Alle blogs laten zien

Vrijdag 1 sept 2017: Rimpelloze spiegelingen

Het was niet druk onderweg naar onze eerste pleisterplaats. Niet dat dit veel uit gemaakt zou hebben, we hadden maar zo’n 48 kilometer voor de wielen voor we er waren. Camping Broer was het einddoel en dat hebben we zonder al te veel problemen na 53 minuten bereikt.

Het was vandaag de eerste vakantiedag. De, aan het einde van de vorige blog aangekondigde, periode van 51 dagen zit er op. Tijd om nieuwe horizonten te gaan ontdekken. Na een dag van afscheid nemen, laatste boodschappen doen en inpakken zijn we naar Ransdorp gereden, onze vaste springplank voor nieuwe avonturen. Vanavond gezellig uit eten geweest bij ONS – Ot en Sien, een tentje in Amsterdam Noord, vlak bij de Nieuwedammerdijk. Een geweldige hamburger gegeten. Het was een prima gevuld broodje. Helaas werd tijdens de eerste hap de vulling al tussen de twee kadethelften uitgeperst, een procedé wat normaal pas na zo’n 24 uur plaatsvindt, en belandde op mijn schone broek en overhemd. We zijn nog niet eens op weg of de wasmand is al bijna weer gevuld.

Daarna zijn we naar ‘Eye’ gelopen, een bioscoop annex filmmuseum, gelegen aan het IJ vlak naast het voormalige Shell gebouw. Het is een fantastisch ontwerp wat tot dit boeiende gebouw heeft geleid. Voorwaar een architect met ballen. Als gewichtloos hangen de verdiepingen buiten de muren boven de grond, geen wand is recht, geen hoek is haaks. Constant wordt je verrast wanneer je door het gebouw loopt. De buitenkant is bekleed met platen die je de indruk geven of er met een Japanse puzzel is gespeeld. Misschien ken je ze nog wel van vroeger, die zwarte stukjes hout in allerlei geometrische vormen, waarmee je dan figuren kon maken maar er nooit in slaagde. Iets later, met een cappucino op het terras, het IJ aan de voeten en de bruisende skyline van Amsterdam gespiegeld in het rimpelloze water voor ons hebben we de avond besloten en zijn we de vakantie begonnen. Een betere start hadden we ons niet kunnen wensen.

Galicië is het doel van deze reis, de noordwest hoek van Spanje. Een redelijke kans op goed weer hoewel het daar ook behoorlijk kan spoken. Spanje is ons de afgelopen keren goed bevallen, het land is groot en we zijn nog lang niet overal geweest dus waarom niet nog een keer? We zijn nieuwgierig wat we ditmaal weer op ons pad treffen. Wanneer deze eerste dag de voorbode is van wat er komen gaat kan het bijna niet tegenvallen.

Zaterdag 2 sept 2017: Poix en Picardie

Poix en Picardie heet het hier, een aardig maar slaperig stadje zo’n 30 kilometer onder Amiens, de stad die ons vorig jaar zoveel plezier gaf. De reis hierheen was niet geweldig. Druk en vreselijk slecht weer onderweg maar laten we met het begin beginnen.

Ik was al redelijk vroeg wakker, ongetwijfeld waren de temperaturen van vanmorgen daar debet aan. Elf graden gaf de thermometer aan, niet echt warm dus. Nu hebben we wel een isolatie/verduisteringsdeken die aan de buitenkant van de caravan kan hangen maar die hadden we voor het gemak maar niet opgehangen. We zouden toch maar één nacht blijven. Nou, dat heb ik geweten. Vanaf een uur of vier was ik regelmatig wakker, het leek net of ik de koude adem van de Witte dood van Pierlala in mijn nek voelde hijgen. Om kwart over zeven had ik het wel een beetje gehad.

Buiten was het beter weer dan binnen. De zon kwam net op. Het zachte licht in combinatie met de ochtendmist gaf het land een prachtig aanzien. Later samen ontbeten en wat gefilosofeerd over tuinbeplanting. Er wordt hier namelijk gewerkt aan een soort Engelse landschapstuin die nog wat groen behoeft en er wordt gedacht aan kleurige winterplanten.

Rond half elf reden we weg op een, zoals al gezegd, drukke weg. Erg druk voor een zaterdag. Tot bij Lille was het goed weer maar daar gingen opeens de hemelsluizen open. Grote gedeeltes van de weg stonden blank en sneller dan 40 km per uur kon je met goed fatsoen niet rijden. Af en aan was het met de regen. Geweldige hoosbuien afgewisseld door prachtig blauwe luchten met mooie bloemkoolwolken. Bij Amiens was het gebeurd met de regen. Doorgereden tot Poix en Picardie. Het was inmiddels half zes en daar is een camping. Een municipal, die zie je ook weinig meer, de gemeentecamping. Buitengewoon hartelijk ontvangen en boven verwachting was het druk. De grijze golf trekt weer naar het zuiden nu het hoogseizoen afgelopen is.

Tijdens het zoeken naar een plek kon je merken dat het hier afgelopen week ook behoorlijk geregend heeft, overal was het zompig. Vanavond even uit eten geweest in de plaatselijke brasserie. Een broodje tartiflette, smaakte prima. Daarna nog even bij de festiviteiten van de plaatselijke Congolese gemeenschap wezen kijken, een activiteit die hier op de camping plaatsvindt. Een kleurrijk geheel en de muziek klonk vrolijk maar we zijn toch maar terug gegaan naar ons hutje want ondanks dat we niet veel gedaan hebben was het een vermoeiende dag.

Zondag 3 sept 2017: Plakkende vingers

Het was koud gisteravond, zo koud dat we het elektrisch kacheltje wel even aan wilden zetten. Zeventien graden is nu niet bepaald een temperatuur dat je zeg, ha, wat is het hier lekker! Nu hebben we een elektrisch campingkacheltje. Het ding is beveiligd. Zodra het omvalt schakelt hij automatisch uit. Het systeem is even simpel als vernuftig. Aan de onderzijde zit een pinnetje wat ingedrukt moet zijn om het kacheltje aan te laten gaan. Dat gebeurt met schakelaartje, wat aan de onderzijde van het apparaat zit en, die ingedrukt staat wanneer de kachel gewoon opgesteld is. Zodra het kacheltje omvalt, schiet de schakelaar naar buiten en doet hij niets meer.

