Regelmatig kom je gebouwen tegen waarvan een gedeelte weg gesloopt zodat ze ingezakt zijn maar waarvan de restanten nog gewoon staan.
Het ontwikkelt hier snel, eigenlijk te snel. Iedereen doet eigenlijk maar wat. Zo verschijnen er in dorpjes met 7 huizen benzinestations die aan de A1 niet zouden misstaan met de achterliggende gedachte: ‘Als het er is komt de behoefte vanzelf wel’. Je zorgt er voor dat je 24 uur per dag open bent en vervolgens wordt er een stoel neergezet en dan is het wachten op klanten. Maar ja, wanneer je aan een geitenpad zit en je moet wachten tot dat dat in een vierbaans autoweg verandert, dat kan wel eens even duren met als gevolg dat je in financiële problemen komt en de boel onverhoopt moet sluiten. Nou ja sluiten, je doet hier de deur dicht en vertrekt.
Inmiddels was het drie uur en was de muziek gestopt. Arien en ik namen ons laatste Texelse juttertje en zijn toen maar naar bed gegaan. Hoewel de geest, als gevolg van de kruidenbitter, steeds minder helder werd, werden er voor zover het dit land betreft toch steeds meer dingen helder voor ons.
De zon kent weinig mededogen met gasten zoals wij en om een uur of acht dreef ik als gevolg van de warmte bijna op mijn eigen transpiratievocht de caravan uit. De fut ontbrak wat en we hebben besloten omer maar een lekker ouderwetse vakantiedag van te maken. Lekker lui niks doen, een beetje pitten en in de namiddag, toen de ergste warmte voorbij was, nog even een paar uurtjes naar het strand. Daar was het aangenaam. Rond een uur of acht gegeten en toen nog even lekker genoten van de koelte.
Het begint bijna gewoonte te worden maar ook vandaag hebbenwe net gedaan of we vakantie hadden. Niet vroeg er uit, lekker lui gezeten en niks gedaan. Eigenlijk het enige wat we gedaan hebben was de route uitstippelen naar huis toe. Morgen weer richting Nederland, hoewel, wel met een kleine omweg. Eerst rijden we naar Thessaloniki in Griekenland waar we de snelweg kunnen pakken. Planning is belangrijk omdat campings in het oude Oostblok nog niet echt dik gezaaid zijn.
In de middag even naar het strand en vanmiddag nog even gezeten met Alexander, de camping eigenaar. Even een gezellig zitten praten en de verschillen tussen de landen bekeken. Nu is dat natuurlijk niet helemaal fair, dit land is net sinds begin jaren ’90 in ontwikkeling, wij al sinds 1945, we hebben dus wat voorsprong. Hij was vooral geïnteresseerd in het schoolsysteem in Nederland, waarschijnlijk omdat hij zelf leraar is . Hij geeft wis –en natuurkunde.
Vanavond kregen we een etentje aangeboden door Anne. Ze had de prijzen nog eens even goed bekeken en dacht dat het in Griekenland toch wel wat duurder zou zijn dus nam ze de gelegenheid te baat. Heerlijk gegeten en gezellig gezeten. Het restaurant ligt aan het strand en het eten was prima. En de rekening viel Anne alles mee, inclusief drank was ze 3200 Lekë kwijt. Nu lijkt dat wel heel wat maar het is slechts € 22,70. In het kwamen we nog even in contact met een Engelsman die met zijn zoon en dochter richting Peloponnesos gaat en ook bij ons op de camping staat . Gezellig even na zitten tafelen met ze. Het was een leuke familie. Rond een uur of 11 waren we weer terug.
Ja sorry, trouwe lezers, soms komen er in een boek bladzijden voor die niet echt boeien en waarschijnlijk is dit er één van. Maar ja, het is niet anders. Morgen beter!
Na tien dagen Albanië zit het er voor ons op en moeten we afscheid nemen van dit voor ons nieuwe, en fascinerende land. Ik weet nog toen we aankondigden dat we hierheen zouden gaan iedereen er toch wel een beetje zijn bedenkingen bij had en op een gegeven moment kreeg ik ze zelf ook wel een beetje. Blij dat we doorgezet hebben want het was een mooie ervaring. Dat we al na tien dagen weggaan ligt in het feit dat het toch wel een flink stuk rijden is naar huis toe en dat willen we toch wel op ons gemak doen.
Vanmorgen afscheid genomen van Alexander en Linda, ze hebben ons verblijf heel aangenaam gemaakt. Rond een uur of negen reden we de camping af en zijn nog even wat inkopen wezen doen om van onze laatste Lekë af te komen. Getankt, de koelkast even aangevuld en wat sigaretten ingeslagen voor het rokende deel van het nageslacht. Betaal je thuis namelijk € 5,80 voor een pakje Marlboro, hier kosten ze 250 Lekë wat neerkomt op een prijs van € 2,10, een aanzienlijk verschil dus. Daarna hebben we de weg naar Gjirokaster genomen. Dat is de route richting Griekenland.