Helaas was het schakelaartje afgebroken dus het kacheltje dacht natuurlijk dat hij op zijn rug lag. Nu hadden we een tijdje terug een pinnetje gevonden waar we niet van wisten wat het was. Gelukkig hadden we het bewaard dus zouden we het kacheltje moeten kunnen repareren. In de gereedschapskist zit altijd een tubetje secondenlijm dus dat kon geen probleem zijn. Gezorgd dat alles klaar stond en het tubetje opengemaakt. Kolere, wat was die troep dun. Het liep zo over mijn handen, het aanrecht, het pinnetje en het kacheltje. Ik had er eigenlijk pas erg in toen ik mijn vingers niet meer van elkaar kon halen en het pinnetje op mijn knokkel geplakt zat. Direct onder de kraan en mijn handen gewassen met tandpasta, dat schuurt tenminste nog een beetje.

Met veel pijn en moeite mijn vingers van elkaar gekregen en het grootste gedeelte van de lijm weten te verwijderen. Voor het kacheltje was echter alle redding te laat. De lijm die er ingelopen was had het schakellaartje op de ‘uitstand’ gefixeerd en eerlijk is eerlijk, het was prima lijm want er was geen beweging meer in te krijgen. Koud in bed dus, maar gelukkig werkte het isolatiegordijn, wat we nu wel opgehangen hadden, perfect dus van het raam had ik geen last. Dekentje extra en we hadden een prima nacht.

Vanmorgen was ik om kwart voor zeven wakker, de biologische klok werkt dus nog volop. Desondanks het feit dat het zondag is, is de bakker hier open. Vanaf een uur of zeven kan je terecht dus ik ben maar eens die kant opgelopen. Op het plein werd op dat moment de markt opgebouwd dus ik was niet de enige die er rondliep. Gewapend met het brood onder de arm even naar kerk gewandeld en daar de zonsopkomst afgewacht. Acht uur was ik weer terug en na een kop thee waren we klaar om in te pakken.

Kwart voor negen reden we weg en zijn we eerst nog even naar de markt gereden. Helaas viel het een beetje tegen. Het bleef hangen in mouwschorten, gebraden kippen en wat groente en fruit. Vervolgens de weg naar Rouen gevolgd. Dat viel niet mee, De ene na de ander wegomlegging en de 85 kilometer die we nog moesten afleggen werden er zonder twijfel 135. Het schoot geen donder op. Bij Rouen maar de snelweg genomen. Uiteindelijk zijn we tot Poitiers gekomen en hebben daar een camping gezocht en gevonden. We zijn in Chauvigny beland, een plaats waar ik het bestaan niet van kende. Wel weer één van de ‘Plus belles villages de France’ trouwens.

We treffen het wel iedere keer.  Boven het dorp torent de ruïne van een geweldig kasteel uit, een fantastisch gezicht. Ook het dorp schijnt de moeite waard te zijn maar dat gaan we morgen zien. Morgen? Ja, morgen! We hebben besloten om een dag rust te nemen om de boel hier even in ogenschouw te nemen. Spanje zal echt niet weglopen is ons idee, en wanneer dat wel zo is gaan we gewoon naar Portugal.

 

Maandag 4 sept 2017: Toet toet

‘Toet toet’ klonk het rond half negen vanmorgen. De bakker, of eigenlijk de bakkeres, kwam het terrein op gereden en vond dat iedereen dat moest weten. Ik was al in de kleren dus ik kon er zo heen en ik was niet de enige. Uit alle hoeken en gaten kwamen de klanten aanzetten. De rij vormde zich als vanzelf. Het schoot lekker op want keus was er nauwelijks: baguette, baguette traditional en croissants. Eigenlijk was er dus maar keus uit twee zaken, de baguette en de croissant. De traditional onderscheidt zich namelijk van het gewone stokbrood door het feit dat hij wat aangebrand is. Dat schijnt te komen omdat de oven waarin de traditional gebakken wordt op hout gestookt wordt. Ik twijfel daar wel eens aan, volgens mij zijn het gewoon wat mislukte baguettes maar zeg dat maar niet tegen de bakker anders is die aangebrand.

Het was een prima broodje (we hadden de gewone) en hebben heerlijk zitten ontbijten. Daarna zijn we naar Leclerc gereden, de Franse Albert Heijn. Die verkoopt namelijk ook benzine en dat kwam goed uit want daar hadden we echt behoefte aan. De wijzer gaf bijna ‘leeg’ aan en daar kom je niet ver mee. Een lekker gevoel was het toen tank weer vol was. Daarna even boodschappen gedaan en naar de bricomarché, vrij vertaald de klusmarkt. Ik heb jullie al op de hoogte gesteld van het lijmavontuur en dat de verwarming het niet meer doet. Wij even op zoek naar een nieuwe en voor 17,50 hadden we een nieuwe. Dat wil zeggen, bij het afrekenen verscheen op het display van de kassa 15 euro. Nu ben ik van nature geen herrieschopper dus ik heb er maar geen punt van gemaakt. We zijn weer gered.

De spullen even ‘thuis’ gebracht en daarna een rondje in de buurt gaan rijden. Het groene weggetjes verhaal hoef ik natuurlijk niet meer uit te leggen. Het meest in de buurt liggende groene weggetje leidde ons naar Lussac les Chateaux. Een prachtige weg langs de oevers van de Vienne leidde ons er heen. Onderweg nog even bij de ‘Roches David’ gestopt. We hadden er geen idee van wat het was toen we het bordje zagen staan maar de nieuwsgierigheid won het. Na ongeveer een kilometer zandpad kwamen we bij een bord aan dat ons zei dat we er waren. We hadden er nog steeds geen idee van tot dat we de auto uitgestapt waren. We stonden boven op een klif en keken zo’n zestig meter recht naar beneden. Een prachtig gezicht over de Vienne en de aanliggende landerijen kregen we voorgeschoteld. We hebben er een aardig tijdje zoet gebracht. De natuur was er ‘impressionante’, overweldigend.