Nu lijkt het dat Griekenland wat uit de richting ligt en dat is ook zo maar daar lopen wel de snelwegen die we voor een groot gedeelte gaan nemen. Voor Gjirokaster zijn we afgebogen naar Ioannina. Voordat we daar echter waren duurde nog wel even. Tussen Albanië en Griekenland ligt namelijk nog een grens, een buitengrens van de Europese Unie en dat telt erg zwaar. Even voor elf uur stonden we bij de post die ons uitcheckte uit Albanië. Dat ging vrij snel en we werden vriendelijk bedankt voor het leveren van onze bijdrage aan de sukkelende economie. Daarna gingen we door een stukje niemandsland en sloten aan in de rij die voor de grens stond te wachten. Het was precies 11.01 uur toen we aansloten en hadden 26 auto’s voor ons. Ik wil geen karikatuur van de Griekse overheidsdienaar maken maar echt snel ging het niet. Om 11.46 uur hadden we nog 18 auto’s te gaan. Buiten was het 35 graden en in de auto mogelijk nog heter. Het schoot niet op en af en toe zagen we auto’s die zo langs de douane glipten.
Op een gegeven moment is Anne daar gaan vragen en daar konden inderdaad ingezetenen van de EU via een snelle procedure naar binnen. Nergens stond het aangegeven. Met wat moeite konden we de rij verlaten en binnen vijf minuten zaten we op de weg naar Ioannina. Direct waren we in een andere wereld, goede weg, schoon en groener. We haalden snelheden waar we de afgelopen anderhalve week alleen nog maar van konden dromen, op een gegeven moment zag ik zelfs 80 op de teller staan. Bij Ioannina richting Thessaloniki gegaan. Voor het eerst in weken weer een beetje regen gezien, was lekker, het koelde mooi af.
Van het landschap zagen we trouwens weinig, het grootste gedeelte van de weg is overdekt, je rijdt namelijk in tunnels. Waren we al een uur kwijt bij de grens, ook het tijdsverschil kostte ons een uur. Het was dus al vrij snel vrij laat. Daarom hebben we snel een camping gezocht en gevonden in Finikondi e Methodi. Het stelt niet veel voor, een hoog tokkie gehalte, maar het is gelukkig maar voor 1 nacht. Morgen willen we weer op tijd weg dus dan hebben we weer voordeel van dat uur. Wanneer we hier om 8 uur wegrijden is het in de rest van Europa, waar we nog door heen moeten, een uur vroeger. Dat is dus wel prettig. Campings zijn niet dik gezaaid in dit gedeelte van Europa, daarom morgen een behoorlijk lange rit voor de boeg naar de volgende stek maar dat lezen jullie morgen wel weer.
Macedoine is een keukenterm die regelmatig gebruikt wordt. Zo heb je macedoine des légumes, een groentenmix of een macedoine des fruits, een fruitcocktail. In beide gevallen betreft het meestal een vrij kleur –en smaakloos gerecht wat zijn oorsprong waarschijnlijk vindt in restverwerking van producten en zich kenmerkt door een totaal gebrek aan fantasie. Wat je de afgelopen paar dagen over had meng je door elkaar en dan heb je weer iets nieuws, een Macedoine. Dat is jammer want het doet geen recht aan Macedonië, het land waaraan het zijn naam ontleent. Want vanaf grens tot grens bruist Macedonië, is avontuurlijk en verrassend. En dat hebben we vandaag gemerkt.
Het begon al aan de grens. Na ons vertrek van de camping in Thessaloniki bereikten we vrij vroeg de grens, mede dank zij het uur tijdsverschil. Het ging gelukkig een stuk sneller dan de grens aan de Hellinistische zijde en vrij snel waren we aan de beurt. Dit was al de zoveelste Oost Europese grens die we overgingen dus we maakten ons nergens druk over. Paspoorten, autopapieren, groene kaarten, alles ging vrolijk richting loketje richting douanier en die bekeek de boel terwijl wij vol vertrouwen de boel afwachtten.
Toen deed het eerste probleem zich voor. De groene kaart voor de auto was verlopen. Oh, geen probleem hoor, we hebben de nieuwe ook mee, die staat alleen op een pasje. Pasje richting beambte en die bestudeerde de boel en hij liet zien dat op het pasje, voor het nieuwe jaar dus, Macedonië niet wordt gedekt, iets wat op de oude papieren versie wel het geval was. Met de caravan geen problemen, alle Europese landen worden gedekt. Ik weet niet wat ze gedacht hebben bij de Noordhollandsche van 1816. Waarschijnlijk dat ik de caravan achter mijn fiets zou hangen of dat ik hem lopende voort achter me aan zou slepen de Balkan door… ik weet het niet. Het probleem was nu wel dat we een probleem hadden.