Na pakweg een half uur hebben we de weg vervolgd. Ook zijn we nog een bisonfokkerij tegengekomen. Ik had altijd het idee dat het gigantische beesten waren maar dat viel een beetje tegen. Kleiner dan de gemiddelde koe. Wel leuk om er even te kijken. De rit was echt de moeite waard, het enige minpuntje was de kerncentrale van de EDF in Civaux. De twee gigantische koeltorens die bij het complex horen domineren het landschap en het is geen verfraaiing te noemen. Lussac was in de atlas ook aangegeven als interessante plaats maar meer dan leuk konden wij het niet waarderen. Aan het einde van de middag nog even Chauvigny bezocht. Het is een unieke plek, in het dorp stonden vijf kastelen binnen één omwalling. Stonden zeg ik, de kastelen staan nog maar de ommuring is verdwenen. Van het oudste kasteel is ook het grootste gedeelte verdwenen maar het is als zodanig nog wel herkenbaar.

Helaas was het maandag vandaag, de nationale rustdag, de scholen zijn ook hier weer begonnen, het toeristenseizoen is ten einde en men heeft het volgens mij wel even gehad. Dat was te merken. Het treintje wat gratis door het dorp heen rijdt heeft gisteren de laatste rit gemaakt, alle musea en bezienswaardigheden zijn gesloten en verschillende horeca etablissementen hebben hun jaarlijkse reces. Ik vind het onbegrijpelijk maar ogenschijnlijk zit men niet op de ‘grijze golf’ te wachten, de vakantiegangers die wel iets te besteden hebben en die zonder jengelende kinderen de terrassen willen bevolken. Maar dan moeten ze natuurlijk wel open zijn. Nou open was er niets, ja, het gemeentelijk openbaar toilet maar dan had je het ook wel gehad. Ook in het dorp zelf waren alle winkels gesloten, het gaf niet echt de indruk van een bruisende stad.

Daarna maar terug naar onze stek. De traditie van het ontkurken van een fles Sauvignon Blanc weer opgepakt en lekker in de doorbrekende zon gezeten. We zaten heerlijk. Het hele campingleven ontvouwde zich weer voor ons. De nieuwkomer die de opgedane kennis van zijn cursus ‘Caravan achteruit rijden’ wilde demonstreren maar wat niet helemaal lukte. De buurvrouw die leek te zijn weggelopen van een garden party en die hooggehakt, gehuld in netkous en kokerrok met split, met de neusjes in de wind, de volgeladen gifgroene afwasbak richting washok bracht. Het was een lust voor het oog. En dan was er ook nog de van onder tot boven getatoeëerde man die in zijn zwembroek op sandalen met witte sokken zijn tentje aan het opzetten was. Ja, voor de oplettende kijker was het weer genieten. En dat hebben we dan ook gedaan.

Morgen rijden we weer verder, richting Spanje. De blog heet niet voor niets: ‘Galicië’. Het wordt dus een dag met minder belevenissen, dat weten we nu al. Wat we ook al weten is dat we dat in de komende weken wel weer in zullen halen. Dat is namelijk altijd gebeurd.

Dinsdag 5 sept 2017: La cuenta

Vroeger moest ik inwendig altijd een beetje lachen wanneer mijn ouders niet met de moderne techniek uit de voeten konden. Zo heeft het een tijd geduurd voor ze de radio bedienen konden, de juiste teletekst pagina op konden roepen en met de draadloze telefoon om konden gaan. Dat zou mij niet gebeuren hield ik mezelf altijd voor. Hoe bestaat het dat ze het niet begrijpen… maar nu begrijp ik het. Ik begin namelijk ook problemen te krijgen met apparatuur waarvan anderen zeggen dat het o, zo, gemakkelijk is. Vandaag hadden we het met de Tomtom, het apparaat wat ik altijd de Hemel in geprezen heb als de uitvinding van de eeuw.

Het was niet meer mogelijk om ons reisdoel in te voeren. Ik had waarschijnlijk een verkeerd commando ingevoerd maar ik kon er niet achter komen hoe ik dat gedaan had. ‘What the fuck, vroeger hadden we ook geen navigatie en kwamen we ook overal. Uit dat ding, wij komen wel waar we heen willen’. Maar dat viel tegen. We zaten bij Poitiers in de buurt en moesten naar het zuiden. Nu had ik zomaar in mijn hoofd dat we naar Limoges moesten rijden, dat ligt ook zuidelijker, maar dat was niet het geval. Limoges ligt zuidoostelijk en Niort zuidwestelijk, dat hadden we in moeten voeren.

Dapper dus richting Limoges gereden. Ondertussen was Jantiene het gevecht met de navigatie aangegaan en na 93 kilometer, 17 kilometer voor Limoges dus, was ze er achter wat het probleem was. Er stond een digitaal schakelaartje verkeerd. Mooi vervelend, Na zo’n 100 kilometer rijden lag de Spaanse grens 20 kilometer verder dan bij vertrek. Had Alva maar zo’n Tomtom gehad, dan was de 80-jarige oorlog in tien minuten afgelopen want Nederland had hij nooit kunnen vinden.

Opeens, als uit het niets, klonk de stem van Heleen de Geest weer in de auto. Vertrouwd als altijd. Nog 468 kilometer naar San Sébastian stond er op het scherm. Toch vertrouwden we het niet helemaal en reden toch door richting Limoges. Al vrij snel ontdekten we dat we helemaal verkeerd zaten. De 468 kilometer was opeens 472 kilometer geworden en het werd steeds meer. Tijd dus om het roer om te gooien en ons over te geven aan één van de verworvenheden van deze eeuw, de Tomtom. En warempel, het ging goed, het telde af. Even had ik nog de angst dat we naar een Franse Saint Sébastien geleid werden maar na controle bleek dat niet zo te zijn.

Via Angoûleme, Bordeaux en Biarritz bereikten we eindelijk na veel kilometers de Spaanse grens. Onderweg hadden we al een camping gezocht bij San Sébastien en rond een uur of half zes kwamen we daar aan. Niet echt het soort camping waar wij altijd ons vertier zoeken maar meer echt zo’n ‘Toeristen moeten vermaakt worden anders vervelen ze zich-camping’. De reden dat we hier naartoe zijn gegaan is het feit dat het dicht bij San Sébastian ligt en dat de bus voor de camping stopt. In 20 minuten ben je in het centrum. Dat is makkelijker dan met de auto en ook veel goedkoper, het kost 1,70 voor een enkeltje en voor dat geld kan je nog geen half uur parkeren.