Gelukkig zag de douanier dat anders. Met een vrolijk gezicht vertelde hij ons dat wij wel terug konden naar Griekenland en dan over Bulgarije en Roemenië naar Hongarije zouden kunnen reizen en dan geen problemen zouden hebben. Leek me een prima idee maar dan zou ik er nog een week vakantie aan vast moeten plakken en dat gaat niet. Optie twee was om ter plaatse een verzekering voor Macedonië te regelen. Er was daar aan de grens een speciaal Groene Kaarten kantoor voor. Omdat de eerste optie niet lukt bleef optie twee over. Ik naar het kantoortje toe waar een dame mij allervriendelijkst in het Servo-Kroatisch toesprak maar waar ik, vanwege haar toch wel zware Macedonische accent, toch wel wat moeite mee had.
We kregen een soort spraakverwarring over wat er nu verzekerd moest worden. Het was alleen dus de auto maar zij bleef maar zeuren over de ‘Combi’ die verzekerd moest worden. ‘No, not the combi, only the car!’ Dit duurde geruime tijd voor dat ik me realiseerde dat ze met de Combi waarschijnlijk de auto bedoelde. Het is natuurlijk een combinatie auto, half transport, half personenvervoer. Zo zie je maar weer, zo gek zijn die Macedoniers nu ook weer niet. Het was inmiddels een klein half uur verder maar we waren er uit. Toen moest er nog even betaald worden. Geen punt, plastic genoeg op zak. Verdomme, bankpas zit niet op zijn plek! Vergeten bij de pomp in Griekenland? Het zweet brak me even uit en een lichte vloek ontsnapte aan mijn mond. Ophalen was geen goed idee, het was ruim 50 kilometer terug en voor de Macedonisch – Griekse grens stond zeker een file van een kilometer, drie rijen dik.
Toen de Goldcard maar even in de gleuf gestopt maar die gaf geen sjoege. Ik weet ook niet waar de dame mee bezig was, eerst haalde de kaart door de gleuf en daarna werd hij in het vaste gat gestopt. Na twee pin-pogingen durfde ik niet verder en pakte mijn portemonnee om hem weer op te ruimen. Terwijl ik in mijn knip kneep leek ik nog wel een pas te voelen en inderdaad, mijn gewone pas zat achter een voering. Daar had ik hem nooit gezien. Een zucht van verlichting…. Snel Anne gewaarschuwd want die was al bezig om de pas te laten blokkeren. Direct geprobeerd om de gewone pas de betaling te doen maar dat lukt ook niet. Achteraf ook niet verwonderlijk want als je goed bekeek hoe de verbinding tot stand gebracht moest worden. Alles zat met plakkertjes, tape en oude sokkenwol aan elkaar, gewoon een zootje.
Omdat we weinig vertrouwen in de Macedonische techniek hadden maar even in de auto gekeken of we nog wat euro’s bij elkaar konden sprokkelen, want daar was het natuurlijk allemaal om te doen, en dat lukte. Verder proberen met de bankpassen vonden we wat gevaarlijk, straks alle passen buiten werking, je moet er niet aan denken. De papieren konden ingevuld worden. Nog even naar het grenswisselkantoor want ze konden geen 50 euro wisselen en even daarna stonden we weer buiten, met de benodigde kaart en 120 euro armer. We kregen van de vriendelijk glimlachende douanier de paspoorten terug die hij voor ons bewaard had en konden vol goede moed, en met een warm gevoel omdat we de sukkelende economie van het land toch nog even financieel hadden mogen ondersteunen, onze reis vervolgen. Ondertussen knaagde het wel een beetje want we hadden ontdekt dat ook Servië, ons volgend transitoland, ook niet op de pas stond als zijnde een land wat door de verzekering gedekt wordt. Het is natuurlijk mooi dat je wat monetaire ondersteuning aan deze landen kunt geven maar op een gegeven moment is het mooi geweest. Je kunt niet aan de gang blijven. Maar voor nu eerst maar eens genieten van mooi Macedonië.
Het landschap was mooi, wat ruiger dan in Griekenland, groener ook. De weg was goed. Zo snel mogelijk even de tank volgegooid want hier kost de diesel maar € 1,13. Scheelt ruim twee dubbeltjes. Dan nog even vlag voor de grens met Servië volgooien en dan halen we toch nog weer wat van de onkosten terug. Na een half uur veranderde het landschap, we verlieten de bergen en het werd wat heuvelachtiger. Op een gegeven moment zien we in de verte een vrachtwagen stilstaan in de verte met een chauffeur die op de vluchtstrook rent. In een flits zien we een personenwagen op zijn kop in de berm liggen. Wij stoppen om te kijken of we kunnen assisteren. De chauffeuse was al uit de auto, ze zat in shock in de berm. Een wonder dat ze er in die conditie uitgekomen was, de auto was totaal verkreukeld. Iets verderop stonden wat mensen te bellen met de eerste hulpdiensten dus dat werd ook al geregeld. Plotseling werd de BHV’er in me wakker en heb ik voor zover nodig eerste hulp verleend. Hup, stabiele zijligging, want ze raakte totaal in shock,wat afgekoeld en vooral rustig gehouden.
Een klapband was de oorzaak. De band was totaal aan flarden en de auto was de berm ingeschoten en had daar een paar koprollen gemaakt. De vrachtwagenchauffeur die we hadden zien rennen was gestopt en had haar uit de auto geholpen. Hij rende naar zijn wagen om wat water te gaan halen. Ondertussen stonden er al wat meer mensen om heen. Ik heb ze er op gewezen dat ze haar vooral zo moesten laten liggen omdat je nooit weet wat er inwendig gebeurd is. In vertrouwen dat ze dat zouden doen zijn wij daarna weg gegaan.
Macedonië is niet echt een groot land, iets meer dan de helft van Nederland met 2 miljoen inwoners. Niet echt dik bevolkt dus. Al vrij snel kwamen we daarna in de buurt van Skopje, de hoofdstad. Dat ligt vrij dicht met de grens van Servië en heeft een beetje de uitstraling van een dorp of klein stadje. Het bestaat voor 90% uit laagbouw, huizen met een tuintje. Vanaf de snelweg overzie je eigenlijk de hele stad. Besloten om het maar te laten voor wat het was en door te rijden. Iets verder rijden we achter een auto die opeens, zonder dat zijn remlichten het doen of dat hij zijn richtingaanwijzer aan doet, zijn auto half op de weg, half op de vluchtstrook stil zet, telefoon aan zijn oor. Ik zie het op het laatste moment en moet vol in de remmen. De rook slaat van de banden op twintig centimeter weet ik zijn auto te ontwijken. Ik om hem heen en zet de auto op de vluchtstrook en spring er woedend uit, klaar om verhaal te halen. Wat een idioot! Terwijl ik bij de achterkant van de auto kom zie ik dat hij inmiddels gekeerd is en via een bospaadje wegrijdt. De woede maakt zakt snel en maakt plaats voor ergernis over de rijstijl hier en al mopperend stap ik weer in de auto en we vervolgen de weg richting Servische grens. Op naar het volgende avontuur.
Dat de Serven niet helemaal gecharmeerd zijn van de Macedonische zelfstandigheid behoeft bijna geen uitleg. Het past niet geheel in het gedachtengoed van het Groot Servisch denken. Dat laten ze ook blijken bij de grenscontroles. Alles wat van die kant komt wordt nauwlettend in de gaten gehouden en bijna op een treiterende manier gecontroleerd. Een zelfde gedrag heb ik al eens eerder opgemerkt tussen de Montenegrijnen en Kroaten. Komt eigenlijk op hetzelfde neer. Dat betekent dus vaak verscherpte controles. We troffen het niet, we hadden de verkeerde rij gekozen. Alle rijen naast ons schoten prachtig op maar wij niet. Ik wilde eigenlijk wel naar een andere baan maar wilde niet teveel de aandacht op me vestigen vanwege het groene kaarten verhaal. Een paar auto’s voor ons stond een auto uit Kosovo die vriendelijk doch dringend verzocht werd om rechtsomkeert te maken, hij kwam het land niet in. Het duurde dus even. In de rij naast ons werd een Duitse zelfbouwcamper helemaal leeggehaald. Ik zag mijn geest al een beetje dwalen.
Uiteindelijk waren we aan de beurt. Paspoorten waren in orde en naar de autopapieren werd niet gevraagd. Een zorg minder dus. Daarna wilde hij even de caravan in om te kijken. Heb ik al eerder meegemaakt, niks aan de hand dus. Ik doe de deur open en ontwaar een geweldige ravage. Als gevolg van de rem-actie van een half uur eerder is een pot jam door de hut gevlogen en de hele binnenkant van de caravan is geredecoreerd met klodders home-made aardbeienjam. Er verschijnt een lach op het gezicht van de douanier en hij laat het onderzoek voor wat het is. Nog even een snelle blik achter in de auto en we mogen door. Iets verder zetten we de auto op de vluchtstrook en ruimen de klerezooi op. Daarna vervolgen we de weg via Nis naar Belgrado.
Het was een lange zit vandaag, om zes uur komen we aan op camping Dunav. Eén van de weinige campings in Servië. We wisten zeker dat hij bestond omdat we er veertien dagen geleden al geweest waren en hebben dat dus als doel voor vandaag genomen. De portier herkende ons nog. We hadden vorige keer namelijk even over ons reisdoel gesproken. Albanië, nee dat leek hem niets. Ik zei dat de meeste mensen in Nederland dat al over Servië zeiden dus dat het best wel eens mee zou kunnen vallen. Daar gaf hij me gelijk in. We staan weer op precies de zelfde plek als vorige keer. Morgen gaan we echter wel een ander kant op, in westelijke richting. Benieuwd wat dat ons weer gaat brengen.