Het was dat ik wat moe was maar eigenlijk had ik het bij de receptie al gehad. Ik keurig in het Spaans verteld dat we een plaats wilden hebben voor 3 nachten, twee personen, auto en caravan, krijg ik in het Engels antwoord. Dan heb ik direct de pest in. Ik spreek dan misschien niet 100 procent zuiver Spaans maar zij spreken maar 35 procent zuiver Engels. Ik kan daar niet tegen en vind het eigenlijk beledigend. Maar, zoals ik al zei, ik was wat moe en had eigenlijk geen zin om verder, met of zonder de hulp van Heleen, naar een camping te gaan zoeken. De plaats die we toegewezen kregen was niet gek dus toch maar besloten om te blijven.

Vanavond op de camping gegeten, lamskoteletjes en tortilla met salade. En gek, toen ik hier zei: ‘Puede usted me hacer la cuenta por favor’ kreeg ik niet in het Engels de vraag waar ik het over had maar keurig de rekening op een schoteltje en dat maakte eigenlijk mijn dag weer goed.

Woensdag 6 sept 2017: Watermanagement

Tegenwoordig is de kleurentelevisie een algemeen goed, sterker nog, ik denk dat je niet eens een zwart wit televisie meer kunt krijgen. Kleuren zijn mooi want ze kunnen een betekenis overdragen. Misschien weet je het nog wel van vroeger op de kaarten die aan de wand hingen met aardrijkskunde. Blauw op de kaart is bijvoorbeeld water. Nu is dat natuurlijk niet echt zo want wanneer je je vinger over het blauw haalt zal je zien dat hij droog blijft. Toch zegt iedereen dat het blauw water is. Een rode kleur geeft steden weer, dit stamt uit een tijd dat de meeste dakpannen rood waren en de daken nog niet bedekt waren met asfalt. Paars is heide, geel is zand en groen geeft weer dat er in dat gebied veel planten groeien. Of dat nu bomen zijn of gras vertelt men er niet bij. Zo is de Beemster groen maar ook de Hoge Veluwe is groen terwijl het toch om een heel ander soort groen gaat.

Even terug naar de televisie. Wanneer je goed oplet wanneer Amara Omwuka het weer presenteert kan je zien dat de noordkant van Spanje groen is. Dat betekent dus dat daar veel planten groeien. De rest van het land is geel en bruin, daar groeien dus wat minder planten. Dat komt omdat het noorden vochtiger is dan in het andere gedeelte. Daar is het wat droger. Dat komt omdat het in het groene gedeelte wat meer regent. En het regent er niet omdat het er groen is maar het is groen omdat het er meer regent. En met ‘wat meer’ bedoel ik flink meer. Dat hebben we vannacht en vanmorgen aan den lijve ondervonden.

Gisteren, toen we hier aankwamen, reden we langs de boulevard van het Playa de Congas, het schelpenstrand in San Sébastian. Afgeladen vol was het. Het was ook goed warm hier, een graad of vijfentwintig. Maar het was ook een beetje drukkend. In West Friesland zou men zeggen dat het een beetje bollig weer was. En bol weer is meestal een voorbode van onweer. Dat klopte. Het begon om een uur of half zes vanmorgen. Toen vielen de eerste dikke druppels op het dak en we werden er wakker van. Gelukkig maar want zo waren we net op tijd om de dakluiken nog even te sluiten. Na een wat aarzelend begin gingen een paar minuten later de sluizen echt open.

Ook schreef ik al dat de plek er wel mee door kon. Ja, we hebben wel eens beter gestaan natuurlijk, maar ook wel eens wat slechter. Het perceeltje wat we toegewezen gekregen hebben loopt wat af. Nu staat de caravan wel recht maar aan de voorkant hebben we 15 centimeter ruimte tussen de bodem van de caravan en de grond en aan de achterkant is dat zo’n 40 centimeter. Op zich niet erg maar het geeft wat problemen met het opzetten van de luifel. Die krijg je er in zo’n geval nooit mooi aan. Dat merkten we gisteren al met het opzetten, hij stond niet strak. Aan de kant waar we weinig ruimte hadden hielden we doek over en verscheen er in ‘het dak’ een zakker. Aan de andere kant kon ik de boel wel strak trekken en was er niets aan de hand. Met de verwachting dat het wel droog zou blijven (in Spanje is het immers altijd mooi weer) hebben we het, met hoop van een goede afloop, maar zo gelaten.

Nu heeft regen, en water in het algemeen, de eigenaardige eigenschap dat het zich op het laagste punt verzamelt. In ons geval maakte het water zelf een laag punt. De ‘zakker’ liep vol. Toch wel gauw een emmer of drie hing er. Gelukkig was ik net klaar met de luiken toen ik voor de zekerheid toch maar even voor ging kijken. Inmiddels was de straat die voor de caravan loopt veranderd in een snelstromende rivier. Om de boel te redden moest ik de zakker wel omhoog duwen, het frame was niet zo gelukkig met de extra belasting. Dat ging prima, het water liep zo langs de zijkant van de luifel naar beneden. Daar eenmaal aangekomen deed het precies wat ik net al beschreef, het zocht een weg naar het laagste punt en dat lag aan de andere kant van de caravan.

Als een soort tsunami stroomde het water over de bodem van de voortent, alles nat makend wat er op zijn weg lag. En dat was genoeg, schoenen, stoelen, matjes, vloerkleed, de groentekist en noem maar op. En wanneer het nu bij één golf gebleven was had het allemaal niet zo erg geweest maar het  bleef gieten met als gevolg dat om de paar minuten de zakker even geleegd moest worden. Ondertussen had ik de pioniersschop ook ter hand genomen om de plassen die zich voor de tent vormden te lijf te gaan. Met de punt kon ik een geul trekken waardoor het water wegliep.

Gewapend met een kop koffie zat ik in mijn onderbroek op het trappetje af te wachten wanneer ik de boel weer een zetje moest geven. Een vervelend gevoel, het gaf me een beetje het idee dat ik met zelfdestructie bezig was. Met iedere actie die ik deed om de luifel te redden maakte ik op een andere plek de Janboel groter. Gelukkig ging de regen na anderhalf uur over in een zachte motregen om iets later helemaal te stoppen. Een dichte mist was alles wat er restte. Gelukkig kon ik nog even mijn bed in. Lekker, want mijn voeten waren inmiddels ijskoud geworden. Tevreden en toch wel met een zekere trots sloot ik mijn ogen. Dit in de wetenschap dat wanneer koning dit stukje watermanagement gezien zou hebben hij waarschijnlijk wel even waarderend geknikt hebben. En ik kan u verzekeren, dat voelt goed.