Dat iedereen zijn vakantie anders invult is duidelijk. De één houdt van lekker achterover zitten, een ander is actief, cultureel of ontdekkend bezig. Vandaag heb ik echter een nieuwe manier gezien waarvan ik het bestaan nog niet kende; de masochistische vakantieganger, iemand die er alles aan doet om zijn vakantie zo oncomfortabel en inspannend mogelijk te maken en daaraan zijn vreugde ontleent.
Ik heb het over een Nederlands gezin wat wij tegenkwamen op camping Dunav, vlak bij Belgrado. Vijf fietsen, drie tentjes, een gaspitje en een bal was alles wat ze nodig schenen te hebben, soberheid troef. Onder aanvoering van het Alfa-mannetje, de leider van de roedel, gebeurde alles. Het was het type van een al te fanatieke fysiotherapeut, iemand die sport heel erg leuk vindt en vindt dat anderen dat ook maar moeten vinden. Helaas voor hem, maar dat zal hem waarschijnlijk weinig deren, kon ik de zelfde vreugde niet bij zijn reisgenoten ontdekken.
Gisteravond had ik hem al zien voetballen met zijn drie kinderen en daarbij straalde hij een fanatisme uit of het de EK-finale was. Er werden tactische aanwijzingen gegeven dat het een lieve lust had en je kon voelen dat hij de constante drang had om aan de groep zijn superioriteit te tonen. Het was bijna onmogelijk om geen vergelijking te trekken met een aflevering in de serie: ‘Luipaard op schoot’, een televisieprogramma uit mijn jeugd waarin het gedrag van dieren werd belicht. Wanneer ik mijn ogen wat sloot en ik het beeld door mijn wimpers bekeek was het alsof ik naar een oude zwart-wit tv zat te kijken. Of ik het wilde of niet, op de achtergrond drong zich het gesproken commentaar van Antoon van Hoof aan mij op.
Vanmorgen zag ik dat weer. Redelijk op tijd zat ik voor de caravan toen ik hem op de fiets zag springen om op jacht te gaan voor de groep. Vol gas reed hij het terrein af om twintig minuten later weer terug te komen met de buit van zijn jachtexpeditie. Het was een schrale buit maar dat is vaak zo in het droge seizoen, Hij had slechts één brood en vijf bekertjes yoghurt weten te vangen, nauwelijks genoeg om de wachtende groep te voeden. De welpjes en het teefje zitten al op voederplaats, een plastic kleed wat zich te midden van de nesten bevond. Al te gretig gedrag werd direct met een uithaal van de machtige klauw van het mannetje gecorrigeerd, ieder krijgt zijn deel.
Snel is de buit verorberd maar de magen zijn niet gevuld. Gelukkig heeft het teefje nog wat voedsel uit een rijkere periode verstopt. In een hoekje maakt zij wat havermout met water warm en verdeelt het onder de nog steeds hongerige meute. In deze tijden van schaarste is er geen plaats voor kieskeurigheid en je zult moeten eten wat er is teneinde het natte seizoen, de tijd van overvloed, weer te kunnen halen. Na het voederen begeeft iedereen zich naar de bronnen om zich te wassen. Wanneer dat klaar is gaat de troep terug naar de nestgelegenheid en pakt alles op de gereedstaande fietsen. De schamele bezittingen zijn snel opgebonden en daar gaan ze, de horizon tegemoet, in de hoop daar rijkere jachtvelden te vinden.
Wij zijn vandaag ook uit Belgrado vertrokken en richting Zagreb gereden. Vandaar naar Maribor in Slovenië. Over de reis valt weinig te schrijven. Het gebied waar we door reden, Slavonië, kenmerkt zich in het bijzonder door de vlakheid van het gebied gecombineerd met grootschalige landbouw. Kilometers maïs, tarwe en bonen waren er te zien. Om te zeggen dat er nu niets te zien was is overdreven maar zo was het eigenlijk wel. Pas na de Kroatisch – Sloveense grens werd het beter. Slovenië is zo’n leuk land, het ziet er zo leuk uit. Vriendelijk en kleurrijk, we zijn er nu al drie keer geweest en iedere keer krijgen we het zelfde gevoel.
We zijn doorgereden naar Maribor, een stad in het noorden, vlak tegen de Oostenrijkse grens aan. Hier blijven we een dag staan. Maribor is eigenlijk de enige stad in Slovenië die we nog niet bezocht hebben dus dat willen we morgen doen, nadat we zijn uitgeslapen.