Rond een uur of negen hebben we bij daglicht de schade even opgenomen en eigenlijk viel het wel mee. Natuurlijk was het wel vervelend dat je, wanneer je naar buiten ging, direct natte sokken had, maar daar bleef het gelukkig bij. Omdat het nog steeds mistig en wat druilerig was konden we ook niets drogen. We hebben de boel dus maar gelaten zoals het was. We hadden gister al het idee geopperd om vandaag maar even wat rustig aan te gaan doen en wat in de omgeving rond te kijken.

We hebben de kustweg gevolgd. Voordat we daar echter waren moesten we de berg af waar de camping op is en dat was een geweldig mooie rit. De laaghangende bewolking en de druipende bomen gaven de omgeving iets mysterieus. Verschillende malen kruisten we de wandelweg naar Santiago en ze liepen er hoor. Gehuld in gekleurd plastic, schelp om de nek, dapper de elementen trotserend, op weg naar… ja, dat verschilt voor iedereen. Ieder heeft zijn eigen reden om de tocht te lopen.

In Zarautz aangekomen zijn we even het bij het strand wezen kijken. Het zal u niet verwonderen, het was leeg. Wel waren er een paar surfers die probeerden de golven te bedwingen. Toch nog wel een tijdje zitten kijken, het is een leuk gezicht. Ondertussen klaarde de hemel wat op en werd het zelfs wat aangenamer. Het werd toch nog een mooie middag waarin we veel gezien hebben. Aan het einde van de middag kwamen we op de camping terug en waarachtig, het was droog en hier en daar was zelfs een stukje blauw aan de hemel te ontdekken. En, als een contradictio in terminis, dit blauw had gelukkig met water niets van doen.

 

 

 

 

Donderdag 7 sept 2017: Donostia

Om half elf vertrok de bus richting San Sébastien. Voor één euro zeventig bracht hij ons naar het centrum van de stad na een mooi ritje door de bergen. We zijn al een paar haltes voor het eindstation uitgestapt en liepen van het Gipuzkoa plaza zo de oude stad in. Het stadsplan van San Sébastian is kinderlijk eenvoudig, alle straten liggen haaks op elkaar, dus verdwalen kan je eigenlijk niet.

Het was niet de eerste keer dat we hier waren, vier jaar geleden hebben we de stad ook al een keer bezocht en de indruk die we er toen van kregen was eigenlijk nauwelijks veranderd. Het is een levendige stad, veel groen, veel kunst en het bruist. Het straalt vriendelijkheid en ‘alegría de vivir’ (levenslust) uit. Er wandelen is gewoon genieten. Het raast er van de kleine winkeltjes en boetieks en natuurlijk de vele barretjes die om een uur of elf al vol beginnen te lopen.

Donostia, zoals de stad in het Baskisch genoemd wordt, is namelijk de hoofdstad van de Europese gastronomie. Nergens vind je namelijk zoveel sterrenrestaurants bij elkaar. En niet alleen de haute cuisine is hier rijkelijk vertegenwoordigd. Het is ook de tapashoofdstad van Spanje. Rond een uur of elf zet men de bars vol met bladen hapjes en happen van allerlei soort. Een lust voor het oog en natuurlijk ook voor de smaakpapillen. Er is een ongelofelijke variatie in en ieder bezoeker ‘moet’ er natuurlijk over mee kunnen vertellen. Vanaf dat tijdstip stromen de bars dus vol.

Overigens heten de tapas hier geen tapas. In Baskenland heeft men voor alles een andere benaming. Hier noemt men ze pinxtos (pinktsjos), naar het stokje wat er in ieder hapje zit. In veel bars hebben de pinxtos de zelfde prijs, je bewaart dus de stokjes en dan kan men precies zien wat er afgerekend moet worden. Wanneer er hapjes bij zitten die duurder zijn kan er een ander stokje in zitten of men rekent het direct af. Een mooi systeem. We kwamen ook nog even langs de bar waar we vier jaar geleden gezeten hadden. Helaas, naar binnen gaan zat er niet in, het was afgeladen vol.

Het is overigens wel opvallend: de ene tent is afgeladen en in de volgende zit geen mens. Dat betekent dus dat al die toeristen zich toch een beetje laten leiden door het aantal bezoekers wat er aanwezig is. Misschien een idee voor de uitbaters waar het niet zo druk is om gewoon vijftien Spanjaarden in de tent te zetten en ze allemaal een gratis borreltje en een bitterbal te geven. Een beetje Flamenco op de achtergrond en voor je het weet heb je een bus Japanners in je tent. En die hebben wel wat te besteden. Het geld moet op in tien dagen, want meer vakantie hebben ze niet, dus je steekt overal een wat luxe stokje in, en de kassa kan gaan rinkelen.

Wij zijn dit keer op de Boulevard Zumardia gaan eten, aan de achterzijde van het oude casino wat nu het gemeentehuis is. Een paar broodjes uitgezocht met zalm en kip en een Zuma del dia, een sap van de dag. Vandaag hadden ze appel/sinaasappel/banaan, erg lekker. Toch is het wat jammer, hoewel Donestia een geweldige stad is word je tijdens een tweede bezoek toch niet verrast, daar is het eigenlijk te klein voor. Eigenlijk heb je een verwachtingspatroon wat te hoog is. Vorige keer heb je zo genoten en in je herinnering is alles beter. Ik wil niet zeggen dat het tegen viel maar het verrassingselement was er niet meer en dat is jammer.

Desalniettemin was het toch een prima dag. Aan het einde van de middag zijn we terug gegaan naar de camping. Het was prima weer en de boel was bij ons nog klam, althans vanmorgen. Voor we weggingen hebben we alle heggen en hekken vol gehangen met natte spullen en warempel, ze waren droog. We hebben direct maar de voortent van de caravan afgehaald. Hij was nu droog en dat willen we graag zo houden tot morgen want dan gaan we verkassen. De blog heet niet voor niets ‘Galicië’. Eigenlijk hebben we geen doel bepaald maar wel een richting: op naar het westen. Waar we uitkomen hangt van veel factoren af, we zien het wel. We houden jullie op de hoogte.

Vrijdag 8 september 2017: Playa Espana

En, hoewel de blog ‘Galicië’ heet zijn we daar nog niet aangekomen. We zitten een paar kilometer voor Gijon, in het Prinsdom Asturië, tussen Cantabrië en Galicië in. Het is één van de kleinere autonome gebieden in Spanje het voert nog steeds trots de titel Prinsdom hoewel Asturië al in 1037 door Castilië ingelijfd is. Men is hier echt een beetje in het verleden blijven hangen. Maar gelukkig maakt dat het er voor mij niet minder op, ik worstel een beetje met het zelfde probleem.

Vanmorgen zijn we dus uit San Sébastian vertrokken. Het was een rustige ochtend, gisteren hadden we bijna alles al ingepakt. Ja, op een paar dingen na, het is vrij lastig wanneer je de stroomkabels een dag voor vertrek al inpakt en ook het opstapje kan je beter tot het laatst bewaren anders heb je kans dat je bij het verlaten van de caravan ongelofelijk op je platte plaat gaat. Maar voor de rest was alles ingepakt. Rond acht uur ging ik even brood halen toen er al een camper voor de poort stond. Een Nederlander natuurlijk, die had niet gezien, of niet wilde zien, dat de receptie pas vanaf negen uur open was.

De man stond voor de deur te wachten en ik zei tegen hem dat hij nog wel even een broodje en een bak koffie in de bar kon gaan halen want het zou nog wel even duren. Hij beweerde echter dat je al eerder weg kon. Hij had gisteren betaald en het hek zou voor hem open gaan. ‘Ja, en de sleutels dan, en je pas en het nummerplaatje, die moet je toch nog inleveren?’ ‘Die mocht ik zo in de brievenbus gooien’, zei hij. Toen ik twee minuten later, gewapend met een stokbrood onder de arm, de bar uit kwam zag ik nog net zijn achterlichten de hoek omgaan. Verdorie, had ik dat geweten, dan hadden we om negen uur al ter hoogte van Bilbao gezeten. Nou ja, het was niet anders.

Om even over negen reden wij de berg af, richting het westen. Hup de snelweg op. Tot Bilbao was het nog tolweg, voor een heel redelijk tarief overigens, en daarna was het helemaal gratis. En, hoewel ik eigenlijk het hele jaar gratis over de snelweg rijd, is dat hier toch iedere keer weer een verrassing. De weg was een feest van herkenning. ‘Kijk, daar hebben we nog gestaan en toen zijn we daar en daar naartoe gegaan’.  Het verbaasde ons eigenlijk hoe ver westelijk we vorige keer gekomen waren. Het was verder dan dat ik nu ingeschat had. Na de Picos de Europa, het stukje hooggebergte midden in Noord Spanje, hield het op. Verder dan Ribadesella waren we niet gekomen.

Vandaag zijn we tot Gijon gereden. We hadden geen idee waar we naartoe zouden gaan want de campinggidsen gaven verrassend weinig campings aan in dit gebied. Gelukkig wist de Tomtom er meer te vinden en uit een tiental campings hebben we deze gekozen, eigenlijk zonder te weten wat het was want Tom spreekt geen waardeoordeel uit. Iets voor de stad ligt Quintes, een dorp aan de kust, waar Camping Playa España ligt. Ik vond de naam eigenlijk nogal pretentieus, zo van, toettoet lálá, wij zijn dé camping van Spanje toen ik er achter kwam dat de naam toch ergens anders aan ontleend was. Het ligt aan de Ensenada de España, de Spaanse baai, een klein inhammetje waar een klein, naamloos stroompje de zee inloopt. Het viel goed mee, 200 meter van het strand in een oude boomgaard met goede ruime plekken.

Verder was het vandaag eigenlijk de eerste dag dat de zon volop scheen dus het kon niet op. Vanaf morgen de buurt maar eens even verkennen, er is genoeg hier. Gijon, Oviedo, Cudillero, en zo zijn er nog wel een paar plekken op te noemen. Helaas, beste lezers, vandaag weinig spannends beleefd op een kapot achterlicht en wat bosbranden na, maar dat is nu eenmaal zo op reisdagen. Morgen beter zullen we maar zeggen.

Zaterdag 9 sept 2017: Hoge golven

‘In Noord Spanje regent het veel vaker dan in de rest van het land. Galicië is de natste en meest winderige streek in Spanje….’. Tot zover een citaat uit de Capitool reisgids ‘Noord Spanje’.  Meestal neig ik er naar om reisgidsen met een korreltje zout te nemen maar bij deze wil ik jullie deze gids aanbevelen, hij is uitermate betrouwbaar. Vannacht was het weer raak. Rond een uur of twee werden we weer wakker van de regen. Het lijkt wel of een mooie dag hier direct wordt afgestraft met slecht weer. En het was slecht kan ik je verzekeren. Harde windvlagen, felle regenbuien afgewisseld door momenten van relatieve rust waarin de bijna volle maan het slagveld bescheen.

Gelukkig staan we een stuk beter dan in San Sébastian, geen lekkage en zakkers, we konden dus lekker blijven liggen. Met af en toe je oor boven de dekens om jezelf gelukkig te prijzen dat je zo lekker warm en droog ligt. Vanmorgen toen ik er uit stapte was de schade niet noemenswaardig. Twee kleine plasjes die in no-time weggewerkt waren. Daarna brood wezen halen. Het kwam net uit de oven en rook heerlijk. De lucht zag blauw dus wat kon ons gebeuren. Nou, daar kwamen we achter. Nog geen tien minuten later zag de hemel weer zwart, viel het water met bakken uit de lucht en stond de luifel te klapperen dat het een lieve lust had.

Buiten dat het regende was er weinig aan de hand. Geen reden voor ons om thuis te blijven. Gisteren heb ik nog even overwogen om naar de start van de Vuelta te gaan. De laatste etappe start hier zo’n 40 kilometer vandaan maar we hadden weinig zin om in de stromende regen te gaan staan. We moesten ook nog even boodschappen doen dus zijn we maar naar de dichtstbijzijnde metropool gereden: Villaviciosa. De stad ligt aan een Ria, waar in tegenstelling tot een rio, er geen water de zee instroomt maar waar er zeewater bij hoog tij het land inloopt. Het is een soort waddengebied. Wij waren er met laag water dus het zag er uit als een blubberige stinkboel en zo rook het ook. Ik kan me voorstellen dat het bij vloed een heel ander aanzien geeft.