Oorspronkelijk heette het hier Marburg an der Drau, want van oorsprong is Maribor een Oostenrijkse stad maar na de Eerste Wereldoorlog verviel het aan Joegoslavie. Sinds die tijd wordt het Maribor genoemd en ligt het niet meer aan de Drau maar aan de Drava. Wij waren er vanmiddag een paar uurtjes heen. Voor ons had het echt een Oostenrijkse uitstraling. Net, verzorgd en wat saai. Er hing weinig sfeer in de stad, reden voor ons om er niet al te lang door te brengen. Gelukkig ontdekten de dames op de terugweg nog een winkelcentrum om dit leed met wat troostaankoopjes te verzachten.
Zoals gisteren al aangekondigd stelde de ochtend ook weinig voor, ware het niet dat we afscheid hebben moeten nemen van onze buren uit Leeuwarden. Ik heb er gister niet over geschreven omdat ik toch al stof genoeg had maar dat had ik nog makkelijk even aan kunnen stippen. Toen we hier gisteren aankwamen gingen we maar direct op de eerste de beste plek staan die open was. Achter ons stonden nog een stel Nederlanders die in eerste instantie niet helemaal in de gaten hadden dat wij uit het zelfde taalgebied kwamen.
We stonden pontificaal in hun uitzicht en daar maakte de dame in kwestie een vrij luid uitgesproken opmerking over; ‘Moet je kijken Tjibbe, is ook nog ons hele uitzicht weg’, zei ze. Toen we even later de tent op gingen zetten kwam daar nog over heen: 'Moet je nou weer even kijken Tjibbe, nu zien we helemáál niet meer! Tjibbe had inmiddels al door dat wij ook een gele kentekenplaat hadden en probeerde zonder resultaat om zijn vrouw middels gebaren het zwijgen op te leggen Zal je zien dat ze straks ook nog aan deze kant komen zitten!' Dus Anne er gelijk over heen: ‘Dan had je hier maar moeten gaan staan en nu niet meer zeuren!’ Maar inderdaad, ze kreeg gelijk, we gingen daar ook zitten want daar was schaduw. Maar ondertussen was de toon gezet en het zou niet echt beter meer worden.
Quasi onnadenkend plaatsten we regelmatig net iets te luid uitgesproken opmerkingen. Kinderachtig misschien maar we hebben er wel om gelachen. Vanmorgen was het weer raak. Moeder ging eerst even ‘het huishouden doen.’ Op haar knieën kroop ze door de caravan om met een stoffer het vuil van de vloer te verwijderen. Anne en ik moesten daar vreselijk om lachen en vroegen ons, weer net iets te luid, af of er geen stofzuiger af kon. Iets later, toen ze bijna op het punt stonden om te vertrekken stond Pa de disseldruk te meten. Dat was het moment dat wij de mover ontdekten.
Diep in mijn hart wil ik eigenlijk ook wel zo’n ding maar ik vind ze nog een beetje aan de dure kant. Natuurlijk wil je zoiets niet laten blijken dus gooi je het maar over een andere boeg… Ja, die movers die zijn alleen uitgevonden voor mensen die niet achteruit kunnen rijden met de hut. Zo ook nu. Maar toen hij zijn hutje met mover richting auto manoeuvreerde bekroop mij toch nog wel even een licht gevoel van jaloezie. Gelukkig konden we dat snel compenseren toen wij de tatoeage op de enkel van de dame ontdekten. Het was een Chinees karakter wat wij niet kenden maar waarvan wij veronderstelden dat het gezet was ter gelegenheid van de viering van het jaar van het varken. Ik zei daar nog overheen dat ik het altijd wel flink opwindend vond, gezette dames van middelbare leeftijd met getatoeëerde enkels. Zekerheid over de betekenis van de lichaamsversiering zullen we echter nooit krijgen want vijf minuten later zat de hele familie in de auto en reden ze het campingterrein af. Zwaaiend en met een glimlach op het gelaat namen we afscheid van ze.
Van de avond hebben we eigenlijk een kopie gemaakt van vanmorgen. Niet veel gedaan dus. Morgen weer een reisdag en dan beleef je eigenlijk altijd wel wat. We laten het weten wat het was.
Na twee prima rustige dagen te hebben gehad in Maribor zijn we vandaag toch echt aan de terugreis begonnen. Tot nu toe voelde het nog niet zo maar nu komt het einde echt in zicht. Besloten om gewoon maar te zien hoever we komen vandaag, geen doelen gesteld. Na eerst nog even getankt te hebben in Slovenië, waar de brandstofprijzen ongeveer 20 cent per liter lager zijn dan in Oostenrijk, de grens van het Habsburgse Rijk gepasseerd.
Het landschap veranderde direct. Dat is ons al eerder opgevallen, wanneer je een willekeurige grens passeert dan verandert het uitzicht. De kleine, leuke, bebouwde heuveltjes die het noord-oosten van Slovenië zo kenmerken maakten vrijwel direct plaats voor een wat meer glooiend gebied. Het duurde een heel tijdje voordat we in de Alpen terecht kwamen maar dan ziet het er opeens ook weer heel anders uit. Via de Pyrhn –en Spitalautobahn richting Passau gereden, de eerste grote plaats in Duitsland. Hier passeerden we voor de eerste keer weer, jawel, de Donau. Dit zou in deze rit nog drie keer gebeuren.