We troffen het, de jaarlijkse hardloopwedstrijd was net aan de gang en we kwamen er midden in. Tientallen agenten langs het parcours zagen er op toe dat wij de lopers niet voorbij gingen en dat kon ook bijna niet want op de as van de weg stond om de paar meter een pilon. Waar die niet stonden, stonden dus agenten. Van allerlei pluimage heb ik ze gezien; de Policia Municipal, de Guardia Civil, de Policia Nacional, Guardia Civil Trafico, dan nog Bombero’s, en goedwillende vrijwilligers. Of de koning zelf meeliep. Eénmaal aangekomen in de stad konden we gelukkig uit de parade ontsnappen maar de plaatselijke winkels hebben we door de afzettingen niet kunnen bereiken.

Op naar Xixon, of Gijon zoals wij het beter kennen, dus maar. Ondertussen kwam het water af en toe met bakken uit de lucht. Zonder overdrijven: we hebben mensen de rivier in zien springen om droog te blijven, zo hard ging het. Niet echt het weer voor een gezellige stadstoer dus. Gijon is trouwens helemaal geen stad voor een stadstoer. Het centrum wordt gedomineerd door een stadsparkje , met overigens heel mooie beplanting, waar kunstwerk in staat wat het meest lijkt op een stel Noord Koreaanse raketten als voorpost van de Grote Leider. Hier vlak bij zijn we in een gigantisch winkelcentrum beland en hebben we daar de middag doorgebracht. Toen we weer buiten kwamen was het inmiddels half vier, waren de straten verlaten en de gewone winkels gesloten. Het leek Staphorst op zondag wel, alle gordijnen dicht, sigarettenautomaten leeggehaald en geen mens op straat.

Nou is dat niet helemaal waar want daarmee zou ik ook de Staphorsters te kort doen. Natuurlijk zijn er op zondag wel mensen op de weg in Staphorst. Twee keer per dag zelfs. Eén keer voor de vroege en één keer voor de late dienst. Getooid in de zondagse boezel met gesteven hul en lakleren schoenen op weg naar de Tempel van de Heer om daar onder luid gezang het Goede te loven en het Kwade te verfoeien. Een soortgelijk verschijnsel vindt hier trouwens ook plaats en wel op zaterdagmiddag, een middag als vandaag. Hele groepen mensen, gehuld in het rood-wit van de plaatselijke voetbalclub, Sporting Gijon, op weg naar het stadion om de plaatselijke Godenzonen aan te moedigen in hun strijd tegen de infame tegenstander. Onder gezang worden de goeien aan gemoedigd en de kwaden weggehoond. Vandaag waren de kwaden, de wolven in schaapskleren, die van  Oviedo, het was dus een derby. Helaas voor de Gijonezen bleef het bij een 1-1 stand.

Vanavond zijn we nog even, tijdens een moment van droogte, naar het strand gewandeld. Buiten de twee strandwachten, twee Spaanse bezoekers, een loslopende hond en onszelf was er niemand op het strand. Het herfstachtige weer heeft de zee behoorlijk in beweging weten te krijgen. De éne na de andere golf beukte met geweld op het strand of spatte op de rotsen uiteen. Even een paar leuke plaatjes geschoten en daarna even geprobeerd of ik nog een leuk filmpje kon maken en dat lukte.

Nu is het met dit soort dingen natuurlijk altijd zo dat je indruk wilt maken. De golven moeten nog groter lijken dan de Japanse tsunami en wil je dat bereiken dan moet je filmen uit een laag standpunt, dan tonen de golven hoger. Ik ben dus wat vooruit gelopen, het strand liep behoorlijk af en met de camera bijna op de grond ben ik aan het filmen geslagen. Nu had ik meer oog voor de camera dan voor de golven en ik had er dus geen erg in dat er een behoorlijk grote golf aankwam. In het display van de camera viel hij nog wel mee. In werkelijkheid was dat niet zo. Op het moment dat mijn klompen vol spoelden met koud zeewater had ik er echter wel erg in. De snelle reactie waarmee ik mijn knieën strekte had als gevolg dat de camera gelukkig droog bleef maar dat ik zelf tot aan mijn knieën doorweekt was. Ik lag helemaal in een deuk. Ik moest zo verschrikkelijk lachen. En ik was de enige niet, de strandwachten vonden het ook ontzettend grappig. Lang zijn we niet meer gebleven. De strandwachten ook niet trouwens, want toen wij weggingen was het gedaan met de gezelligheid en het strand leeg.

Ondertussen loopt de camping alweer aardig vol. Ik kijk er van op. Wat opvallend is, is dat het allemaal wat ouderen zijn die een busje omgebouwd hebben tot ‘camper’ maar wat het dus eigenlijk net niet is. Wanneer je wilt eten moet je op de voorstoelen zitten, je spullen liggen onder je bed en wanneer je het niet treft, bijvoorbeeld met slecht weer zoals nu, moet je de hele dag op je bed zitten. Wanneer je even te piesen moet en je de deur opendoet regent gelijk je bed nat. Eigenlijk kan je dus beter blijven zitten, met een beetje Tai Ch’i en een koffiebekertje hou je het bed mooi droog. Het was dus weer genieten vanavond. De stoelen stonden net buiten voor een bekertje Chateau Migraine of ze moesten al weer met gang naar binnen omdat het begon te regenen. Ik heb het al eens eerder gemeld, hoe lullig het eigenlijk ook is, het leukste vermaak is toch leedvermaak. Wat dat betreft mag het nog wel een paar dagen blijven regenen. Alleen hoop ik niet dat wij dan het middelpunt van het vermaak worden.

Zondag 10 september 2017: Vamos a ver!

Het kan verkeren’ zei Bredero al in zijn beroemde gedicht ‘Boeren-geselschap’. Daar begon de dag heel goed en eindigde in een drama, hier was het andersom. We hadden gisteren en vannacht noodweer, de tent en de caravan stonden te schudden, de regen viel bijna horizontaal en waar je liep vormden zich plassen om je voeten. En toen we vanmorgen de deur open deden verwelkomde een diep blauwe hemel ons. De voorbode van een stralende dag.

We waren niet vroeg, maar ja het was zondag dus dan mag dat. Na het ontbijt eerst even de ergste waterschade verholpen en daarna de auto in. Op naar Cudillero. Het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets en om eerlijk te zijn, dat deed het mij tot gisteren ook niet, maar volgens de door mij gisteren de hemel in geprezen reisgids van Capitool, is het de meest authentieke vissersplaats van Spanje. En, net zo als alle Japanners naar Volendam gaan om een authentieke vissersplaats te bekijken, zo gingen wij naar Cudillero.

Het was wel even een eindje, maar om eerlijk te zijn, de omgeving van Gijón heeft weinig anders te bieden dus we zijn er heengereden. Veertig minuten snelweg later dachten we dat we er aankwamen maar dat was niet zo. Tom had ons naar camping Cudillero geleid, wat zo’n drie kilometer buiten het dorp ligt. Op hoop van zegen hebben we toen de weg maar gevolgd maar dat was helaas de verkeerde kant op. Daar kwamen we achter toen we een stop maakten om het uitzicht op de stranden te bekijken. We waren niet de enigen die daar stonden. Bij ons stonden drie Spaanse dames van middelbare, nou ja, meer dan middelbare leeftijd.

Nadat we onze plaatjes geschoten hadden liep ik op ze toe en vroeg ze of ze wisten waar Cudillero lag. Een geweldige kakafonie was het antwoord. Ze begonnen alle drie door elkaar te praten, ieder met een eigen verhaal en tegen elkaar. Toen ik probeerde er tussen te komen werd me dat bijna kwalijk genomen. ‘Lo siento’,  (het spijt me) was het enige wat ik licht stotterend naar voren durfde te brengen. Even later waren ze klaarblijkelijk tot overeenstemming gekomen dat ze het niet wisten. ‘Want ja, ziet u, wij zijn hier met een busreisje voor pensionado’s en wij komen hier helemaal niet vandaan. We weten het dus niet’. Voor Spaanse begrippen had het niet lang geduurd voordat men hierover consensus had bereikt, ik schat zo’n minuutje of vijf. Het viel ontzettend mee. Ik dankte de dames en nam hartelijk afscheid van ze met de mededeling dat we maar rechtdoor gingen, God zegene de greep en ‘Vamos a ver’ (we gaan het zien).

We kwamen na een fantastische afdaling dus niet uit in Cudillero maar wel bij een geweldig strand. Naar Nederlandse begrippen was het bijna verlaten. Maar omdat het al bijna één uur was toch maar besloten om de andere kant op te gaan. De siësta stond immers bijna voor de deur en wanneer je in zo’n dorp aankomt en alles is dicht is er ook niets aan. Hondertachtig graden gekeerd dus maar en terug de berg op. Bijna boven aan gekomen kwamen we het trio nog een keer tegen. We hadden hun bus beneden zien staan en ze hadden nog een behoorlijke tippel voor de boeg. Vrolijk zwaaiend stonden ze langs de kant toen ze ons zagen.

Iets later ontdekten we de afslag waar we verkeerd gereden waren. Op naar Spaans Volendam dus maar. Een straat die eigenlijk te smal was voor heengaand en terugkerend verkeer leidde ons er naar toe. Ook dit was weer een behoorlijke afdaling. Het enige verschil dat het dit keer in de dorpsstraat was en dat we ons een weg moesten banen door de flanerende toeristen en het tegemoet komende verkeer. Daarbij kwam dat de weg écht steil was. Onderweg hebben we er diverse malen aan getwijfeld of we niet op een éénrichtingsweg zaten en tegen de stroom in reden maar dat was toch niet het geval. Uiteindelijk kwamen we in het centrum uit en konden de auto, na wat moeite, in de haven parkeren.

Nu heeft Volendam zich verschillende malen in mijn komst mogen verheugen maar in vergelijking met Cudillero is het maar een armetierig gebeuren. Wanneer ik de dijk vergelijk met het uitzicht op het dorp hier, ja, dan is het niet moeilijk kiezen. De gids had alweer gelijk, ik ben benieuwd wat er in het Capitool over Volendam staat.

Een tijdje rondgewandeld en daarna zijn we gaan eten bij Los Arcos (De Bogen), een visrestaurant. Dat was overigens niet verwonderlijk want het waren allemaal visrestaurants, op Don Corleone na, daar kon je pizza’s bestellen. ‘Tiene usted una mesa por dos?’, vroeg ik de kelner en gelukkig, er was nog een tafel voor twee vrij. Twee verse jus besteld maar helaas, daar kon hij me niet aan helpen. Onbegrijpelijk, in het land waar de sinaasappel uitgevonden is, de appeltjes van oranje, geen verse jus? We stonden er van te kijken. Dan maar een fles water en een alcoholvrij biertje. Het was toch wel een beetje tapastijd dus direct maar even wat besteld. Een portie mosselen en een bordje met gefrituurde mini inktvis. Jantiene trof het niet echt met haar mosselen, te groot en met baarden, maar de calemares van mij waren, hoewel een beetje vettig, lang niet slecht.

Daarna terug naar de auto en via binnenwegen naar Grado gereden. Daar hadden we niets te zoeken maar de weg er heen stond te boek als ‘donkergroen’. En dat was terecht. Onderweg veel hórreós tegen gekomen. De hórreó is een soort voorraadschuur voor mais of graan die op poten staat. De ouderen op houten poten, de nieuwe op betonnen. De poten lopen naar boven taps toe.. Boven op die poten ligt dan een grote platte steen of een betontegel en daar boven op staat de schuur. Dat doet men om ongedierte tegen te houden. Muizen en ratten kunnen namelijk wel vrij steil omhoog klimmen maar op de kop hangen gaat ze vrij slecht af. De schuren zijn er in allerlei soorten en maten en natuurlijk ook in uitvoeringen. Het zijn typische bouwwerken, veel zijn er ook omgebouwd tot toeristenverblijf. Het heeft natuurlijk wel iets unieks. Wanneer we weer foto’s kunnen plaatsen zullen we er een paar laten zien.

Verder hebben we nog geprobeerd om de ‘Val de Trubia’ te volgen, de vallei van de Trubia, maar dat is helaas niet gelukt. De Spaanse bordenplaatsers waren er met hun hoofd waarschijnlijk niet helemaal bij toen ze de aanwijzingen plaatsen wat die konden ons niet op het goede pad helpen. Jammer maar helaas. Daarna via Oviedo terug naar ‘huis’.  Vanavond de boel maar even ingepakt, we vertrekken morgen. Welke kant we opgaan is nog even een verrassing. A Coruna trekt wel want daar is een hoop te zien maar voor die streek zijn de vooruitzichten voor de komende dagen erg slecht. En dan heb je nog de Rios Baixos die iets zuidelijker liggen. Zoals ik al eerder schreef: ‘Vamos a ver’, we gaan het zien.