We kwamen hier in een geweldige verkeersopstopping terecht. Zeker een kwartier lang zat er geen beweging in en na die tijd begon het weer langzaam te bewegen. Vijf, zes kilometer stapvoets gereden en toen zagen we de oorzaak van het oponthoud. Een paar auto’s op elkaar, en flink op elkaar. Het verbaast me eigenlijk niets, iedereen lijkt wel een geweldige haast te hebben om richting het noorden te rijden en daarmee bedoel ik hoofdzakelijk de toeristen. De Duitsers zelf houden er een vrij rustige rijstijl op na, uitzonderingen natuurlijk daar gelaten. Wij troffen het trouwens geweldig met de doorstroming van het verkeer. De ons tegemoetkomende baan stond volgepakt met vakantieplastic (campers en caravans) en leek wel niet erg op te schieten. Vooral, voor ons, ná Neurenberg was het verschrikkelijk. Alles stond vast.
Rond een uur of vier een camping opgezocht en er één gevonden in de buurt van Würzburg, in het hart van de Heimat. Vol goede moed die kant op. Het lag aan de Main en toen we de brug over reden zagen we het al liggen. Prachtig in gelid stonden daar honderden campers en caravans, blinkend in de zon. Militairement organisé zouden de Fransen zeggen. Niets voor ons dus. Boek ter hand genomen, vijf kilometer verder is er nog één. Wij er heen. Daar stond voor de poort een rij caravans te wachten op een plek, en zo te zien stonden sommigen er al een tijdje. Stoeltjes er bij en wachten maar. Vervolgens naar Würzburg. Daar in een buitenwijk, in Estenfeld, staan we nu op een soort doorgangscamping geleid door Frau Sybille Strümper. Iedereen laat de hut vastzitten aan de auto om de volgende dag zo weer weg te kunnen rijden. Ook hier staat weer iedereen strak in het gelid. De plaatsen zijn hier gemarkeerd door gekleurd vlaggetjes. Dat is eigenlijk ook wel het enige feestelijke aan deze camping. Wanneer je wilt zitten moet je de stoelen in treinzit achter elkaar zetten anders gaat dat niet. Wij hebben een wat ruimere plek, twee keer de modale schat ik. Dit dankzij de tent van Anne en waarschijnlijk omdat we een dagje langer willen blijven.
Voor de rest is het eigenlijk een camping van niks, In de afgelopen vier weken hebben we nog niet zo’n matige camping gehad. Douchemuntjes, gasmuntjes om te koken, wasbakken op een rij, en vooral voor Anne een gemis, voor het eerst in deze vakantie een camping zónder Wifi. En daar zitten we dan. Communicatief terug naar de jaren vijftig maar wel gezellig want bijna iedereen loopt te brommen over de plekken en dat geeft toch een gevoel van verbondenheid. Naast ons een jong stel die naar Slovenië willen gaan. Ze willen daar gaan fietsen. Leuke lui, hebben belangstelling in alles. We hadden nog wat informatie in de boekenkist en in het hoofd zitten en in de geest van de monniken van Studenica hebben we dat met ze gedeeld. Morgen weer een rustdag en misschien even naar Würzberg, we zullen wel zien.
Barok is, evenals Rococo, niet echt een stijl die mij kan bekoren. Ik vind het gepaard gaan met te veel tierelantijnen, cherubijntjes (engeltjes) en overbodige zogenaamd romantische versieringen. Toch beviel het bezoek aan Würzburg mij vandaag wel. Würzburg wordt beschouwd als één van de meest barokke steden van midden Duitsland. Mogelijk heb ik een verkeerd beeld van de stijl of zijn er binnen de stijl verschillende stromingen, maar ondanks mijn ‘vooroordeel’ vond ik Würzburg een mooie stad.
Vanmiddag zijn we er heen gegaan. In eerste instantie wat problemen met parkeren maar na wat zoeken vonden we toch een (gratis) plek vlak bij de St. Johanniskirche, een protestantse kerk met een wat wonderlijke naam. Daarna zijn we naar het park van het Residentie paleis gegaan. Een prachtig gebouw met mogelijk nog mooiere tuinen. Prachtige, met lindes overkapte, lanen, mooi buxuswerk, kleurrijke borders, kortom veel om te bekijken. Daarna de stad in en zijn we naar de Dom gegaan. Van buiten kon het gebouw ons wel bekoren, van binnen echter niet. Dit was echt de barok ‘over the top’. Snel weer naar buiten dus en naar de ‘Alte Mainbrücke’ gegaan. Een soort Karelsbrug in het klein. Hier kreeg je een mooi overzicht over de stad die trouwens niet zo groot is. Ook kwamen we nog over de Marktplatz waar de zaterdagmarkt stond. Natuurlijk even een rondje gedaan, gek op markten als we zijn. Vervolgens even naar een Biergarten om wat te drinken en te eten. De dirndls die ons daar hielpen straalden trouwens weinig arbeidsvreugde uit. Het eten was gelukkig beter dan het humeur. Vervolgens nog een uurtje rondgelopen voordat we weer verder gingen.
In tegenstelling tot de meeste Duitse steden is Würzburg een levendige stad, wellicht komt dat wel door alle toeristen die er zijn. Uit alle windstreken hebben we ze gezien. Het was druk. Jammer dat het zo warm was, anders hadden we er nog wel een uurtje zoet kunnen brengen. Vandaag was eigenlijk onze laatste dag. Het is weer snel gegaan. Nog even wat mondvoorraad ingeslagen voor morgen en bier voor volgende week en daarna weer terug naar de camping. Zo snel als hij vanmorgen leegliep, zo snel liep hij nu weer vol. Zij aan zij staat het vakantievee opgesteld totdat ze morgen weer weg kunnen, wij inbegrepen. Ik hoop dat we er nog een leuke dag van kunnen maken.
Toch wel met een apart gevoel opgestaan vanmorgen. De laatste ochtend en je weet bijna al wat voor reis je zult gaan hebben. De route is bekend. Vanaf zeven uur kon je de camping verlaten maar dat vonden we wat vroeg. Iets voor die tijd was ik er al wel uit en ben toen het bestelde brood gaan halen en wilde direct even betalen. Helaas, het kantoor annex broodwinkel ging pas om half acht open. Wonderlijk…. Eerst maar even thee gezet, koppie gedaan en daarna de spullen ingepakt. Gelukkig was het hier niet vochtig vannacht dus alles kon mooi droog in het vooronder.
Kwart over acht was het toen we het terrein afreden. De snelweg was snel gevonden en het schoot lekker op. Zeshonderdenzes kilometer moesten we nog afleggen en dat ging in rap tempo. Net als gisteren zag de andere baan af en toe weer wit van het vakantieplastic, caravans en campers die in zuidelijke richting trokken. Würzberg, Frankfurt, Köln, Oberhausen, het rijtje mag nagenoeg bekend zijn. Na Oberhausen denk je dat je er bijna bent maar dan is het nog een heel lang en saai stuk naar de grens.
Bij de grens verandert ineens alles. We keken een beetje met Albanese ogen en het viel ons op hoe schoon, geordend en geregeld hier alles is. Geen gaten in het asfalt, geen putten zonder deksels, geen schapen en koeien op de weg. Nergens vuilnis of dooie beesten langs de kant die je van een kilometer afstand al ruikt. Lekker geregeld maar ook weinig verrassend. Blij dat we hier wonen en niet daar. We denken echter wel dat daar de mensen een stuk authentieker zijn, echter en ondanks alle armoede tevredener. Het is ons al eerder opgevallen: hoe minder de mensen hebben hoe meer ze met anderen delen. Dat is een les die we ons ter harte kunnen nemen want als je daar bent besef je pas hoe goed wij het hebben, crisis of niet.
Dit was niet echt een vakantie van lui achter over zitten in het zonnetje naast het zwembad. Nu zijn we toch niet echt van dat soort vakanties maar dit was wel echt iets heel anders. We zijn blij dat we de stap genomen hebben om naar Albanië te gaan. Ondanks alle waarschuwingen en zelfs bedenkingen van ons zelf. Wellicht is het vanwege die bedenkingen dat wij regelmatig verrast waren door de gastvrijheid en vriendelijkheid. Wel hadden we soms het idee dat we vijf jaar te laat zijn gegaan. De ontwikkelingen gaan zo snel, volgens echte kenners van het land verandert het per maand. Wil je dus nog een andere wereld in Europa zien, wacht niet te lang. Wanneer je bereid bent om langs de onvolkomenheden van het land te kijken zal je een mooie en andere wereld met geweldige mensen zien. En dat geldt niet alleen voor Albanië maar ook voor de andere landen waar we door heen zijn gereisd en waar over we vaak (te) snel ons oordeel klaar hebben.
Na 6636 kilometer, 14 landen en 8 hoofdsteden zijn we weer terug in Koedijk. Nu we weer thuis zijn wachten ons nog de nodige wassen en wat opruimwerk. Dat is gelukkig snel achter de rug. Wat langer duurt zijn mooie herinneringen aan een geweldige reis. We vinden het leuk dat jullie door het bezoeken van onze blog met ons mee gereisd zijn. Bedankt voor de leuke reacties en tot de volgende blog. Wanneer en waarheen, dat is nog een verrassing. Jullie horen nog van ons.